Uit vroeger dagen. TWEE MENSCHEN. WOENSDAï 21 me 1919 62stc Jaargang No. 6416. B UitgêvérsTRAPMAN Cö. EERSTE BLAD. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. SCHAGEN, LAAN D 5.Int. Teleph. No. 2a naar het duitsch VAN richard V08Z. „u wilt niet?" RUIMER Alieieei Nieuws- COIIRARl Adïerteitie- LuDiiillil Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdrg, Woensdag, Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur wor- den ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Een gestoords oodadlanstoeianlna te Zijdewind. Men schreef 1649. De vrede van Munster had een einde gemaakt aan den tachtigjarigen oorlog. De lange strijd voor ge wetensvrijheid en vrijheid van denken was met on gekend succes bekroond. Maar toch de verdraag zaamheid was in vele opzichten nog niet die, welke ze 'had moeten wezen. De Calvinistische kerk was staatskerk en de Roomschen, ze werden geduld. Ze mochten geen openbare godsdienstoefeningen houden en hun kerken moesten het voorkomen heb ben van gewone hulzen; Reeds in 1573 hadden de Staten van Holland da uitoefening van den Roomschen godsdienst verbo den, vooral ook omdat maar al te vaak Roomsch en Spaanschgezind elkander hoe langer hoe meer dekten. Ook het onderwijs der Katholieken werd be lemmerd, terwijl minderwaardige personen uit het noorden in de zoogenaamde Generaliteitslanden voornamelijk Brabant en Limburg de mooie baan tjes kregen. En toch is trots al dien dwang het katholicisme niet uitgeroeid en wel hierdoor, dat de uitvoering der placcaten minder streng was, dan de inhoud deed vermoeden. In vele steden werd de mis openlijk bediend en in Amsterdam gaf de Overheid den Roomschen een kerk terug. Zelfs de Staten van Holland namen katholieken in hun dienst, vooral als zij waren als Graaf Tilly, die van zich zelf getuigde: „Al is de ziel papistisch, het zwaard blijft toch een Geuzen- zWaard". Zoo kon een Fransche gezant oordeelen: „Dé Ka» tholieken hebben noodt een zoo groote vrijheid ge noten" en Prof. Fruéms: „Vergeleken bij thans was het lot der Katholieken zeker beklagenswaardig, ver geleken bij wat zij elders te lijden hadden, was het dragelijk en vergeleken met hetgeen in Roomsche landen de Protestanten verduurden, was het zelfs te benijden". Maar niet alle autoriteiten waren in dit opzicht verdraagzaam en de Nieuwe Nfedorpsche over heid mocht onder deze worden gerekend, wat moge big-, ken uit het volgende relaas. Op Maandag 23 Augustus 1849 vergaderden ter rechtszitting op het gemeentehuls de Schout Her man Hartman van der Woude, hoofdofficier der Niedörper Koggen, de burgemeesters Hendrik Klaasz. Schoenmaker, en Cornelis Dirks®. Kistema- ker, benevens de Schepenen Klaas Klaasz. Houtkoo- per, Arién Pietersz. Moerbeek en Klaas Jacobcz en staande deze vergadering werd er meegedeeld, dat Prijs per 3 maanden fl.20 per post fl.40. Losse nummers óecnt ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75, iedere regel meer 14 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote lett. worden naar plaatsr. berekend zoo het gerucht zieide, een „Paepsche Bisschop van buyten in persoon -was ghekomen op den Sijdwind ende dat van allerweghen wagenen met volck der- waorta reysden. om het formsel soomien dat noem den, te ontfangnen en haren superstitueuspn Godts-1 dienst 'te plegen". Dat bracht groote opschudding in het achtbaar college! Wel was de vrede gesloten, maar „eoodanighe ergerlijok® inkomste van Bisschoppen", mocht niet worden geduld, evenmin als het houden van zulke bijeenkomsten en het toelaten van een en ander kon heel kwade gevolgen hebben. (De vraag van den boodschapper om hulp en assistentie, daar „het selve tot groote ergernisse bij de Gereformeerden wierde ter herten getrocken", viel bij de overheid in goede aarde en eendrachtig besloot men zich gezamenlijk zoo spoedig mogelijk naar Zijdewind te begeven „omme de saecke te ondereoeoken ende te doen, dat amptshalven be- hooren soude". 33. Zij keek hem noch ernstig, noch boos aan. Pein- ®end, zwaarmoedig, bijna treurig keek zij hem aa.n. En op rijn overmoed ge toespraak antwoordde zij woord. i -'Laar hel geduld en de beminnelijkheid waarmede rijn lijden verdroeg, maakte, dat zij .zich steeos meer aan hem hechtte. Dikwijls verduurde h>j nevigp pijnen en was op die oogeablikken juist het vraoluks. Slecht* non cmarfoHiflr tfill-Pn ffer ÜDD6U1. 6€Ül {$8ev®jï. als zij de sterke, de nooit lijdende hem J,n hjden had kunnen ontnemen. Als hij dan onder Pijnen naait haar voortsloop, schaamde zij zich bijna over haar gezonde ledematen. Zoo gebeurde het. dat Judith Platter de reinste en hoogste liefde der vrouw öet tti^deljjden, leerde kennen. g'.oeiend - was hem onder de Koniaigswanden de vrouw des hui- zoo vreemd tegemoet gekomen. Het had er den ®chijn van alsof hij haar wilde bewaken: of beter ge dijd beloeren: elk harer trekken, elk harer blikken, Bts zij met haar jongen gast sprak. Alsof hij haar °P een schuld wilde betrappen; om haar dan tot ^«rantwoording te roepen. Zelfs als deze schuld, die geestelijke bij de Koningsvrouw hoopte te ontdekt k®n, ook maar uit een gcdachtejonde bestond ter Verantwoording had hg haar toch getrokken. Alsof judith Platter de vrouw was geweest om hem daartoe 5* recht te geven! Hem of wien ook op de wereld. gjng kalm den weg, dien zij wilde gaan. Al was net Tiaar doods weg geweest. neer vreemd was ae verhouding der beide mannen tegenover elkaar, van den priester en den jongen kunstenaar, die zich ook tegenover den hoogeerwaarde teet een 8 tralenden lach een erge heiden noemde. 6n etahtig verklaarde niet toegankalgk la zijn voor aflolr Een rijtuig werd besteld en in vliegenden draf ging het er op af! Komende „op den aenvangh van de Sijdwind voor de Weel, zagen ze dat veel lieden buiten het preeckhuijs op de wacht stonden, ,/die met wim pels van neusdoeckien malkanderen adverteerden van onse komste". Het paard nog tot meer spoed aanzettende, kwam men bij het „preeckhuys", waar een groote menigte van menschen vergaderd was, „soo men sayde wel tot drie duysent in 't getalzijnde de weg daer- omtrent heenen, alsmede het erf ende bogaert ende naburige huysen en erven en de bogaerden met menschen, mannen, vrouwen ende kinderen, als mede met wagenen ende paerden vervult, ghelijck mede het preeckhuys". Op de aankomst van het Gerecht liep de kerk leeg, maar de Schout en zijn gezelschap wisten met „een seedige courage" de voorpoort, die de menigte wilde gesloten houden, open te krijgen en kwamen zich een weg banende door-de massa de zuid-deur van het „preeckhuys" binnen. Onmiddellijk onderzocht ds Schout, geholpen door zijn dienaar, „het preeckhuys, Galderijen, kamers en de celletjes" of zich de bisschop daar nog bevond, maar hoe zij snuffelen en speurden, de vogel was ge vlogen" Later bleek hun hoe de priester „geac- compaingeert met twaelf ende soo sommigen willen segghen wel -twintig vreemde Papen (uit nabuerige quartieren meest te samen gekomen) dadelijk bij de aankomst der autoriteiten op de vlucht was gegaan. Maar daarvan wisten ze op dat oogenblik niets af en werd dus de onderzoekingstocht voortgezet Ko mende bij het altaar zagen ze, hoe daar alles voor een godsdienstoefening gereed was, „doch dattet al veele op onsen aenkomste afgeruckt ende hier en daar hij articulen nederlagh". Ten einde niet gestoord of overvallen te worden, besloot men alle deuren tse sluiten en de luiken voor de vensters te doen en daarmee bezig zijnde, voegi- den zich bij hen Willem Albertsz.en Pieter Cor- nelisz. Dissel, „twee van de voornaemste papisten in de vergaderingen, woonende op den Sijdwind", aan wie gevraagd werd, wie den dienst had. gedaan- Na eenige aarzeling verklaarden de gevraagden, „datse dien persoon niet kenden, doch datse wel ge- hoort hadden, dat hij wat meer was als haer Priester Willem Albertsz. verklaerden daarenboven, dat hg verstaen hadde of hg uijt VTanckryck soude zijn". .Veel wijzer werd men er dus niet dooT. Terwijl vervolgens de Schout en zijn dienaar eenige beel den „ende andere ornamenten" van het altaar nam en wegzette, kwam van buiten een geweldig ge tier en geschreeuw, dat men niet voornemens was dat te dulden, roepende eenighen met den Schout niet te doen te hebben, op hem niet te passen, hg niochte inventaris nemen, zy waren uyt het recht niet gewassen". Heer Herman stoorde er -ich niet san, maar liet door den secretaris de goederen op het altaar als mede „eenen staf met eer reet lofwerck aen het eynde, schgnende den Bisscliopa ofte Suffragaens scepter met gouden knoopen" in den inventaris op nemen. Daarop zich wendende tot de beide bewoners van Zgdowind, drukte hij hen op 't gemoed de aanwe zige geïnventariseerde goederen niet te verduisteren of te vervoeren, „haer voorts in boeten beslaende, over zoodanige vergadering©" daar het onmogelijk was alle aanwezige personen te beboeten, „hoewel wel eenige van de voornaemste die wg kenden bg ons schriiteigck waren genoteert". Willem Albertsz., zoowel als Pieter Cornelisz. Dis sel stelden zich voor het betalen der boeten borg, „onder verbant van hare personen en goederen; maar toen hen werd gevraagd den Bisschop „ofte preeckheer" aan te wijzen, verklaarden ze dat on mogelijk te kunnen doen. Onder dit alles nam het tumult huiten de kerk steeds toe: deuren en vensters trachtte men te ope nen, de luiken werden van voor de ramen gebroken met het voornemen „soo sg met dreygemenben ende scheltwoorden te kennen gaven, ons te verdrijven ende offenceren ofte anders te massacreren, welcke door den Officier ende dienaer speciaigcken met bloote degens geladen pistoolen wierden terugge- keert". Daarop terugkeerende tot hun onderzoek, verzocht men aan Albertsz. Dissel den sleutel „van de on- derkiste van het autaer, alsoo vermoet wierde door huestigheijt den Bisschop daarinne verborgheu. te zijn, hoewel wg naderhant bericht werden, dat hars kostelijokheden «nde ornamenten daerinna wecb- geslooten souden zgn geweest". Daar noch .Albertsz, noch Dissel den sleutel be-i zaten, of wisten, waar deze kon zijn, kon „de onder kiste" niet worden geopend. In dien tusachentyd had het volk eerst de zuid en daarna oostdeur weten open te breken eb storm* de de kerk binnen onder net geroep: „Wat is dat hier? Zgn wij niet eenen schout machtigh?" „Dochj zijn deselve ge wapender ha nt met puer ghewelt houwen ende steecken door den Officier en dienaer doen ri- tireren". Toen de laatste de deur wederom wilde sluiten./ smeet het volk daarbuiten „gewei digh met stucken houts da ertegen» in". Nauweigks was het gelukt de deuren gesloten te krijgen of de buitenstaanders wisten die jn den noord- westhoek té openen „alwaer se sjocken en palet go- reet hadden", terwgi ook de dienaars van dan Bis schop met pistolen „in de sack ende degens op de zij" aanwezig waren om hulp te verleenen.^ Wederom wisten dé Schout en rijn dienaar met de wapenen de indringers te verdrijven „Al het welcke noch niet genoegh zijnde, is Irulck, hoe langer hoe booser wordende, hoewel bg ons alle discretie wierde belooft,, echter op de deuren ende vens teren aenge- vallen, soeckende met groote dreygementan ende gru- welijcke scheltwoorden, aaertegens in* te komen, bren gende stocken en palen rontsomme aan het huys, del vende steenen uyt den straet. soo ons van yemant van1 bugten door een venster wierde berecht, houdende het huijs pontsomme wel twee uuren langh beset, sa dattet niet mogelijck was voor ons da er uijt te kamen, roepende en schreeuwende dat wij waren gheweldenaers ende dat wij noch den Officier om haer te storen geens machten hadden". Of de Schout ook al verklaarde, dat al wat ge-/ schiedde, was op last van de Hooge Overheid en hoe ze wel moesten overwegen, dat at Vat den Hooide Officier werd aangedaan, mén ook den Staten aan deed.. het mocht niet baten, het volk schreeuwde te» rug, „sij vraegden na het Hof ende de Staten niet» die hadden geen macht om hare vergaderinghes te be.etten, met suicke of, dier geiijcke woorden, sij had den haer vigheijt verkregiien door de Vrede, roepende, voorts: alle Officieren laten 't toe. ghy alleen maeckt wagen te bereiken en vernamen onderwijl, dat 'ér velen uit het volk hadden geroepen„Clauter in, bruijter in. wij staende voor, konnen 't met geit boeten", ter* wijl* anderen van oordeel waren dat men goed deed hen met „preeckhuijs" en al te doen verbranden. Later kwam men te weten „<iat 's avonts na hun vertreedt omtrent jen vijf a ses - uuren. den Bisschop ofte suffragaen. ghewBpent te Paert met Pistolen op den Sael, met noch eenighe te paert ende noch een waghen vol. da er voerman van was, eenen Theunis Pietersz door den Heer.Huygen-waert mede vandaer is fleeschappeert," Ook de voerman .Jacob Cornelisz. Oosterleek, die het gezelschap naar „den Sijdwind" had gebrach^ had het een poos kwaad te 'verantwoorden. De me nigte was op hem aangedrongen met de woorden, „Dou schelm, waerom hebstousl hier gebracht dou machtse «ten Officier doot brenghen tot Nieudorp., ma er niet leven«iigh. bruijtse aliegaer, niette wagen van den Dijk ende haeltse niet weer uijt." Zoo keerde Heer Herman Hartman van der Woude. hoofdofficier van de Niedörper Koggen, met burger' meesters en schepenen der stede Nieuwe Niedorp mét achterlating van af hun papieren naar hun woon,4 plaats terug en hebben van af hert gebeurde behoorlijk een acte laten opmaken, die gewaarmerkt door dén: Secretaris K. van der Bgi en den te Aikmhar <e»L deerend Notaris publicus J. de Jong nog tol op den huidigen dag berust In het belangrgk archief der Ned, Herv. Kerk .te Nieuwe Niedorp. J. DE VRIES. ge bekeering. Pater Paulus gedroeg zich tegenover den lieveiiug van het huis buitengewoon geduldig, ja bijna zacht, iiij wilde strenge zelf tucht beoefenen; zich ge heel in bedwang houaen, door niet verraden wat in hem kookte; behalve razende naijver een woedende afgunst. Zoo jong was hij ook geweest, ook hij was eenmaal zoo vol overweldigende levenslust en levenskracht. Wat had jonker Rochus gegeven om de heiligen zijner kerk, jte dogma's en wonderleeren van rijn geloof? Van één kerk, «iie de triomf ©erende was; van etfi geloof, dat -alleen zalig kon maken. Hij dacht aan de verandering in hem en aan. hetgeen uit hem was geworden wat meer en meer uit hem moest worden: een fanaticus, een zeloot, een onver-1 draagzame ijveraar. aan den renegaat, gelijk, die rijn oud geloof vloekt en een woedende sirydier wordt voor zijn nieuwe geloofsbelijdenis; in den strijd met zijn voormalige geloofsgenooten, wreed tot in het on barmhartige toe. zoo ging het dikwijls, bijna ge- wooaUjk. Maar dat ook hij den broeden weg van het algei meenjmenschelyke ging. De kunstenaar daarentegen werd gegrepen door de monumentale schoonheid van den man. <üe zy n pries terlijk kleed als een koningsmantel droeg. Hij her schouwde gestalte en gelaat ais een meesterstuk der schepping en bewonderde daarin de scheppende ma tuur vol veioari"*? hoe rij, groote kunstenares zulke deze beteekenisvoue versouynuns "wu na owa.u souu deron- naast het stralende portret van Judith. de Ko- ninrssvrouw, het donkere portret van den priester, den Kouingsmensch. Vreemd, dat hg de twee voortdurend by elkaar zag zien «iie Awee steeds by elkaar moest voorstellen, alsof 'rij bij .elkaar hoorden. Eens sprak hg er over met Ju«Iith: Wat is dat toch, dat ik u niet kan schenden van, den' vreemden man? Ik ken op aarde niets dat zoo verschillend van elkaar is als u en deze man; en tocht Bovendien Wat wil hij van ut Daarop gaf Judith geen antwoord. Toch sprak tot haar kwelling Barbero steeds weer met haar over UU' H^fkonit hg in deze wildernis? Waarom blyft hij? iWot weet u van ham? Hij ia do zonderlingste rnensch. ons het spul, ghg syt een gewelde na er, een vredc^ breecker, beloven u het saf komen ter ooren van den Koninck van Spangten met veele dreygemmtjeJ» meer". Aan het verzoek, dat acte zou worden gegeven, dat niets van «iaar zou worden weggevoerd, voldeed de Schout, als ook, «lat de gemaakte inventaris aan 't volk zou worden voorgelezen en „in eeniger handen onder haer overgelevert soude werden", maar deeisch dat niemand zou worden gemolesteerd werd afgeslagen. Eindelijk werd nog verlangd, dat de officier den gemaakten inventaris, de acte van arrest en de borg tocht van «ie beide Zijdewinders .„voor haer voeten t'eene maele souden aenstuckein 'scheuren", wat hy „om leven noch sterven niet willende doen", maar „hooren<te en siende al het gheknars bevende altera tien ende dreygementen en dat het op het uyiterste was ghekomen. geen an<ter middel ter wereld siende om lyf en leven te saiveren". zijn voor de oogen van het volk door. den Secretaris vanuit een venster de geU wraakte acten aan stukken gescheurd. Bovendien moest men „in «te hant van eenen Corneiis Jansz, Ven* nicker. Paeps vroetschap tot Wfnckel", beloven, dat geen letter van al het geschrevene by dein Schout berustte en dat niets zou worden weggevoerd. Nu bleef het gezelschap at weinig meer over, dan zoo spoedig mogelijk een goed heenkomen te zc>ekan Door de oostdeur buiten gekomen, wisten ze dein dien ik ooit zag Hij trekt mij ontzaglyk aan en stoot my even heftig af. Ik bid u,. vertel my alles, wat u van hem weet... u wilt my niets zeggen?" „Neen". „Dus weet u iets, dat niet verteld kan worden? Toch staat u hem toe voortdurend te komen?" „Ik wü hem niet beletten te komen." „Dring niet by aan." Zij zei het op zoo gemartelden toon. «lat de jon geman zelf verschrikt zweeg Nu begon hy ook gade te slaan, te beloeren... Indien de beide mannen bij Ju<iith waren, dan ge tuigde ieder van rijn godheid. De priester pretiikte den Drieëenigen God, de kunstenaar, den eenen en eenigen: den goddelijken geest der kunst; riep de een vol ïj-inmf;)de kunst is dienares der kerk I" «ian ver kondigde de'andere: „zij dient geen macht ter wereld!, maar rij heerscht". Voor den Augustijner was de macht zijner kerk het hoogstvoor den schilder was 't het innerlyk aanschouwen en scheppen der schoonheid. Beiden lieten zich meesleepen door de macht van hun voelen; werden welsprekend; spraken als met eugaen tongen. Maar zy spraken niet met elkaar; maar heit den spraken geueel alleen met Judith. Deze luisterde naar beiden en zweeg tegenover beiden. Kunst en schoonheid; wydiing der kunst en goddelijk heid der schoonheid.... Er werd door den man. wiens teven zy redde een' nieuwe wereld voor Judith ontsloten. Ein al trad zij ook maar op den «irempel van het heiligdom, al bleef zij vol schroom op den «irempel staan, zoo kreeg zij toch een vermoeden van de volheid van h$t heerlijke dat tot de hoogste goederen der mensch* heid behoorde En rij. de padvindster, wier dagof lijksch vurig gebed tot de gtxiheid haar dagelijkscne onvermoeide arbeid was, voelde huiverend: Ook hier is een tempell De tweede hooioogst was geschied, en de rijke zegen aan kruiden ryk, sterk_geurend Alpengras droog on der dak gebracht; geen boosdoenershana slingerde meer brand in de bezitting der Koningsvrouw, die geen nacht meer behoefde te waken. Ook op de hooge bergweide was het stevig blokhuis met voorraad ge vuld, en dat tot bijzondere vreugde der meesteres. Want tot nu toe hadden da heerlijke weideplaatsen slechts EEN CREDTET VAN 23 MQJJOEN AAN FRANK. RIJK. Bij «ten Raad van State is thans een wetsontwerp) aanhangig tot het verleenön van een crediet uit 's rijks schatkist van 25 millioen aan Frankrijk. Dit ontwerp is een gevolg van de werkzaamheid der commissie, welke eenigen tijd geleden, In opdracht van de Nederlan«ische regeering onder voorzitterschap van den heer Joost van Vollenhoven naar Frankrjjk is ge gaan ten einde met de Fransche autoriteiten overleg te '"jen .omtrent «ie wijze, waarop Nederland aan den 'eropbouw van de in den oorlog verwoeste streken zou kunnen helpen. De wenschelykheid trad toen in het licht, «lat door Nederland voor de financieering van voor bovenbey doeld doel geschikte leveranties, voor zoover die goe» deren betreffen met een langen gebruiksduur, een crediet van 25 millioen voor een tydvak van 5 jaren aan Flrankrijk werd verleehd. Teneinde hierin te voorzien, besloot de yegeering het' vorenbedoelde wetsontwerp aanbangig te maken. DIRKSHORN. Zon«iagavond veterde het kinderkoor alhier onder leiding van den heer R. v. d. Laan de oplette „Ref pelsteeltje" op in de zaal van den heer D. Bruin. Zeer veel menschen waren opgekomen, om dat kinderspel te zien en zy zyn niet teleurgesteld in hun verwachtingen. Want het publiek heeft genoten van het aardig kinderspel, veraangenaamd door de fraaie costumes. welke aoor de jonge dames en heer) ren met gratie werden gedragen. Hoe plechtstatig zat de komngm op haar scnoonen troon, noe statig defij leerden de hofdames voor haar en hoe vlug bewogen, zich de pages in hun uitstekend passende pakjes. Men kon zich in «te riddertydea terugdenken. En hoe echt sprookjesachtig zaten «ie kabouters in het bosch afwachtende de komst van hun kwiei ken koning Repelsteeltje. De molenaar wist wel dei lachspieren van het publiek in beweging te brengen. Na elk bedrijf was er levendig applaus. De heer en ook mejuffr. v. d. Laan kunnen met voldoening op hun velerlei bemoeiingen terugzien. Wel verdiend was «Jan ook de bloemenhulde, den directeur gebracht. Jammer «lat zoo'n uitvoering zoo kort duurt na zoo'n lange voorbereiding v«il bezwaren, «iie overwonnen moeten worden. Dat pok het finautieel succes bevre* digend was, deed ons genoegen, want dit zal den moed schenken, nog eens weer zoo iets aardigs te ondery nemen. 1 gediend voor de gemzennu hielpen rij kudden voert den en menschen v«x>rdeel brengen. Nu werden de herfstachtige Alpenweiden opnieuw met bloemen bedekt. De velden zagen blauw van hpt azuur der kleine gentianen en de wginruit overtoog ze met goud. In goud straalden ook de lariksen, van! wie hondertijarige.reuzen rondom den zwarten dein stonden. In den vroegen morgein lagen de bloemem velden in sprookjesachtige pracht, «loor teer weefsel omsponnen, waarin de dauw in den zonneschijn met brülanten wolkenbeelden, en zilveren vlokken trokken door de lucht. In lange reeksen zweefden kraanrogeis en ^tilde ganzen naar het Zuiden; maar uit' de diepte11 der wouden dreunde het brullen van de bronstige herten omhoog, een trotsche liefderoep, die tegelijk een wilde strijdkreet was. Stee«is korter werden de dagen, steeds gezelliger de lange avonden. In de geweldige kachels vlamoen ow aennemoKien; de wielen der ppinnende meisjes snordep; en de vrouw des huizes wierp ijverig het sp de betoovering van haar tegenwoordigheid... begon rijn stijve rechterarm te genezen. Er was dus geen ge vaar meer, dat de kunst dezen door God bezielden jongen zou verliezen. In leder geval gaf juist de oogenschij nlijke verbetering een nieuwe, goede aan leiding om de afreis opnieuw te verschuiven. Ook drong «te goedhartige gastvrouw niet. Zij was gewoon geraakt aan het opgewekte gelaat van den vreemde! ling, zoodat hij geen vreennieling meer was. lii haar harde oprechtheid tegenover zichzelf bekende zij zich zij zou hem eens missen. Maar dat eene had zij reeds lang erkend; dat deze levende slechts in zijn trekken op den gestorvene geleek. Nooit en nimmer zou Ëarbaro zijn ziel aan een aindere godheid hebben gegeven dan aan rijn kunst. Zoo zou hij ook zekeaj trouw zyn gebleven aan een aardsche vrouw; en trouw, onverbreekbare, heilige trouw, was voor deze vrouwelijke ziel der menscnen allerhoogste. Bij het schoone herfstweer, dat aan het gebied der Dolomieten nog een stralenden nazomer bracht, waren de kudden in den laten tyd nog op de hoog! weide. De jonge Martin was nu eerste herder. Een Geinhut en twee herdersjongens «tonden onder zyn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 1