Bij den bouw der Nieuwe Wereld. TWEE MENSCHEN. Zaterdag 10 Mei 1919. 62ste Jaargang No. 6410. TWEEDE BLAD. Schetsen uit de Rechtzaal FEUILLETON. Tweede Kamer. „DE BELHAMELS* Zoolang'W1 «ich uit zijn leven kon herinneren had bfl Handrlk Lauw®» gehaat. En chn moed had die intip®^® f5?.vo^ jongens gingeri hijuia altijd a och" tenos tcge.ya de deur uit naar school. Sloegen dezelfde richting In. Maar Hendrik zag den knul uU het kleine winkeljc aan met minachtend gelaat. Mat hem van 't hoofd tot de voeten. Jan Stevens liep dan in ziin oude schamele pakje; 'l winters met het verkleurde, gelapte jekkertie. Oe ander rag er piekfijn uit. Met een prachtige dure boekentas®, Met krakende. aRqd splinternieuw lij kende schoenen. Eens was 't gebeurd, dat jongehe® Hendrik liep met een knaap, dien Jan ook kemle. „Dag jo riep de kermis. En zij zwaaiden joviaal met een hand. Jan werd bloedrood van schaamte want hij snapte best. dat Hendrik 'J zou verdraaien met hem pp te loopen. Hij merkte ook wel. dat-ie met den anderen jongen wat mompelde. Hij balde de ruisten en tranen sprongen hem van verbeten woede in de o ogen. „Laat dien proleet' toch stikken"! zei jongeheer Hendrik. En voordat hij er zelf recht besef van had was Jan Stevens hem op den rug gesprongen. Hij had hem gepatst, gestompt. De vechtende knapen rolden over de straat. Jan worstelde als een bezetene. Kneep den jongeheér, dié hem voor proleet had uitgescholden, ae keel «Jicht. De moeder kwam doodsbleek van schrik uit het win keltje rennen. Zij trok de jongens van elkaar af. Sleepte zoontje mee in huis. Mdkr een halfuur la tér kwam met opgestreken zeil een van de dienstmeiden van mevr. Lauwerse In den winkel. En vertelde, dat mevrouw dadelijk'de politie had opgescheld Gezegd had, dat*zoo'n rekel naar de tuchtschool moest worden gestuurd. En als juffrouw Stevens er maar op rekenen wou, dat mevrouw nooit meer. voor een cent bij haar zou laten halen ot be- stellen. En «lat zij al haar kennissen zou waarschuwen, 't Was een leelijke schadepost want de rijke mevrouw Lauwerse was een van de beste klanten. Moeder zaj 's avonds te schreien. Maar zij hield zich In voor Jan. 'Zij «lacht aan veel jaren geleden, toen haar nu overleden man, een betrekking had op het kantoor van meneer Lauwerse. «iie nu ook al een heele poos dood was. En hoe meneer Lauwerse als ze Karei, de vader van Jan, met wien zij toen pas getrouwd was, kwam afhalen, h|j haar in de wang had geknepen; rare praatjes had ingefluisterd; 'ééns haar een tientje In «ie ha na had gestopt, al knipoogend en een vinger op de lippen houdend van: „Sst Niks van vertellen, hoor.. Maar Lena was een fatsoenlijke, eerbare meid, die veel van haar Karei hield Later had zij spijt van, dat zij 't hem verteld had, van «lat tientje, en die malle praatjes en «iie verdachte knipoogjes, bedacht dat het verstandiger zou zijn geweest om niet meer op het kantoor te komen en net te «ioen of er niets was voorgevallen. Maar Lena kon 't niet voor zich houden. Karei had 't eerst toen hij zijn loon weer kreeg, dood bedaard het tientje voor meneer Lauwerse neergelegd en gezegd: „Dat had u bij vergissing aan mijn vrouw gegeven. Asjeblief meneer." Verder niets. Maar de «>ogen, waarmee hij tegelijk den patroon aankeek, zeiden het verdere. Van «lat moment af was zijn voninis geveld Ondei) een voorwendsel werd Karei een poosje later wegge stuurd En toen begon voor het gezin de ellende. Later toen Jan volwassen begon te worden had moeder hem. zondef de finesses van het geval te ontvouwen, hem doen "gevoelen, «lat vader door den ouden heer Lauwerse onrechtvaardig was behandeld Moeder had er groot genot in om de haaf, die in den jangen leefde tegen den zoon van den man. die ertoe bijgedragen had. om z'n vader Jong te doen sterven, te prikk&eöj; aan te wakkeren. Zij besefte het gevaarlijke, onver-, standige van haar doen. Maar 't was haar te móchtig. Moeder was nog dezelfde driftige, opvliegende, harts tochtelijke vrouw uit haar jeugd, dezelfde Lena die in haar eerste opwelling van naar verontwaardiging haar man verteld nad. indertijd, van dat tientje en die knipoogjes.... „Daar komf nog moord en doodslag van" had haar zwager dien zij in vertrouwen had 'genomen, gewaarschuwd, juet op mijn woorden, Lena. Je «peelt met vuur. Je zult naderhand berouw habben als haren op je hoofd, dat je gen jongen hebt opgestookt"' Zij begreep, dat zwager gelijk had. Maar het ver leden kwam telkens m scherpe beelden haar voor den geest. Eerst dat wegjagen, van den rader, - hun ellende, hun worstelen met armoe; de kwaal èie vader had aangetast, en die hij misschien had kunnen over winnen bij meer physiek weerstandsvermogen. Maar zij leden soms honger, 't Winkeltje kwip:3e. Ne die vedhtpeTUi tuMchen de Jongens, toen Jan den jonge heer uit het deftige huis had afgerost,, toen mevrouw Lauwerse haar de klandizie had ontnomen en bewerkt had. dat andere dames ook bij een ander gingen was t nog eiger. nog zwaarder geworden. Moeder kon 't niet verkroppen. En als ze Jan den toon verteld van al het leed, dut zij in don loop' van de jaren van de Lauwerse» hadden moeten verduren dan beet de jonge man zich op de lippen en baldo hij In stilte de vuLien; groot zelfbedwang noodig hebbend om niet uit te barsten om moeder niet te doen gevoelen wat er In hem gistte, kookte, wat er In zijn jong on stuimig gemoed leefde, aan wild hartstochtelijk verlan gen om zieh te wreken... Toen Is «ie mobilisatie gekomen. Janmoest opkomen bjj het uitbreken ran den oor log Bn moeder bleef in radeloozen toestand achter, liet denen van wat hij in de laatste jaren kon bij brengen was de genadeslag. Moeder was sukkelend geworden. Het staan achter de toonbank was haar eön marteling Zij miste lust om praatjes te maken met de klanten. De verhaaltjes van de meiden uit de buurt interesserden haar niet. Zij deed alsof zij er naar luister de, maar haar oude afgematte hoofd 'was met zorgen vervuld. Wanneer ze haar iets vroegen, dan bleek juffrouw Stevens niet te begrijpen, niet te weten. De meiden, waren nijdig, moesten niks meer hebben van het suffige menschje. Gingen haar inkoopen ergens anders doen. De winkel ging met den dag achteruit Jan kreeg klagende, verdrietige, sombere brieven ran moeder. Als hij met verlof thuis was^ «lan zag hij eerst recht, hoe hard moeder achteruit sukkelde. Een nichtje hielp haar nu zoowat maar het Was een geurig dom deerntje Dat zich telkens vergiste, vaak t« veel rekende, 't Was gebeurd, dat een ran de oudster klanten hardop zei, ervoor te bedanken, zich nog lan ger te laten verlakken.... Jan was weer met neriodiek verlof thuis geweest. Al zijn pogingen waren mislukt. Het nichtje dat moeder assisteerde, was ongesteld geworden. En de oude, zie kelijke vrouw sleepte zich nu .voort. Was telkens dui zelig Jan was naar dokter gegaan, óp diens spreekuur. De man had het overstelpend druk; zei. «lat "hij geen gelegenheid had om pver de bus-patiënten ook 'nog „conferentiën" te houden... Dan moest Jan maar ma ken, «latje thuis was als doktor kwam. Maar dokter zag dè wanhoop op 't gelaat van den milicien, en kreeg berouw over zijn woorden Beduidde hem. dat hij ?ich moest voorbereiden. De nierkwaal waar moe der aan leed. was heel ernstig' Redding was onmoge lijk. Er had zich reeds oedeem voorgedaan, in zeer ernstige mate. De zwelling der beenein maakte het de weduwe bijna onmogelijk te loopen. 't Liep binnen Bf- zienbaren tijd af.... „En <iat is het gelukkigst voor Je moeder, jongenl', zei de dokter, „want er is geen verlichting meer te brengen in haar lijden. Dat zij je tot troost- 1 Jan had een buitenweg gekozen,- om haar huis te gaan. want «ie.tranen stroomden hem over «ie wangen. Maar z'n verlof was om. Hij moest weer joaar zijn standplaats. Waar ook meneer Hendrik Lauwerse zich bevond, nu reservejuitenant Jan Stevens was hem steeds uit den weg gegaan, want hij voelde, wanneer er ooit iets tusschen den luitenant en hem zou voorvallen zou hij zich niet kunnen bedwingen. Hjj was nu weer terug in ae kazerne. En dacht aan thuis. Aan zijn haasLstervende moeder, «iie iich nu voortsleepte van de .toonbank naar het kamertje achter den winkel, vice versa. Hü slenterde over de straat, zonder iemand te zien. Met zijn gedachte thuis. Over het breede trottoir in de «irukke winkelstraat van grootstad slenterde hij 'voort. En botste, bonkte tegen iemand aan. Kaffer!" gromde een onvaste stem. Hij keek 'op. Daar was hij. De reserve.hv'enant Heniirik Lauwerse Hij was lichtelijk, tipsy. De stank van alcohol «frong Jan Stevens in den neus. De luitenant zag vuurrood Hij liep ietwat onvast van tred met een collega. „Ka tl er", riep meneer Hendrik Lauwerse, „weet jij niet hoe je een officier hebt te salueeren?.... Weeft jij niet «dat 't je pliciht is voor je meerdere uit te wjjkea.. „Schandelijk', zei collega.luitenant, die nog iets rooder zag aan meneer Hendrik, „ik zal jou wel vinden, mannetje..." zei de reserve luitenant, „onthou eens even die kerel daar, die pror NAAR HET DUITSCH "VAN RICHARD VOSZ. 30. Ik ben het. Judith Platter." Het laatste woord bracht ,hij ternauwernood over de lippen. Dat het leven hem daartoe had kunnen brengen. JudiLhje ooit Ju«iith Platter te noemenl En zij «iroeg aan haar vinger nog steeds zijn ring... Op dezelfde wijze waarop hij haar aansprak, ant woordde zü Jk zie. dat gij het züt, pater Paulus." Hoe koud en vreemd Klonk haar stem; hoe koud en vreemd rustte haar blik op hem. Afgrijzen had deze twee menschen moeten overvallen, afgrijzen voor een leven, dat twee menschen op zulk een wijze kon scheiden. Daarna, na een lang stilzwijgen: ,.U liet mij verzoeken in uw huis te komen. Mag jk ook nu bij u binnen gaan nu gij weet, wien gij hebt uitgenoodigd?" «ri* Jaa' A®' voor mijn deur staan, als ik eens utU noocligde binnen te komen kom dus binnen, hoog eerwaarde heer. Vergeef mij' dat ik u geen ander wei- Kom kan geven." „Ik verwachtte geen ander." vooruit* 00 nie1, en liep' hem dan W€g wijien gehoord, wat zn tegen hem zd?„.. wih 'i ï68®, herinnerde hij zich liaar woorden. Ter- wqi zij tot hem sprak, luisterde hij paar haar stem. «tee j vreemd ze ook klonk was het toch haar ■iem. die Lui weer vernam... eindelijk, na jaren en ',en- nadat hij zich «jen klank er van in honderd sla- peiooze nachten had herinnerd, «iaarnaar in zijn droo- men geluisterd had. Toen hü in den lentenacht, aan «n rand van deff Eisack bij haar had gestaan, was ^dgend voor hem teruggeweken. Pas varioaag noorae hü haar weer tot iiern spreken; en geen enge- jFnsiem had hem zoo bovenaardsch door de ziel kun nen klinken en galmen. Hij .was het huis binnen gegaan... Tusschen deze ™Uren leeMe zü dus! Alles in naar nieuw huis was zelf; ruim. luchtig, licht. Elk meubel er in Uigde van haar.' van haar geest, haar werk. Pater ulus moest zich geweld aandoen bü het een of Btlder stuk huisraad niet stil te staan, om zijn hand een plek .te leggen, waarop de hare zeker vaak rustje nooit werkeloos, steeds zich roerend. „Wilt u plaats nemen." „En gij?'' „Het betaamt «Ie gastvrouw l>ü den gast te blijven." Al stond bü de met spijzen en dranken rijk voor- Bene tafel en wees naar de voor den gast bestemde Ptaatz. Nu zei j „Mijn dienstboden hebben voor de gasten buiten te zorgen; voor u moet ik zorgen." Zii schonk hem wijn in en legde hem een ran de forellen vt>or; zij zocht met zorg den visch voor hem uit. die met gekromden blauwachtigen rug onder de kruiaen jn den bontgeschilderde®, schotel lag. Zü reikte hem ook brood en boter toe. De forellen waren uit haar vischwater, brood en boter van haar hoeve.... precies als eens op den Platterhof in het groene, groene Vahrn. Precies als vroeger droeg zij zorg voor ham. Maar heden was het de zorg der huisvrouw, die haar gast het beste voorzette wat haar huis aan spijs, en drank bood; omdat de gast van de gastvrouw niet zou kunnen zeggen„zij noodigt pit en geeft piet rijke lijk en goéd." Pater Paulus nam plaats. Hü at, wat Judith hem vooj-iegde; «ironk wat zij voor hem inschonk. Zij stond tegenover hem; zag hem eten en «irinken; moest zich geweld aandoen om zich te herinneren, wie aan haar tafel zat en van haar spq'zen genoot Hij was zeer veranderd. En toch, en toch nog altijd geleek hij in geen enkelen trek op een priester der katholieke "kerk, nog altijd was nij in zijn ge- heele voorkomen jonker Rochusjonker Roehus von Enna. een man geworden. Alleen om zijn lippen nu en dan een onrustig trillenalleen In zijn oogen een thste. fonkelende blik. Daarna kregen zijn oogen iets huive ringwekkends. Een vlam sloeg ler uit op. Zijn ziel moest voortdurend door vlammen verteerd worden, moest nu reeds een vagevuur verduren. Eensklaps wist zij het: Hq kwam terwille van mq in dez$ verbanning, en 'terwille van raü «al hij bleven. Hij zal zoo laag blüven totdat hü bereikt heeft waarvoor hij, kwam, Wat kan het zijn? f— Hü wil, dat» ik jnij aan hem onderwerp! Eerder zou de Eisack stroomopwaarts stroomen. zouden de Dolomieten tot zachte heuvels worden, voor dat hü... Hij was het hü, die den jonge ring in zijn afschuwe lijken dood 'dreef! Een moordenaar kwam mijn huis binnen- een noordenaar zit aan mijn tafel en eet mijn «brood; een moordenaar kwam terwille van mij. zal terwille van mq rijven, totdat fVjL" Op dat oogenblik hoorde zij hem vragen: Dus hierboven hebt ge uw huis gebouwd, staat het" hoog genoeg voor u?" „Ik kon niet hooger. Anders zoudt ge hooger zqn geklommen?" Ja" "Om zoo dicht mogelijk bij den hemel te zijnW "Om zoover mogelijk van «te menschen verwijderd te wezen." u Hebben zü u zooveel kwaad gedaan. Neen" 'Jloch 'vluchtet ge van hen weg?" „Ik vermeed hen en..." „En gij züt niet bevreesd op uw eenzame hoogtenr "ik heb mqn huis stevig getimmerd „Judith Platter, weet gü, dat ge "hoogmoedig zyitT „Ik weet het." leet. he... die onbeschaamde kerel... Dat is zekere Stevens. Maar rooniat hij er nog een woord had bijgevoegd, was er herig tumult op 't trottoir Ha- de milicien Jan Stevens den jeserreJuitbant meneer Hendrik Lauwerse een slag In het gelaat ge geven. „Ploert", briilde de milicien. Maar hij werd gegrepen. Overmeesterd. Naar de kazerne gevoerd door een paar passeereixie milifietis. Jan Stevens heeft de zware straf ondergaan, die hem werd jjpgelegd. Voor het hoogst ernstig vergrijp tegen de chscfpline, door hem gepleegd. Hij is nog steeds in dienst. Maar een van «ie beruchte nummers ran zijn com pagnie. Nooit nuchter. Een echte belhamel. Die erop reke nen kan, den een of anderen dag met „rood paspoort!' weggejaagd te worden uit de gelederen. Een vooruitzicht, dat hem absoluut koud Iaat Wel gebeurt 't dat Jan Stevehs, de onverbeterlijke zuiper en vechtersbaas, «iie zelfs van diefstal een paar maal ia verdacht, als niemand 't kan zien of hoor en, op de brits ligt te snikken als een ongelukkig kftid. Dan denkt Jan Stevens aan den tfid, toen moed® nog leefde. En aan hetgeen fie oorzaak is geweest van zijn verwording. Maar als iemand den belhamel Jan Stevens aldus zou geteekend hebben, «ian zou hü uit gelachen, bespot zün Door iedereen, zonder uitzondering.... MAITRE CORBEAU. En nu? Eindelijk mag de wereld dan weten, wat de Groote Vijf (Vier of Drie) In hun maandenlange bespre kingen hebben meenen te moeten vaststellen. Vlak .voor ae Duitschers hun vonnis ter inzage kregen., mochten ook - de kleine Entente!ande^ zien, wat zij zelf van plan waren te vorderen, een methode, die weliswaar eenigszins zonderling is, doch «iie hoodig was. om«iat anders het loven en bieden, het overvra gen en dreigemmeLboos-wegloopen weder van voren af aan zou zijn begonnen, zoodat het zes jaar in plaats van zes maanden zou hebben geduurd vóór de vredes- preliminalren ongeveer g, reed warén. Op het laatste nippertje is Italië teruggekomen, heeft België maar gehouden of het tevreden was. heeft Foch nog gepoogd wat meer voor Frankrijk in de wacht te sleepen, natuuriük zon«ier eenig succes. En op het allerlaatste -moment is China werkelijk zoo nijdig geworden over de regeling ten opzichte ran Shantung, dat het met de geheele conferentie niets meer te maken wilde hebben en huistoe ging Maar nu ligt dan ook het uittreksel van vele ko lommen voor pms en hebben «Ie Duitsche gedelegeerden de» completen tekst In handen. Nu kan net debat be ginnen. Schriftelük. zooal» Is ei^-r,oken en gedurende hoogstens veertien «iagen.' Of dit mogelük zal blijken te zijn, is een quaestie, waarover wij reeds in een vroeger 1 artikel schreven, een. vraag, «iie wü geneigd zijn thans nog meer «ian vroeger ontkennend te beantwoor den. Immers niemand is m staat dit complex van be palingen ran zoo verschillenden aard in zoo korten tijd te bestudeeren. laat staan, er (meer «ian oppervlakkig) een oordeel over uit te spreken. Iets wat toch noodig is aangezien Duitschlandstoekomst voor de volgende halve eeuw geheel afhangt van hetgeen de heeren in Versailles thans overeenkomen. De delegatie toch zal niet alleen hebben na te gaan, wat er iu de verschillende bepalingen te lezen staat, doch ook, welke strekking «Ke bepalingen op Duitsch- lanris welvaart en economisch en toestand zullen heb ben. 'in hoeverre het mogelük zal zijn, dat het land zich weder opricht na de nederlaag Nu is het juist, dat verreweg de meeste bepalingen reeds vroeger in de bloden gepubliceerd zijn geworden zij het dan ook, dat allerlei details nog niet bekancj waren. In het algemeen heeft de Duitsche delegatie dus al een soort houvast. Zij wist, dat de voorwaarden streng zouden zijn, zeer streng, om<iat Duitschland niet alleen behoorde te worden gestraft voor den Wereld oorlog, «iien het ontketende, doch ook, omdat een herhaling ervan behoort te wonien onmogelijk gemaakt De oorlogsjaren hebben het bewijs geleverd, welt een gevaar het groote Duitsche leger in de handen een er minder.scrupuleuse regeering kan zijn en daarom spreekt het vanzelf, dat "waar de keuze van een regeeriing natuuriük door het Duitsche volk zelf moet geschieden, en dus niets waarborgt, dat er niet te eeniger Jijd nogmaals een gevaarlü'ke regeering het gezag in hapden krijgt —rie waarborg voor rust en vrede in Europa moet worden gezocht in het doen .verdwijnen van het instrument, dat zooveel ellende veroorzaakt, heeft, nl. de krijgsmacht te land en ter zee. Doch die vermindering van leger em vloot b biet „Neem ,u dan in q,cht." „Waarvoor?" „Voor uzelf" „Dat wil ik." Daarbij keken zjj elkaar aan: elkaar vast ln 'de oogen. In den blik van dein priester brandde een dwe pend willen. Zqn blik zei tot haar: „Ik onderwerp u tochl" In de oogen ran Judith lag de uitdrukking van haar sterken wil: Ik onderwerp mü toch niet aan u!" Met hun blikken maten zij elkaar; twee tegenstanders, die op dit oogenblik zich voornamen met elkaar te strijden, al moest het een strijd <>p leven en dood zijn. Bn zulk een zou het zünl Dat voelden beiden in dit oogenblik. Het was een oogenblik, dat over h°f tot van ieder hunner besliste. „Ik moet gaan.'.' „Dat gij een goeden weg naar omlaag moogt hebben.," „Ik kom weer naar boven." „Zooals u wilt." „Gij verbiedt mij niet terug te komen." „Gq weet naar wie gij gaat." „Naar Ju«iiÖi Platter." „Die nooit een goede Christin was. Geen goede Christin volgens uw opvatting" „Dat zou antiers kunnen word®." „Zeker niet." „Het zél anders worden." „Gelooft ge?" Ja ja, ja 1" &et' geweld moest hij zich bedwingen. Zijn leven zou hij er voor gegeven hebben, op dat oogenbliK haar hooghartig opgeheven hoofd met beide handen te ratten en neer te buigen, neer te kunnen nikken tot op «len grondniet voor Het Bloedende Hart van Maria, maar aan «ie voet® van den Heiland! Aan lijn voeten!" Hü vertrok. En hij vertrok zonder den geestelijken priesterlijken aischeidsgroet te spreken. De oogen van Judith volgden de hooge gestalte naar de deur Daarna moest zü gaan, om op de hond® toe te' zien. jppdat zü dm priester niet na- sprongen. Zoover had het tusschen hen moeten komen! Dat Judith Platter haar honden moest terughouden, daar zü zich anders op den man zouden hebben geworpen, die eens Jonker Rochus was geweest. DERDE HOOFDSTUK. De Koningsvrouw bidt en Pater Paulus bevrüdt zyn ziel van zjjn zohdtge liefde. Pater Paulus kwam en ging ging en kwam. De Koningsvrouw verdroeg zijn komen en gaan, zooals zü rik® vreemde, die naar haar hoogte op klom haar huis het binnengaan, liet uitrusten weer vertrekken. Zü onthaaMe den priester met de groote gastvrijheid van haar huis. zooals zü elk® andere gast bsolnnt gemMlrt. CMnikkriyk re*1 het vredes verdrag, dat ae bespreking, die men Duitschland op legt, de ee-sta stap is naar «an algemeene ontwapening van alle land®, of althans van een vermindering der bewapening® in het heele krfagetje rond. Vrij wea® er reeds vroege- op, «lat zonder e® otnt~ zaggelijke vermindering der militaire lasten geheel Euro pa binnen korten tijd voor het bankroet staat, omdat ge® enkel land bij machte is naast de jeate voor zijn oorlogsschul«ten. naast hetgeen er voor het economi sche ncrstel en voor .verbetering der arbciderstoestan- den noodig is en zal zijn, ook nog de kosten voot) legers en vloten te blijven dragen op d® tegonwoor- digen grondslag Daarom meen® wij hoe ook de Duitschers zelf over de militaire bepalingen zullen denk®, dat deze beperking een verborgen weldaad is voor heel de we reld, Nptuurlük zal het Duitschland, dat zoo trotscü was op zün leger vloot, waarvoor het zooveel over heeft gehad. ®orm zwaar vallen aan dm eucfi der Ent®te te voldoen en voortaan genoeg® té nemen met een legertje, nauwelijks grooter dan wat het kleine Nel derland ook op de been zou kunnen brengen. Maar de welvaart van ae 70.000.000 Duitschers en die van alle, andere, beschaafde natiën is ook wat waard. Wil men «iie welvaart verzekeren, dan is er geld noodig vcxjt allerlei productieve doeleinden en dat geld kan alleen «lan word® opgebracht, wanneer kostbare liefhebbe rijen, als marine leger, tot het strikt noodzakelijke worden beperkt. Ook de grensregelingen zullen vermoedelijk veel pro test uitlokken, aangezien het niet mogelijk is gebleken de welvaart van verschillende nieuwgevormde staten te verzekeren, zonder daarbij te zondigen tegen het Toe kende „zelfbeschikkingsrecht" der natiën. Wel he$ft Wilson destijds verkondigd, dat de tijd voorbij was, waarin landstreken en bevolking® door e® vredesver drag van den een afgenom® en aan den ander ge schonken kond® word®, doch daaraan heeft men -zich niet kunnen hou«ten. Het Saardal. noodig voor Frank rijks economische opleving, moest evenals Danzig, dat de eenige uitweg voor Polen is definitief of tijde lijk, in andere hand® overgaan, zonder dat m® het met het „zelfbeschikkingsrecht zoo nauw kon nemen. Of dit goed is gezien? Wiü weten het niet m geloov«SV het niet. Zwitserland heeft toch ook steeds over het gebied van andere staten heen zijn handel moeten voe ren, zonder dat het ran zijn ligging last had feite" lijk zijn alle® Engeland m Amerika in staat direct met met alle land® opgaande handel te drijven zonder «laarbij het gebied van e® ander land te Betreden. Er was dus allicht een andere, betere oplossing te vinden geweest, al hadden de Polen dan wat gemopperd. Wat zij toch wel zullen blijv® doen. De regeling voor het Saargebied, dat nl. Frankrijk niet het lan«f zelf, doch alleen «ie mijnen krijgt, hoeJ wel ook daartegro geweldig ran te voren reeds in de Duitsche .pers is geopponeerd, lijkt aannemelijk, als men bedenkt met hoeveel zorg de Branscfce mijn® ln de buurt van Lens en Koririjk door de Duitschera zün verwoest. Hier althans raakt het „zelfbeschikkings recht" der bevolking niet zoo zeer in net gedrang, daar de regeling vrijwel een particulier karakter draagt, In praats ran de „Exploitatie Mij. het Saarbekk®", komt de Fransche staat als eigenaar, zonder verder op het gebied, waarin de mijnen liggen, souvereiniteitsrech- ten te kunn® laten geiden. Toch bestaat er groot gevaar, dat de Duitschers na al het persgeschreeuw ook dpze regeling zullen blijven afkeur® En dan? Wanneer de moeilijkheden eens onoverko melifk blek®? Wat zal er dan geschieden? Gaat dan de Duitsche delegatie naar huis. zonder vrede? Zoodat de blokkade weder begint en de honger weder de Duitschers murw moet mak®? Of zal de Entente en Amerika, «lat reeds het meerendeel zijner troepen naar huis terugnam, den oorlog wed® opvatten en pogen het Duitsche leger, dat zich teg® Spartacisten andere revohitionnairen nauwelijks overeind kan hou- den geheel te vernietig®? Moet er dan op de verwoesting van NoonLFrankrijk en België ook nog «iie van em deel van Duitschland vol-) gen. tot er geen Duitsche regeering meer is, «iie aanne men of verwerpen kan, tot het Bojchewisme alleen-? heerscher geworden zal zijn? Frrai vooruitzicht, fraai resultaat ran maandenlange bespreking®, «iie de wereld d® blijvendvrede zou den schenken en. em betere maatschappij in de plaats zouden steil®, ran het oude gebouw^ dat door inner lijke boosheid ine® dreigde te stort® UITKIJK. Den Haag, 8 Med 1919. Wij kond® vandaag eerst te tweeure debe handeling van het ontwerp tot invoering van Ac tief Vrouwenkiesrecht voortoetiten. Een uur ging. heen aan het samenstel 1® der nominatie aan de Kroon *voor een zetel in dm Hoog en Raad, nog onthaald zou hebben; luisterde naar hem, alsof hü een vreemde voor haar was; antwoordde hem alsof zü voor het eerst in haar lev® met hem sprak. Keer qp keer beproefde hij .met steeds jn-orimde onstuimigheid in haar zieleieven te dringen. De deur ran haar huis vond hij steeds op®; al het andere, dat ran haar was, rbleei als e® boek met zeven zegels gesloten voor hem. Des te hartstochtelijk® was zijn verlangen, zich in weerwil van alles toegang bü haar te verschaffen, en «iat wel in haar diepste, geheimste wezen. Het moest hem gelukken. Want.... Zij «iroeg toch nog steeds aan haar ving® zijh ring.. Zij zou den ring voor zijn oog® kunnen afdoen en in den em of anderen afgrond werpen, Maar dat zou tegen haar natuur zün geweest; zü «leed niets, dat niet bij haar natuur paste, ioen hg bijl een zijn® be zoeken we® strak naar haar rechterhand staarde, zei zij op haar kalme manieri „Gü kijkt zoo «iikwijls naar dezen ring Het is mqn verlovingsring. Maar de jongeman, die raü d® ring gaf. is gestorv® Zijn ring draag ik tot mü'n dood en nog daarna, ten teek® «iat ik den gestorvene trouw blijf tot aan den dood en nog «iaarna. Ik werd een arme weduwe, voordat ik een gelukkige echtgenöote mocht worden." Het waren echt woorden voor Judith. Het was den man, tot wi® ze gericht waren, alsof hij em slag in het gezicht kreeg E® oogenblik duizelde het hem. zoodat hij de oogen moest sluiten. Toen hü ze we® opende, was zün gelaat vaal als dat ran e® stervende. Hij vroeg „Heette uw gestorven v®loofde Rochus?" Rochus von Enna." „Gij hadt hem lief?" zegt het." „Hoe was de jongeman, «iie zoo heette?" „Hoe lüj was?" „Daar gij hem lief hadt, moet hü e® prachtig mensphenkind zijn geweest." udith antwoordde: „Hij was de goede ra reine jeugd zelf. Zün ziel was lacht als zijn haar. Als hij juimte, dan jubel<ie uit hem het leven, de vreugde en de kracht. Hq scheen in de volheid van rijn lev® en de kracht van rijn bestaan onsterfelük. En toch; en tochl.,.. Toen hij naar Rome ging, «Iroeg hij de kiem des doods reeds in zich. Hoe aat kon. gebeu ren? Ook hij was maar e® sterfelijk mensch... zelfs hq. Maar om hem is het egn jamm®. treurig® dan zich denk® laat." Met zqn doodsbleek gelaat stiet de priest® uit ,Gïj hebt hem nog steeds lief?" Den gestorv® Rochus?.... Hoe zou het mogelijk zijn dat Ui hem niet nog steeds lief bleef hebben? Kan de liefde voor e® gestorvene ooit eindigen? Dat bestaat niet... Voor een vrouw niet, voor mq niet" Toen riep de man Gods vol smart „Gil schijnt hem zijn dood niet te kunn® vergeven." „Gij vraagt mij te veel." Zij groette Jxem met e® licht nijgen en verwijd®de zicth....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 5