WOENSDAG 24 DECEMBER 1919 62ste Jaargang No. 6539 NIEUWJAARSGROETEN 50 CENT Uti hef dart van Holland. DEVERBORGEN VALLEI UitgêversTRAPMAN Co. EERSTE BLAD. FEUILLETON. Ingezonden Stukken. S-CHAGEN, LAAN D 5. Int. Teleph. No. 20. Aittitti Nieuws- AimMis- LuüiiiUii. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag. Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur wor den AfDVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Prijs per 3 maanden fl.40. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN TIÉN van 1 tot 5 regels f 0.80. iedere regel meer lb cent (bewijsno. Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte bereken' DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. IN ONS BLAD DAT OUDEJAARSDAO VER SCHIJNT, BESTAAT OELEOENHEID TOT HET PLAAT SEN VAN EBN NIEUWJAARSGROET AAN BEGUNSTI- OERS, FAMILIE, VRIENDEN, ENZ. TEQEN CONTANTE BETALING VAN (MITS NIET OROOTER DAN 3 REOELS). OPGAVEN S.V.PL. SPOEDIG AAN ONS BUREAU OF AAN H.H. BRIEVENGAARDERS EN BOEKHANDE LAARS. DE UITOEVERS. De gebeurtenissen op het Binnenhof gedurende de vorige week geven te denken. Gewoonlijk doen zij dit niet in de laatste jaren. Hoogstens plegen zij aanleiding te geven tot de klacht, dit ons volk niet zóó is, dat het zulk een vertegenwoordiging verdient De vorige week evenwel waren.de gebeurtenissen van dien aard, dat men de overtuiging niet mag onderdrukken, dat het zóó niet langer gaat. Uw Kamercorrespondent heeft u natuurlijk reeds volledig op de hoogte gehouden van wat op het Binnenhof geschiedde, zoodat ik mij ontslagen mag rekenen van de taak de détails te bespreken. Kort samengevat komt het hierop neer, dat een minister van oorlog, die jaren geleden majoor was cn toen een andere beter-gesalarieerde betrekking ging bekleeden, die dus buiten de techniek van zijn vak is geraakt een techniek, die juist in de laat ste jaren op allerlei gebied zoo zeer is veranderd gepoogd heeft een begroeting te verdedigen. Dit is hem in geen enkel opzicht gelukt, hoewel hij steun had van allerlei groepen in de Kamer. Toen de vrijz.-dem. afgevaardigde Marchant zijd algemeene bezuinigingsmotie zag duikelen, waarvan het verdwijnen des ministers het onmiddellijk gevolg zou zijn geweest, probeerde hij het op een anderen weg. N.l. door de algemeene bezuiniging, die hy wenschte en het invoeren van allerlei problemati sche nieuwigheden stuk voor stuk uit te schakelen. De minister kermde en zuchtte. Hij had dat geld zoo hard noodig. Het was zoo noodzakelijk voor de weerkracht. Maar...... als de Kamer het gaarne wil de, zou hij wel zien met wat minder toe te komen! Dat was schering en inslag bij de ministeriëele „verdediging". Verschillende der bezuinigingsamendementen, het niet-toestaan van geiden die zoo dringend noodig heetten te zijn werden zelfs overgenomen. Kortom: het was een onnoozele kindermoord! Eenige millioen zijn door de amendementen des heeren Marchant bezuinigd. Verschillende nieuwe in specteurs of andere generaals voor speciale diensten zijn afgevoerd van het nieuwe tableau. De minister, die luidens zijn begrooting, zijn me morie van antwoord, zijn nota's van wijziging, toch had vastgehouden aan al die posten, die nu ge schrapt werden, klemde zich aan zijn zétel. Vermoedelijk omdat de rest van het kabinet, dat pas zijn functionnaris van Marine had >erloren, be loofd had met hem te blijven plakken of zich met hem van het ministerieele gestoelte te laten loswee- ken, als 'n andere plak zegel De minister heeft toegelaten, dat zijn begrooting een paar millioen minder wordt. Dit nu is het, dat iemand te denken geeft. En dit feit wijst op een misstap in onze staatsinrichting. Het gebrek n.l. van goed toezicht op onze Staatsbe- net gebrek n.l ?roo«igen. Nominaal is door H UB EBT FOOTNER, voor Nederland bewerkt door L. ALETRINO. Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht. t 15. 7 'o „Samenvloeiing van.Rivieidn. hij loopt tusscheh voor man en achterman, en hebben 'zijn kleine hond „Hou vast" naast zich loopen. „Eindelijk,' in den tijd dat de bladeren vallen zij gangen den beer. Zij hem do oden. Nadat ziji Wi dooden, snijden zij veel takken van populieren 'en su- 'nuks, Zij g<>oiein den pee rop de t^jsken, en ziBen hem, en snijden het vleesch at Altijd wanneer de zo mer i ■voorbij gaat, populier en sumak krijgen roode bladeren. Waarom is dat zoo? Omdat zij' den beer gestoken hebben aan de stokken, en alle bladeren met bloed zijn bevlekt Daarom is het, dat de popu, F^??JUIIïak r°°d.worden na den zomer, eevild dLrie mannen dien beer hadden strooien rii m hadden gesnedefn. toen strooien zij, wat er nog over is in h„t rond Naar ^n^zivli^oo T dlin m°r8®n het ^erst komt, werpen zij den itop. In den «ivihfor unonmw het licht bijna zal komen, staan daar/s'terrèn. Ze vertellen dat is de kop van den beer. Zijn ruggegraat werpen zijl p06len' dön ^mter^K XaTvaak Morren, dicht opeen. Dat ïs de nm«iraat" St Jean zweeg een oogenblik, en wiorn eeö blik rond den knng om aller aandacht voor doTdimax van het verhaal te vragen. Ofschoon zij de woorden met konden verstaan, wisten zij toch wat er volaen zou en wachtten dit gespannen at b Plotseling wees de oude man met theatraal nehaar baar -bet oosten. „Zie," riep hij. Daar komfn *3 ?£,Sterren va? die "Vooraan staan er jnw. Dat, zeggen zij. is de beer. En do drie die ach teraan komen, zijn de drie manden die hem jagen dTmi^ ,g?ed '™rt jonge oogen Ziet gc tussXm ae middelste en de achterste ster niet eén kléiné, zwak ke ster hangen?" Allen keken Ralph in spanning aan. „Ja, ik zie bet iw ?J' vo«lend. wat van hem werd verwacht k de kleine „,Houyvast", de lieveling van Sarnen- ïoeuno vanjlivienen!" sprak St Jean Bateese Jrium- TT-t ',Dal eind van de geschiedenis het w?®.. van voldoening deden zich rond nooit i. h<x>nen Blijkbaar verloren deze verhalen en i' hnutl aantrekkelïikheid. Den heelen dag werken J «va» en om. het kampvuur verhalen vertellen vol groo die controle buitengewoon goed. De minister stelt een uitgaaf voor. De Tweede Kamer behandelt dien post, discuteert er schriftelijk en mondeling over, keurt hem- tenslotte goed, of veran dert er iets in. De Senaat vindt goed, de Koningin teekent én tenslotte komt de Rekenkamer".nog eens nazien of de uitbetaling der gelden wel plaats heeft gehad in overeenstemming mét den aldus wettig ge worden begrootingsflost. Dit is theoretisch volkomen in orde. ■Praktisch deugt er geen haar aan en dient het systeem zoo spoedig mogelijk te worden herzien. De koopman of fabrikant, die in zijne zaken een dergelijk stelsel handhaaft, zou, wanneer hij morgen of overmorgen over den kop gaat, terecht van zijn curator en van zijn rechtercommissaris vele en gegronde verwijten hebben te slikken. De controle van de Rekenkamer beteekent geen zier. Elk jaar, als het verslag uitkomt, hebben de bladen een lijst van dwaze en onnoodige uitgaven, die bovendien veel te hoog zijn, „doch wier uitbeta ling heeft plaats gehad". Dit is: het paard achter den wagen spannen. Het heeft geen doel van den ontvanger van het geld of van den ambtenaar, die het op een- man daat neertelde terugbetaling te verlangen. Zij zijn onwillig of onmachtig. Een dergelijke „controle" haalt dus niets uit, al is de theorie dan ook nog zoo fraai. De heer Alting von Geusau had voor uitgaven, die bij nader inzien in het geheel niet of slechts voor een deel noodig waren, credieten aangevraagd en, bijna, gekregen. Dan had de Eerste Kamer alles goea gevonden en de Rekenkamer had als altijd niet anders kunnen doen dan deze .^vettige" uitga ven wettelijk goed te keuren. Wanneer het ooit tot werkelijke bezuinigingen zal komen, moet er echter meer -geschieden, dan dat de Kamer het mes zet in de begrooting. Dat dit thans succes heeft is een uitzondering. Gewoonlijk gelukt het niet De bezuinigingsschroef moet niet worden aangezet op de algemeene cijfers, doch op elk postje afzon derlijk. Elk departement bestelt zijn eigen bureaubehoef ten, zijn eigen stoelen en lessenaars, zijn eigen lam penkappen en wat dfes imeer zij. Resultaat natuur lijk, dat de zaak veel duurder kost, dan elke andere denkbare manier van bestellen. Elk departement heeft eigenaardigheden men kan dit woord ook in twee deelen neerschrijven, het feit blijft er hetzelfde om eigen aardigheden, die geld 'kosten. Van commercieele controle, wat die heeren op bureau doen en of het noodig is, dat zij er zijn, geen idee En de Rekenkamer is het allerlaatste lichaam, dat in zulke omstandigheden in staat is controle uit te oefenen. Omdat dit lichaam alleen als boekhouderscontrole werkt, zonder in eenig opzicht ook als' zaken-con trole te kunnen optreden. Met controleeren van het „volgbriefje" van den besteller komt men niet ver, zoodra de levering vas; staat. Wanneer nu commercieele menschen, accoun tants en personen met technische kennis in een nieuwe controleorganisatie worden benoemd, zoo dat men niet alleen op het feit der levering en. bet bedrag der bestelling, doch ook op het „waarom" en het „nut" dier uitgaaf controle kon houden, zou er al reeds veel zijn bereikt op den weg naar bezuini ging. Haar veel beter nog ware de beoordeeling van al lerlei technische uitgaven, nadat de algemeene po litieke richting in een bepaald departement een maal is vastgesteld, over te laten aan een commis sie van vaklieden te benoemen door de verschillende politieke partijen, die dan alleen te makén heeft met de beschikbaar gestelde bedragen en met het nuttig effect, dat daarmede kan worden verkregen. Op dit onderweerp hopen wij nader terug te ko men. Voor de volgende grondwetsherziening....... Winkel, 21 December 1919. M. de Red., Verzoeke beleefd onderstaande op te nemen in uw blad, waarvoor bij voorbaat mijn dank. Terecht merkt de heer Renooij op, dat de liefdadig heid in Winkel enkel voor vreemden bestaat. Lees hiervoor onderstaande. Van den zomer was hiur de vrouw en een kind van een werkman tb.c. N na acht maanden, is de vrouw nog niet genezen, maar allee.n versterkend en veel voedsel zal haar beter maken. Maar vraag dien werkman eens wat èn dominee èn de bur gers van Winkel voor hem hebben gedaan! Een inwoner van WinkeL Hooggeachte Redactie, Uw verslaggever uit Dirkshorn geeft in uw blad van 20 Dec. j.1. een verslag van de-openbare uitvoe ring van het mannenkoor „Excelsior" uit Broek op J-angendijk, in de Herv. Kerk. Daarin lees ik: „dat het publiek, vooral wat de jongelingen betreft, zeer onbeleefd zi?h gedroeg tegenover den heer C. Bij- post, die belangeloos zijne medewerking verleende". Hiertegen moet ik opkomen. Met klem stel ik voor op, dat 't zeer jammer was, dat naar 't geen de heer Bij post ten beste gaf, door velen niet werd geluisterd. Maar van onbeleefdheden is hier geen sprake. Het programma vermeldde alléén de liederen die door 't mannenkoor zouden worden gezongen. En dan stond er tusschen No. 6 en No. 7 met flinke let ters: „Pauze". Dat de heer C. Bijpost aldan spe len zou werd niet gemeld, noch op het programma, noch door mondelinge mededeeling. „(Pauze" werd gegeven! Wie neemt hef nu jongelui kwalijk, als zij, na eerst aandachtig geluisterd te hebben naar den zang, tijdens de pauze eens samen wat spreken? Zeekr, i in dien tijd bespeelde de heer Bijpost op keurige wijze het orgel. Bij het uitgaan gebeurde dit ook, hoewel toen bijna niemand luisterde want allen gingen heen. M.i. ligt de fout dan ook bij de indeeling van den avond. Wanneer na het zingen van No. 6 eerst 5 minuten „pauze" gegeven was en medegedeeld dat de heer Bijpost daarna het orgel zou bespelen zeg 10 15 min en had het publiek {de jon gelingen) alsdan zoo gedaan zeker, een woord van terechtwijzing ware op zijn plaats geweest. Laat uw verslaggever het thans noemen „spijtig", „jam mer", „gebrek aan kunstgevoel" mij bes* onbe leefd mag het niet geheeten. Dit hebben de jongelui geenszins bedoeld, en tegen de „christelijke deugd der beleefdheid" is niet ingegaan. Beleefd dank ik u voor de plaatsing, met de meeste hoogachting, Uw dw., Ds. J, G. FEENSTRA, Stroet, St. Maarten, 22 Dec. 1919. iZuidscharwoude, 21 Dec. 1910. Mijnheer de Redacteur! Het bericht, dat verleden weejt ln uw blad voor kwam, als zou het personeel der.Coop. „Vooruit" te Zuidscharwoude den Tweeden Kerstdag bakken ten bate der Weenensche arbeiders, is onjuist Er zal door het personeel, werkzaam in de afd. bakkerij van de Coop. Verbruiksvereeniging „Voor uit" alhier, één dag loon geofferd worden voor Wee- 'nen, dich in geen geval wordt op den Tweeden Kerstdag gewerkt. Het bericht in uw blad zal dan ook wel op een misverstand berusten, doch het bakkerij personeel van „Vooruit" verzoekt u, dit ten spoedigste recht te willen doen gelden. Ik kan nog melden, dat de heer L. Dirksen, ad ministrateur van „Vooruit" en de secretaris van bo venvermelde organisatie de controle op de geofferde gelden zullen uitvoeren. Inmiddels verblijf ik bij voorbaat dankend, Voor het Personeel van „Vooruit", G. JANNESSEN. poëzie Wat ©en heerlijk, gelukkig leven. dacht Ralph. Hij zocht Nahnya's blikken om haar Ie beduiden aat hij niet vreemd stond tegenover haar leven. De uit drukking van haar gelaat bracht hem in verlegenheid. Nooit nog had. hij eendergelijke droefenis er op mogelijk geacht Caesar begon van de andere zijde vaia het vuur te spreken- „Hem zeggen, hem nu een verhaal doem," zeide J©an Bateese. Toen de jongen voortging, met schitterende pogen, en dezelfde drukke gebarón als hij van zijn meestem gezien had, vertaalde St Jieain Bateese zachljes voor jtalph. „Kleine spin reisde eens alleen, ergens vér érég. wordt verteld. Hij alleen gaan, etend, door een bosch' Hij komen aan een rivier, en staan op den oever. Hem over willen gaan, maar er is geen weg. Toen, spin zeggen: „Daar sta ik nu al den tijd te denken, hoe op den anderen kamt te komen". Daar iets 'groots opzwommen komt tegen den stroom. Maar alleen zijn groote horens laat hij zien. Spin zegt weerDaar sta ik nu aldoor maar te denken, oh, hoe koineul aam aan den anderem kamt" Toen het beest met lange horens, hem daar stil houden, en Zeggen tot spin: „Hallo vriend. Ik wil je wel meenemen het water .over, maar dan je wat voor mij moet doen.", „Spin zeggen: „Wel," mijn jongere broeder, ik alles 1 doen, wat je mij beveelt" za. ..Dan zeggen Langhoom„Ik 'aldoor zwemmen met mijn kop niet uit het water. Dus jij moet voor mij zitten uitkijken". Spin zegt: „Goed' Dan -zegt Lang- hoorn weer„Wanneer kleine wolk komt, moet je het mij zeggen. Dan ik harder ztteuxmen en teruggaan naar cfiep water." Toen zegt Spin„Oah, mijn jonge broeder, en wat zal ik doen, wanneer ge hard zwemt, en terugjaat naar diep water?" Langhoom zeggen'„Wanneer je mjj dat zeggen en ik hard zwem en terugga, dan jy vallen op het strand. Wanneer je tegen ijiij zeggen: „Daar komt je groot vader", dat beteekent het gebrul van donder." „Zoo ging Spin over het water, zittend op dern hoorn- En dicht bij anderen oever, daar kwamen zwarte wt>lk opzetten. Dus 'Spin zeggen„Oah, mijn joinge broeder, daar komt je grootvader." „Oah. oah. towasasuan! Overal rond in het- water springen en brullen en wit schuimen.'En waar Spin belanden, hij niets meer .van. herinnert. Langen tijd niets zich meer herinneren. Eindelijk, wanneer zin- neji \\eer terijgkomen, Jiggen half op het land en half m het water. Hij kijken onj zich heen, en al het water is modderig, en hem dat groot ding Tnet lange horens ook niet meer zien, en hem hooren donders brullen. Daarna, wordt verfeld. Spin verder reizen als ieder qnder. Ahmet hprinnert zich er niet meer van." De groep om het vuur brak op zonder dat Ralph ook maar een oogenblik gelegenheid had .gehad, oen woord met Nahnya le wisselen. Zjj stuitte* iedere po ging, die hij aanwendde ,Toe<n hij haar ,<3e oude vrouw naar ,de hut zag leiden, voelde hij zich alle hoop ont zinken pij verwachtte haar yjet voor don volgenden morden jvper te zien. „Nahnya!" riep* hij. „Wil je nu niet met me pra, ten? Je hebt het toen beloofd?" Zjj draaide zich om. „Ik kom terug", zeide zij vast. „Wacht op me." Zij zweeg een oogenblik, en voegde pr tpen aan toe: „St. Jean, blijf gij ook op. Met ons drieën zullen wij opreken." Ralph beet zich op de lippen. Dus wilde zij hem toch nog op armslengte afstand houden. Hij had geen getuige bij dat onderhoud jjewenscht HOOFDSTUK IX. Nahnya's geschiedenis. St .Jean Bateese, Nahnya en Ralph zaten om het vuur De vlammen wierpen een sterk, grillig licht op de 'drie ongelijke gezichten: het eene aschbruin, hét andere roodachtig bruin en het derde roodachtig wit Het vuur hi£ld aller oogen geboeid: zij waren te verlegen om elkander aan te zien. Nahnya zat in het midden op haar hielen, de handen gesloten in haar schoot. Ralph deed zii denken aan een schilderij vaq Maria Magdalena, dat hij ergens had gezien. Gedurende het heele, lange verhaal veranderde kzij niet van houding. Er hing een lange stilte vóór iemand sprak. Tpen ?ij te drukkend werd, begon St Jean tle geschiedenis van .de schepping der w<eneld te vertellen, maar Nah nya legde hem het zwijgen op. „St .Jean", begon zij, toen, ik heb er latig over nagedacht,, wat ik doen zou. DikVijls was de dokter boos op njij, omdat ik hem niet over ons vertellen wilde. Nu za lik het hem vertellen, Ik geloof, dat hij goed is. jk geloof, dat hij niet zoo begeeric n§ar goud is als andere blanke mannen. Ik geloof dat hij, wanneer ik hem alles vertel, heen zal gaan. en. very goten, wat hij gezien heeft" Het klonk Ralph als een doodvonnis. „Nahnya T' begon hij. „Wacht tot ik verteld heb," zeide rif. Onbeweeglijk zat zij een oogenblik, omlaag blikkend op haar handen, als zocht zij naar de goede woor den om te beginnen. Zjj vertelde haar geschiedenis Schageo, 22 December 1919. M. de R„ Was het reeds in het no. der Schager Courant van Woensdag j.L, dat het ingezonden stuk van den heejf Renooij mijn verontwaardiging wékte, lk heb ge- meend, mij daar buiten te moeten houden, daar dit meer was gericht tegen Ds. Nijenhuis Ockhuijzen. Nu ik echter in het no. van j.L Zaterdag weer lees van een schaapje dat gevolgd is, en waarvan de inhoud meer van algemeene strekking is, voel ik mij ge drongen, U, M. de R., beleefd eenige plaatsruimte te verzoeken. Is men in den aanvang van het schrijven van mej. Hollander getroffen door de menschlievendheid, die schrijfster toont te bezitten, hoe bitter is de te leurstelling als we later merken, dat de inhoud niets bedoelt, dan de menschen door allerlei smoesjes te ontraden, een klein offer te brengen op het altaar der menschlievenheid. Waarde juffrouw Hollander, uit uw schrijven maak ik op, dat u overtuigd is van den ontzettenden nood te Weenen. Ge weet en beseft dus, dat de hongerdood daar voor de deur staat en reeds vele slachtoffers heeft geëischt Ge kunt en zult dus niet ontkennen, dat veel en directe hulp dringend geboden is. Wel nu, als ge dus evenals ik van dien grooten nood overtuigd zijt, help dan! En laat die hulp niet uit vrees, dat wellicht hier te lande een enkele wordt vergeten. Wat baat het of ge zegt, dat het ook hier geen weelde is? Daarmede wordt het lijden niet verzacht, ook hier in Holland niet. Meen niet, dat ik yvil beweren, dat wij hier leven in een e'dorado, in geen geval, maar toch, de ontbering hier is niets, vergeleken bij die daarginds. Al zeer slecht gekozen is uw vraag, of h'er ver leden jaar in dien beroerden tijd zooveel geholpen is. Wilt gij, omdat wij verleden jaar het niet zoo best hadden, thans duizenden laten omkomen van ellende? Is dat uw menschlievendheid? Ik geloof eer, dat juist omdat ook wij wat misère meegemaakt hebben, wij des t< beter beseffen, wat honger en gebrek is, dat het Nederlandsche volk juist daarom thans zoo'n groote offervaardigheid toont Tenslotte deze vraag: Hebt ge wel beseft en goed overdacht, wat ge hoogstens zult kunnen bereiken met zachte), haast toonlooze stem. die uit de neve^ lige vqrten, vanwaar zij scheente koijien .scherpe beefden deed opdoemen. Wanneer, op sommige oogea- blikken, haar stern dreigde te breken, zweeg zij. tot zij haar weer kon beheerschen. Nahnya waren phra- ses vreemd.; en daarin lag de kracht van haar ver haal de onopgesmuktheid trof dieper dgn pathos. „Toen ik een klein meisje was begoin zij, „ga ik naar de zendingsschool aan het Readierineer De non nenschool Daar Iqn ik vier. winters. Zij leereti mi) Engelsch spreken en Framschzij leeretn rnij lezen en schrijven eri .tellen; zaaien en koken en huishouden doen aLs de blanke menschen. Ik bun het aardigst» meisje van de school, zeggen zij. Ik 'houd van feeixan in boekendo andere kinderen niet. Waaneer ér bé- zoek komt. .laten do noaneo, my mijn lgssen opzeggen ip de spiockkamer. Ik houd niet van de andere meis jes Ze zijn dom en dwaas, .vind ik. Zjj houden Dok niet yan mij. Ik anders (Jan jiji. „By het Rendiermeer zijn veel blanke melnschen. Ik houd van hen Ik houd er van, hoe 'de blanken le ven, met mooie dingen en prettige gewoonten. Ik zit graag bij hét eten in een stoel, en houd vah een wit kleed op tafel en porceleinen borden. Altijd denk ik aan de blanken en hun eigen land, ver weg. Ik ver« lang zoo erheen te gaan ea alles te zien, wat er te zien is. „Er was een jongen op school, twee jaren meer ouder dan ik. Hij js halfblank, als ik. Hij houdt niet van boeken, maar ik kyk hem aan, en ik weet. hil voelt hetzelfde als jk van binnen. Ik zou graag 'vrien den met hem zijn Maar van de nonnen mogen de jongens en de-meisjes niet met elkaar spreken. Maar hij kijkt mij aan, en ik kijk naar hem. jtn 's rmcbta wanneer ze allemaal slapen, ga ik uit de slaap/a Mt zoo zacht als een lynx en bjj is op wacht naar mjj in den groentuin. Wij spreken samen. Hij is als mijn broeder. Hij vertelt mij, hy is van plan weg te ioo. pen van de school, en ver weg te gaan. Ik vod ine ongelukkig. Ik wil ook ver weg. „Wanneer jk in huis t, rugkom, wordt eetn hpn wakker en snapt me. Ze maken vrocseljfke drukte. Zij zeggen, jk ben een slecht naeisje. Zij sluiten mi) op en geven me alleen brood en water Ik ben kjwaadj omdat mij Mocht noemen en mij boos aankijken. Omdat ik eerst geloofde dat rij van mij hielden Ilc weet, ik ben niet slecht, maar ik wil niets zeggen (Ai ?®6gon dat ik verhard ben. Ik ben niet hard, ik pen zacht. Aldoor wanneer ik alleen ben, huil ik Maar jk wil hen niet laten zien dat ik huil. „Heel Jang ben ik opgesloten. Het is bRtna lente, .wao. neer ik er uit gelaten word. De jongen (s .wee van de school. Jk bon veranderd. Ik haat die schoS nu Ik wu .wegloopen Ik doen goed m'n best, nu. dat Ut kan*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1919 | | pagina 1