Bij den bouw der Nieuwe Wereld.
TWEE MENSCHEN.
Zaterdag 10 Mei 1919.
62ste Jaargang No. 6410.
TWEEDE BLAD.
Schetsen uit de Rechtzaal
FEUILLETON.
Tweede Kamer.
„DE BELHAMELS*
Zoolang'W1 «ich uit zijn leven kon herinneren had
bfl Handrlk Lauw®» gehaat. En chn moed had die
intip®^® f5?.vo^ jongens gingeri hijuia altijd a och"
tenos tcge.ya de deur uit naar school. Sloegen dezelfde
richting In. Maar Hendrik zag den knul uU het kleine
winkeljc aan met minachtend gelaat. Mat hem van 't
hoofd tot de voeten.
Jan Stevens liep dan in ziin oude schamele pakje;
'l winters met het verkleurde, gelapte jekkertie. Oe
ander rag er piekfijn uit. Met een prachtige dure
boekentas®, Met krakende. aRqd splinternieuw lij
kende schoenen. Eens was 't gebeurd, dat jongehe®
Hendrik liep met een knaap, dien Jan ook kemle.
„Dag jo riep de kermis. En zij zwaaiden joviaal
met een hand. Jan werd bloedrood van schaamte
want hij snapte best. dat Hendrik 'J zou verdraaien
met hem pp te loopen. Hij merkte ook wel. dat-ie
met den anderen jongen wat mompelde. Hij balde de
ruisten en tranen sprongen hem van verbeten woede
in de o ogen.
„Laat dien proleet' toch stikken"! zei jongeheer
Hendrik. En voordat hij er zelf recht besef van had
was Jan Stevens hem op den rug gesprongen. Hij had
hem gepatst, gestompt.
De vechtende knapen rolden over de straat. Jan
worstelde als een bezetene. Kneep den jongeheér, dié
hem voor proleet had uitgescholden, ae keel «Jicht.
De moeder kwam doodsbleek van schrik uit het win
keltje rennen. Zij trok de jongens van elkaar af. Sleepte
zoontje mee in huis.
Mdkr een halfuur la tér kwam met opgestreken zeil
een van de dienstmeiden van mevr. Lauwerse In den
winkel. En vertelde, dat mevrouw dadelijk'de politie
had opgescheld Gezegd had, dat*zoo'n rekel naar de
tuchtschool moest worden gestuurd. En als juffrouw
Stevens er maar op rekenen wou, dat mevrouw nooit
meer. voor een cent bij haar zou laten halen ot be-
stellen. En «lat zij al haar kennissen zou waarschuwen,
't Was een leelijke schadepost want de rijke mevrouw
Lauwerse was een van de beste klanten.
Moeder zaj 's avonds te schreien. Maar zij hield zich
In voor Jan. 'Zij «lacht aan veel jaren geleden, toen haar
nu overleden man, een betrekking had op het kantoor
van meneer Lauwerse. «iie nu ook al een heele poos
dood was. En hoe meneer Lauwerse als ze Karei, de
vader van Jan, met wien zij toen pas getrouwd was,
kwam afhalen, h|j haar in de wang had geknepen;
rare praatjes had ingefluisterd; 'ééns haar een tientje
In «ie ha na had gestopt, al knipoogend en een vinger op
de lippen houdend van: „Sst Niks van vertellen, hoor..
Maar Lena was een fatsoenlijke, eerbare meid, die
veel van haar Karei hield Later had zij spijt van,
dat zij 't hem verteld had, van «lat tientje, en die
malle praatjes en «iie verdachte knipoogjes, bedacht
dat het verstandiger zou zijn geweest om niet meer
op het kantoor te komen en net te «ioen of er niets
was voorgevallen. Maar Lena kon 't niet voor zich
houden. Karei had 't eerst toen hij zijn loon weer
kreeg, dood bedaard het tientje voor meneer Lauwerse
neergelegd en gezegd: „Dat had u bij vergissing aan
mijn vrouw gegeven. Asjeblief meneer." Verder niets.
Maar de «>ogen, waarmee hij tegelijk den patroon
aankeek, zeiden het verdere.
Van «lat moment af was zijn voninis geveld Ondei)
een voorwendsel werd Karei een poosje later wegge
stuurd En toen begon voor het gezin de ellende. Later
toen Jan volwassen begon te worden had moeder
hem. zondef de finesses van het geval te ontvouwen,
hem doen "gevoelen, «lat vader door den ouden heer
Lauwerse onrechtvaardig was behandeld Moeder had
er groot genot in om de haaf, die in den jangen leefde
tegen den zoon van den man. die ertoe bijgedragen
had. om z'n vader Jong te doen sterven, te prikk&eöj;
aan te wakkeren. Zij besefte het gevaarlijke, onver-,
standige van haar doen. Maar 't was haar te móchtig.
Moeder was nog dezelfde driftige, opvliegende, harts
tochtelijke vrouw uit haar jeugd, dezelfde Lena die
in haar eerste opwelling van naar verontwaardiging
haar man verteld nad. indertijd, van dat tientje en die
knipoogjes....
„Daar komf nog moord en doodslag van" had
haar zwager dien zij in vertrouwen had 'genomen,
gewaarschuwd, juet op mijn woorden, Lena. Je «peelt
met vuur. Je zult naderhand berouw habben als haren
op je hoofd, dat je gen jongen hebt opgestookt"'
Zij begreep, dat zwager gelijk had. Maar het ver
leden kwam telkens m scherpe beelden haar voor
den geest. Eerst dat wegjagen, van den rader, - hun
ellende, hun worstelen met armoe; de kwaal èie vader
had aangetast, en die hij misschien had kunnen over
winnen bij meer physiek weerstandsvermogen. Maar zij
leden soms honger, 't Winkeltje kwip:3e. Ne die
vedhtpeTUi tuMchen de Jongens, toen Jan den jonge
heer uit het deftige huis had afgerost,, toen mevrouw
Lauwerse haar de klandizie had ontnomen en bewerkt
had. dat andere dames ook bij een ander gingen was
t nog eiger. nog zwaarder geworden.
Moeder kon 't niet verkroppen. En als ze Jan den
toon verteld van al het leed, dut zij in don loop' van
de jaren van de Lauwerse» hadden moeten verduren
dan beet de jonge man zich op de lippen en baldo hij
In stilte de vuLien; groot zelfbedwang noodig hebbend
om niet uit te barsten om moeder niet te doen gevoelen
wat er In hem gistte, kookte, wat er In zijn jong on
stuimig gemoed leefde, aan wild hartstochtelijk verlan
gen om zieh te wreken...
Toen Is «ie mobilisatie gekomen.
Janmoest opkomen bjj het uitbreken ran den oor
log Bn moeder bleef in radeloozen toestand achter,
liet denen van wat hij in de laatste jaren kon bij
brengen was de genadeslag. Moeder was sukkelend
geworden. Het staan achter de toonbank was haar eön
marteling Zij miste lust om praatjes te maken met
de klanten. De verhaaltjes van de meiden uit de buurt
interesserden haar niet. Zij deed alsof zij er naar luister
de, maar haar oude afgematte hoofd 'was met zorgen
vervuld. Wanneer ze haar iets vroegen, dan bleek
juffrouw Stevens niet te begrijpen, niet te weten. De
meiden, waren nijdig, moesten niks meer hebben van
het suffige menschje. Gingen haar inkoopen ergens
anders doen. De winkel ging met den dag achteruit
Jan kreeg klagende, verdrietige, sombere brieven
ran moeder. Als hij met verlof thuis was^ «lan zag
hij eerst recht, hoe hard moeder achteruit sukkelde.
Een nichtje hielp haar nu zoowat maar het Was een
geurig dom deerntje Dat zich telkens vergiste, vaak
t« veel rekende, 't Was gebeurd, dat een ran de oudster
klanten hardop zei, ervoor te bedanken, zich nog lan
ger te laten verlakken....
Jan was weer met neriodiek verlof thuis geweest. Al
zijn pogingen waren mislukt. Het nichtje dat moeder
assisteerde, was ongesteld geworden. En de oude, zie
kelijke vrouw sleepte zich nu .voort. Was telkens dui
zelig Jan was naar dokter gegaan, óp diens spreekuur.
De man had het overstelpend druk; zei. «lat "hij geen
gelegenheid had om pver de bus-patiënten ook 'nog
„conferentiën" te houden... Dan moest Jan maar ma
ken, «latje thuis was als doktor kwam. Maar dokter
zag dè wanhoop op 't gelaat van den milicien, en
kreeg berouw over zijn woorden Beduidde hem. dat
hij ?ich moest voorbereiden. De nierkwaal waar moe
der aan leed. was heel ernstig' Redding was onmoge
lijk. Er had zich reeds oedeem voorgedaan, in zeer
ernstige mate. De zwelling der beenein maakte het de
weduwe bijna onmogelijk te loopen. 't Liep binnen Bf-
zienbaren tijd af....
„En <iat is het gelukkigst voor Je moeder, jongenl',
zei de dokter, „want er is geen verlichting meer te
brengen in haar lijden. Dat zij je tot troost- 1
Jan had een buitenweg gekozen,- om haar huis te
gaan. want «ie.tranen stroomden hem over «ie wangen.
Maar z'n verlof was om.
Hij moest weer joaar zijn standplaats.
Waar ook meneer Hendrik Lauwerse zich bevond,
nu reservejuitenant Jan Stevens was hem steeds
uit den weg gegaan, want hij voelde, wanneer er ooit
iets tusschen den luitenant en hem zou voorvallen zou
hij zich niet kunnen bedwingen.
Hjj was nu weer terug in ae kazerne.
En dacht aan thuis. Aan zijn haasLstervende moeder,
«iie iich nu voortsleepte van de .toonbank naar het
kamertje achter den winkel, vice versa.
Hü slenterde over de straat, zonder iemand te zien.
Met zijn gedachte thuis.
Over het breede trottoir in de «irukke winkelstraat
van grootstad slenterde hij 'voort.
En botste, bonkte tegen iemand aan.
Kaffer!" gromde een onvaste stem.
Hij keek 'op.
Daar was hij. De reserve.hv'enant Heniirik Lauwerse
Hij was lichtelijk, tipsy. De stank van alcohol «frong
Jan Stevens in den neus. De luitenant zag vuurrood
Hij liep ietwat onvast van tred met een collega.
„Ka tl er", riep meneer Hendrik Lauwerse, „weet
jij niet hoe je een officier hebt te salueeren?.... Weeft
jij niet «dat 't je pliciht is voor je meerdere uit te wjjkea..
„Schandelijk', zei collega.luitenant, die nog iets
rooder zag aan meneer Hendrik,
„ik zal jou wel vinden, mannetje..." zei de reserve
luitenant, „onthou eens even die kerel daar, die pror
NAAR HET DUITSCH "VAN RICHARD VOSZ.
30.
Ik ben het. Judith Platter."
Het laatste woord bracht ,hij ternauwernood over
de lippen. Dat het leven hem daartoe had kunnen
brengen. JudiLhje ooit Ju«iith Platter te noemenl En
zij «iroeg aan haar vinger nog steeds zijn ring...
Op dezelfde wijze waarop hij haar aansprak, ant
woordde zü
Jk zie. dat gij het züt, pater Paulus."
Hoe koud en vreemd Klonk haar stem; hoe koud
en vreemd rustte haar blik op hem. Afgrijzen had
deze twee menschen moeten overvallen, afgrijzen voor
een leven, dat twee menschen op zulk een wijze kon
scheiden.
Daarna, na een lang stilzwijgen:
,.U liet mij verzoeken in uw huis te komen. Mag
jk ook nu bij u binnen gaan nu gij weet, wien gij
hebt uitgenoodigd?"
«ri* Jaa' A®' voor mijn deur staan, als ik eens utU
noocligde binnen te komen kom dus binnen, hoog
eerwaarde heer. Vergeef mij' dat ik u geen ander wei-
Kom kan geven."
„Ik verwachtte geen ander."
vooruit* 00 nie1, en liep' hem dan W€g wijien
gehoord, wat zn tegen hem zd?„..
wih 'i ï68®, herinnerde hij zich liaar woorden. Ter-
wqi zij tot hem sprak, luisterde hij paar haar stem.
«tee j vreemd ze ook klonk was het toch haar
■iem. die Lui weer vernam... eindelijk, na jaren en
',en- nadat hij zich «jen klank er van in honderd sla-
peiooze nachten had herinnerd, «iaarnaar in zijn droo-
men geluisterd had. Toen hü in den lentenacht, aan
«n rand van deff Eisack bij haar had gestaan, was
^dgend voor hem teruggeweken. Pas varioaag
noorae hü haar weer tot iiern spreken; en geen enge-
jFnsiem had hem zoo bovenaardsch door de ziel kun
nen klinken en galmen.
Hij .was het huis binnen gegaan... Tusschen deze
™Uren leeMe zü dus! Alles in naar nieuw huis was
zelf; ruim. luchtig, licht. Elk meubel er in
Uigde van haar.' van haar geest, haar werk. Pater
ulus moest zich geweld aandoen bü het een of
Btlder stuk huisraad niet stil te staan, om zijn hand
een plek .te leggen, waarop de hare zeker vaak
rustje nooit werkeloos, steeds zich roerend.
„Wilt u plaats nemen."
„En gij?''
„Het betaamt «Ie gastvrouw l>ü den gast te blijven."
Al stond bü de met spijzen en dranken rijk voor-
Bene tafel en wees naar de voor den gast bestemde
Ptaatz. Nu zei j
„Mijn dienstboden hebben voor de gasten buiten te
zorgen; voor u moet ik zorgen."
Zii schonk hem wijn in en legde hem een ran de
forellen vt>or; zij zocht met zorg den visch voor hem
uit. die met gekromden blauwachtigen rug onder de
kruiaen jn den bontgeschilderde®, schotel lag. Zü reikte
hem ook brood en boter toe. De forellen waren uit
haar vischwater, brood en boter van haar hoeve....
precies als eens op den Platterhof in het groene, groene
Vahrn. Precies als vroeger droeg zij zorg voor ham.
Maar heden was het de zorg der huisvrouw, die haar
gast het beste voorzette wat haar huis aan spijs, en
drank bood; omdat de gast van de gastvrouw niet zou
kunnen zeggen„zij noodigt pit en geeft piet rijke
lijk en goéd."
Pater Paulus nam plaats. Hü at, wat Judith hem
vooj-iegde; «ironk wat zij voor hem inschonk. Zij
stond tegenover hem; zag hem eten en «irinken; moest
zich geweld aandoen om zich te herinneren, wie aan
haar tafel zat en van haar spq'zen genoot
Hij was zeer veranderd. En toch, en toch nog
altijd geleek hij in geen enkelen trek op een priester
der katholieke "kerk, nog altijd was nij in zijn ge-
heele voorkomen jonker Rochusjonker Roehus von
Enna. een man geworden. Alleen om zijn lippen nu en
dan een onrustig trillenalleen In zijn oogen een thste.
fonkelende blik. Daarna kregen zijn oogen iets huive
ringwekkends. Een vlam sloeg ler uit op. Zijn ziel moest
voortdurend door vlammen verteerd worden, moest nu
reeds een vagevuur verduren.
Eensklaps wist zij het:
Hq kwam terwille van mq in dez$ verbanning,
en 'terwille van raü «al hij bleven. Hij zal zoo laag
blüven totdat hü bereikt heeft waarvoor hij, kwam,
Wat kan het zijn? f—
Hü wil, dat» ik jnij aan hem onderwerp! Eerder
zou de Eisack stroomopwaarts stroomen. zouden de
Dolomieten tot zachte heuvels worden, voor dat hü...
Hij was het hü, die den jonge ring in zijn afschuwe
lijken dood 'dreef! Een moordenaar kwam mijn huis
binnen- een noordenaar zit aan mijn tafel en eet
mijn «brood; een moordenaar kwam terwille van mij.
zal terwille van mq rijven, totdat fVjL"
Op dat oogenblik hoorde zij hem vragen:
Dus hierboven hebt ge uw huis gebouwd, staat
het" hoog genoeg voor u?"
„Ik kon niet hooger.
Anders zoudt ge hooger zqn geklommen?"
Ja"
"Om zoo dicht mogelijk bij den hemel te zijnW
"Om zoover mogelijk van «te menschen verwijderd
te wezen." u
Hebben zü u zooveel kwaad gedaan.
Neen"
'Jloch 'vluchtet ge van hen weg?"
„Ik vermeed hen en..."
„En gij züt niet bevreesd op uw eenzame hoogtenr
"ik heb mqn huis stevig getimmerd
„Judith Platter, weet gü, dat ge "hoogmoedig zyitT
„Ik weet het."
leet. he... die onbeschaamde kerel... Dat is zekere Stevens.
Maar rooniat hij er nog een woord had bijgevoegd,
was er herig tumult op 't trottoir
Ha- de milicien Jan Stevens den jeserreJuitbant
meneer Hendrik Lauwerse een slag In het gelaat ge
geven.
„Ploert", briilde de milicien.
Maar hij werd gegrepen. Overmeesterd. Naar de
kazerne gevoerd door een paar passeereixie milifietis.
Jan Stevens heeft de zware straf ondergaan, die
hem werd jjpgelegd. Voor het hoogst ernstig vergrijp
tegen de chscfpline, door hem gepleegd.
Hij is nog steeds in dienst.
Maar een van «ie beruchte nummers ran zijn com
pagnie.
Nooit nuchter. Een echte belhamel. Die erop reke
nen kan, den een of anderen dag met „rood paspoort!'
weggejaagd te worden uit de gelederen.
Een vooruitzicht, dat hem absoluut koud Iaat
Wel gebeurt 't dat Jan Stevehs, de onverbeterlijke
zuiper en vechtersbaas, «iie zelfs van diefstal een paar
maal ia verdacht, als niemand 't kan zien of hoor en,
op de brits ligt te snikken als een ongelukkig kftid.
Dan denkt Jan Stevens aan den tfid, toen moed®
nog leefde. En aan hetgeen fie oorzaak is geweest van
zijn verwording. Maar als iemand den belhamel Jan
Stevens aldus zou geteekend hebben, «ian zou hü uit
gelachen, bespot zün
Door iedereen, zonder uitzondering....
MAITRE CORBEAU.
En nu?
Eindelijk mag de wereld dan weten, wat de Groote
Vijf (Vier of Drie) In hun maandenlange bespre
kingen hebben meenen te moeten vaststellen.
Vlak .voor ae Duitschers hun vonnis ter inzage
kregen., mochten ook - de kleine Entente!ande^ zien,
wat zij zelf van plan waren te vorderen, een methode,
die weliswaar eenigszins zonderling is, doch «iie hoodig
was. om«iat anders het loven en bieden, het overvra
gen en dreigemmeLboos-wegloopen weder van voren af
aan zou zijn begonnen, zoodat het zes jaar in plaats
van zes maanden zou hebben geduurd vóór de vredes-
preliminalren ongeveer g, reed warén.
Op het laatste nippertje is Italië teruggekomen, heeft
België maar gehouden of het tevreden was. heeft
Foch nog gepoogd wat meer voor Frankrijk in de
wacht te sleepen, natuuriük zon«ier eenig succes. En
op het allerlaatste -moment is China werkelijk zoo
nijdig geworden over de regeling ten opzichte ran
Shantung, dat het met de geheele conferentie niets meer
te maken wilde hebben en huistoe ging
Maar nu ligt dan ook het uittreksel van vele ko
lommen voor pms en hebben «Ie Duitsche gedelegeerden
de» completen tekst In handen. Nu kan net debat be
ginnen. Schriftelük. zooal» Is ei^-r,oken en gedurende
hoogstens veertien «iagen.' Of dit mogelük zal blijken
te zijn, is een quaestie, waarover wij reeds in een
vroeger 1 artikel schreven, een. vraag, «iie wü geneigd zijn
thans nog meer «ian vroeger ontkennend te beantwoor
den. Immers niemand is m staat dit complex van be
palingen ran zoo verschillenden aard in zoo korten tijd
te bestudeeren. laat staan, er (meer «ian oppervlakkig)
een oordeel over uit te spreken. Iets wat toch noodig
is aangezien Duitschlandstoekomst voor de volgende
halve eeuw geheel afhangt van hetgeen de heeren in
Versailles thans overeenkomen.
De delegatie toch zal niet alleen hebben na te gaan,
wat er iu de verschillende bepalingen te lezen staat,
doch ook, welke strekking «Ke bepalingen op Duitsch-
lanris welvaart en economisch en toestand zullen heb
ben. 'in hoeverre het mogelük zal zijn, dat het land
zich weder opricht na de nederlaag
Nu is het juist, dat verreweg de meeste bepalingen
reeds vroeger in de bloden gepubliceerd zijn geworden
zij het dan ook, dat allerlei details nog niet bekancj
waren. In het algemeen heeft de Duitsche delegatie dus
al een soort houvast. Zij wist, dat de voorwaarden
streng zouden zijn, zeer streng, om<iat Duitschland niet
alleen behoorde te worden gestraft voor den Wereld
oorlog, «iien het ontketende, doch ook, omdat een
herhaling ervan behoort te wonien onmogelijk gemaakt
De oorlogsjaren hebben het bewijs geleverd, welt een
gevaar het groote Duitsche leger in de handen een er
minder.scrupuleuse regeering kan zijn en daarom spreekt
het vanzelf, dat "waar de keuze van een regeeriing
natuuriük door het Duitsche volk zelf moet geschieden,
en dus niets waarborgt, dat er niet te eeniger Jijd
nogmaals een gevaarlü'ke regeering het gezag in hapden
krijgt —rie waarborg voor rust en vrede in Europa
moet worden gezocht in het doen .verdwijnen van het
instrument, dat zooveel ellende veroorzaakt, heeft, nl.
de krijgsmacht te land en ter zee.
Doch die vermindering van leger em vloot b biet
„Neem ,u dan in q,cht."
„Waarvoor?"
„Voor uzelf"
„Dat wil ik."
Daarbij keken zjj elkaar aan: elkaar vast ln 'de
oogen. In den blik van dein priester brandde een dwe
pend willen. Zqn blik zei tot haar: „Ik onderwerp u
tochl" In de oogen ran Judith lag de uitdrukking van
haar sterken wil:
Ik onderwerp mü toch niet aan u!" Met hun
blikken maten zij elkaar; twee tegenstanders, die op
dit oogenblik zich voornamen met elkaar te strijden,
al moest het een strijd <>p leven en dood zijn. Bn
zulk een zou het zünl Dat voelden beiden in dit
oogenblik.
Het was een oogenblik, dat over h°f tot van ieder
hunner besliste.
„Ik moet gaan.'.'
„Dat gij een goeden weg naar omlaag moogt hebben.,"
„Ik kom weer naar boven."
„Zooals u wilt."
„Gij verbiedt mij niet terug te komen."
„Gq weet naar wie gij gaat."
„Naar Ju«iiÖi Platter."
„Die nooit een goede Christin was. Geen goede
Christin volgens uw opvatting"
„Dat zou antiers kunnen word®."
„Zeker niet."
„Het zél anders worden."
„Gelooft ge?"
Ja ja, ja 1"
&et' geweld moest hij zich bedwingen. Zijn leven
zou hij er voor gegeven hebben, op dat oogenbliK
haar hooghartig opgeheven hoofd met beide handen
te ratten en neer te buigen, neer te kunnen nikken
tot op «len grondniet voor Het Bloedende Hart van
Maria, maar aan «ie voet® van den Heiland! Aan
lijn voeten!"
Hü vertrok. En hij vertrok zonder den geestelijken
priesterlijken aischeidsgroet te spreken.
De oogen van Judith volgden de hooge gestalte
naar de deur Daarna moest zü gaan, om op de
hond® toe te' zien. jppdat zü dm priester niet na-
sprongen.
Zoover had het tusschen hen moeten komen! Dat
Judith Platter haar honden moest terughouden, daar
zü zich anders op den man zouden hebben geworpen,
die eens Jonker Rochus was geweest.
DERDE HOOFDSTUK.
De Koningsvrouw bidt en Pater Paulus
bevrüdt zyn ziel van zjjn zohdtge liefde.
Pater Paulus kwam en ging ging en kwam.
De Koningsvrouw verdroeg zijn komen en gaan,
zooals zü rik® vreemde, die naar haar hoogte op
klom haar huis het binnengaan, liet uitrusten weer
vertrekken. Zü onthaaMe den priester met de groote
gastvrijheid van haar huis. zooals zü elk® andere gast
bsolnnt gemMlrt. CMnikkriyk re*1 het vredes
verdrag, dat ae bespreking, die men Duitschland op
legt, de ee-sta stap is naar «an algemeene ontwapening
van alle land®, of althans van een vermindering der
bewapening® in het heele krfagetje rond.
Vrij wea® er reeds vroege- op, «lat zonder e® otnt~
zaggelijke vermindering der militaire lasten geheel Euro
pa binnen korten tijd voor het bankroet staat, omdat
ge® enkel land bij machte is naast de jeate voor zijn
oorlogsschul«ten. naast hetgeen er voor het economi
sche ncrstel en voor .verbetering der arbciderstoestan-
den noodig is en zal zijn, ook nog de kosten voot)
legers en vloten te blijven dragen op d® tegonwoor-
digen grondslag
Daarom meen® wij hoe ook de Duitschers zelf
over de militaire bepalingen zullen denk®, dat deze
beperking een verborgen weldaad is voor heel de we
reld, Nptuurlük zal het Duitschland, dat zoo trotscü
was op zün leger vloot, waarvoor het zooveel over
heeft gehad. ®orm zwaar vallen aan dm eucfi der
Ent®te te voldoen en voortaan genoeg® té nemen met
een legertje, nauwelijks grooter dan wat het kleine Nel
derland ook op de been zou kunnen brengen. Maar de
welvaart van ae 70.000.000 Duitschers en die van alle,
andere, beschaafde natiën is ook wat waard. Wil men
«iie welvaart verzekeren, dan is er geld noodig vcxjt
allerlei productieve doeleinden en dat geld kan alleen
«lan word® opgebracht, wanneer kostbare liefhebbe
rijen, als marine leger, tot het strikt noodzakelijke
worden beperkt.
Ook de grensregelingen zullen vermoedelijk veel pro
test uitlokken, aangezien het niet mogelijk is gebleken
de welvaart van verschillende nieuwgevormde staten te
verzekeren, zonder daarbij te zondigen tegen het Toe
kende „zelfbeschikkingsrecht" der natiën. Wel he$ft
Wilson destijds verkondigd, dat de tijd voorbij was,
waarin landstreken en bevolking® door e® vredesver
drag van den een afgenom® en aan den ander ge
schonken kond® word®, doch daaraan heeft men
-zich niet kunnen hou«ten. Het Saardal. noodig voor
Frank rijks economische opleving, moest evenals Danzig,
dat de eenige uitweg voor Polen is definitief of tijde
lijk, in andere hand® overgaan, zonder dat m® het met
het „zelfbeschikkingsrecht zoo nauw kon nemen. Of
dit goed is gezien? Wiü weten het niet m geloov«SV
het niet. Zwitserland heeft toch ook steeds over het
gebied van andere staten heen zijn handel moeten voe
ren, zonder dat het ran zijn ligging last had feite"
lijk zijn alle® Engeland m Amerika in staat direct met
met alle land® opgaande handel te drijven zonder
«laarbij het gebied van e® ander land te Betreden. Er
was dus allicht een andere, betere oplossing te vinden
geweest, al hadden de Polen dan wat gemopperd. Wat
zij toch wel zullen blijv® doen.
De regeling voor het Saargebied, dat nl. Frankrijk
niet het lan«f zelf, doch alleen «ie mijnen krijgt, hoeJ
wel ook daartegro geweldig ran te voren reeds in
de Duitsche .pers is geopponeerd, lijkt aannemelijk,
als men bedenkt met hoeveel zorg de Branscfce mijn®
ln de buurt van Lens en Koririjk door de Duitschera
zün verwoest. Hier althans raakt het „zelfbeschikkings
recht" der bevolking niet zoo zeer in net gedrang, daar
de regeling vrijwel een particulier karakter draagt, In
praats ran de „Exploitatie Mij. het Saarbekk®", komt
de Fransche staat als eigenaar, zonder verder op het
gebied, waarin de mijnen liggen, souvereiniteitsrech-
ten te kunn® laten geiden.
Toch bestaat er groot gevaar, dat de Duitschers
na al het persgeschreeuw ook dpze regeling zullen
blijven afkeur®
En dan? Wanneer de moeilijkheden eens onoverko
melifk blek®? Wat zal er dan geschieden? Gaat dan
de Duitsche delegatie naar huis. zonder vrede? Zoodat
de blokkade weder begint en de honger weder de
Duitschers murw moet mak®? Of zal de Entente en
Amerika, «lat reeds het meerendeel zijner troepen naar
huis terugnam, den oorlog wed® opvatten en pogen
het Duitsche leger, dat zich teg® Spartacisten
andere revohitionnairen nauwelijks overeind kan hou-
den geheel te vernietig®?
Moet er dan op de verwoesting van NoonLFrankrijk
en België ook nog «iie van em deel van Duitschland vol-)
gen. tot er geen Duitsche regeering meer is, «iie aanne
men of verwerpen kan, tot het Bojchewisme alleen-?
heerscher geworden zal zijn?
Frrai vooruitzicht, fraai resultaat ran maandenlange
bespreking®, «iie de wereld d® blijvendvrede zou
den schenken en. em betere maatschappij in de plaats
zouden steil®, ran het oude gebouw^ dat door inner
lijke boosheid ine® dreigde te stort®
UITKIJK.
Den Haag, 8 Med 1919.
Wij kond® vandaag eerst te tweeure debe
handeling van het ontwerp tot invoering van Ac
tief Vrouwenkiesrecht voortoetiten. Een uur ging.
heen aan het samenstel 1® der nominatie aan de
Kroon *voor een zetel in dm Hoog en Raad, nog
onthaald zou hebben; luisterde naar hem, alsof hü
een vreemde voor haar was; antwoordde hem alsof
zü voor het eerst in haar lev® met hem sprak.
Keer qp keer beproefde hij .met steeds jn-orimde
onstuimigheid in haar zieleieven te dringen. De deur
ran haar huis vond hij steeds op®; al het andere,
dat ran haar was, rbleei als e® boek met zeven zegels
gesloten voor hem. Des te hartstochtelijk® was zijn
verlangen, zich in weerwil van alles toegang bü haar
te verschaffen, en «iat wel in haar diepste, geheimste
wezen. Het moest hem gelukken. Want....
Zij «iroeg toch nog steeds aan haar ving® zijh ring..
Zij zou den ring voor zijn oog® kunnen afdoen
en in den em of anderen afgrond werpen, Maar dat
zou tegen haar natuur zün geweest; zü «leed niets, dat
niet bij haar natuur paste, ioen hg bijl een zijn® be
zoeken we® strak naar haar rechterhand staarde, zei
zij op haar kalme manieri
„Gü kijkt zoo «iikwijls naar dezen ring Het is
mqn verlovingsring. Maar de jongeman, die raü d®
ring gaf. is gestorv® Zijn ring draag ik tot mü'n dood
en nog daarna, ten teek® «iat ik den gestorvene trouw
blijf tot aan den dood en nog «iaarna. Ik werd een
arme weduwe, voordat ik een gelukkige echtgenöote
mocht worden."
Het waren echt woorden voor Judith. Het was den
man, tot wi® ze gericht waren, alsof hij em slag
in het gezicht kreeg E® oogenblik duizelde het hem.
zoodat hij de oogen moest sluiten. Toen hü ze we®
opende, was zün gelaat vaal als dat ran e® stervende.
Hij vroeg
„Heette uw gestorven v®loofde Rochus?"
Rochus von Enna."
„Gij hadt hem lief?"
zegt het."
„Hoe was de jongeman, «iie zoo heette?"
„Hoe lüj was?"
„Daar gij hem lief hadt, moet hü e® prachtig
mensphenkind zijn geweest."
udith antwoordde: „Hij was de goede ra reine
jeugd zelf. Zün ziel was lacht als zijn haar. Als hij
juimte, dan jubel<ie uit hem het leven, de vreugde
en de kracht. Hq scheen in de volheid van rijn lev®
en de kracht van rijn bestaan onsterfelük. En toch;
en tochl.,.. Toen hij naar Rome ging, «Iroeg hij de
kiem des doods reeds in zich. Hoe aat kon. gebeu
ren? Ook hij was maar e® sterfelijk mensch... zelfs
hq. Maar om hem is het egn jamm®. treurig® dan
zich denk® laat."
Met zqn doodsbleek gelaat stiet de priest® uit
,Gïj hebt hem nog steeds lief?"
Den gestorv® Rochus?.... Hoe zou het mogelijk
zijn dat Ui hem niet nog steeds lief bleef hebben?
Kan de liefde voor e® gestorvene ooit eindigen? Dat
bestaat niet... Voor een vrouw niet, voor mq niet"
Toen riep de man Gods vol smart
„Gil schijnt hem zijn dood niet te kunn® vergeven."
„Gij vraagt mij te veel."
Zij groette Jxem met e® licht nijgen en verwijd®de
zicth....