GRATIS. (Jti het Hart van Holland. DE VERBORGEN VALLEI TWEEDE BLAD. Brieven uit Engeland. FEUILLETON. Zaterdag 20 December 1919. 62sle Jaargang No. 6537.! Wie zich Ihans op de SCKAGER COURANT abonneert, ontvangt de nummers tot 1 Januari DE UITGEVERS. Ingezonden Stukken. Alle zee.officierem en zeer vele particulieren, die wel eön.s een paar regels over marinezaken géschré* vep of gelezen hebben, zitten te polelen. Zou bet oog vam Ruys al 'dan niet op hen vallen?. Wel is het een hondebaantje in onze lijden mi. nister van Marine te zijn, terwijl dè Kamer heelemaal niet weet wat zij wjl en er voor geen enkel systeém op gebied van marinedefensie een al is het nog maar zoo ii klein, meerderheidje bestaat, Wist men dat, was er maar eenmeerderheid, dan zou het niet zulk een heksentoer zijn een minister van Marine te vinden. Dan was elk ma», zonder zeer duidelhke antecedenten, geschikt pis bij maar genoeg nautische |kenni$ had om te schipperen en zien ver der jvast te klemmen aan zijn meerderheid Die ge trouwe jpitvoerder van haar wenschen ,,die vol maakt ook de mijne zijn, mijneheerenl" Thans gaat dit 'niet. Want (men strompelt op te veel krukkenbezuiniging, volkenbondsperspectieven, en krachtige weerbaarheid. Aangezien iemand maar met een van die drie wandel stokken tegelijk kan gaan loopen, breekt ieder de beé- nen, idie er twee of drie tegelijk zou willen medé-i nemen op zijn miriisterieele wandeling. En toen... in weerwil van die moeilijkheden en van het onvermijdelijk vooruitzicht, dat het op beenenv breken uitloopt, zijn er meer gegadigden, dan zelfs Nederland in een kwarteeuw zou kunnen verorberen. Immers „Excellentie zijn" is fraai en zelfs „excellen tie geweest zijn" gééft iemand cachet en allicht 'n paar gulden pensioen. Als meneer Ruys mij vraagt zeg ik ja.' zonder me te bedenken. Omdat ik me al bedacht heb. Want ik heb „Neerland's Heldendaden ter Zee"; van Engelbert Gerrits. „Het Nederlandsche Zeewezén'1 van Dea Jonge, Brandt s „Leven van De Ruyter" gelezein de artikelen en bundels van Fisher, Scott. Archib. Hurd gelezen. .Bovendien heb ik eens een torpédo zien afechieten, een zeemiin zien ontploffen én één zien ontladen. Ten slotte heb jk tien zeereizen óvér de Noordzee achter den rug en vier maal op de Zui derzee gezeild. Voeg hier bij. dat ik drie Marinebegrootingen in de Kamer heb hooren behandelen en minstens tién ma. rrnemoties van dominee Hugenhpltz héb overleefd, dan meen ik. dat mijn kansen bog zoo slecht niet staan en dat ik op het compagnonschap en het ge- -meenschappelijk geloof met den heer De Vries na zelfs beter geëquipeerd ben dan de heer Bijlévéld was Als dus de heer Ruys zin heeft. Mijn adres is te bevragen bij de hoofdredactie van dit blad Speciale aanbeveling: ik heb géén antecedenten, dan :alleen, dat ik in het particuliere leven steeds graag wéér voor mijn geld wil hebben en dus ook als bewindsman geen genoegen zou nemen met schepéfl die niet minstens zoo goed waren als het beste schip dat 'n ander heeft. Als een ander meent, .dat torpedo jagers of kruisers dertig mijl kunnen loopén, zou ik «r géén willen hebben, die onder de vijf en dertig blijft. Maar aangezien het oog des Premiers nog niet in mijn richting rolt, behoef ik „mijn" vlootprogramma nog niet in de Kamer te ontwikkelen en duikt men natuurlijk een of ander marineofficier op, die zal hebben te bewijzen, dal zoo'n „burger" er toch eigen lijk niets van afweet Wat zou de wereld er vroolijk gaan ilStzien, wan neer alleen vakmenschen verstand van de dingen had den en er in allerlei vertegen* oordigende én béstuurst1 lichamen over mochten meepraten. Men kent natuurlijk Multatulis Specialiteiten en zon der nu zoover te gaan als zijn definitie van een spocia-1 liteit in het straatvegen: dit is iemand, die niets kan dan niet straatvegen, zit er in zijn boutadetoch heel veel .waars. Specialiteiten rijn meestal de personejï, die eénlgé jaren in eén vak hebben doorbracht en volmaak; op de noocte zijn van de dingen zooals zjj daar zijn. j °ver het algemeen weinig weten van naastlig gende bedrijven en uitermate weinig van de weréld in net algemeen. Dit Is hun niet zeer kwalijk te nemen immers behalve de theoretische kennis van het vak, waarin rij zich specialiseeren, hebben zh dagelijks praktisch in dat vak hun werk uitzonderingen vindt men meestal bij rechtsgeleer den, wier .tijJsverdeeling nu eenmaal schijnt toe te laten, dat zij behalve als advocaat ook nog optreden - als curator (dat is in de meeste gevallen handelsman van den eersten rang) bovendien als directeur of com missaris van dit en dat, raadslid, Kamerlid en. spe cialiteit in tal van vakken. Het moet gezegd worden, dat predikanten en onder wijzers in de laatste jaren een tamelijk "succes hebben blJ hun pogingen de advocaten op dit gebied van veel zijdigheid (na te streven; misschien .zelfs in te halen. Maar gesteld inu eens, dat op elk gebied alleen de vakman .mocht praten. Wat zou er dan overblijven van de K:imierdebattenWanneer zou dan dominee Hu. genholtz dominee Kruyt, advocaat Troelstra, Loeff. Marchant, Kolkman, De Geer, Van Rappard. inge. meur J-ely, Muralt, Albarda, onderwijzer Ketelaar, berhard, ,ter Laan, Otto, Ossendorp, Ravesteyn, Wijn-" koop en weet ik wie nog meer ooit aan het woord kunnen komien? Is <le beer Abr. Staalman "niet de redacteur en kampvechter ivain de vergunninghouders? En wanneer komt arnde Kamer de alcohol ooit anders ter sprake dan bij een poging om de belasting er op te verhoo- gen <en daardoor den band tusschen drank efn schat kist inog wat hechter te maken. Zou de heer Staalman (Abr.) daartoe Kamerlid zijn )geworden? Wel ineen toch. Eyenrnin als een der andere Kamerleden. Zij allen hebben eenmaal plechtig verklaard niemand iets beloofd te hebben om verkozen te worden. De speciale belangen .van hen, die deze heerén candidna! stelden en hen deden verkiezen, komen nu niét méér iui aanmerking. Zij hebben geen speciale belangen meer voor té staan. Elk Kamerlid is alleen vertegenwoordiger des geheelen .volks in al zijn geledingen.... En iwee dengene. die zou durven beweren-, dat dé heer Wijnkoop zich alleen maar interesseert voor So- vietbelangen, de heer de Wyckerslooth df Weérdén- steyn iof de heer van Rappart enkel maar 'oog. hebben voor Landbouwzaken. Warempel iniet! Alle honderd heeren zijn zoo universeel in huln interesse voor. de werkelijke volksbehoeften, dat zij vaak vergeten, wat nu eigenlijk hun speciale knappig- heid is En dat dus voorstudie of geen voorstudie hun 6tem ook bij positief-technische quaesties nrecies zooveel waard is, als de stem, van den man, cue zoo dom zijn om wel studie te maken van hun onderwerp.... Ziedaar waarom ik geloof een in de 'tegenwoor-< dige omstandigheden dragelijk minister voor een technisch departement te kunnen zijn. Ik, /weet er niets van mijn hoorders en beoor deelaars weten er zoo weinig vam dat het hun niet kpn opvallen hoe weinig ik weet. En dus A. keet Het vccmasmsl» deel vsn d«n locijt, de reis van Sir Eraest en rijn makken, w&s esh mislukking, omdat die reis nooit begonnen werd. In de Weddell Zee werd het schip van Sir Er- nest, de Endurar.ce. door ijs ingesloten, voor men tot landing or het Zuidpool vastland had kunnen over gaan. Eenigen tijd bleef men nog op het schip. Toen werd het Noodzakelijk dit te verlaten en op het ijs te gaan, niet medeneming van de drie booten. De te gaan, mei medeneming van de drie booten. De Endurance werd vlak daarop voor de oogen van do reizigers door de opdringende ijsmassa's ineengedrukt ben, die het meest geleden hadden, wa* althans het lijden vcorfcij. Thcas wachter. "03 op korten afstand drie, op ia.-geu twv. «1 twintig marjwö op eer om. zei-ere verlossing. De verlossing wan de laatsten bleek heel moeihjk le zijn. <Tot drie maal toe trachtte een schip door te dringen tot Olifant Eiland. Drie maar achtereen maakte het lis dit onmogelijk. Gfelukkig voor ,de twee en twin. tig, dat rij het niet wistfen. l>e vierde poging slaagde, en maar weinige dagen Amsterdam, 13 Dec. 1919. Eenige jaren geleden heb ik eens over dé Zuid- pooUocut van .Sir Ernest Shackleton geschreven, een tocht, die op een mislukking was uitgeloopen, maar waarvan de deelnemers 'bijna allen ten slotte veilig in het vaderland terugkwamen. Thans is van den ont dekkingsreiziger zelf ,<en boek verschenen, mét dén korten, duidelijk'en titel: „Zuid", waarin de lotgeval len van deze helden van de 'Zuidelijke IJszee wordén beschreven. Laat ik eerst nog even in het kort vertellen, wat het eigenlijk doel. en wat het resultaat van den tocht was. Een van de onopgeloste vraagstukken uit de aardrijkskunde is tot nu toe, of de Victoria bergke, ten, die zich uitstrekt van de-' Ross -Zee ten Zuiden van Nieuw Zeeland, naar de- Pool, zich aan de an dere zijde van de Pool Noordwaarts uitstrekt in de richting van Zuid.A'merika, en of die keten een geheel uitmaakt met de grooté aardplooi, die we in Zuid-. Amerika kennen als de And-es. Wie een kaart van het Zuidpoolgebied voor zich neemt, zal zien aan den kant vam Zuid_Amerika de Weddell Zee, aan den kant van Nieuw Zeeland de Zee. Het doel van de expeditie nu «was, dat Sir Er- nest Shackleton te voet het onbekende Zuidpoolgebied zou doortrekken van de Weddell Zee naar de Ross Zee. Eein andere afdeeling zou van de Ross Zee uit naar de Pool trekken, ongeveer langs den weg door Scott genomen, en op verschillende plaatsen levens middelen achterlaten. Was het plan geslaagd, dan zou het bovengenoom-i de aardrijkskundige vraagstuk opgelost zijn. Ongelukkig genoeg echter slaafde alleen de afdeeling, aié van de Ross Zee uit begonnen was naar de Pool te trek- door HUBERT FOOTNER, voor Nederland bewerkt door L. ALETRINO. Uitgave van W. DE LLAAN, Utrecht. 14 J Ralph begon een 'verklaring te vinden, voor de uit werking van zijn plotseling verschijnen. „Waarvoor hier komen? vroeg de oude man. Ralph wist een oogenblik niet, wat te antwoorden. „Ja, om zoo maar eens te kijken", zeide hiji toen De oude man boog. Zijn manieren waren vriendelijk On correct. Ralph voelde er een innige goedheid dés harten is. Hjj was nooit een groot man geweest, en tiu hij door ouderdom gebogen was, had hij nog een zekere plechtige waardigheid. Honderden fijne, goedige rimpeltjes groefden zich onj rijn oogen. Hij was ge kleed m een oude jas, vervaardigd uit een deken. Rond zijn voorhoofd droeg hij een zwarten band, die rijm grijze lokken beletten over zijn gelaat te vallen. „Hoe gekomen .hier?" vroeg hij. „.Door het hol onder de bergen door," antwoordde Ralph. „U blanke dokter!?" riep de oude man plotseling uit, hevig verschrikt bij rijn eigen,o nderstellmg „Juist, zei Ralph. De oude man liet hgt hoofd op de borst jinken, en een .diepe zucht ontsnapte rijn borst -Hij mompelde iets in rijn eigen taal. „Wat is er .toch?" riep Ralph geprikkeld uit „Waar om zou ik hier 'niet mogen komen, als ik een eindje loopen wil? Denken jullie soms dat ik hjer ongeluk zal aanbrengen?" De oude man hief het hoofd weer op. Zijn gelaal stond onuitsprekelijk droef. Hij maakte een onbestemd gebaar. ,,Ik niet spreken", zeide hij. „Niet goede woor den hebben, ik. Nahnya vertellen. Nahnya is hoofd hier. Spoedig rij komen, denk ik." „Maar wat heeft, dat toch allemaal te beteekemen?" riep Ralph. „Willen erten?" vroeg de oude man, op rijn plech- titfhoffelijke manier „Ik eerst niet aan denken. Wij hebben hertenvleesch. Ralph voelde in rijn woorden een zacht verwijt. den landen. Toen begon fret ijsleven voor deze acht pn twintig mannen. De Ijsmassa, waarop rij zich bevonden, dreef in Noordelijke richting, steeds kleiner wordend. Twee maanden wachtten zij. Toen werd een reis in Westen lijbe richting 'over het ijs onïïernomen, in de hoop dat men daar land zou vinden. Te vergeefs I Opnieuw drie maanden wachten. De ijsmassa was toen afge brokkeld tot een driehoekige schots, van ongeveer 90 bij 100 bij 120 M. Ieder oogenblik'kon zij splijten. Hierop verliet toen de schots en ging in ae booten Deze tocht over de Weddell Zee was een waré vér- schrikking. Sir Ernest schrijft: ,jAls wij geen jvacht hadden, lagen we in eikaars armen voor de warmte- Onze bevroren kleeren ont dooiden op de plaats, waar onze lichamen tegen el kaar kwamen, en aangezien de minste beweging de betrekkelijk warme plaatsen blootstelde aan de nij pende kou lagen we onbeweeglijk tegen elkaar aan en fluisterden woorden van hoop. Zes dagen zaten de mannen in de open booten- half bevroren, bijna zonder slaap. Toen kwam ed land. de smalle, hopelooze kust van Olifant Eiland. Maar wat een verrukking voor deze poolreizigers 1 Sir Emest vertelt,- dat zijn makkers als schooljongens blij waien. steentn opzochten en door de vingers lietein glijden, alsof een vrek bezig was zijn geld te tellen. Er was slechts één uitzondering, Frank Wjld. Op dezen man had geen enkele omstandigheid, goed 01 slecht, ooit coiiigcii invloed Iljj stgute nu uit. de boot, vertelt Sir Ernest, alsof hij in Londen uit zijn auto slapten 011 e^n wandelingetje zou gaan maken in het park. De vreugde dan was groot, maar verre van gerecht vaardigd. Voor 'drie maanden levensmiddelen nadelen de reiz.gers bij zieli, Kans op verlossing van Olifant Eilaind was ér niet. Er zat ni|ets anders op, dan dat enkelen weer zee kozen, om hulp te halen voor dé anderen. Wiens lot het meest te beklagen was? Dat van Sir Ernest en Vijf makkers in de open boot, 01 n een reis te beginnen van 800 mijlen, of dat van Wild en rijn makkers óp een smalle kust, in het dónker, met mis schien Cen hongerdood in het 'vooruitzicht? Naar Zuid Georgië moest de réis óndernamen war den. in 'die boot Jamies Caird. Wij kunnen er ons niet in deuken. Soms klagen wij over kou. Aan een winter zonder kacb,eil zouden we niet durven denken. Wat een. paradijs moet hpt voor Sir Enmest Shackleton en zijn vijf makkers geleken hebben, te piogen zitten in eón huis, in een zachte 'temperatuur van om en bij lipt vriespunt. Zestien dagen achtereen worstelden déze mannén met wind en golven- Hun kleeren die i»gee» 7 maanden uit waren 'gewgest, waren al die dagen nooit droog. Hun lippen -waren gebarsten, hun monden gezwollen door het zoute watier en de dorst. Op verschillende plaatsen was hun lichaam bevroren- De man aan het roer moest, Wanneer rijn tijd om was, uit de stuur stoel getrokken worden en gemasseerd door de an deren, voor hij zich kon buigen, en in rij» slaapzak kruipen. Zoo bereikte 'men de kust van Zuid Georgië. Niet zoodra was de reis volbracht, of de pen brak. die den mast op 'rijn plaats h<ad gehouden Een dag eerder, cn het -lot van de zes, zoowel dat als van do twee en twintig op Olifant Eiland, was beslist geweest Maar nog was het doel niiet bereikt Alen was pp Zuid_Georgië, maar de 'nederzetting van Noorsche wat- visehyaariier» was aan den anderen kant, op pen af- j stand van 17 mijlen- Zeventien mijlen van sneeuw en 1 ijsbergen, zich. verheffend lot een hoogte van 15ÜU Meier. Weer splitste Üe groep zich in tweeën. Drie mannen om ach Lei 'te blijven, drie, waaronder de aanvoerder,, om den gevaarvollen tocht te ondernemen. Het was teen toch,t van zes en dertig uren, .erger dan al het voorgaande. Geen andiere hulpmiddelen dan een timmierinansbijl en een touw. Maar. hij -werd volbracht, zoogoed als al hiet voor gaande. Dit -waren mannen, die voor niets terugdeins den. De «laatste hinderpaal scheen onoverkomelijk. Aan beide zijden onbegaanbare klippen. Een 25 voet hooge, waterval er tussciiien in. Waar een wil is, is een weg, is niet alleen een.Hol- landsch- spreekwoord. -De Engelschen kennen het ook. -\ls men hiel langs de rotsen kon, <fau kon men door dtem waterval Bijl, scheepsjournaal en kookgerecdschap, het laatste in een 'blouse gewikkeld, werdén Xiaai betuiden gewor pen. Langs het touw volgden <fe dcj'e inanneu. Dit moest in dep stpek gelaten worden. Gelukkig wat 'in niet meer noodig. Kort daarop ontving de oprichter van de Noorsche nederzetting bericht, dat i> „vreemd uitziende -mannen" waren aangekomen. Voor later zouden fllte verdere pogingen, voor de ach.lt blwenen althans, vergeefsch rijn geweest Zij hadden nog voedsel voor vier dagen van deze fechl en twintig mannen was geeh man verloren. Gezond én wel keerden zij naar h.et vadert land terug, bm het te dienen in den oorlog. Laten wij hppen, dat die hen .op het eind niet slechter heeft behandeld dan -die IJszee. Een verlige thuiskomst van het front kwam dealn mannen wel In de eerste plaats toe. schreden terugkeeren. sclfde hpuding. „Heeft deze plaats een naamf' vroeg Ralph, „Heeten Bergen Kom." luidde het antwoord. Daar ging hem een lient op. Hij staarde den indiaan met van verbazing wijd geopende oogen aan. De ge schiedenis die Wes' Trickett verteld had, kwam hem plotseling weer in de gedachte. De holengang onder de rotsen, het blauwgroene meer, en het goud dat hij aan den oever gevonden had. De Kom van het Rotsgebergte natuurlijk. Dus het was dan toch waar geweest en 'hij had die plaats gevonden. Met glanzen' de oogen staarde hij over het meer. Nahnya komen," zeide de oude man rustig. Ralph draaide zich gauw genoeg om, dat hij haar de helling zag komen opvliegen, zwaaiend met de ar men gejaagd, een gloeiende kleur op de wangen. Op het zien van Ralph bleef zij plotseling slilstaanhaar handen liet zij op de zijden vallen. Zij verbleekte Zij sprak geen woord, doch. wierp slechts oen ondoor- grondelijken 'blik op hem. Er lag verontwaardiging, verwijt en smart in en een hopeloos, duister fatalisme. Het was een pijnlijker aanklacht, dan een stortvloed van woorden hein zou geweest rijn. Hij gevoelde zich uiterst onbehaaglijk. „Hier ben ik', zeide hjj, trachtend dit gevoel van zich af te schudden met een gewilde onverschilligheid. Nog sprak rij niet Haar droevige oogen, waarvan de blik een niet te loochenen beschuldiging was, strak o phem gevestigd, hief rij hoog de armen ten hemel en liet ze eer vallen. „Het zjj zoo!" beduidde het gebaar. Toen keerde rij zich plotseling om, liep naar den heuvielrand en ging daar in het gras zitten. HOOFDSTUK VIII. Jip het daL Ralph, hoewel nog niet juist wetend wat hij ervan denken moest .begon te voelen, dat hij een ontstel lende ramp had teweeg gebracht Berouw en schaamte maakten zich' van hem meester. Hij voelde zich als iemand, die zonder er bij te denken, 'iets moois, dat zich niet verdedigen kon, heeft gedood. Zijn gemoed schoot vol rijn mond bleef stom. Hij kon slechts op een afstand naar haar kijken ,en zichzelf bittere ver wijten doen. Nahnya's stille wanhoop aan te zien. was eindelijk meer dan hij verdragen, kon, en hij trad op haar toe. „Nahnya' wat is er?" vroeg hij smeekend. „Wat heb ik dan toch gedaan?" „Niets", zeide rij toonloos. ,.U niets kwaads be- docte 1." „Waarom zit je hier dan zoo, Nahnya? Waarom keek je me zoo aan ,toen je me daar zag?" „Ik heb verdriet," zeide zij eenvoudig. „U is hier Groot© Keeten, 18 Dec. 1919. Als er één schaap over den dam gaat, dan vol gen er meer. Ook ik ben het eens met den heer Renooij, en gaook van dat idéé uit. Ook ik vind het een ideaal zooiets te kunnen en te willen doen, om veel liefde te kunnen toonen, schooner doel is er niet op de wereld, volgens mijn idéé. Wat mijn hart betrefte ben ik er oAk erg voor dat. er zoo best gewerkt wordt voor noodlijdende menschen, en gun ook de vreemde naties een goed leven, gelijk wij het willen. Maar! nu vraag ik mij af: Is Nederland nu' ineens zoo rijk geworden aan liefde tegenover een ver vreemd land? Hoe was het hier, dien be roerden tijd, voor dit jaar: was hier ook niet veel ellende? hoewel het thans nog lang geen weelde is! Een ieder, die het meegemaakt, ondervonden en ge voeld heeft, weet het zelf het beste nog wel. Werd hier toen zooveel geholpen? Die droog at, kon droog blijven eten, er werd niet naar gevraagd. Was er niet? Ik betwijfel het wel zeer. Hoe was het met de tarwe gesteld? De werkman, die graag wat koo- pen wilde, kon wel koopen, maar voor veel geld. Was dat ook veel liefde van een landbouwer? 7.00 zullen wel niet alle landbouwers zijn geweest, maar toch velen hoor. Wat het Innemen van kinderen betreft, vind ik ook een liefderijk doel. Maar, zou het hier ook zoo ge steld ziin, indien hier een arme wed. is met 4 of 5 kinderen, om dan éen van In te nemen, bulten da familieleden gerekend? En zoo is er nog zooveel. En eind van besluit, draai ik ook nog even op do Ouderdomsrente uit. Als er dan zooveel liefde in Nederland heerscht, waarom dan al die ouden van dagen, de afgewezenen bedoeld, dan niet eerder hun Ouderdomsrente gegeven, die zes jaar l.ebben zitten te wachten op de eerste 3 guldentjes, die arm waren engeen cent hadden, en die het toch ook toekwamen. Het spreekwoord zegt wel eens: „Een mensch is net als Het weer", en zoo is het ook. Maar, waarom dan niet altijd „mensch" te zijn? N. HOLLANDEiR Gd. PREMIEBETALING INGEVOLGE DE INVALIDI TEITSWET. Door de wijzigingen, welke op voorstel van Minister Aalberse in de Invaliditeitswet rijn aangebracht, is de premiebetaling geheel gebracht ten laste va» dé werkgevers. Daardoor is op de schouders van deze laatste» een financieele last gelegd, die in ons land, waar man tegen nieuwigheden nog al gauw gekant is. niet gaarne wordt aanvaard, dit te meer nu er „betalen" tnee gepaard gaat. - i» „De arbeider", die volgens de oorspronkelijke wet ee» gedeelte van de premie zou hebbén té bétalén, is thans daarvan in het algemeen „vrijgesteld". „Een reden te meer voor hem, om er nauwkeurig „op toe te zien. dat er regelmatig voor hem een zegéi „wordt geplakt op zijn renlekaarL" Arbeiders, die thains reeds den leeftijd van 60 jaar gepasseerd zijn, mogen er wel aan denken, dat zij bij het bereiken van den 65_jarigen leeftijd alleen aan spraak op ouderdomsrente kunnen maken indien er door of voor hen over elke 52 weken, dat de verzet) kering geduurd heeft, minstens 39 zegels zijn geplakt Zijn zij dus bij' het bqreiken van den 65.jarigen leef tijd 3Vs jaar of 182 weken verzekerd geweesti dan moeten er minstens 39/52 X 182 137 zegels geplakt zijln. „Ontbreken er ook maar enkele zegels aan dit getal „dan moet de aanvraag om ouderdomsrente onver biddelijk worden afgewezen." En nu vertrouw ik vast, dat „geen enkele werk, gever", door het feit. dat hij geen zegels voor zijne werklieden geplakt heeft, de oorzaak wil zijn, dat deze man zijn ouderdomsrente niet krijgt. Een ander voorbeeld. Over opgeveer vier maanden kunnen weduwen en we-eaen van verzekerdé arbei ders in aanmerking komen voor weduwen- en wteezen^d rente, mits voor den verzekerde 15 premiën zijn betaald. (Later wordt dit getal 40 premiën). Zou er nu één werkgever te yinden rijn, die door zijne nalatigheid, de oorzaak zou willen zijn. dat de we lk niet weten, wat er nu gebeuren zal." „Wat er gebeuren zal?" herhaalde Ralph verbaasd. „Waarom zou ik hier niet mogen Jiomen?" Waarom kan je me niet een heel klein bpetjé vértrouwén?" „Vertrouwen," zeide rij, voor zich starend met een blik dien hjj niet verstond. „Wat is vertrouwen? U meent het goed, geloof ik. Maar, u beni een blanke. Daaraan kunt u niets veranderen. Hoe kunt u voor komen, wat gebeuren zal?" „Je spreekt in raadselen!" riep Ralph wanhopig. „Als je van den beginne al aan open en eerlijk tegenovér me was geweest ,zou dat alies ons dan niet bespaard zijn gebleven? Waarom kun je me niet vertellen wat er is?" Nahjnya vouwde smartelijk 'de handen samen. Haar rustige stem thans met moeite beheerscht, begon te breken. „Ik kan niet," mompelde zij. Ik voel me zoo ongelukkig. Ik kan 'de goede woorden niet vinde|n om het uit te leggen." „Wil ie dal ik weer weg ga?" vroeg hij zacht Zij schudde het hoofd, hebt het nu gevonden, de .plaats," zeide zij. „wat zou het geven, als u nu al wegging? Blijf hier. Dan zal ik ti trachten te ver tellen, wat- er in mijn h,art bloedt" .„Maar je moeder," zeide Ralph, „Ik moet terug, ein haar verzorgen „Charley en ik dragen hgar door de bergen," stel de Nahjnya gerust ,'.Zij zijn daar blijven wachten. Ik zal de jongens sturen om Cltarlev te helpen, haar hjerheen te brengen". Zij verhief haar stem: „Jean Bateese!" De oude man trad haastig op haar "toen. Nahnya zeide iets tot h,eni dl het Cree. Daarop weer in 't Engelsch vervolgend j,Uv dokter zal vanavond bij ons blijven. Hij is onze vriend. Maak alles voor hein in orde." Haar ongeknutselde grootmoedigheid, nadat hij haar toch zoo cüep had gekwetst, trof Ralph diep; opnieuw voelde hij zich beschaamd. „Nahnya, het spijt mij zoo!" barstte hij plotseling impulsief uit Zij stond op, zonder te antwoorden en liep de hel ling af, naar den meeroever. Een der berkenhouten kano's duwde zij het water in; rij sprong aan boord, en stuurde het vaartuigje het meer op, zonder ook maar even ,om Je .kijken, met haar eigen gratie en zekerheid. „Waar gaat rij heen?" vroeg Ralph jaloersch. De oude man maakte een ontwijkende handbeweging. „Ik Iniet vragen," zeide iuj. „Zij veel houclt van alleen gaan. Zij is niet hetzelfde als wij." Telkens wanneer Jean Bateese over 'Nahnya sprak, was h-et met dien blinden eerbied waarmee een oude Egyptenaar zou gé- zegd hebben: „Cleopatra wil het zoo.' Hij leidde Ralph .terug naar het-vuur. De drie hut. ten stonden in een rij welke evenwijdig liep met dé» nieeroever. Tusschen hen in waren zomerschuren van bladeren gebouwd, waarin de vrouwen haar huishou- delüke bezigheden konden verrichten. Hun wintergeréi sleden, bontjassen en sneeuwschpenen yyaren pan sta ken opgehangen, zoodat rij niemand konden hinde, ren. Er waren roosters om vleesoh, en visch op te roo- feen en ramen om huiden te Ipoien, alle zorgvuldig zoo pcergezet, dat rij niet in den weg stonden Het uitzicht van de kleine grasvlakte ervóór wat schitterend. De twee jongens waren in de nabijheid gebleven, stom van verbazing en nieuwsgierigheid. Een flink stel vormden zijzestien of zeventien jaar oud, met forsch, open gelaat De aankomst van Ralph had de uitdrukking daarop echter veranderd: ze vferried een angstige schuwheid. Beiden waren tot het middel toe maakt, en lenig als een panter. Hun koperkleurige 'huid glansde in het zonlicht en hun spieren bewogen ach, zwak aangeduid daaronder, als begiftigd met een af zonderlijk leven. Zij, droegen broeken van geitenhuid en mocassins ,die geborduurd waren met kleurige pen nen van stekelvarkens. Hun pikzwart haar hing tot op de schouders en 'beiden droegen op het voorhoofd een snoer om het voorover vallen te beletten. Daarmee eindigde dan ook alle gelijkenis. Degene, die het verst iiaar voren stond, was de grootste. Hjj hpd scherp geteekende trékken en eén aréndsnéus. In den band om zijn hoofd had hij, onbewust dat dit embleem zoo treffelijk bij hem paste, een adelaars veer gestoken. „Dit Ahmek, Maria's zoon, de broeder van Nah, hya", zeide SL Jean Bateese De andere jongen, ofschoon een paar centimeter kleiner, had breedere schouders. Zijn gezicht was plat, met hooge, scherpe jukbeenderen en kleiné oogén. ,.Dit Myeingeien, mijn zoon." De ,oude mpn liet eenige woorden in het Cree volgen, en beidé jongéna staken Ralph, schroomvallig een hand toe. Ralph, kon hun vreemde namen niet onthouden: den 'lange, slanke noemde hij later in gedachte Cao- sar, den andere 3hing St Jean bracht hun Nahnya's bevel over, «1 beiden vertrokken in de richting van hot hol. Ondanks het feit dat Nahnya's verdwijnen hem ba. mauwde, wekte ligt leven van'de kleine vreémdé maaD schappij aam het hoofd waarvan zij bleek te staan, zijn grootste belangstelling Nu rij geweigerd had eeni ge nader® opheldering te geven, waarom rij zich zoo ongelukkig voelde, luisterde hij gretig naar St Jean's gepraat, en stalde hij dezen vragen, in de hoop, bij nem een oplossing van het raadsel te vinden Ofschoon ook hjj blijk haa' gegeven van groote ontsteltenis bij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 5