Bi; den bouw der Nieuwe Wereld. tss sarysspyas tz TWEE MENSCHEN. TWEEDE BLAD. Uit en Voor de Pers. Zaterdag 31 IHei 1919 62sle Jaargang No. 6421. FEUILLETON. i.«d uit d« ««kKnSdis Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Tegenvoorstellen. Eén dag voor den fatalen termijn heeft Dultech- lanu zijn tegenvoorstellen bekend gemaakt. Voor hen, die vast overtuigd waren, dat er toch in geen geval zou worden onderteek end, is dit natuurlijk ©en tegenvaller, want men werkt geen schema uit, zoo omvangrijk, op vele punten zoo gedetailleerd, wanneer meh tóch van meening ia, dat elke toena dering uitgesloten zal zijn. De iDuttschers wijken op verschillende punten niet eens heel ver af van wat d© Entente voorstel de en geven dus blijk, dat zij hun positie beter be grijpen dan vele hunner vrienden in het buitenland ook ten onzent die van het eerste oogenblik af schande hebben geroepen over de edschen der Entente, die de arme Duitschers wilde ruineeren en voor een halve eeuw tot slaven maken, zooals het in opgewonden hoofdartikelen dn buitenlandsche overzichten heette. Met verschillende van die „uitmergelingseischen" gaan de Duitschers vrijwel accoord, al stellen zij nuancen voor in de methode van regeling. Zoo bijv. ten aanzien) der schadeloosstelling, die Duitse hA land tot een maximum van honderd milliard aan neemt te betalen, mits de tijdsruimte langer wordt gesteld. Hierover zal natuurlijk te redeneeren zijn, alhoewel de regeeringen der Ententelanden in haar eigen parlementen reeds herhaaldelijk hebben moe ten hooren, dat die schadevergoeding in geld, waar van het grootste deel aan Frankrijk en België zou komen, toch eigenlijk te gering is. Dan konden zij verwijzen naar het feit, dat het genoemde bedrag slechts een voorloopdge schatting is, wat nfet mo gelijk meer zal zijn, wanneer op iDuitschland's voor stel dit bedrag als maximum wordt aangenomen. Ook mot de militaire eischen: het opgeven van leger en vloot tot een bepaald maximum, gaat Dultsch- land accoord. Ja zelfs het gaat verder en wenscht zijn geheele oorlogsmarine op te geven, terwijl het een deel van zijn handelsvloot gaarne terug kreeg. Vermoedelijk zal dit laatste meer voeten in de aarde hebben. Speciaal de duikbootoorlog im mers heeft de Entente uitermate verbitterd en de scheepsverliezen door Engeland geleden hebben zulk een vergaanden Invloed op het economisch le ven van dit land, dat zich reeds door Amerika als vrachtvaarder ziet overvleugelen, dat het bezit dier vroegere Duitsche schepen van het allerhoogste be lang is. Het feit echter, dat een zoo groot© Duitsche tonnage zich destijds in Amerikaansche havens redde en daar geïnterneerd werd, zoodat deze sche pen den Amerikaansohen handel ten goede komen, zal er misschien toe medewerken om Lloyd George wat toegeeflijker te stemmen op dit punt. Duitschland heeft trouwens niet direct het verlan gen uitgesproken die schepen dn vollen eigendom terug te ontvangen. Het vraagt eigenlijk alleen het exploitatierecht, zoodat die schepen voor Duitsch land zouden varen, terwijl zij overigens onder be heer van een Amerlkaansch-internationaal bestuur zouden komen. Daardoor zou "Duitschland de zeker heid hebben dat zijn economische belangen werden gediend, terwijl de winst op die vrachtvaart even als bij inbeslagneming aan de Entente ten goede zou komen. Aangaande de koloniën* waarover bijv. de Neder- Landsche pers ook zoo ach en wee heeft geroepen, is het Duitsche tegenvoorstel veel kalmer. Men schijnt zich bij het verlies ervan tamelijk wel neer te leggen. Wat trouwens niet te verwonderen is, aangezien het stuk voor stuk schadeposten waren, die misschien eerst in verre toekomst iets werke lijks hadden kunnen opleveren. In hoofdzaak wa ren het natuurlijk terreinen voor particuliere exploitatie en afzetgebieden voor ambtenaren en. officieren. Het schijnt de bedoeling te zijn te 1 trachten thans of later een mandaat van den Vol kenbond als beheerder te verkrijgen en intusschen de exploitatierechten van1 particulieren te besten digen. Iets waar althans Engeland, dat in zijn ko loniën steeds het pricipe van de open deur voor ieder heeft gehuldigd, over een jaar of wat geen ernstig bezwaar zal ontmoeten. Aangezien het deelen van het Britsche Rijk zijn, die de belangrijk ste koloniale bezittingen van Duitschland, zullen verkrijgen, gelooven wij niet, dat zoodra de Jingo- geest wat geluwd is, onoverkomelijke hinderpalen zullen bestaan tegen Duitsche handelswerkzaamhe NA AH HET DITTSCM VAN' RICHARD VOSZ. 36. Over dit „als" en over 't geen op dit ,>als" zou volgen, begon Judith te peinzen en te tobben: gedu rende al de donkere uren. die .meer en meer bij haat wakende jachten gingen behooren_; die haar orüel 'i'ë en onzeker, bleek en ellendig maakten, zoodal zij rondliep als met verlamde ledematen, verlamdejni SS65!, (Kxxlat haar trouwe dienstboden de hoofden bij elkaar staken en elkaar toefluisterden: '„Zij is ziek. ziek, Judith Platter? Ziek de Koningsvrouw? Ziek de gezonde en sterke? En nog wel niet ziek aan het lichaam, maar ziek van gemoed. En dat zou mogelijk sgnl „Als bet weer lente wordt maak ik mijn bedevaarts tocht naar het Bloedende Hart van Maria in de Do- tomieten aan den Schlern. waarnaar onze kapel ge noemd werd. Ik offer de goéde Hemelkoningin een zilveren hart en twee waskaarsen. Dan maakt zg onze heve meesteres gezond." Het was Martin, die voor Judith de bedevaart wil de doen: „Als flet 'weer lente wordt...." Voordat het weer lente wCrd. brak er voor de hoeve onder de Koningswanden een nacht aan. die "aar meesteres het laatste bracht. Het zou tegelijk Judith Platter» laatste levensnacht D©n halven nacht hadden de twee met elkaar gej- ®Pf°ken„. met elkaar gestreden. In het huis sliqp **toreen. Uit de kamer der dienstboden drong nu dan tot hen door het dof knorren der honden, r10 opgesloten waren om den geestelijken gast en de van Judith lieten in den slaap een zacht tjil- ffn<i geluid hooren: zij droomden misschien van de te. die haar komst aangekondigd had door fohn-> U°rto. lawinendonder en de eerste hleekj>lauwe bi^i toonen K00 Dkqoi was de wereld als het voorjaar werd.., pv lo°i was ook deze nacht vol zwijgen en vrede, r* toaan scheen helder door de ramen in de kamer r^.^ée gestalten der twee. die elkaar biet kondein Zij spraken zacht bijina fluisterend alsof zij door eqn luiden toon ^de plechtigheid van stilte te storenals vreesden zij in hun ziel iets °P Wekken, dat ia di-pe sluimering moest htijven; van verschillende gebieden in Fnrrm® aanzien doch onoverkomelijk »fln ook ai» geenszins. Wat Duitichland wti t*r, moe*1ykeden Wig, is bijna lïKk1 het IJZeïfl* wd George, dat destijds werd afgetorndomdat en zulke goeie, beste kw/Srft £aS" jewtoki in ZT" Duitschers en Bols- IntO0fl?ri te houden en die dus tot vriend Swat dïrïC deJTrid6n- Nu ü>- nera surceki hiTa,^ <fe™over Joden en Ukrai- iwms, spreekt het welhaast vamze f dat er «w r neeren in Warschau, heel den vrede in Bevaar ïoorrDXS^ZUllenid<' Poter hun waren^Jwars aoor Duitschland moeten verschepen. Wif hebben A ffohoord. dat Duitschland er economisch zoo slecht aan toe was, omdat bijv. de cacao Z noodto voor zijr chocoladedndïistrie m^ 'het Sr !frdam of het Fransche Marseille uit aangevoerd. Waarom Polen zijn be- een ?ult9che havenstad zou handen»strekken, mits goede en rechtvaardige be- emrp™?? van schepen en ladingen, door een soort entrepot-instelling is gewaarborgd, bleef ons steeds 'n^hjk te vatten geheim. Vermoedelijk weet ook Paderewski niet precies te zeggen. waarom Ranzig persé Poolsch moet worden. Wanneer hier omtrent een regeling zou kunnen worden getroffen, zelfs al wordt men boos in Warschau, dan blijven er feitelijk dus weinig groot© punten voor oneenig- •heid over. Verdwijnt het Poolsche Danzig met den zeer gevaarlijken en onpraktisch gedachtendoor- gan g.dwara door (Pruisen, dan vervalt daarmede ook de afscheiding van Oost-Pruieen, Memel en Op- per-Silezie. Het bezit van Silezië, met name van d© kolen mijnen, zal evenwel een zeer moeilijk te regelen punt zijn. Immers zoowel voor Polen als voor Duitschland is' het bezit van kolen een zeer groot ding. Polen met zijn groote industrie heeft veel te weinig eigen brandstof en Duitschland eveneens, speciaal wanneer het op den duur het Saarbekken mist. Vermoedelijk is hierover dan het laatste woo'4 ook nog niet gesproken. Vooral wanneer Polen zou gedwongen worden aif te zien van Danzig en den fameusen corridor, zal het op ander gebied com pensatie verlangen en zal het zeker niet bereid zijn de kolenmijnen in Silezië af te staan. Ook ten aanzien van het Saardal doet Duitsch land, dat In een afzonderlijke nota reeds een andere t>etaiingsmethode voorstelde, wanneer het over vijf tien jaar dit dal en de kolenmijnen mag terug koo- pen, een andere oplossing aan de hand, n.L ge meenschappelijke exploitatie. Wanneer men niet In oorlogsroes leefde en men niet te maken had met Franschen als Clemenceau, die nu eenmaal niet spoedig tevreden zijn, zou men inzien dat ook hieromtrent een overeenkomst geens zins onmogelijk is. Zoolang de mijnen in Noord- Frankrijk niet produceeren is het duidelijk, dat de aanstichter van het kwaad de schade vergoedt. Doch zoodra Lens en omgeving weder op de volle oude capaciteit werken is er niets tegen, dat de mijn rechten terugkeeren aan den ouden bezitter, terwijl anders de waarde dier kolenmijnen van de schade vergoeding behoorde te worden afgetrokken. Of dit geschiedt of niet, is een dier vele punten, die eerst zullen worden opgelost, zoodra, behalve de Groote IV en het Duitsche volk, ook de overige wereld zal mogen vernemen.^ wat er eigenlijk in het vredesverdrag staat. Iets, wat we tot dusverre niet mogen weten. In het algemeen gesproken zijn de hoofdpunt ten van het Duitsche tegenvoorstel volstrekt niet zoo, als men grond had te verwachten, na al het ge daver in kranten en redevoeringen. Over veel er van is te spreken. Verschillende pun ten zijn identiek met d eJÉharepron k el ij k e wenschan van verscheidene voormannen der Entente. Derhalve aan een afbreken der onderhandelin gen gelooven wij nu minder dan ooit. Omdat Wil- son en Lloyd George ten slotte niet voor niemendal in Parijs zijn. En bijna zouden we den Duitscher de hand willen schudden, die op zoo fijn-ironische wijze in de in leiding van het tegenvoors4-er op wees, hoe vol strekt niet alle landen d Entente uit onbaatzuch tige motieven in den oorlo«" zijn gegaan. Dat Italië eo Roemenië het bijv. we. ueden met het voorop gezette plan „er beter van te worden". De lezer weet dat wij deze opmerking van gan- scher harte onderschrijven. De strijd tusschen Pruis en Angelsaks had door de deelneming van die en van andere 'heerschappen, die op buit uit waren, nooit mogen worden ver troebeld. Dan had het werk in IParijs ook 'veel minder moeite gekost, de wereld mjnder narigheid geleden. UITKIJK. OTCT de S.D.A.P. Voor hen. die fn deze pertij een onvermengd kwaad zien. dat met de uiterste mid* delen moet worden bestreden, bestaat deze moeilijk heid niet. Jij stellen zich op het standpuntonder geen voorwaarde stemmen of steunen wij een sociaal democraat. Soen wij p^s bij deze groepen aan, dan zou er worden gevormd een antisocialistisch bloc. De grond slag hiervan 2ou zijn het uiterste verweer tegen de revolutie, en het beleid hiervan zou onvermijdelijk uitloopen op een conservatief, een reactionnair, eeti onvrijzinnig en ondemocratisch beleid. Het scherpst toch koeren zich tegen de revolutie en tegen wat voor revolutionnair wordt gehouden (hiertoe behoorde bijv. het Algemeen kiesrecht) de conservatieve en kapitalfs" tisch gezinde elementen. Door den zin om den re- volutionnairen geest te fnuiken zou de drang naar een radicale hervormende wetgeving worden over" heerscht, en aldus het omgekeerde worden bereikt van hetgeen men beoogde. Om deze redétaen zullen wij onze bescheiden krach ten, waarmede wij echter onder bepaalde omstandig4 heden invloed kunnen uitoefenen, niet moeten lec- neh voor oen actie om de receertngslichamen 'zoo veel mogelijk van socialistische elementen te zuiveren. Zoolang de S.D.A.P. onberekenbaar blijft en de ro mantische en zeer persoonlijke leiding haar zin yoor gevaarlijke avonturen niet verliest, dienen wij biet deze omstandigheid rekening te houden. De „sttuati^' kan zoodanig zijn. dat men vreezen moet, met öcH menten te doen te hebbeaL die op zeker oogenblik, dat zij voor "historisch houden, het gegeven vertrouwen zouden beschamen en eerlijke medewerkers in den rtig vallen. Dat sociaaldemocraten zich niet wen-i schen beschouwd te zien als „gevangene" van bur1 gerlijke medewerkers. Is hun recht, doch het recht van de laatsten is. tegen verrassingen te zijn gewaar1 borgd. Een geschonken en aanvaard vertrouwen Jegt verplichtingen op. Daarom pleegt men toe te kien. wien "men zijn vertrouwen geeft. Een algemeene regel is derhalve als antwoord pp de gestelde vraag bezwaarlik te geven. Wij dienen de democratie. Is zonder het verleenen van steun aan sdciaa 1 jdemocraten reactie en conservatisme te vree zen. dpjn zullen wij dien steun moeten geven pan sor ciaaLaemocraten. wien wij' dien met vertrouwen kun4 nen "Schenken. M. ONZE VERHOUDING TOT DE SJ>JLP. De VrijzinnigdJemocraat schrijft: Een van de moeilijkste vragen, waarvoor wij In dezen tijd worden geplaalst. is onze verhouding tegen- de luide klank hunner stem zou hun liefde en hun slaap kunnen breken, waarin zij hun liefde en hun haat hadden laten neerdalen: alles, wat menschelijk aan hen was. Om de zaligheid hunner zied moesten zij hun menschelijkste gevoelens in hun verlangende ziel begraven en aaarop de aardkluiten werpen, daar over den heuvel welven en den steen der vergétóH heid wentelen. En zoo deden zij gezamenlijk het doodgraverswerk, terwijl toch in hen alles naar opstanding riep; naar zon. lente, leven... Toen begon de priester de vrouw te vertellenvan Rome, van de Capella Sistina. Hij schilderde Judith den muur. met de Opstanding der Dooden van Mi- chel Angeio. en het Jongste Gericht; en hjj schil derde het ontzagwekkend v,oorval bijna met dezelfde geweldige welsprekendheid als Buonarotte "het in om trekken en kleuren op het witte marmer van het hei ligdom had gedicht, een Dante in zijn kunst. Pater Paulus schilderde „Aan dein schoot der aarde, die bij het bezui'ngeschal van* de neerdalende cherubijnen openbarst, en haar dooden weergeeft, heeft het lichaam eener vrouw zich ontworsteld. Van de legerscharen der opgeslanen is het er maar een. Haar leden zijn door vale lijkkleeden omhuld en grauw linnen bedekt aangezicht ,en hoofd. Ik kan naar gezicht niet zien. Maar ik weet: hei is Ket gelaat mijner moeder niet. Nu pas weet Lk hatl Zij komt uit de groeve als omhoog gerukt ,als ge zweept door goddelijk geweld, als joeg de orkaan, die de groeven doorwoelt, haar omhoog Ilaar lichaam heeft nog de starheid des doods. BeiÓe armen boudt zij stijf voor zich uitgestrekt en het hoofd werpt zü terug in den nek. zoodat haar gesluierd gelaat omhoog wordt geheven. Zij verroert geen hand. om zich uit de omhulsels van het graf te wikkelen om den blinddoek van de oqgem te ruk ken om de ontzettende heerlijkheid te aanschouwen van'den goddelgken Rechter en Wreker. Opgestaan uit de dooden, bekommert deze vrouw er "zich niet om wat er met hemel en aarde ge schiedt wat er geschiedt met den vervloekten, en hen, die zalig zijn gesproken. Er is voor haar geen Heiland: Zg heeft geen Heliand jioodig. geen Verlosser "Ook pen .bemidde laarster tusschen zich en den Richtende. Zij smeekt niet tot de moedec van .den Zoon des Menschen. die een uit liefde voor den Zoon, bloedend hart heeft en zich nu levend vlgt tegen de knie van Dien, Die èen God iseen God van den toorn, van de straf, van d ewraak Zijn omhooggeheven hand zegent niet. trekt niet Ömhoog ln Zijn Femel, maar ze vervloekt, ver Zittiqg van Dinsdag 26 Mei 1919. In verzet De uit Enkhuizen afkomstige voddenraper Rieur wert Kramer was ln verzet gekomen van een tegenr hem gewezen vonnis tot een tientje boete of 10 da gen brommen. Rieuw had zich op 15 Juni j.1. weder rechtelijk van wat vodden meester gemaakt ten na- deele van Dirk Tamis uit de Zijpe. Rieuw was om twee redenen in verzet Pen eerste was hij bij .de eerste behandeling züner strafzaak ongesteld en tweedens had hij de vodden met gestolen, doch als schulddelging bekomen. Maar Kramer kon het toch niet redden om zich .pis de reine onschuld te doen beschouwen en de Officier vroeg bevestiging van hel gewezen vonnis. Gelukkig ontdekt Het was de uitvoering van een wel overlegd en slim in elkaar gezet plan. waarvoor de 26-jarige Mar" rie van der Vliet zich had te verantwoorden. Niets meer qj minder dan diefstal en brandstichting was haar ten laste gelegd. Marie is geboren te Wleringerwaard en was sinds November j.L dienstbode in net „Ned. Herv. Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Alkmaar, staande aan de Gedempte (lieuwesloot en Veerstraat aldaar, ter wijl zij sedert de laatste weken gedetineerd is in het Huis van Bewaring te Alkmaar. Zij Leeft in den avond van Dinsdag 18 Maart j.L zich in het in 1744 ge stichte Oude Mannen- en Vrouwenhuis wederrechte lijk een geldkistje toegeëigend .m«t ongeveer f 3000 inhoud aan bankpapier en hard geld. Zij beweerde, eerst dien eigen avond net 'plan tot dien .diefstal te hebr ben opgevat. Ondanks herhaalde ondervraging en piet Heenslaande werd gewezen op het zeer pnwaarschijlir lijke, als zou zij eerst toen het plan hebben opgevat, bleef zij toch met alle beslistheid bij die verklaring volharden. Ook wist zij niet dat het kislje. waarin gewoonlijk maar een paar "honderd gulden was. nu juist zooveel meer jrCld bevatte. Zij .ging met het geldkistje naar haar .kamertje, fn wist met haar ka merdeursleuteltje het kleine geldkistje te openen. Zij nam bijna al het .geld er uit en liet er slechts een klein bedragje bankpapier ln achter. Daarna moest er nog meer gebeuren. Marie begaf zich met het ongesloten geldkistje naar een berg plaatsje „het spekhok", en zette daar het ijzeren kistje met het' deksel eenigszins geopend jieer. Er bevoind zich daar een tamelijk groote kist met boeken- en pa pier en zij bracht <ïaar nog wat hout bg. terwijl zij het papier pit de mand naar boven trok en over den buitenrand daarvan liet hangen. .Zoo kon het gauw vlam vatten. Marie. die een paar doosjes lucifers had meegenomen, benevens een stuk kaars, stak de kaars aan. en plaatste die vlak bij de brandbare spullen. Dit deed zij om brand te veroorzaken. Daarbij zou dan hel geldkistje, als de brand Tang genoeg woedde, naar beneden komen te vallen en zou naderhand veron-* dersteld worden, dat het geld verbrand zou zijn. Haar opzet jgelukte aanvankelijk, want het papier vatte wel dra vlam en de brand begon. Maar door het zeer moedig en oordeelkundig optreden van den heer J. Broek, vader in het Oude Mannen- en Vrouwenhufe, die tjjdig gewaarschuwd werd. den brand bemerkte en ronder verwijl aan het blusschen ging. werd het mis dadige plan van Marie gelukkig verijdeld. Wel verr koolden een paar balken cn eetuge deuren, verbrandde enkele gordijntjes en werd dc verf hier en <jaar wat geschroeid, maar de heer Broek had bij zijn kra* nig pogen tot blussching Inderdaad .de voldoening het gebouw tc behouden. Wat zeer gélukkig is geweest, want er bevonden zich in het groote gebouw niet minder dan 67 verpleegden, meest oudjes, stramme of gebrekkige lieden, die zich zeer bezwaarlijk allen uit eigen kracht zouden hebben kunnen redden. De gevolgen zouden bij voortgang van den brand niet te overzien zijn geweest De heer JBroek die het be wuste geldkistje tot berging "van de gelden bezigde, miste tijdens den brand reeds dit kistje. Toen op het bureau van. politie van een m ander dienzelfden avond aangifte was gedaan, kwam direct, dien avond omstreeks te acht ure de hoofdinspecteur van politie de heer J. H. G. v. d. Berg om onderi zoek te doen. Bii opname van dén pas gebluschteni brand bemerkte de heer v. d. Berg. wel nog enkele vonken, .maar de vlammen waren geheel gedoofd. Bij deze gelegenheid is het den opmerkzamer politieman opgevallen, dat Marie van der Vliet zoo nerveus was en dat zij hem telkens zooveel mogelijk ontweek. Zij schrok zelfs,' toen hij haren naam noemde en haar verzocht mee te gaan naar het politiebureau. Onderweg vroqg zij nog wat dit beduidde en op hei bureau bleef zij de eerste twee uren stellig ontkennen, eenige schuld aan het gebeurde te hebben. Zij ging zelfs zoo ver om te vragen of de heer v. ,d Berg niet voélde hoe slecht of zij dan toch wel moest zijn om zooiets Je doen .waar de Vader en Moeder |n het huis focn zoo goed voor haar waren en zooveel goeds aan haar en aan het gezin harer ouders deden. Maar de inspecteur heeft een stapel brieven van Marie gevonden en doorzocht en een er van, 'die van belang was. bij de stukken gevoegd. Ook' had Ma rie nog een mooie, groote waardevolle pot van den vader en moeder van 't Oude Mannen- en Vrouwenhuis wederrechtelijk weggenomen. Deze pot werd op haar kamertje gevonden. Zij had dat. zei ze, uit die grap gedaan om te zien of de Vader en Moeder het wel zouden merken, dat die pot weg was. Maar ten slotte heeft zij een aantal bankbiljetten) afkomstig van den diefstal en die zij in haar blouse had verborgen, aan den heer v. d. Berg overhandigd. Het geldkistje is door den Inspecteur in het spekhokje aangetroffen, gedolven onder half verbrand en ver" smeuld hout en papier. De groote kist met papier werd van het spekhokje vervoerd naar het politiebu? reau. Daar heeft onderzoek plaatsgehad en werd er wel verbrand papier aangetroffen, maar de inspecteur kon thans niet verklaren, dat er verbrand bankpa? "pief bij was. Beklaagde bekende thans diefstal en brandstichting beide en heeft daarbij menige traan gelaten. Het over rigens flink uitziende dienstmeisje, dat zich zelf met deze geschiedenis leelijk in de verdrukking bracht, heeft berouw getoond, door f 94 (door haar zelve opge spaard geld) af te staan om daarmee te vergoeden, de schade, door haar toedoen veroorzaakt. Marie gaf als reden voor hare daden op. dat zij trouwplannen had en dat zij ook de vrees had, dal zg pm een zekére reden zou qioeten trouwen, .welke vrees intusschen naderhand met gegrond bleek te zijin. Dat was dan de reden tot hare wanhoopsdaad en zij wilde het geld hebben voor het doen van noodige inkoopen vóór haar huwelijk. De brandstichting had voorts ten doel om te maken dat de diefstal niet zou uitkomen. Om het lot der oudjes in het Oude Mannen- en VrouwetnJi huis had het meisje jiiet gedacht, zooals zij thans beweerde. De Praesus onderhield er haar nog omstandig over, dat zij niet behoefde te stelen pm te kunnen trouwen, want haar aanstaande echtgenoot verdiende genoeg om in 't huwelijk te kunnen treden. Ook Mr. Muller, bijzittend rechter, achtte het in komen. dat 'baar aanstaande heeft, voldoende voor het aangaan van een huwelijk terwijl het tijdstip daarvoor trouwens reêtis was bepaald. Beklaagde zei ten slotte, te hebben gestolen pm zoodoende méér geld .te hebben. De O.v.J. liet uitkomen dat bekl. alleen om méér te willen hebben, zooals zij gelve zegt, het leven van al die verpleegden in de waagschaal neeft gesteld. Als er nog één verzachtende omstandigheid is. dan zou het deze zijn. dat zij- het niet in den nacht heef* gedaan. Dan toch >are hulp niet zoo gauw bij de hand geweest en had het gebeurde heel wat ernstiger gevolgen kunnen hebben. Zij is een misdadige, zegt ae O.V.J.. welk oordeel Z.E.G. uitspreekt in verband met de rapporten van het onderzoek door deskundigen nopens beklaagde ingesteld. Zij zal zelve de gevolgen harer daden hebben te dragen en de O.v.J. eindigde, met 3 jaren gevangenisstraf te requireeren. Mr. Prins, verdediger, wijst op ae omstandige be kentenis, door beklaagde afgelegd. Diefstal en brand stichting zijn bewezen; dat er gevaar voor de ver-) pleegden zou zijn geweest betwijfelt pleiter. De brand) toch begon óp den zolder en er was gelegenheid tot plettert. slingert terug ln de groeven. „Maar... net kan haar niet schelen. In huivering wekkende eenzaamheid trekt zij d°°r de eenzaamhe den. Zij dwaalt en dwaalt; zoekt en zoekt En het is niet mijn moeder, zooals ik als jongen eens geloofde. „Gij zijt het, Judith, Judith I ,,Er u geen zorg over makende, of gij in eeuwig heid Vervloekt zult zijn. dwaalt en zoekt uw opge stane ziel naar den eene en eenige, voor wipn ze werd geschapen. In eeuwigheid zult gij- dwalen en zoeken; want in eeuwigheid vindt ge nem niet. die zich van u heeft afgewend, die u verlaten, verraden heeft en tot wien nu de Rechter eln Wreker het'oor* deel uitspreekt: Gij zijt vervloekt! Vervloekt en ven doemd ln alle eeuwigheid om der wille van uw verraad." „In alle eeuwigheid van u gescheiden. Judith I Ju dith 1 Judith P' Zij was sterk gebleven. Jlaar nadat hij haar met wankelende schreden had verlaten, besefte zg haar zwakheid. - f Het was voorbij met haar kracht. Dus ook Voorbij met haar tegenstand. En nu het hiermede voorbg was. was het met alles gedaan. Ook met haar leven.... Een oneindige rust overviel haar, een bijna hei lige plechtigheid. Tegelijk een stralende helderheid; ook toen zij haar laatste toesluit had genomen, be woog haar niet de geringste beving. Zij nam haar maatregelen, alsof het iets betrof, dat nu eenmaal gedaan moest worden. Het was zoo gemakkeilijk over zijn leven te be schikken: zoonatuurlijk was het. 'En als een gemakkelijke, natuurlijke zaak zou het volbracht worden. Nog deeen nacht I Zij schreef niets op, Het niets van zich achter. Niets andera dan de herinnering, dat zij eens had geleefd. Er mocht geen leugen bij haar dood zijn. De weg, dien zij weldra zou gaan, zou door ieder als haar doodsweg worden erkend. Allen zouden moe ten erkennen, dat zij hein vrijwillig ging. Zoo bleef zij tot aan het laatst© oogenblik aan zich zelf getrouw. Judith riep haar honden. Met zachte hand streek zij elk van haar getrouwsfe Vrienden over den rui- gen kop; beval hun achten; te blijven; verliet de ka- roer, het huis. Zij ging over den drempel van haar buis, alsof zij nog hetzelfde uur in haar woning zou terugkee ren. De wereld straalde als verheerlijkt. Maar zij keek niet om. Zij deed -haar laatste gang niet aarzelend, niet haastig. Toen zij bij de Koningswanden was gekomen, bleef ■zij staan en sprak luid: „Lk heb hem lief. Ik heb hem elk uur liefgehad. Elk uur was mijn haat liefde. Zooz&l ik hem dan liefhebben tot in alle eeuwigheid'. Zij klom naar boven. Vroeg in' den ochtend vond Martin haar op het door de eerste bleek blauwe anemonen gespreide bed. Zij -leefde nog, en haar brekende oog en spra ken gebiedend haar laatste aardsche bede uit. Alleen Martin begreep haar. Hij riep den priester •bij de stervende. ZEIVENDE HOOFDSTUK. Een arm© zondaar schrijft ls zijn klooster op den Aventin te Rome in zijn boekje. In het heiligdom Sankt Augustinus op den Aventin -te Rome. 'Nu open lk toch nog eens het boek van mijn ge storven moeder en wü daar eenige dingen in op schrijven. Zoo 'heeft mijn moeder het gewenscht voor haar lieven zoon Rochus. Het boek had veel leege bladzijden: vele jaren bleef het gesloten. Voor den laatsten keer opende ik het den dag voor de begrafenis van Judith Platter, die de menschen de Koningsvrouw noemden. Maar dien dag schreef ik niets in het boek. Dat zal nu gebeurenvoor den laatsten keer ln het leven; want spoedig komt mijn allerlaatste. Dat Zal dan het einde zijn van een mislukt leven. Wat beteekent dat? De menschen worden geboren; zij. lijden en verheugen zich; lijden veel en verheu gen zich een weinig; zijn geloovig en ongeloovig; verzadigd en hongerig; vlijtig en traag, heeren en dienaren. Zij hebben lief en worden bemind of zij blijven hun leven lang onbemind en kunnen zelf niet liefhebben. Zij verraden en worden verraden. ZIJ erkennen het bedrog en den leugen van het bestaan, of blijven met gelukkige blindheid geslagen. Komt dan hun laatste uur, dan leggen zij zich tot ster ven neer; worstelen smartelijk met den dood; en van de millioenen en nog eens millioenen, die ge boren worden, kunnen slechts weinigen zeggen: „En zietmijn leven was een gezegend leven!" Dat is nu eenmaal niet and era.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 6