WOENSDAG 24 DECEMBER 1919
62ste Jaargang No. 6539
NIEUWJAARSGROETEN
50 CENT
Uti hef dart van Holland.
DEVERBORGEN VALLEI
UitgêversTRAPMAN Co.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
Ingezonden Stukken.
S-CHAGEN, LAAN D 5.
Int. Teleph. No. 20.
Aittitti Nieuws-
AimMis- LuüiiiUii.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag.
Donderdag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur wor
den AfDVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
Prijs per 3 maanden fl.40. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN
TIÉN van 1 tot 5 regels f 0.80. iedere regel meer lb cent (bewijsno.
Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte bereken'
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
IN ONS BLAD DAT OUDEJAARSDAO VER
SCHIJNT, BESTAAT OELEOENHEID TOT HET PLAAT
SEN VAN EBN NIEUWJAARSGROET AAN BEGUNSTI-
OERS, FAMILIE, VRIENDEN, ENZ. TEQEN CONTANTE
BETALING VAN
(MITS NIET OROOTER DAN 3 REOELS).
OPGAVEN S.V.PL. SPOEDIG AAN ONS BUREAU
OF AAN H.H. BRIEVENGAARDERS EN BOEKHANDE
LAARS.
DE UITOEVERS.
De gebeurtenissen op het Binnenhof gedurende de
vorige week geven te denken.
Gewoonlijk doen zij dit niet in de laatste jaren.
Hoogstens plegen zij aanleiding te geven tot de
klacht, dit ons volk niet zóó is, dat het zulk een
vertegenwoordiging verdient
De vorige week evenwel waren.de gebeurtenissen
van dien aard, dat men de overtuiging niet mag
onderdrukken, dat het zóó niet langer gaat.
Uw Kamercorrespondent heeft u natuurlijk reeds
volledig op de hoogte gehouden van wat op het
Binnenhof geschiedde, zoodat ik mij ontslagen mag
rekenen van de taak de détails te bespreken.
Kort samengevat komt het hierop neer, dat een
minister van oorlog, die jaren geleden majoor was
cn toen een andere beter-gesalarieerde betrekking
ging bekleeden, die dus buiten de techniek van zijn
vak is geraakt een techniek, die juist in de laat
ste jaren op allerlei gebied zoo zeer is veranderd
gepoogd heeft een begroeting te verdedigen.
Dit is hem in geen enkel opzicht gelukt, hoewel
hij steun had van allerlei groepen in de Kamer.
Toen de vrijz.-dem. afgevaardigde Marchant zijd
algemeene bezuinigingsmotie zag duikelen, waarvan
het verdwijnen des ministers het onmiddellijk gevolg
zou zijn geweest, probeerde hij het op een anderen
weg. N.l. door de algemeene bezuiniging, die hy
wenschte en het invoeren van allerlei problemati
sche nieuwigheden stuk voor stuk uit te schakelen.
De minister kermde en zuchtte. Hij had dat geld
zoo hard noodig. Het was zoo noodzakelijk voor de
weerkracht. Maar...... als de Kamer het gaarne wil
de, zou hij wel zien met wat minder toe te komen!
Dat was schering en inslag bij de ministeriëele
„verdediging".
Verschillende der bezuinigingsamendementen,
het niet-toestaan van geiden die zoo dringend noodig
heetten te zijn werden zelfs overgenomen.
Kortom: het was een onnoozele kindermoord!
Eenige millioen zijn door de amendementen des
heeren Marchant bezuinigd. Verschillende nieuwe in
specteurs of andere generaals voor speciale diensten
zijn afgevoerd van het nieuwe tableau.
De minister, die luidens zijn begrooting, zijn me
morie van antwoord, zijn nota's van wijziging, toch
had vastgehouden aan al die posten, die nu ge
schrapt werden, klemde zich aan zijn zétel.
Vermoedelijk omdat de rest van het kabinet, dat
pas zijn functionnaris van Marine had >erloren, be
loofd had met hem te blijven plakken of zich met
hem van het ministerieele gestoelte te laten loswee-
ken, als 'n andere plak zegel
De minister heeft toegelaten, dat zijn begrooting
een paar millioen minder wordt.
Dit nu is het, dat iemand te denken geeft. En
dit feit wijst op een misstap in onze staatsinrichting.
Het gebrek n.l. van goed toezicht op onze Staatsbe-
net gebrek n.l
?roo«igen.
Nominaal is
door H UB EBT FOOTNER,
voor Nederland bewerkt door L. ALETRINO.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht. t
15. 7 'o
„Samenvloeiing van.Rivieidn. hij loopt tusscheh voor
man en achterman, en hebben 'zijn kleine hond „Hou
vast" naast zich loopen.
„Eindelijk,' in den tijd dat de bladeren vallen zij
gangen den beer. Zij hem do oden. Nadat ziji Wi
dooden, snijden zij veel takken van populieren 'en su-
'nuks, Zij g<>oiein den pee rop de t^jsken, en ziBen
hem, en snijden het vleesch at Altijd wanneer de zo
mer i ■voorbij gaat, populier en sumak krijgen roode
bladeren. Waarom is dat zoo? Omdat zij' den beer
gestoken hebben aan de stokken, en alle bladeren
met bloed zijn bevlekt Daarom is het, dat de popu,
F^??JUIIïak r°°d.worden na den zomer,
eevild dLrie mannen dien beer hadden
strooien rii m hadden gesnedefn. toen
strooien zij, wat er nog over is in h„t rond Naar
^n^zivli^oo T dlin m°r8®n het ^erst komt,
werpen zij den itop. In den «ivihfor unonmw het
licht bijna zal komen, staan daar/s'terrèn. Ze vertellen
dat is de kop van den beer. Zijn ruggegraat werpen zijl
p06len' dön ^mter^K XaTvaak
Morren, dicht opeen. Dat ïs de nm«iraat"
St Jean zweeg een oogenblik, en wiorn eeö blik
rond den knng om aller aandacht voor doTdimax
van het verhaal te vragen. Ofschoon zij de woorden
met konden verstaan, wisten zij toch wat er volaen
zou en wachtten dit gespannen at b
Plotseling wees de oude man met theatraal nehaar
baar -bet oosten. „Zie," riep hij. Daar komfn *3
?£,Sterren va? die "Vooraan staan er
jnw. Dat, zeggen zij. is de beer. En do drie die ach
teraan komen, zijn de drie manden die hem jagen
dTmi^ ,g?ed '™rt jonge oogen Ziet gc tussXm
ae middelste en de achterste ster niet eén kléiné, zwak
ke ster hangen?"
Allen keken Ralph in spanning aan. „Ja, ik zie bet
iw ?J' vo«lend. wat van hem werd verwacht
k de kleine „,Houyvast", de lieveling van Sarnen-
ïoeuno vanjlivienen!" sprak St Jean Bateese Jrium-
TT-t ',Dal eind van de geschiedenis
het w?®.. van voldoening deden zich rond
nooit i. h<x>nen Blijkbaar verloren deze verhalen
en i' hnutl aantrekkelïikheid. Den heelen dag werken
J «va» en om. het kampvuur verhalen vertellen vol
groo
die controle buitengewoon goed. De
minister stelt een uitgaaf voor. De Tweede Kamer
behandelt dien post, discuteert er schriftelijk en
mondeling over, keurt hem- tenslotte goed, of veran
dert er iets in. De Senaat vindt goed, de Koningin
teekent én tenslotte komt de Rekenkamer".nog eens
nazien of de uitbetaling der gelden wel plaats heeft
gehad in overeenstemming mét den aldus wettig ge
worden begrootingsflost.
Dit is theoretisch volkomen in orde.
■Praktisch deugt er geen haar aan en dient het
systeem zoo spoedig mogelijk te worden herzien.
De koopman of fabrikant, die in zijne zaken een
dergelijk stelsel handhaaft, zou, wanneer hij morgen
of overmorgen over den kop gaat, terecht van zijn
curator en van zijn rechtercommissaris vele en
gegronde verwijten hebben te slikken.
De controle van de Rekenkamer beteekent geen
zier. Elk jaar, als het verslag uitkomt, hebben de
bladen een lijst van dwaze en onnoodige uitgaven,
die bovendien veel te hoog zijn, „doch wier uitbeta
ling heeft plaats gehad".
Dit is: het paard achter den wagen spannen.
Het heeft geen doel van den ontvanger van het
geld of van den ambtenaar, die het op een- man
daat neertelde terugbetaling te verlangen. Zij
zijn onwillig of onmachtig.
Een dergelijke „controle" haalt dus niets uit, al is
de theorie dan ook nog zoo fraai.
De heer Alting von Geusau had voor uitgaven, die
bij nader inzien in het geheel niet of slechts voor een
deel noodig waren, credieten aangevraagd en,
bijna, gekregen. Dan had de Eerste Kamer alles goea
gevonden en de Rekenkamer had als altijd
niet anders kunnen doen dan deze .^vettige" uitga
ven wettelijk goed te keuren.
Wanneer het ooit tot werkelijke bezuinigingen zal
komen, moet er echter meer -geschieden, dan dat de
Kamer het mes zet in de begrooting.
Dat dit thans succes heeft is een uitzondering.
Gewoonlijk gelukt het niet
De bezuinigingsschroef moet niet worden aangezet
op de algemeene cijfers, doch op elk postje afzon
derlijk.
Elk departement bestelt zijn eigen bureaubehoef
ten, zijn eigen stoelen en lessenaars, zijn eigen lam
penkappen en wat dfes imeer zij. Resultaat natuur
lijk, dat de zaak veel duurder kost, dan elke andere
denkbare manier van bestellen.
Elk departement heeft eigenaardigheden men
kan dit woord ook in twee deelen neerschrijven, het
feit blijft er hetzelfde om eigen aardigheden, die
geld 'kosten. Van commercieele controle, wat die
heeren op bureau doen en of het noodig is, dat zij
er zijn, geen idee
En de Rekenkamer is het allerlaatste lichaam,
dat in zulke omstandigheden in staat is controle uit
te oefenen.
Omdat dit lichaam alleen als boekhouderscontrole
werkt, zonder in eenig opzicht ook als' zaken-con
trole te kunnen optreden.
Met controleeren van het „volgbriefje" van den
besteller komt men niet ver, zoodra de levering vas;
staat.
Wanneer nu commercieele menschen, accoun
tants en personen met technische kennis in een
nieuwe controleorganisatie worden benoemd, zoo
dat men niet alleen op het feit der levering en.
bet bedrag der bestelling, doch ook op het „waarom"
en het „nut" dier uitgaaf controle kon houden, zou er
al reeds veel zijn bereikt op den weg naar bezuini
ging.
Haar veel beter nog ware de beoordeeling van al
lerlei technische uitgaven, nadat de algemeene po
litieke richting in een bepaald departement een
maal is vastgesteld, over te laten aan een commis
sie van vaklieden te benoemen door de verschillende
politieke partijen, die dan alleen te makén heeft
met de beschikbaar gestelde bedragen en met het
nuttig effect, dat daarmede kan worden verkregen.
Op dit onderweerp hopen wij nader terug te ko
men.
Voor de volgende grondwetsherziening.......
Winkel, 21 December 1919.
M. de Red.,
Verzoeke beleefd onderstaande op te nemen in uw
blad, waarvoor bij voorbaat mijn dank.
Terecht merkt de heer Renooij op, dat de liefdadig
heid in Winkel enkel voor vreemden bestaat.
Lees hiervoor onderstaande.
Van den zomer was hiur de vrouw en een kind
van een werkman tb.c. N na acht maanden, is de
vrouw nog niet genezen, maar allee.n versterkend
en veel voedsel zal haar beter maken. Maar vraag
dien werkman eens wat èn dominee èn de bur
gers van Winkel voor hem hebben gedaan!
Een inwoner van WinkeL
Hooggeachte Redactie,
Uw verslaggever uit Dirkshorn geeft in uw blad
van 20 Dec. j.1. een verslag van de-openbare uitvoe
ring van het mannenkoor „Excelsior" uit Broek op
J-angendijk, in de Herv. Kerk. Daarin lees ik: „dat
het publiek, vooral wat de jongelingen betreft, zeer
onbeleefd zi?h gedroeg tegenover den heer C. Bij-
post, die belangeloos zijne medewerking verleende".
Hiertegen moet ik opkomen. Met klem stel ik voor
op, dat 't zeer jammer was, dat naar 't geen de heer
Bij post ten beste gaf, door velen niet werd geluisterd.
Maar van onbeleefdheden is hier geen sprake. Het
programma vermeldde alléén de liederen die
door 't mannenkoor zouden worden gezongen. En
dan stond er tusschen No. 6 en No. 7 met flinke let
ters: „Pauze". Dat de heer C. Bijpost aldan spe
len zou werd niet gemeld, noch op het programma,
noch door mondelinge mededeeling. „(Pauze"
werd gegeven!
Wie neemt hef nu jongelui kwalijk, als zij, na
eerst aandachtig geluisterd te hebben naar den zang,
tijdens de pauze eens samen wat spreken? Zeekr,
i in dien tijd bespeelde de heer Bijpost op keurige wijze
het orgel. Bij het uitgaan gebeurde dit ook, hoewel
toen bijna niemand luisterde want allen gingen
heen.
M.i. ligt de fout dan ook bij de indeeling van den
avond. Wanneer na het zingen van No. 6 eerst 5
minuten „pauze" gegeven was en medegedeeld dat
de heer Bijpost daarna het orgel zou bespelen
zeg 10 15 min en had het publiek {de jon
gelingen) alsdan zoo gedaan zeker, een woord
van terechtwijzing ware op zijn plaats geweest. Laat
uw verslaggever het thans noemen „spijtig", „jam
mer", „gebrek aan kunstgevoel" mij bes* onbe
leefd mag het niet geheeten. Dit hebben de jongelui
geenszins bedoeld, en tegen de „christelijke deugd
der beleefdheid" is niet ingegaan.
Beleefd dank ik u voor de plaatsing, met de meeste
hoogachting,
Uw dw.,
Ds. J, G. FEENSTRA,
Stroet, St. Maarten, 22 Dec. 1919.
iZuidscharwoude, 21 Dec. 1910.
Mijnheer de Redacteur!
Het bericht, dat verleden weejt ln uw blad voor
kwam, als zou het personeel der.Coop. „Vooruit" te
Zuidscharwoude den Tweeden Kerstdag bakken ten
bate der Weenensche arbeiders, is onjuist
Er zal door het personeel, werkzaam in de afd.
bakkerij van de Coop. Verbruiksvereeniging „Voor
uit" alhier, één dag loon geofferd worden voor Wee-
'nen, dich in geen geval wordt op den Tweeden
Kerstdag gewerkt.
Het bericht in uw blad zal dan ook wel op een
misverstand berusten, doch het bakkerij personeel
van „Vooruit" verzoekt u, dit ten spoedigste recht
te willen doen gelden.
Ik kan nog melden, dat de heer L. Dirksen, ad
ministrateur van „Vooruit" en de secretaris van bo
venvermelde organisatie de controle op de geofferde
gelden zullen uitvoeren.
Inmiddels verblijf ik bij voorbaat dankend,
Voor het Personeel van „Vooruit",
G. JANNESSEN.
poëzie Wat ©en heerlijk, gelukkig leven. dacht Ralph.
Hij zocht Nahnya's blikken om haar Ie beduiden aat
hij niet vreemd stond tegenover haar leven. De uit
drukking van haar gelaat bracht hem in verlegenheid.
Nooit nog had. hij eendergelijke droefenis er op
mogelijk geacht
Caesar begon van de andere zijde vaia het vuur te
spreken- „Hem zeggen, hem nu een verhaal doem,"
zeide J©an Bateese. Toen de jongen voortging, met
schitterende pogen, en dezelfde drukke gebarón als
hij van zijn meestem gezien had, vertaalde St Jieain
Bateese zachljes voor jtalph.
„Kleine spin reisde eens alleen, ergens vér érég.
wordt verteld. Hij alleen gaan, etend, door een bosch'
Hij komen aan een rivier, en staan op den oever.
Hem over willen gaan, maar er is geen weg. Toen,
spin zeggen: „Daar sta ik nu al den tijd te denken,
hoe op den anderen kamt te komen". Daar iets 'groots
opzwommen komt tegen den stroom. Maar alleen zijn
groote horens laat hij zien. Spin zegt weerDaar
sta ik nu aldoor maar te denken, oh, hoe koineul aam
aan den anderem kamt"
Toen het beest met lange horens, hem daar stil
houden, en Zeggen tot spin: „Hallo vriend. Ik wil
je wel meenemen het water .over, maar dan je wat
voor mij moet doen.",
„Spin zeggen: „Wel," mijn jongere broeder, ik alles
1 doen, wat je mij beveelt"
za.
..Dan zeggen Langhoom„Ik 'aldoor zwemmen met
mijn kop niet uit het water. Dus jij moet voor mij
zitten uitkijken". Spin zegt: „Goed' Dan -zegt Lang-
hoorn weer„Wanneer kleine wolk komt, moet je
het mij zeggen. Dan ik harder ztteuxmen en teruggaan
naar cfiep water."
Toen zegt Spin„Oah, mijn jonge broeder, en wat
zal ik doen, wanneer ge hard zwemt, en terugjaat
naar diep water?"
Langhoom zeggen'„Wanneer je mjj dat zeggen en
ik hard zwem en terugga, dan jy vallen op het strand.
Wanneer je tegen ijiij zeggen: „Daar komt je groot
vader", dat beteekent het gebrul van donder."
„Zoo ging Spin over het water, zittend op dern
hoorn-
En dicht bij anderen oever, daar kwamen zwarte
wt>lk opzetten. Dus 'Spin zeggen„Oah, mijn joinge
broeder, daar komt je grootvader."
„Oah. oah. towasasuan! Overal rond in het- water
springen en brullen en wit schuimen.'En waar Spin
belanden, hij niets meer .van. herinnert. Langen tijd
niets zich meer herinneren. Eindelijk, wanneer zin-
neji \\eer terijgkomen, Jiggen half op het land en half
m het water. Hij kijken onj zich heen, en al het
water is modderig, en hem dat groot ding Tnet lange
horens ook niet meer zien, en hem hooren donders
brullen. Daarna, wordt verfeld. Spin verder reizen
als ieder qnder. Ahmet hprinnert zich er niet meer
van."
De groep om het vuur brak op zonder dat Ralph
ook maar een oogenblik gelegenheid had .gehad, oen
woord met Nahnya le wisselen. Zjj stuitte* iedere po
ging, die hij aanwendde ,Toe<n hij haar ,<3e oude vrouw
naar ,de hut zag leiden, voelde hij zich alle hoop ont
zinken pij verwachtte haar yjet voor don volgenden
morden jvper te zien.
„Nahnya!" riep* hij. „Wil je nu niet met me pra,
ten? Je hebt het toen beloofd?"
Zjj draaide zich om. „Ik kom terug", zeide zij
vast. „Wacht op me." Zij zweeg een oogenblik, en
voegde pr tpen aan toe: „St. Jean, blijf gij ook op.
Met ons drieën zullen wij opreken."
Ralph beet zich op de lippen. Dus wilde zij hem
toch nog op armslengte afstand houden. Hij had geen
getuige bij dat onderhoud jjewenscht
HOOFDSTUK IX.
Nahnya's geschiedenis.
St .Jean Bateese, Nahnya en Ralph zaten om het
vuur De vlammen wierpen een sterk, grillig licht op
de 'drie ongelijke gezichten: het eene aschbruin, hét
andere roodachtig bruin en het derde roodachtig wit
Het vuur hi£ld aller oogen geboeid: zij waren te
verlegen om elkander aan te zien. Nahnya zat in het
midden op haar hielen, de handen gesloten in haar
schoot. Ralph deed zii denken aan een schilderij vaq
Maria Magdalena, dat hij ergens had gezien. Gedurende
het heele, lange verhaal veranderde kzij niet van
houding.
Er hing een lange stilte vóór iemand sprak. Tpen
?ij te drukkend werd, begon St Jean tle geschiedenis
van .de schepping der w<eneld te vertellen, maar Nah
nya legde hem het zwijgen op.
„St .Jean", begon zij, toen, ik heb er latig over
nagedacht,, wat ik doen zou. DikVijls was de dokter
boos op njij, omdat ik hem niet over ons vertellen
wilde. Nu za lik het hem vertellen, Ik geloof, dat
hij goed is. jk geloof, dat hij niet zoo begeeric n§ar
goud is als andere blanke mannen. Ik geloof dat hij,
wanneer ik hem alles vertel, heen zal gaan. en. very
goten, wat hij gezien heeft"
Het klonk Ralph als een doodvonnis.
„Nahnya T' begon hij.
„Wacht tot ik verteld heb," zeide rif.
Onbeweeglijk zat zij een oogenblik, omlaag blikkend
op haar handen, als zocht zij naar de goede woor
den om te beginnen. Zjj vertelde haar geschiedenis
Schageo, 22 December 1919.
M. de R„
Was het reeds in het no. der Schager Courant van
Woensdag j.L, dat het ingezonden stuk van den heejf
Renooij mijn verontwaardiging wékte, lk heb ge-
meend, mij daar buiten te moeten houden, daar dit
meer was gericht tegen Ds. Nijenhuis Ockhuijzen. Nu
ik echter in het no. van j.L Zaterdag weer lees van
een schaapje dat gevolgd is, en waarvan de inhoud
meer van algemeene strekking is, voel ik mij ge
drongen, U, M. de R., beleefd eenige plaatsruimte
te verzoeken.
Is men in den aanvang van het schrijven van
mej. Hollander getroffen door de menschlievendheid,
die schrijfster toont te bezitten, hoe bitter is de te
leurstelling als we later merken, dat de inhoud niets
bedoelt, dan de menschen door allerlei smoesjes
te ontraden, een klein offer te brengen op het altaar
der menschlievenheid.
Waarde juffrouw Hollander, uit uw schrijven maak
ik op, dat u overtuigd is van den ontzettenden nood
te Weenen. Ge weet en beseft dus, dat de hongerdood
daar voor de deur staat en reeds vele slachtoffers
heeft geëischt Ge kunt en zult dus niet ontkennen,
dat veel en directe hulp dringend geboden is. Wel
nu, als ge dus evenals ik van dien grooten nood
overtuigd zijt, help dan! En laat die hulp niet uit
vrees, dat wellicht hier te lande een enkele wordt
vergeten. Wat baat het of ge zegt, dat het ook hier
geen weelde is? Daarmede wordt het lijden niet
verzacht, ook hier in Holland niet. Meen niet, dat
ik yvil beweren, dat wij hier leven in een e'dorado,
in geen geval, maar toch, de ontbering hier is niets,
vergeleken bij die daarginds.
Al zeer slecht gekozen is uw vraag, of h'er ver
leden jaar in dien beroerden tijd zooveel geholpen
is. Wilt gij, omdat wij verleden jaar het niet zoo
best hadden, thans duizenden laten omkomen van
ellende? Is dat uw menschlievendheid? Ik geloof
eer, dat juist omdat ook wij wat misère meegemaakt
hebben, wij des t< beter beseffen, wat honger en
gebrek is, dat het Nederlandsche volk juist daarom
thans zoo'n groote offervaardigheid toont
Tenslotte deze vraag: Hebt ge wel beseft en goed
overdacht, wat ge hoogstens zult kunnen bereiken
met zachte), haast toonlooze stem. die uit de neve^
lige vqrten, vanwaar zij scheente koijien .scherpe
beefden deed opdoemen. Wanneer, op sommige oogea-
blikken, haar stern dreigde te breken, zweeg zij. tot
zij haar weer kon beheerschen. Nahnya waren phra-
ses vreemd.; en daarin lag de kracht van haar ver
haal de onopgesmuktheid trof dieper dgn pathos.
„Toen ik een klein meisje was begoin zij, „ga ik
naar de zendingsschool aan het Readierineer De non
nenschool Daar Iqn ik vier. winters. Zij leereti mi)
Engelsch spreken en Framschzij leeretn rnij lezen en
schrijven eri .tellen; zaaien en koken en huishouden
doen aLs de blanke menschen. Ik bun het aardigst»
meisje van de school, zeggen zij. Ik 'houd van feeixan
in boekendo andere kinderen niet. Waaneer ér bé-
zoek komt. .laten do noaneo, my mijn lgssen opzeggen
ip de spiockkamer. Ik houd niet van de andere meis
jes Ze zijn dom en dwaas, .vind ik. Zjj houden Dok
niet yan mij. Ik anders (Jan jiji.
„By het Rendiermeer zijn veel blanke melnschen.
Ik houd van hen Ik houd er van, hoe 'de blanken le
ven, met mooie dingen en prettige gewoonten. Ik zit
graag bij hét eten in een stoel, en houd vah een wit
kleed op tafel en porceleinen borden. Altijd denk ik
aan de blanken en hun eigen land, ver weg. Ik ver«
lang zoo erheen te gaan ea alles te zien, wat er te
zien is.
„Er was een jongen op school, twee jaren meer
ouder dan ik. Hij js halfblank, als ik. Hij houdt niet
van boeken, maar ik kyk hem aan, en ik weet. hil
voelt hetzelfde als jk van binnen. Ik zou graag 'vrien
den met hem zijn Maar van de nonnen mogen de
jongens en de-meisjes niet met elkaar spreken. Maar
hij kijkt mij aan, en ik kijk naar hem. jtn 's rmcbta
wanneer ze allemaal slapen, ga ik uit de slaap/a Mt
zoo zacht als een lynx en bjj is op wacht naar mjj in
den groentuin. Wij spreken samen. Hij is als mijn
broeder. Hij vertelt mij, hy is van plan weg te ioo.
pen van de school, en ver weg te gaan. Ik vod ine
ongelukkig. Ik wil ook ver weg.
„Wanneer jk in huis t, rugkom, wordt eetn hpn
wakker en snapt me. Ze maken vrocseljfke drukte. Zij
zeggen, jk ben een slecht naeisje. Zij sluiten mi) op
en geven me alleen brood en water Ik ben kjwaadj
omdat mij Mocht noemen en mij boos aankijken.
Omdat ik eerst geloofde dat rij van mij hielden Ilc
weet, ik ben niet slecht, maar ik wil niets zeggen
(Ai ?®6gon dat ik verhard ben. Ik ben niet hard, ik
pen zacht. Aldoor wanneer ik alleen ben, huil ik
Maar jk wil hen niet laten zien dat ik huil.
„Heel Jang ben ik opgesloten. Het is bRtna lente, .wao.
neer ik er uit gelaten word. De jongen (s .wee van de
school. Jk bon veranderd. Ik haat die schoS nu Ik
wu .wegloopen Ik doen goed m'n best, nu. dat Ut kan*