Bi; den bouw der Nieuwe Wereld.
tss sarysspyas tz
TWEE MENSCHEN.
TWEEDE BLAD.
Uit en Voor de Pers.
Zaterdag 31 IHei 1919
62sle Jaargang No. 6421.
FEUILLETON.
i.«d uit d« ««kKnSdis
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Tegenvoorstellen.
Eén dag voor den fatalen termijn heeft Dultech-
lanu zijn tegenvoorstellen bekend gemaakt. Voor
hen, die vast overtuigd waren, dat er toch in geen
geval zou worden onderteek end, is dit natuurlijk
©en tegenvaller, want men werkt geen schema uit,
zoo omvangrijk, op vele punten zoo gedetailleerd,
wanneer meh tóch van meening ia, dat elke toena
dering uitgesloten zal zijn.
De iDuttschers wijken op verschillende punten
niet eens heel ver af van wat d© Entente voorstel
de en geven dus blijk, dat zij hun positie beter be
grijpen dan vele hunner vrienden in het buitenland
ook ten onzent die van het eerste oogenblik
af schande hebben geroepen over de edschen der
Entente, die de arme Duitschers wilde ruineeren en
voor een halve eeuw tot slaven maken, zooals het
in opgewonden hoofdartikelen dn buitenlandsche
overzichten heette.
Met verschillende van die „uitmergelingseischen"
gaan de Duitschers vrijwel accoord, al stellen zij
nuancen voor in de methode van regeling. Zoo bijv.
ten aanzien) der schadeloosstelling, die Duitse hA
land tot een maximum van honderd milliard aan
neemt te betalen, mits de tijdsruimte langer wordt
gesteld. Hierover zal natuurlijk te redeneeren zijn,
alhoewel de regeeringen der Ententelanden in haar
eigen parlementen reeds herhaaldelijk hebben moe
ten hooren, dat die schadevergoeding in geld, waar
van het grootste deel aan Frankrijk en België zou
komen, toch eigenlijk te gering is. Dan konden zij
verwijzen naar het feit, dat het genoemde bedrag
slechts een voorloopdge schatting is, wat nfet mo
gelijk meer zal zijn, wanneer op iDuitschland's voor
stel dit bedrag als maximum wordt aangenomen.
Ook mot de militaire eischen: het opgeven van leger
en vloot tot een bepaald maximum, gaat Dultsch-
land accoord. Ja zelfs het gaat verder en wenscht
zijn geheele oorlogsmarine op te geven, terwijl het
een deel van zijn handelsvloot gaarne terug
kreeg. Vermoedelijk zal dit laatste meer voeten in
de aarde hebben. Speciaal de duikbootoorlog im
mers heeft de Entente uitermate verbitterd en de
scheepsverliezen door Engeland geleden hebben
zulk een vergaanden Invloed op het economisch le
ven van dit land, dat zich reeds door Amerika als
vrachtvaarder ziet overvleugelen, dat het bezit dier
vroegere Duitsche schepen van het allerhoogste be
lang is. Het feit echter, dat een zoo groot© Duitsche
tonnage zich destijds in Amerikaansche havens
redde en daar geïnterneerd werd, zoodat deze sche
pen den Amerikaansohen handel ten goede komen,
zal er misschien toe medewerken om Lloyd George
wat toegeeflijker te stemmen op dit punt.
Duitschland heeft trouwens niet direct het verlan
gen uitgesproken die schepen dn vollen eigendom
terug te ontvangen. Het vraagt eigenlijk alleen het
exploitatierecht, zoodat die schepen voor Duitsch
land zouden varen, terwijl zij overigens onder be
heer van een Amerlkaansch-internationaal bestuur
zouden komen. Daardoor zou "Duitschland de zeker
heid hebben dat zijn economische belangen werden
gediend, terwijl de winst op die vrachtvaart even
als bij inbeslagneming aan de Entente ten goede
zou komen.
Aangaande de koloniën* waarover bijv. de Neder-
Landsche pers ook zoo ach en wee heeft geroepen,
is het Duitsche tegenvoorstel veel kalmer. Men
schijnt zich bij het verlies ervan tamelijk wel neer
te leggen. Wat trouwens niet te verwonderen is,
aangezien het stuk voor stuk schadeposten waren,
die misschien eerst in verre toekomst iets werke
lijks hadden kunnen opleveren. In hoofdzaak wa
ren het natuurlijk terreinen voor particuliere
exploitatie en afzetgebieden voor ambtenaren en.
officieren. Het schijnt de bedoeling te zijn te 1
trachten thans of later een mandaat van den Vol
kenbond als beheerder te verkrijgen en intusschen
de exploitatierechten van1 particulieren te besten
digen. Iets waar althans Engeland, dat in zijn ko
loniën steeds het pricipe van de open deur voor
ieder heeft gehuldigd, over een jaar of wat
geen ernstig bezwaar zal ontmoeten. Aangezien het
deelen van het Britsche Rijk zijn, die de belangrijk
ste koloniale bezittingen van Duitschland, zullen
verkrijgen, gelooven wij niet, dat zoodra de Jingo-
geest wat geluwd is, onoverkomelijke hinderpalen
zullen bestaan tegen Duitsche handelswerkzaamhe
NA AH HET DITTSCM VAN' RICHARD VOSZ.
36.
Over dit „als" en over 't geen op dit ,>als" zou
volgen, begon Judith te peinzen en te tobben: gedu
rende al de donkere uren. die .meer en meer bij haat
wakende jachten gingen behooren_; die haar orüel
'i'ë en onzeker, bleek en ellendig maakten, zoodal
zij rondliep als met verlamde ledematen, verlamdejni
SS65!, (Kxxlat haar trouwe dienstboden de hoofden bij
elkaar staken en elkaar toefluisterden: '„Zij is ziek.
ziek, Judith Platter? Ziek de Koningsvrouw? Ziek
de gezonde en sterke? En nog wel niet ziek aan het
lichaam, maar ziek van gemoed. En dat zou mogelijk
sgnl
„Als bet weer lente wordt maak ik mijn bedevaarts
tocht naar het Bloedende Hart van Maria in de Do-
tomieten aan den Schlern. waarnaar onze kapel ge
noemd werd. Ik offer de goéde Hemelkoningin een
zilveren hart en twee waskaarsen. Dan maakt zg onze
heve meesteres gezond."
Het was Martin, die voor Judith de bedevaart wil
de doen: „Als flet 'weer lente wordt...."
Voordat het weer lente wCrd. brak er voor de
hoeve onder de Koningswanden een nacht aan. die
"aar meesteres het laatste bracht.
Het zou tegelijk Judith Platter» laatste levensnacht
D©n halven nacht hadden de twee met elkaar gej-
®Pf°ken„. met elkaar gestreden. In het huis sliqp
**toreen. Uit de kamer der dienstboden drong nu
dan tot hen door het dof knorren der honden,
r10 opgesloten waren om den geestelijken gast en de
van Judith lieten in den slaap een zacht tjil-
ffn<i geluid hooren: zij droomden misschien van de
te. die haar komst aangekondigd had door fohn->
U°rto. lawinendonder en de eerste hleekj>lauwe bi^i
toonen
K00 Dkqoi was de wereld als het voorjaar werd..,
pv lo°i was ook deze nacht vol zwijgen en vrede,
r* toaan scheen helder door de ramen in de kamer
r^.^ée gestalten der twee. die elkaar biet kondein
Zij spraken zacht bijina fluisterend alsof zij
door eqn luiden toon ^de plechtigheid van
stilte te storenals vreesden zij in hun ziel iets
°P Wekken, dat ia di-pe sluimering moest htijven;
van verschillende gebieden in Fnrrm® aanzien
doch onoverkomelijk »fln ook ai»
geenszins. Wat Duitichland wti t*r, moe*1ykeden
Wig, is bijna lïKk1 het IJZeïfl* wd
George, dat destijds werd afgetorndomdat
en zulke goeie, beste kw/Srft £aS"
jewtoki in ZT" Duitschers en Bols-
IntO0fl?ri te houden en die dus tot vriend
Swat dïrïC deJTrid6n- Nu ü>-
nera surceki hiTa,^ <fe™over Joden en Ukrai-
iwms, spreekt het welhaast vamze f dat er «w
r neeren in Warschau, heel den vrede in Bevaar
ïoorrDXS^ZUllenid<' Poter hun waren^Jwars
aoor Duitschland moeten verschepen. Wif hebben
A ffohoord. dat Duitschland er economisch zoo
slecht aan toe was, omdat bijv. de cacao Z noodto
voor zijr chocoladedndïistrie m^ 'het Sr
!frdam of het Fransche Marseille uit
aangevoerd. Waarom Polen zijn be-
een ?ult9che havenstad zou
handen»strekken, mits goede en rechtvaardige be-
emrp™?? van schepen en ladingen, door een soort
entrepot-instelling is gewaarborgd, bleef ons steeds
'n^hjk te vatten geheim. Vermoedelijk weet
ook Paderewski niet precies te zeggen. waarom
Ranzig persé Poolsch moet worden. Wanneer hier
omtrent een regeling zou kunnen worden getroffen,
zelfs al wordt men boos in Warschau, dan blijven
er feitelijk dus weinig groot© punten voor oneenig-
•heid over. Verdwijnt het Poolsche Danzig met den
zeer gevaarlijken en onpraktisch gedachtendoor-
gan g.dwara door (Pruisen, dan vervalt daarmede
ook de afscheiding van Oost-Pruieen, Memel en Op-
per-Silezie.
Het bezit van Silezië, met name van d© kolen
mijnen, zal evenwel een zeer moeilijk te regelen
punt zijn. Immers zoowel voor Polen als voor
Duitschland is' het bezit van kolen een zeer groot
ding. Polen met zijn groote industrie heeft veel te
weinig eigen brandstof en Duitschland eveneens,
speciaal wanneer het op den duur het Saarbekken
mist. Vermoedelijk is hierover dan het laatste woo'4
ook nog niet gesproken. Vooral wanneer Polen zou
gedwongen worden aif te zien van Danzig en den
fameusen corridor, zal het op ander gebied com
pensatie verlangen en zal het zeker niet bereid zijn
de kolenmijnen in Silezië af te staan.
Ook ten aanzien van het Saardal doet Duitsch
land, dat In een afzonderlijke nota reeds een andere
t>etaiingsmethode voorstelde, wanneer het over vijf
tien jaar dit dal en de kolenmijnen mag terug koo-
pen, een andere oplossing aan de hand, n.L ge
meenschappelijke exploitatie.
Wanneer men niet In oorlogsroes leefde en men
niet te maken had met Franschen als Clemenceau,
die nu eenmaal niet spoedig tevreden zijn, zou men
inzien dat ook hieromtrent een overeenkomst geens
zins onmogelijk is. Zoolang de mijnen in Noord-
Frankrijk niet produceeren is het duidelijk, dat de
aanstichter van het kwaad de schade vergoedt. Doch
zoodra Lens en omgeving weder op de volle oude
capaciteit werken is er niets tegen, dat de mijn
rechten terugkeeren aan den ouden bezitter, terwijl
anders de waarde dier kolenmijnen van de schade
vergoeding behoorde te worden afgetrokken.
Of dit geschiedt of niet, is een dier vele punten,
die eerst zullen worden opgelost, zoodra, behalve
de Groote IV en het Duitsche volk, ook de overige
wereld zal mogen vernemen.^ wat er eigenlijk in het
vredesverdrag staat.
Iets, wat we tot dusverre niet mogen weten.
In het algemeen gesproken zijn de hoofdpunt
ten van het Duitsche tegenvoorstel volstrekt niet
zoo, als men grond had te verwachten, na al het ge
daver in kranten en redevoeringen.
Over veel er van is te spreken. Verschillende pun
ten zijn identiek met d eJÉharepron k el ij k e wenschan
van verscheidene voormannen der Entente.
Derhalve aan een afbreken der onderhandelin
gen gelooven wij nu minder dan ooit. Omdat Wil-
son en Lloyd George ten slotte niet voor niemendal
in Parijs zijn.
En bijna zouden we den Duitscher de hand willen
schudden, die op zoo fijn-ironische wijze in de in
leiding van het tegenvoors4-er op wees, hoe vol
strekt niet alle landen d Entente uit onbaatzuch
tige motieven in den oorlo«" zijn gegaan. Dat Italië
eo Roemenië het bijv. we. ueden met het voorop
gezette plan „er beter van te worden".
De lezer weet dat wij deze opmerking van gan-
scher harte onderschrijven.
De strijd tusschen Pruis en Angelsaks had door
de deelneming van die en van andere 'heerschappen,
die op buit uit waren, nooit mogen worden ver
troebeld.
Dan had het werk in IParijs ook 'veel minder
moeite gekost, de wereld mjnder narigheid geleden.
UITKIJK.
OTCT de S.D.A.P. Voor hen. die fn deze pertij een
onvermengd kwaad zien. dat met de uiterste mid*
delen moet worden bestreden, bestaat deze moeilijk
heid niet. Jij stellen zich op het standpuntonder
geen voorwaarde stemmen of steunen wij een sociaal
democraat.
Soen wij p^s bij deze groepen aan, dan zou er
worden gevormd een antisocialistisch bloc. De grond
slag hiervan 2ou zijn het uiterste verweer tegen de
revolutie, en het beleid hiervan zou onvermijdelijk
uitloopen op een conservatief, een reactionnair, eeti
onvrijzinnig en ondemocratisch beleid. Het scherpst
toch koeren zich tegen de revolutie en tegen wat voor
revolutionnair wordt gehouden (hiertoe behoorde bijv.
het Algemeen kiesrecht) de conservatieve en kapitalfs"
tisch gezinde elementen. Door den zin om den re-
volutionnairen geest te fnuiken zou de drang naar
een radicale hervormende wetgeving worden over"
heerscht, en aldus het omgekeerde worden bereikt
van hetgeen men beoogde.
Om deze redétaen zullen wij onze bescheiden krach
ten, waarmede wij echter onder bepaalde omstandig4
heden invloed kunnen uitoefenen, niet moeten lec-
neh voor oen actie om de receertngslichamen 'zoo
veel mogelijk van socialistische elementen te zuiveren.
Zoolang de S.D.A.P. onberekenbaar blijft en de ro
mantische en zeer persoonlijke leiding haar zin yoor
gevaarlijke avonturen niet verliest, dienen wij biet
deze omstandigheid rekening te houden. De „sttuati^'
kan zoodanig zijn. dat men vreezen moet, met öcH
menten te doen te hebbeaL die op zeker oogenblik, dat
zij voor "historisch houden, het gegeven vertrouwen
zouden beschamen en eerlijke medewerkers in den
rtig vallen. Dat sociaaldemocraten zich niet wen-i
schen beschouwd te zien als „gevangene" van bur1
gerlijke medewerkers. Is hun recht, doch het recht
van de laatsten is. tegen verrassingen te zijn gewaar1
borgd. Een geschonken en aanvaard vertrouwen Jegt
verplichtingen op. Daarom pleegt men toe te kien.
wien "men zijn vertrouwen geeft.
Een algemeene regel is derhalve als antwoord pp
de gestelde vraag bezwaarlik te geven. Wij dienen
de democratie. Is zonder het verleenen van steun aan
sdciaa 1 jdemocraten reactie en conservatisme te vree
zen. dpjn zullen wij dien steun moeten geven pan sor
ciaaLaemocraten. wien wij' dien met vertrouwen kun4
nen "Schenken. M.
ONZE VERHOUDING TOT DE SJ>JLP.
De VrijzinnigdJemocraat schrijft:
Een van de moeilijkste vragen, waarvoor wij In
dezen tijd worden geplaalst. is onze verhouding tegen-
de luide klank hunner stem zou hun liefde en hun
slaap kunnen breken, waarin zij hun liefde en hun
haat hadden laten neerdalen: alles, wat menschelijk
aan hen was. Om de zaligheid hunner zied moesten
zij hun menschelijkste gevoelens in hun verlangende
ziel begraven en aaarop de aardkluiten werpen, daar
over den heuvel welven en den steen der vergétóH
heid wentelen.
En zoo deden zij gezamenlijk het doodgraverswerk,
terwijl toch in hen alles naar opstanding riep; naar
zon. lente, leven...
Toen begon de priester de vrouw te vertellenvan
Rome, van de Capella Sistina. Hij schilderde Judith
den muur. met de Opstanding der Dooden van Mi-
chel Angeio. en het Jongste Gericht; en hjj schil
derde het ontzagwekkend v,oorval bijna met dezelfde
geweldige welsprekendheid als Buonarotte "het in om
trekken en kleuren op het witte marmer van het hei
ligdom had gedicht, een Dante in zijn kunst.
Pater Paulus schilderde
„Aan dein schoot der aarde, die bij het bezui'ngeschal
van* de neerdalende cherubijnen openbarst, en haar
dooden weergeeft, heeft het lichaam eener vrouw zich
ontworsteld. Van de legerscharen der opgeslanen is
het er maar een. Haar leden zijn door vale lijkkleeden
omhuld en grauw linnen bedekt aangezicht ,en hoofd.
Ik kan naar gezicht niet zien. Maar ik weet: hei
is Ket gelaat mijner moeder niet. Nu pas weet Lk hatl
Zij komt uit de groeve als omhoog gerukt ,als ge
zweept door goddelijk geweld, als joeg de orkaan, die
de groeven doorwoelt, haar omhoog
Ilaar lichaam heeft nog de starheid des doods.
BeiÓe armen boudt zij stijf voor zich uitgestrekt en
het hoofd werpt zü terug in den nek. zoodat haar
gesluierd gelaat omhoog wordt geheven. Zij verroert
geen hand. om zich uit de omhulsels van het graf
te wikkelen om den blinddoek van de oqgem te ruk
ken om de ontzettende heerlijkheid te aanschouwen
van'den goddelgken Rechter en Wreker.
Opgestaan uit de dooden, bekommert deze vrouw
er "zich niet om wat er met hemel en aarde ge
schiedt wat er geschiedt met den vervloekten, en hen,
die zalig zijn gesproken.
Er is voor haar geen Heiland: Zg heeft geen
Heliand jioodig. geen Verlosser "Ook pen .bemidde
laarster tusschen zich en den Richtende. Zij smeekt
niet tot de moedec van .den Zoon des Menschen. die
een uit liefde voor den Zoon, bloedend hart heeft
en zich nu levend vlgt tegen de knie van Dien, Die èen
God iseen God van den toorn, van de straf, van
d ewraak Zijn omhooggeheven hand zegent niet. trekt
niet Ömhoog ln Zijn Femel, maar ze vervloekt, ver
Zittiqg van Dinsdag 26 Mei 1919.
In verzet
De uit Enkhuizen afkomstige voddenraper Rieur
wert Kramer was ln verzet gekomen van een tegenr
hem gewezen vonnis tot een tientje boete of 10 da
gen brommen. Rieuw had zich op 15 Juni j.1. weder
rechtelijk van wat vodden meester gemaakt ten na-
deele van Dirk Tamis uit de Zijpe. Rieuw was om
twee redenen in verzet Pen eerste was hij
bij .de eerste behandeling züner strafzaak ongesteld
en tweedens had hij de vodden met gestolen, doch
als schulddelging bekomen. Maar Kramer kon het toch
niet redden om zich .pis de reine onschuld te doen
beschouwen en de Officier vroeg bevestiging van hel
gewezen vonnis.
Gelukkig ontdekt
Het was de uitvoering van een wel overlegd en
slim in elkaar gezet plan. waarvoor de 26-jarige Mar"
rie van der Vliet zich had te verantwoorden. Niets
meer qj minder dan diefstal en brandstichting was
haar ten laste gelegd.
Marie is geboren te Wleringerwaard en was sinds
November j.L dienstbode in net „Ned. Herv. Oude
Mannen- en Vrouwenhuis te Alkmaar, staande aan
de Gedempte (lieuwesloot en Veerstraat aldaar, ter
wijl zij sedert de laatste weken gedetineerd is in het
Huis van Bewaring te Alkmaar. Zij Leeft in den avond
van Dinsdag 18 Maart j.L zich in het in 1744 ge
stichte Oude Mannen- en Vrouwenhuis wederrechte
lijk een geldkistje toegeëigend .m«t ongeveer f 3000
inhoud aan bankpapier en hard geld. Zij beweerde, eerst
dien eigen avond net 'plan tot dien .diefstal te hebr
ben opgevat. Ondanks herhaalde ondervraging en piet
Heenslaande werd gewezen op het zeer pnwaarschijlir
lijke, als zou zij eerst toen het plan hebben opgevat,
bleef zij toch met alle beslistheid bij die verklaring
volharden. Ook wist zij niet dat het kislje. waarin
gewoonlijk maar een paar "honderd gulden was. nu
juist zooveel meer jrCld bevatte. Zij .ging met het
geldkistje naar haar .kamertje, fn wist met haar ka
merdeursleuteltje het kleine geldkistje te openen. Zij
nam bijna al het .geld er uit en liet er slechts een
klein bedragje bankpapier ln achter.
Daarna moest er nog meer gebeuren. Marie begaf
zich met het ongesloten geldkistje naar een berg
plaatsje „het spekhok", en zette daar het ijzeren kistje
met het' deksel eenigszins geopend jieer. Er bevoind
zich daar een tamelijk groote kist met boeken- en pa
pier en zij bracht <ïaar nog wat hout bg. terwijl zij
het papier pit de mand naar boven trok en over den
buitenrand daarvan liet hangen. .Zoo kon het gauw
vlam vatten. Marie. die een paar doosjes lucifers had
meegenomen, benevens een stuk kaars, stak de kaars
aan. en plaatste die vlak bij de brandbare spullen.
Dit deed zij om brand te veroorzaken. Daarbij zou dan
hel geldkistje, als de brand Tang genoeg woedde, naar
beneden komen te vallen en zou naderhand veron-*
dersteld worden, dat het geld verbrand zou zijn. Haar
opzet jgelukte aanvankelijk, want het papier vatte wel
dra vlam en de brand begon. Maar door het zeer
moedig en oordeelkundig optreden van den heer J.
Broek, vader in het Oude Mannen- en Vrouwenhufe,
die tjjdig gewaarschuwd werd. den brand bemerkte en
ronder verwijl aan het blusschen ging. werd het mis
dadige plan van Marie gelukkig verijdeld. Wel verr
koolden een paar balken cn eetuge deuren, verbrandde
enkele gordijntjes en werd dc verf hier en <jaar wat
geschroeid, maar de heer Broek had bij zijn kra*
nig pogen tot blussching Inderdaad .de voldoening het
gebouw tc behouden. Wat zeer gélukkig is geweest,
want er bevonden zich in het groote gebouw niet
minder dan 67 verpleegden, meest oudjes, stramme
of gebrekkige lieden, die zich zeer bezwaarlijk allen
uit eigen kracht zouden hebben kunnen redden. De
gevolgen zouden bij voortgang van den brand niet
te overzien zijn geweest De heer JBroek die het be
wuste geldkistje tot berging "van de gelden bezigde,
miste tijdens den brand reeds dit kistje.
Toen op het bureau van. politie van een m ander
dienzelfden avond aangifte was gedaan, kwam direct,
dien avond omstreeks te acht ure de hoofdinspecteur
van politie de heer J. H. G. v. d. Berg om onderi
zoek te doen. Bii opname van dén pas gebluschteni
brand bemerkte de heer v. d. Berg. wel nog enkele
vonken, .maar de vlammen waren geheel gedoofd. Bij
deze gelegenheid is het den opmerkzamer politieman
opgevallen, dat Marie van der Vliet zoo nerveus was
en dat zij hem telkens zooveel mogelijk ontweek. Zij
schrok zelfs,' toen hij haren naam noemde en haar
verzocht mee te gaan naar het politiebureau.
Onderweg vroqg zij nog wat dit beduidde en op hei
bureau bleef zij de eerste twee uren stellig ontkennen,
eenige schuld aan het gebeurde te hebben. Zij ging
zelfs zoo ver om te vragen of de heer v. ,d Berg
niet voélde hoe slecht of zij dan toch wel moest zijn
om zooiets Je doen .waar de Vader en Moeder |n
het huis focn zoo goed voor haar waren en zooveel
goeds aan haar en aan het gezin harer ouders deden.
Maar de inspecteur heeft een stapel brieven van
Marie gevonden en doorzocht en een er van, 'die
van belang was. bij de stukken gevoegd. Ook' had Ma
rie nog een mooie, groote waardevolle pot van den
vader en moeder van 't Oude Mannen- en Vrouwenhuis
wederrechtelijk weggenomen. Deze pot werd op haar
kamertje gevonden. Zij had dat. zei ze, uit die grap
gedaan om te zien of de Vader en Moeder het wel
zouden merken, dat die pot weg was.
Maar ten slotte heeft zij een aantal bankbiljetten)
afkomstig van den diefstal en die zij in haar blouse
had verborgen, aan den heer v. d. Berg overhandigd.
Het geldkistje is door den Inspecteur in het spekhokje
aangetroffen, gedolven onder half verbrand en ver"
smeuld hout en papier. De groote kist met papier
werd van het spekhokje vervoerd naar het politiebu?
reau. Daar heeft onderzoek plaatsgehad en werd er
wel verbrand papier aangetroffen, maar de inspecteur
kon thans niet verklaren, dat er verbrand bankpa?
"pief bij was.
Beklaagde bekende thans diefstal en brandstichting
beide en heeft daarbij menige traan gelaten. Het over
rigens flink uitziende dienstmeisje, dat zich zelf met
deze geschiedenis leelijk in de verdrukking bracht, heeft
berouw getoond, door f 94 (door haar zelve opge
spaard geld) af te staan om daarmee te vergoeden, de
schade, door haar toedoen veroorzaakt. Marie gaf als
reden voor hare daden op. dat zij trouwplannen had
en dat zij ook de vrees had, dal zg pm een zekére
reden zou qioeten trouwen, .welke vrees intusschen
naderhand met gegrond bleek te zijin. Dat was dan de
reden tot hare wanhoopsdaad en zij wilde het geld
hebben voor het doen van noodige inkoopen vóór
haar huwelijk. De brandstichting had voorts ten doel
om te maken dat de diefstal niet zou uitkomen. Om het
lot der oudjes in het Oude Mannen- en VrouwetnJi
huis had het meisje jiiet gedacht, zooals zij thans
beweerde.
De Praesus onderhield er haar nog omstandig over,
dat zij niet behoefde te stelen pm te kunnen trouwen,
want haar aanstaande echtgenoot verdiende genoeg om
in 't huwelijk te kunnen treden.
Ook Mr. Muller, bijzittend rechter, achtte het in
komen. dat 'baar aanstaande heeft, voldoende voor
het aangaan van een huwelijk terwijl het tijdstip
daarvoor trouwens reêtis was bepaald.
Beklaagde zei ten slotte, te hebben gestolen pm
zoodoende méér geld .te hebben.
De O.v.J. liet uitkomen dat bekl. alleen om méér
te willen hebben, zooals zij gelve zegt, het leven van
al die verpleegden in de waagschaal neeft gesteld. Als
er nog één verzachtende omstandigheid is. dan zou
het deze zijn. dat zij- het niet in den nacht heef*
gedaan. Dan toch >are hulp niet zoo gauw bij de
hand geweest en had het gebeurde heel wat ernstiger
gevolgen kunnen hebben. Zij is een misdadige, zegt
ae O.V.J.. welk oordeel Z.E.G. uitspreekt in verband
met de rapporten van het onderzoek door deskundigen
nopens beklaagde ingesteld. Zij zal zelve de gevolgen
harer daden hebben te dragen en de O.v.J. eindigde,
met 3 jaren gevangenisstraf te requireeren.
Mr. Prins, verdediger, wijst op ae omstandige be
kentenis, door beklaagde afgelegd. Diefstal en brand
stichting zijn bewezen; dat er gevaar voor de ver-)
pleegden zou zijn geweest betwijfelt pleiter. De brand)
toch begon óp den zolder en er was gelegenheid tot
plettert. slingert terug ln de groeven.
„Maar... net kan haar niet schelen. In huivering
wekkende eenzaamheid trekt zij d°°r de eenzaamhe
den. Zij dwaalt en dwaalt; zoekt en zoekt En het is
niet mijn moeder, zooals ik als jongen eens geloofde.
„Gij zijt het, Judith, Judith I
,,Er u geen zorg over makende, of gij in eeuwig
heid Vervloekt zult zijn. dwaalt en zoekt uw opge
stane ziel naar den eene en eenige, voor wipn ze
werd geschapen. In eeuwigheid zult gij- dwalen en
zoeken; want in eeuwigheid vindt ge nem niet. die
zich van u heeft afgewend, die u verlaten, verraden
heeft en tot wien nu de Rechter eln Wreker het'oor*
deel uitspreekt: Gij zijt vervloekt! Vervloekt en ven
doemd ln alle eeuwigheid om der wille van uw
verraad."
„In alle eeuwigheid van u gescheiden. Judith I Ju
dith 1 Judith P'
Zij was sterk gebleven. Jlaar nadat hij haar met
wankelende schreden had verlaten, besefte zg haar
zwakheid. - f
Het was voorbij met haar kracht. Dus ook Voorbij
met haar tegenstand. En nu het hiermede voorbg
was. was het met alles gedaan.
Ook met haar leven....
Een oneindige rust overviel haar, een bijna hei
lige plechtigheid. Tegelijk een stralende helderheid;
ook toen zij haar laatste toesluit had genomen, be
woog haar niet de geringste beving. Zij nam haar
maatregelen, alsof het iets betrof, dat nu eenmaal
gedaan moest worden.
Het was zoo gemakkeilijk over zijn leven te be
schikken: zoonatuurlijk was het. 'En als een
gemakkelijke, natuurlijke zaak zou het volbracht
worden.
Nog deeen nacht I
Zij schreef niets op, Het niets van zich achter.
Niets andera dan de herinnering, dat zij eens had
geleefd. Er mocht geen leugen bij haar dood zijn. De
weg, dien zij weldra zou gaan, zou door ieder als
haar doodsweg worden erkend. Allen zouden moe
ten erkennen, dat zij hein vrijwillig ging.
Zoo bleef zij tot aan het laatst© oogenblik aan
zich zelf getrouw.
Judith riep haar honden. Met zachte hand streek
zij elk van haar getrouwsfe Vrienden over den rui-
gen kop; beval hun achten; te blijven; verliet de ka-
roer, het huis.
Zij ging over den drempel van haar buis, alsof
zij nog hetzelfde uur in haar woning zou terugkee
ren.
De wereld straalde als verheerlijkt. Maar zij keek
niet om. Zij deed -haar laatste gang niet aarzelend,
niet haastig.
Toen zij bij de Koningswanden was gekomen, bleef
■zij staan en sprak luid:
„Lk heb hem lief. Ik heb hem elk uur liefgehad.
Elk uur was mijn haat liefde. Zooz&l ik hem dan
liefhebben tot in alle eeuwigheid'.
Zij klom naar boven.
Vroeg in' den ochtend vond Martin haar op het
door de eerste bleek blauwe anemonen gespreide
bed. Zij -leefde nog, en haar brekende oog en spra
ken gebiedend haar laatste aardsche bede uit.
Alleen Martin begreep haar. Hij riep den priester
•bij de stervende.
ZEIVENDE HOOFDSTUK.
Een arm© zondaar schrijft ls zijn klooster op
den Aventin te Rome in zijn boekje.
In het heiligdom Sankt Augustinus
op den Aventin -te Rome.
'Nu open lk toch nog eens het boek van mijn ge
storven moeder en wü daar eenige dingen in op
schrijven. Zoo 'heeft mijn moeder het gewenscht
voor haar lieven zoon Rochus.
Het boek had veel leege bladzijden: vele jaren
bleef het gesloten. Voor den laatsten keer opende ik
het den dag voor de begrafenis van Judith Platter,
die de menschen de Koningsvrouw noemden.
Maar dien dag schreef ik niets in het boek.
Dat zal nu gebeurenvoor den laatsten keer
ln het leven; want spoedig komt mijn allerlaatste.
Dat Zal dan het einde zijn van een mislukt leven.
Wat beteekent dat? De menschen worden geboren;
zij. lijden en verheugen zich; lijden veel en verheu
gen zich een weinig; zijn geloovig en ongeloovig;
verzadigd en hongerig; vlijtig en traag, heeren en
dienaren. Zij hebben lief en worden bemind of zij
blijven hun leven lang onbemind en kunnen zelf
niet liefhebben. Zij verraden en worden verraden. ZIJ
erkennen het bedrog en den leugen van het bestaan,
of blijven met gelukkige blindheid geslagen. Komt
dan hun laatste uur, dan leggen zij zich tot ster
ven neer; worstelen smartelijk met den dood; en
van de millioenen en nog eens millioenen, die ge
boren worden, kunnen slechts weinigen zeggen:
„En zietmijn leven was een gezegend leven!"
Dat is nu eenmaal niet and era.