A PLANTENBOTER
J
Raad Barsingerhorn.
WOENSDAG 19 NOVEMBER 1919
62ste Jaargang *io.
fniiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniffl
DE VERBORGEN VALLEI
UitgeversTliAPMAN Co.
Brieven uit Engeland,
FEUILLETON.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUlllllliüi
VOEDZAAM HEERLUK VOORDEELIG
msr.
SCHAGEN, LAAN D 5.
Int. Teleph. No. 2a
oog
SCHAGER
II
er'
COURANT.
pit verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag.
)o\iitr^ e" ^alert'aiï> Hij inzending tot 's morgens fr uur wer
den i EN 1IËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
Prijs per 3 maanden f 1.40. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN
TIÉN van 1 tot 5 regels f 0E0, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
Amsterdam, 15 November 1919.
ferwjjl men in Duitschland ijverig bezig is vast te
jlalleu. wie He m'eeste sctiuid heeft am het uilibrér-
j;en van dein oorlog, het uitblijven van den vrede, en.
per slot van rekening, de nederlaag, gaat men aan
fa overzijde van de Noordzee geregeld door met aan
tl toornen, hoe hachelijk Engeland er menigmaal heeft
voorgestaan.
Het gevaar is voorbij:, en de Engelschmah kan, vei
lig zittende bij 2ijn gezellig open vuurtje, al die ha-
dialijke tijden aan zich voorbij laten gaan. Hij kan,
al naar zijn aard is, moppen over een ry^eeriry
die niet béter zorgde, óf, zich gelukkig prijzen, dat
aies zoo goed is afgeloopen.
Toeval, zal hij zeggen, wanneer hij .ïlles aandachtig
leest. Toeval, dat wij den oorlog hebben gewonnen
Als zijn •peniiartigliekl hem toestaat, zoover .te gaan.
Want liefst zou hij natuurlijk beweren, dat alles op
r' ile wijze in elkaar was gezet en dat liet zij n pand as.
dan oorlog gewonnen heeft, dat alle bondgenoo-
ten heeft gered van een wissen ondèrgang.
Ongelukkig beweren de meeste bondgenooten dit ook
vm zich zeiven, met hwer of minder reden: België,
Frankrijk. Italië en niet het minst Amerika. En als
va het boek van Admiraal Sir Reginald Bacon kun
nen gelooven. komt de grootste eer aan Duitschland
toe Een eer, wel te verstaan, door Duitschland niet
als /dódanig op te vatten; de oorzaak te zijn geweest
«wees!, dat de Geallieerden den oorlog gewonnén
hebben.
Hie Dover Patrol, 1915—1917, is de titel van Ady
miraal Bacon's boek Goedkoop is (iet niet, laat ik
dat voorop zeggen. Vier en dertig shilling, meer dan
twintig gulden, otn te lezen, hoe goed deze admiraal
zijn plicht heeft gedaan waaraan we toch al nifert
twijfelden en hoe moeilijk Zijln positie dikwijls was.
Het laatste willen we graag gelooven.
Sir Regiinal Bacon's boek is feitelijk een rechtvaar
diging en een aanklacht Midden in den oorlog, werd
hij van zijn post ontheven. Natuurlijk moest hij dit
zich laten welgevallen. Verdediging, in 't publiek, was
tijdens den oorlog buitengesloten. Doch thans is de
oörlog voorbij, en worden ,we letterlijk overstjalpt
met boeken van admiraals en generaals.
Admiraal Bacon was bij het begin va'n den oorlog
niet meer aan de E ig'-lsche marine verbonden. Toen
hij werd aangesteld als commandant van de Dovcf
patrouille bevond hij zich in Frankrijk, voerde e>r
een batterij houwitsers aan. Hij 'werd geroepen om
Sir Horace Hood op te volgen. Men oordeelde hem'
(iet best geschikt voor de moeilijke post. En natuur*
lijk gehoorzaamde hij terstond aan de roqpstem van
cjn land.
Zeer zeker was zijn post moeilijk. Het Kanaal is
maar smal. Voor de Duitschers was er alles aan ga-
legen om de verbinding tusscheji Engeland en Frank
rijk onmogelijk, of minst genomen, hoogst gevaarlijk
16 maken. Voor Engeland was het een levenskwestiej
otn die verbinding open te houden.
Was Engeland voorbereid voor deze taak? Wij heb
ben het allen Onvoorwaardelijk geloofd, tijdiens den
toorlog. Uit Admiraal Bacon's boek kunnen we mer
ken. dat Engeland absoluut niet voorbereid was.
Waarmee moest de verbinding beschermd worden?
Met /de groote vloot? Dit was uit den aard der zaak
buitengesloten. De kostbare oorlogsschepen zouden
Meelijs een welkome prooi geweest zijn voor de ge
vaarlijke duikbooten.
Aan Admiraal Bacon werden gegeven oude torpedo-
lagers. in elk opzicht van mindere gevechts waarde dan
de torpedojagers van den vijand. Minder kanonnen,
limdere draagkracht, mindere snelheid. Groot gebrek
aan alk soort materiaal. Groot gebrek aan perso
f- y
*- I
1 BLANTAI
door HUBERT FOOTNER,
voor Nederland bewerkt door L. ALETRINO.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht
9.
Eindelijk zei Joe iets, dat Ralph het summum van
Jjttnlijke verwaandlieid toescheen„Ik weet wel. hoe ik
dat soort aan moet pakkea Ik wil weten wie ze is."
Hij ging He dekhirt binnen met een air als ber
•toonde de geheele wereld hein toe. Ralph zat op
beeie kolen, wierp stoelsche blikken in de richting
Ji;l de dekiiut en spande zich tevergeefs in om, te
•doren wat
neel. Onder bevel van Admiraal Bacon stonden voor
namelijk matrozen van de koopvaardijvloot, visschers
en pas aangeworven vrijwilligers, landrotten. Doch, zij
allen waren vervuld van goeden wil.
Toch. van hoe groot belang een goede geest onder
matrozen en soldaten zijn moge. als we een Jan Rart
aan den kant van den vijand gehad hadden, zou do
heele zaak in het honderd zijn geloopen. /egt Admiraal
Bacon. Onze politiek tegenover de Duitschers was een
voudig èen politiek van grootdoenerij. We deden, als-,
of er geen vuiltje aan de lucht was, en hielden ons
vast. Maar ons systeem werkte boven verwachting. De
troepentransporten gingen geregeld het Kanaal over.
De schepen met levensmiddelen bereiktén Londén
met een verlies van een half percent. Want de Duit
schers lieten zich overbluffen. Zij zagen de Kanaal
verdediging voor sterker aan, dan zij was.
Het eerste deel van Admiraal Bacon's boek eindigt
met een gedichtje, waarvan ik een vertaling zal geven,
zonder te beproeven, natuurlijk, er ook in onze taal
rijm of maat aan te geven.
i
Met de hemel boven ons en de mijnen onder ons,
en een koude, scherpe wind,
Wij 'lachten, jongens, en wij .schertsten, jongens,
en jaagden op de „submarine".
Met de hemel boven ons, en de zee boven ons, én
een leegte, waar ons schip was geweest,
't Is onze trots, jongens, te zijn gestorven, jongens,
bij 't jagen op de „submarine".
Met de hemel boven je en de groind onder je,
door onzen arbeid wandel je gerust.
Maar denk dan ook eens aan de mannen, die stierven
bij 't jagen op de „submarine".
IT i .i i r\ j i i
Een zeer belangwekkend gedeelte van „Thé Dovér
Patrol" handelt over de voorgenomen landing op de
Belgische kust. Dat een landing beproefd zou wolf
den. geloofde iedere EngeCschman, geloofde waarschijn'*
lijk ook het Duitsche legerbestuur. Maar het bleef
een wachten, van week tot week, en van maand tot
maand, zonder dat er iets gebeurde. Thans veru^*
men we. uit Admiraal -Bacon's boek, dat de planrten
er waren en tot in bijzonderheden uitgewerkt De tran^"
portschepen lagen klaar, de tanks stonden gereed, de
mannen waren er, om ingescheept te worden. Maar
de zaken op het Westelijk front gingen niet, zooals
men gewenscht en verwacht had. De inneming van
Roulers zou het toeken -zijn, eln Roulers werd niet in^
genomen.
Wat het gevolg geweest zou zijln, als in 1917, of
eerder nog. e©n millioen mannen in België gelandl
waren, behoeft niemand te vragen. De oorlog zou er
belangrijk door verkort zijn. iets; waarom geen roensch
rouwig geweest zou zijn, t zij hij behoorde tot de
Cen'tralen. of de Geallieerden, of tot geen van beidé.
De aanval op Zeebrugge en Ostende geschiedde na Sir
Reginald, Bacon's ontslag. In zekeren zin zal het dus
niemand verwonderen, dat de admiraal er kritiek op
uitbrengt, een afkeurende kritiek. Tot nu' toe heen
ieder echter in Engeland de onderneming als een volf
ledig succes beschouwd, en dus is l#t wel van be
lang te vernemen, wat iemand als Admiraal Bacon
er op heeft aan te gierken.
De Vindictive werd langs zij van den havemdam
gebracht, en de mannen landden met kleine troepf'
jes. Volgens Sir Reginald had men «en monitor co
rnet don boeg op moeten laten loopen en in enkelé
oogenblikken een groote .massa tnannen op dein. dam
brengen. Nu was, volgens Admiraal Bacon, ondanks
de ótioed door de onderne|miers betoont de geheélé
onderneming een mislukking. Ook hieT zal do gcschief
denis wel weer moe/ten uitmaken, wie gelijk heëftj.
In een zoo ernstig boek a}s The Dover Patrol uit
den aard der zaak is, komen toch ook af eln tde' wel
eens anecdoten voor. Een daarvan bewijst, in welke
moeilijkheden, een zeeman komen kan. die de spét-
I van zijn taal niet volkomen onder de knie heeft
en matroos aan boord van een trawler had rifeu-
matiék gekregen, en nüoest, op bevel van den dokter,
geland worden. De dokter droeg den kapitein van de
trawler op, nu naar d« kust te seinen, en te vragen
om .een draagbaar, waarop de patiënt dan terstond
naar het hospitaal vervoerd kon worden. Daarop ver
trok de dokter en wachtte te vergeefs op. den
patiënt." i
Wat bleek bij onderzoek? „We hebben geseind" zei
de kapitein. ,.maar kregen bericht terug, dat wij twSalf
honderd gulden boete zouden krijgen, als we hem aan
land brachten". „Maar waarom?" vroeg .de genees-)
heer. in stomme verbazing. „Ja" luidde het antwoord,
„ziet u. we konden aan boord geen van allen itieu-
matiekspellen, en toén hebben we maar geseind,
dat ie pokken had." Wat het gevolg jvas voor deh
patiënt, vermeldt de historie niet.
Het gesprek wriiep als alledergelijke gesprékkén.
«Zoo kmdjel" begon Joe.
j Het meisje wendde hem een effen gélaat toé zon
eenige uitdrukking. „Zool' zeide zij.
Joe trok een kist naast de hare en ging zitten.
..«ik dacht zoo, dat je je misschien verveelde zoo
"leen., vervolgde hij minzaam.
'louH vaui hüeen zijln met mezelf, ik" zeide zij,
®l oetn gemaakte naieveteit in houding en manier
spreken.
Joe keek haar scherp aan. Haar oogen hield zij
Doorgeslagen. Hij constateerde, jjat ze in 't minst
beleedigd was, en ging voort:
"u® 'leei j®. kindje?"
„Mary Black, om U te dienen."
«Waar ligt je thüis?"
Ilwraith-meer. Mijn vader die heet Jack Black.
I zeer good jager."
H#?aar schuwe, vreesachtige manieren moedigden Joe
in at}n. Dat zaakje liep prachtig. „Waarom leef ie
'oor ^)6scllen?" zeide nij minzaam „Dat fe> nie|s
Zv, ®ua meisje dat er zoo goed uitziet als jij
7j(°®H®r die wilden."
II haalde onverschillig de schouders op.
te "j® ®oest hier aan de rivier zijn daar is wat
Blanken weten 'hoe ze het leven moétén
Au' -^d® zij onderworpen,
w sfJ? °P het Fort kwam, zou je alle meisjes de
„Weken. Ze kunlnen niet bij je halen."
?ar 8®m huis." zeide zij.
buis C, ^'eiaakkelijk te verhelpen. Ik zal je een Wok
"(L ?1,®T. ®®M erver denken," zeide zij.
VferLjH er een reuzenfeest op het fort.' ging
«Webjk voort. „Wedstrijden en vuurwerk
en er wordt gedanst, en iedereen heeft vrij étén
m drinken. Zou ie dat prettig vinden?"
„Ja. mijnheer.''
„Nou, kom dan eerst mij halen, dan gaan wij sa"
men op ©en vlpt de rivier af.'
Dank u,"- was tiet antwoord.
Joe. vol blijdschap over de vorderingen die hij
maakte trok zijn kist dichter naar haar toe, en legde
een handpalm op eeh van haar -tengere polsen. Ralph.
die de beweging zag, beet zich opnieuw op de lippen.
„Je bant een verstandige mdid," vond Joe. „Jij en
ik zullen goede vrienden worden Ik ben een goe"
de kerel, al zeg ik het zelf. Een ïneisje, dat er goód
uitziet, kan van mij gedaan krijgen wat ze maar wil''
Het meisje trok tiaar kist een eind weg. „Ze ziein
u buiten," zeide zij waarschuwend,
Joe lachte vettig. „Ben je bleu hé? Nou. dat mag
ik wel. zoo'm beetje schuw den eersten tijd. Later,
als er niemand in de buurt i§. spreken we eikaar
nog wol eens nader.'
Met het air van een overwinnaar keerde Joe naar
de anderen terug. Ralph's rechtervuist balde zich au'
willekeurig samen bij tiet zien van zijn vettige zelf
genoegzaamheid, maar hij moest zich voor het oogen,"
blik ertoe bepalen, de plekken uit te zoeken, waar
hij hem graag zou raken.
„Aardige meid." knikte Joe goedkeurend. „Heel
aardig."
,Hoe heet ze? Waar is ze vandaan?" vroeg Staley.
Joe herhaalde wat ze hem had verteld! Ralplh haar
de ruimer adem.
„Ze heeft gelogen," zeide Staley kalm. „Zes jaar
lang kom ik geregeld aan het Mc. Ilwraith-meer. Ik
ken die streek dusalle lui die daar vandaan komen
zijn klein, an hebben de oogen vlak pij elkaar."
,Nou, misschim is ze een halfblanke," onder
stelde Joe.
Ik heb haar aan het Mc. Ilwraith-meer nog van
Vergadering op Dinsdag 18 November 1919, des
middags 2 uur.
Aanwezig alle leden
Voorzitter de heer K. Breabaart Dz., burgemeester,
secretaris de heer P. Eronder,
NaH
nog op-
Mevrouw Bergmaan beeft op de 2e notulen, die zijn
toegezonden, een aanmerking. Daarin staat het, even
opening der vergadering vraagt voorzitter of er
op- of aanmerkingen zijn op de 'notulen.
aio In de Schager Courant opgenomen, over dat doods
kindje en de twee zieke kinderen. Spr. heeft niet het
doode maar de zieke kinderen geholpen. In een heele
reeks van woorden licht spr. dit toe.
Voorzitter: Herinnert nog een van de heeren hoe
of het is geweest?
Niemand herinnert het zddh.
Voorzitter vraagt of mten er zich dan wee kan ver-
eenigen dat het dan zoo veranderd wordt. De heer
Blaauboer acht het niet der moeite waard, hetzelfde
is er mee bedoeld. Mevrouw Bergman oonfeelt juist
van niet. De heer Blaauboer meent dat het toch zoo
gezegd is. Mevrouw Bergman is juist van anders
meening, spr. kan het niet zoo gezegd hebben. Ik
spreek ras, zegt spr. en was nog vol verontwaardi
ging over de zaak.
Tenslotte is niemand er tegen dat het veranderd
wordt en onder dank aan den secretaris, worden de
notulen verder goedgekeurd.
Van den Inspecteur van de Posterijen en Telegrafie
is een schrijven ingekomen, dat met 1 Januari a.s.
den geheelen telefoondienst in staatsexploitatie komt
en wordt verzocht de betrokken ambtenaren en hulp-
ambtenaren.van gemeentewege te ontslaan. Deze zul
len allen door het Rijk worden overgenomen. Ge
vraagd wordt de spreekcel die van de gemeente is,
gratis af te stiaan, ook de sohelgeleiding naar den
besteller. De diensturen worden voor Barsinger
horn bepaald op 6 uur, n.L van 811, 121, 23 en
van 67. Voor KoLhorn op 5>j uur, n.L van 912
2—3 en 67. Langere openstelling is mogelijk, maar
voor gemeeenterekening.
B. en W. stellen voor aan deze vragen geheel te vol
doen; het personeel eervol te ontslaan, de spreekcel
af te staar, onder verplichting van verder onderhoud
voor het Rijk. Sdhelgoteiding is er niet.
De heer Engel meent, dat het vanzelf sprak, dat
als de gemeente de spreekcel afstond aan het Rijk,
het Rijk ook het verdere onderhoud had.
Voorzitter meent dat het voorzichtig is, deze be
paling op te nemen.
Algemeen wordt het voorstel van B. en W. goedge
keurd.
Van het Hbofdcomité voor de groote Landbouwten
toonstelling te Schagen is het verzoek ingekomen om
flnantieelen steun in den vorm van waarborgfonds en
subsidie.
Voorzitter zegt, dat de heer Smit en spr. deze zaak
hebben behandeld, de heer Geertsema was ziek. ZIJ
waren van oordeel, dat, hoewel deze tentoonstelling
het algemeen belang bevorderde, het geen gemeente
belang was om geldelijk te steunen, vooral niet omdat
de afdeeling der HolL Maatschappij van Landbouw
met lijsten rondging bij particulieren. De m eest be
langhebbende n konden op deze wijze hun gaven ge
ven.
De heer Kooijman is het niet met B. eti W. een». t
Spr. dacht, waar de landbouw de hoofdbron van b^
staan is voor het grootste gedeelte der gemeenté. hét
wel degelijk op den tveg der gemeente lag. om fu
nantied te steicnen.
De heer Engel is het volkomen met den heer Kooi
man eens. zoowel 'het landbouw, als het zuivelbedrijf
later wellicht ook de tuinbouw, is een belangrijke bron
van welvaart voor de gemeente. En daar spr. hoopt,
dat in de komende tiiden ook de arbeiders .i^eerderé
voordeden zullen trekken uit deze takken van bedrijf,
acth spr. het wel degelijk een gemeenteteak, zulké
nuttige zaken als deze tentoonstelling is. Jte steunen.
Spr. wü echter geen subsidie, .maar alleen waarborgt
fonds. Immers, waar deze exploitatie voordeel kan
opleveren, zou hij niet graag willen, dat het gemeentel"
geld daaronder behoort. Spr. wil1 alleen helpen, ala
er tekort is en daarom in den vorm van waarborg
fonds steunen.
De heer Blaauboer Iran zich heat met den heer
het minste behagen meer.
Tegen het donker meerden zij aan een boom op den
oever, en wierpen een plank uit. Onder de pdjnboo"
men werd een groot vuur aangelegd, en toen de
duisternis geheel was gevallen, vormde het een fan"
tastiscli clair.obscur in rood en zwarthel vuur op"
laaiend onder de groote boomtakken, de silhouetten
der halfblainken die druk in de weer waren met het
bereiden van het avondmaal en terzijde van de ri
vier de kleine stoomboot,, die haar voorsteven .in den
vuurgloed scheen te steken.
Toen het avondeten klaar was. groepeerden zich
de vijf blanken'om liet vuur. möar het mieisje Jnam,
ondanks de welgemeende en'geestige uitnoodiging van
rn'ti Jeven niet gezien", zeide Staley ,.En ik ken ze
daar allemaal. Er is niemand die een goed jager is
en Jack Black heet. Ze heeft je voor den mal «ehuden.f
iét
niemand die een goed jager is
vier hunner, haar deel mee terug naar de boot
„Laat haar maar zeide Joe. „Ze is veel te trotsch
om in gezelschap te eten."
Zijn toon van gezag was Ralph bijna te veel. Jog
leverde zooals hij daar zat met de beenen over el-,
kaar. zijn buik .neerhangend over zijn knieën, geen
verheftenden aanblik op. rlij bad zich van /11e over
tollige kleederön ontdaan Hijat en dronk met smak-
tonggenot en zijn wangen en de kale niet op
zijn hoofd werden purper van inspanning. Een velt,
achtige zwarte lok' hing hemover h§t voortioofd, en
theedruppels vieletn van de lange punten van zijn snor.
Natinya zat rustig op het dek haar avondeten te ver
orberen. zichtbaar voor de maninen, daar het nog niet«eiue i» nou u
volkomen donker was. Ralph die haar ongemlarkt j zegd. op de stoomboot niet tegen mij te spraken,
zat op te nemen, voelde een befemlmjeréndén angsjj
bij de gedachte dat zij gedurende den nacht alleen op
de boot zou jjjm. "Als /ij /elf bang was, dam liet zij
dit in elk geval door niets blijken, en haar eetflust
schéén er allerminst onder te lijden.
Joe ving Ralph's blikken in de richting van de stoom
boot op. en barstte in eein uitbundig lachen uit. ^Voor
uit". piep hij, „trek fer op af {ze zal (e fniet bijten."
Btalph had me! lief (je Joe de hersenen kunnen in
slaan. Hij was echter 'genoopt zoo vriendelijk te gliirr-
Ralph naderde haar tot dichtbij en liet zijn stem
dalen; gejaagdheid maakte haar schor. „Hoe doe je
vannacht?' vroeg hij.
„Waarvoor wilt u dat weten?" zeide zij koel. zoar
der hem aan te zien.
Het bloed Yloog Ralph naar het gelaat; er was
reeds veel van -zijn kalmte gevergd. „Ik dacht alleen
maar aan je eigen veiligheid,zei bij driftig.
.„Dat is niet noodig," luidde het antwoord. „Dt
kan op mijzelf passen.
„Weet je dat Joe Mixer doet. alsof je van hem
bent?" ging Ralph voort. „Die smeerlap. Wat defllc
je daaraan te doen?"
„Het kan me niet schelen wat hij' zegt. ik weef
wat mij te doen staat."
In werkelijkheid verdacht Ralph haar niet. piaar het
paste beter bij zijn verdrietige en booze stemming zich
den schijn te geven, §ds deed hij hert wel; „Ik heb
je toch vertrouwd", zeide hij bitter.
Dit scheen het pantser van onverschilligheid te door
boren. Een snelle, toornige blik tro fhem ,.Wat daén?"
Mixer een klap
laten stop,
geen standjea.
tioud hem alleen voor den gek."
„Ohl," zuchtte Ralph met zijn houding verlegcK
maar voelbaar verlicht
Ga naar de andereln." zeide zij. „De heb u ge-
Kan me niet schelen." zeide Joe. „ze. ziet er niét
slechter om uit"
In yden loop van den namiddag zochten de and/ère
drie mannen elk een gelegenheid om het méisjé aan
lachqn als hem ondeij deze omstandigheden miogelijk
was. Op hetzelfde oogenblik kreeg hij pen idee. Hij
zorgde dat hij eerder klaar was aan de anderen, en
vraten ge oogjes
genover allen hetzelfde; zij was eenvoudig, vriendelijk
en onverschillig. Ralph wist niet wat nij aan haar
had. Hij kon dit alles moeilijk verdragen De on
gegeneerde grofheid der mannen ergerdé hém. maar
ooi was hij boos op Nahnya, dat zij deze niet schegn
ta voelen. In de schoonheid der rivier vond bij niet
ïrgerd
zij de
op de boot toe. iets mompelend over tabak, die
aij moeat halen.
„Flink zool" riep Joe. „En nu ipaar brutaal Zijn;
met halve maatregelen bereik je niets."
„Een mooie avond," zeide Ralph tot Nahnya. luid
genoeg om door de anderen gehoord te kunnen worden.
„Ja antwoordde zij. op precies dezelfde wijgi als
ze tot de anderen had gesproken.
Hij stond een oogenblik beduusd. Toen ging hij het
ruim in om tabak uit zijn reiszak te halen. Terugko
mend zag hij' haar onbewegelijk, ver weg over de ri
vier staren.
♦.„Maar gaj zijn allern&al een praatje met je komen
maken." trachtte Ralph zich te rechtvaardigen. ,.Het
valt op. als ik alleen het niet doe. Ze hebben Ier al
wat over gezegd. Je hebt net zoolang met Ze gepraat,
als zij zelf maar wilden. Waarom! kan je niet ook zoo
tegen mij zijn?"
„Ga been." zeide zij. „U kunt niet zoo tegen mij
doen als zij. Ze zien het verschilt En als ik ge
woon vriendelijk legen u bent. komt er ruzie Ga naar
tien toe."
Daar viel weinig tegen in te brengen. „Maar Ut
lacht er aan..." begon hij weer, pu op bescheidener
toon, „hoe doe je....?"
Zij haalde de schouders op „Maak u daar niet
bezorgd over. „Ik kan voor mijzelf zorgen. Het zijh
Ze «betttaMKto .„Uete, die II »or v*
Rallph ging de loopplank weer over; hij kon nog
minder hoogte van haar krgijea dan vroeger, maar
ti ij was ook veel minder ongerust. Haar zelfvertrouwen
werkte aanstekelijk.
Wordt vervolgd.