ictaer Cu nrsl TWEEDE BLAD. Wat de vrouwen nu te doen staat? FÉUILLETON. Het Meisje van hiernaast. Zaterdag 20 Maart 1920. 63sle Jaargang No. 6587. De Vrijzinnig-Democratische Kiesvereeniglng al hier, hield Donderdagavond, een prcpaganda-avond waar als spreekster optrad mej. C. Groot 'met bo venstaand. onderwerp. De «zaal van den heer Igesz was uitstekend bezet,waaronder gelukkig zeer veel vrouwen. De heer L. Roggeveen opende de bijeenkomst met. een gepast .woord, waarna mej. Groot haar interes sante rede begon, -gezegd op een wijze die alle hari en oor voor haar won. Spr, zegt: het is een algemeen verschijnsel dat na een tijd van hevigen strijd, na het binnenhalen der overwinning, volgt een tijd van reactie, van vermoeidheid, van tegenzin om verder te gaan, een behoefte aan rust, aan bezonkenheid, een tevreden zijn met de behaalde overwinning. Zoo is het ook •gegaan in de vrouwenbeweging na het verkrijgen van het kiesrecht, een overwinning die na 26 jaren van hevigen strijd is behaald. 'Dat feit is in Am sterdam met een glorieus feest gevierd en toen is er gekomen een soort van inzinking van rust van de vrouwen. Het is een algemeen verschijnsel dat de vrouwen wars bleken te zijn van aansluiting bij ecnige politieke partij. Zij meenden dat nu zij het kiesrecht hadden, zij de handen wel in de schoot konden leggen; zonder zichzelf af te vragen: wat hebben wij verder nog te doen? Gelukkig heeft de reactie niet lang geduurd en is er weer actie in de vrouwenwereld geko-men. Dat stilzitten kon bij de vrouwen niet iang duren, het bedrijvige, het werken, de actie zit de vrouwen in het bloed. De opkomst is hier ook weer 'n bewijs -dat er gaandeweg vt rbetering komt in de belangstelling der vrou- w< n voor de politiek, zij beginnen te voelen dat zij rra.dden in het politieke leven staan en daarom wi>rdt als vanzelf haar belangstelling gewekt. En •dat is ook geen wonder, want het bezit van het kiesbiljet 'heeft de vrouwen 'het gevoel bijgebracht v7;n te hebben gekregen een groote verantwoorde lijkheid, zij heeft ook het hare te doen voor de maatschappij en haar belangen. De vrouw is van uit haar positie van onverschilligheid gekomen tot een zeer verantwoordelijke positie. Hoe langer hoe meer wordt ingezien, d-at het kiesbiljet de vrou- v. m oplegt een groote verplichting en de vrouwen —oeten zich afvragen met ernst: hoe kan ik met 'a meeste vrucht mijn kiesbiljet gebruiken. Hoe an ik mijn groote gaven het best gebruiken tot rut van Staats- en Stadsbestuur. En dan heeft het leven aan ons, aan de vrou wen toch zeker ook wel reeds geleerd, dat de een- Ung niets bereikt, dat de kracht ligt in de samen werking, in de organisatie. In uw eigen vereeniging, in d-e vakorganisatie der mannen hebt u kunnen zien, dat in samenwerking kracht ligt. En het is geen wonder dat nu -de vrouwen over enkele ja ren, in 192G, haar kiesbiljet moeten gebruiken, dat zij zich afvragen bij welke organisatie moeten wij ons aansluiten? En dat zij zich moeten aansluiten, dat staat als een paal boven water. Ik moet er kennen, zegt spr., dat voor de vrouwen de keus zeer moeilijk zal zijn, een echte doolhof als het met de verschillende politieke partijen is. De vrouw is bovendien wat afkeerig van het toetreden tot een politieke partij,- men is beu van het partijgedoe. Maar wat de vrouwen van het partijleven hebben gezien, dat zijn de verkeerde uitwassen, die aan elke beweging, aan elke organisatie zich vast zet ten. En als de vrouwen nu wars zijn van dat partij gedoe, dan hebben zij ook de groote plicht gekre gen om met ernst en kracht dat partijgedoe teniet te doen. Men zegt immers dat de politiek vuil is. Dat was vroeger een der meest klemmende argumenten legen het geven van het kiesrecht aan de vrouwen. Dat vuile politieke gedoe was, zoo heette het, nie mendal voor de vrouwen. Politiek beteekent staat kunde en dn aard en wezën is de politiek niet vuil en kan dat niet zijn. Maar door de wijze waarop de mannen de politiek hebben gediend, is er veel vuil ontstaan in het huis waar dé politiek wordt uitgeoefend, is door de verkeerde wijze van wer ken door de mannen veel verkeerds gekomen. Het zijn de mannen die de politiek vuil hebben ge maakt Ik wil daarmee niet zeggen dat door alle mannen de politiek wordt vuil gemaakt. Maar het is toch een xcl», dat de mannen de politiek vuil hebben gemaakt. Daaraan hebben de vrouwen nog geen deel. En nu weten wij alle dat de groote taak der vrouwen ds: schoonmaken! dat is haar kracht. Als er een. voorjaarszonnetje komt dan zeggen wij vrouwen niet: wat is het mooi weer, neen, maar wel: het wordt tijd om de bedden naar buiten te brengen, wij ruiken zeep-sop, zien de witkwast, gaan in alle hoeken en gaten niet omdat wij zoo graag vuil zien, neen, om het met kracht van bezem en dweil op te ruimen. Dat is de gave der vrouw, dat doet de vrouw als bij intuïtie, en die gave zaï zij met kracht kunnen gebruiken ten nutte van het Staatsbestuur. Er is vuil, welnu, de vrouw is niet eerder bevredigd da ndat het vuil is opgeruimd, wij zijn bereid om schoon te maken. Wij stroopen de mouwen op en met bezem en stofdoek, de wapens van de vrouw, gaan wij aan den slag, aan het vuile werk. De vrouwen hebben echter op de politieke school nog nooit een rapportboekje gehad, dat ds nog on beschreven. En het hangt nu van de vrouwen zelf af welke cijfers of zij zullen krijgen voor gedrag en vorderingen. Zullen zij als zij het boekje thuis krij gen fl of 10 cent krij-gen als belooning? «Het is echter al weer de aard van de vrouw om alles netjes te hebben, alles met ijver en volharding te doen en de meesten zullen een 9 een 10 wordt nooit gegeven een 8, een 7, maar altijd toch een voldoende cijfer hebben. Het beoefenen van de staathuishoudkunde is immers ons vak, daarin toch zijn wij vrouwen van jongsaf groot gebracht, en onze wijsheid en kennis zullen blijken in de praktijkv groote waarde te hebben. Wij vrouwen zullen ons best doen om mooie cijfers in ons rap portboekje te krijgen. Wij hebben in het politieke leven een groote taak, er is ontzaggelijk veel in Staat en Maatschappij dat thans nog geen bevrediging schenkt. Het is toch in het grootste belang ook voor het kind, dat toch de toekomst in zich draagt, dat de maatschappij wordt veiheterd. Het is toch voor de vrouwen van het grootste belang, in welke richting de beter schap wordt aangebracht en langs welke lijnen de ontwikkeling der maatschappij zal loopen en thans is het oogenblik voor de vrouwen gekomen om te kiezen in welke richting dat zal zijn. En het is wel J aardig dat het nu juist dit jaar een schrikkeljaar is, een jaar waarin de vrouw volgens oude traditie- rechten kiezen mag. Laten de vrouwen de schoone gelegenheid om een keu-ze te doen nu niet laten voorbijgaan. Het is moeilijk te kiezen, zeker, maar daarom achtte het bestuur dezer afdeeling het ook nuttig om daarin aan de vrouwen eënige leiding te l geven. Niet om u te dwingen. Wij vrijzinnige vrou- j wen laten ons niet dwingen, wij worden gedragen door het verlangen om in volkomen vrijheid tot j een overtui-ging te komen. Wij vrijzinnige vrouwen zijn wars van dwang, wij zijn gewend om in het leven in volkomen vrijheid onze stelling in tQ. ne men. In de rechtsche, de reactionnaïre partijlen brengt men de vrouwen in nieuwe organisaties, daar is men bezig hen de wet voor te schrijven. Men voelt daar dat het noodig is de vrouwen te organi- seeren, men is daar bezig ze een weg voor te schrij ven. Met de vrouwen moet de reactionnaire inuui i versterkt, elke vrouw is een nieuwe bouwsteen daarvoor en als wij vrijzinnigen niet'oppassen, dan loopen wij straks tegen de reactie onze hoofden te i pletter. En dat hebben faij dan ook verdiend. Wij moeten ons organiseeren, wij moeten onze belang stelling toonen en tot inzicht en besef komen, too- nen dat wij onze plicht begrijpen, en dan zullen wij ook in staat blijken om ons vrijzinnig bolwerk te verdedigen tegen de reactie. De vrouwen moeten en mogen niet zeggen,: wat hebben wij met staat kunde te maken. De Staat toch, zegt spr., is niet anders dan een groote werkplaats, waarin de vrouw wel degelijk haar arbeid heeft te verrichten, waar aan zij haar zorg heeft te geven. Die grooto werk plaats van den Staat is onderverdeeld, zegt spr., in 111 groote werkloodsen, aan welks hoofd elk een baas staat. Dat zijn de.ministeries en de ministers. En op het werk daarvan heeft een verzamel-ing men- schen het toezicht, nl. de Tweede Kamer. Die moe ten controleeren hoe of er gewerkt wordt en of ei goed gewerkt wordt. Is de arbeid niet voldoende, dan neemt de Tweede Kamer zelf het initiatief en de bazen worden aangedreven tot meer kracht en in spanning. En nu gaat spr. met ons de verschillende werk plaatsen eens binnen en gaat na wat werk of er geleverd wordt. Daar is in de eerste plaats de werkplaats van het onderwijs. Dat gaat ver boven onze bevatting roepen de vrouwen. Alle vrouwen hebben onderwijs genoten, alle moeders hebben recht op goed' onderwijs voor hare kinderen, alle moeders zijn verplicht toe te zien dat de onderwij zers hunner kinderen een fatsoenlijk bestaan heb ben, dat dus de opleiding van hun kinderen met liefde en toewijding geschiedde. Geen enkele vrouw heeft het recht te zeggen, dat zij met onderwijs niets heeft te maken. En de baas van deze werkloods, de minister van onderwijs, levert op dit oogenblik lee- lijk broddelwerk, die machine is leelijk defect en dreigt vast te loopen. En als de vrouwen niet op passen, doet deze machine dat ook zeker. En spr. wijst nu uitvoerig op de gebreken van de a.s. nieuwe onderwijswet, op het aanstellen van minderwaar dige onderwijskrachten,het goedkooper maken dei hulponderwijskrachten, het verdrijven van de man nen uit de school en het in de plaats stellen der z.g. hulponderwijzeressen, die een veel mindere op leiding hebben gehad, minder weten, maar dan ook minder kosten. In de school komen dus op deze manier onbevoegde onderwijskrachten. De moeders houoen de oogen dus open, op deze wijze krijgen haar kinderen slecht onderwijs. bjK r°at daarna naar de werkplaats van oorlog en en buitenlandsche zaken en toont in haar door eenvoud juist zoo helder betoog aan, dat het ook'hier de vrouw, hier de moeder is, die het grootste belang heeft hoe de zaken daar loopen. Juist daar kan de vrouw zooveel goed werk doen. Immers, zegt spr., als ik in een stad in de mpbili- satie een groot huis zag, met kapotte ramen, een deur zon-der knop en erg beschadigd, erg vuile gang, kortom alles even onoogelijk en vies, dan dacht ik: och, hier zijn zeker soldaten ingekwartierd. En meestal was dat ook zoo. En is het geen schande, dat er voor onze jongens zoo slecht werd gezorgd, daartegen moeten en kunnen de moeders opkomen. Want men vergete niet -dat elk mensch het product wordt zijner omgeving. Een vuile boel maakt een nonchalant mensch en het is niet te ontkennen dat het karakter onzer jongens er in de mobilisatie niet op is vooruitgegaan. Het is een groote'grief der vrouwen, dat er op een dusdanige manier voor de jongens is en wordt gezorgd. Bij de koloniën heeft de vrouw ©veneens groote belangen. Niet alleen dat tal van Hollandse-hé jon gens daar hun bestaan vinden, ook tal van onze Tevensartikelen komen uit Indië, dus 'heeft -de vrouw, de huisvrouw er wel degelijk belang bij hoe het daar in Indië toegaat, hoe het wordt bestuurd. En waterstaat, daar hebben -wij vrouwen geen be grip van, heet het. Etn als men dat zegt, denkt men aan het dampen van de Zuiderzee, aan de dijken, 'maar men vergeet, dat onder dat departement ook behooren de posterijen, de telegraafdienst, de giro, het verkeerswezen als spoor enz. En hebben de vrouwen daar niet mee noodig en is daar soms. niets te verbeteren? Er is geen mensch die zijn klanten zoo slecht bediend dan de winkel die de Staat heet. En spr. geeft daarvan een geestig, maai zoo volkomen juist beeld, hoe bij post en belasting met de menschen wordt gesold. Spr. gaat naar Financiën. Ja, daar hebben de vrouwen mee noodig, gewend als zij steeds zijn op de kleintjes te passen en met centen te rekenen. Nu, het is wel noodig dat de vrouwen zich daarmee bemoeien, met schoppen als het geld wordt wegge smeten, op de meest onoordeelkundige wijze. Daar van geeft de rekenkamer ons soms de bewijzen en dringt op zuinigheid aan, maar doet dat alles op dubbel papier, zelf zoo royaal mogelijk. En spr. wijst in verband hiermee op de Raden van Arbeid. Deze hebben bureaux, die worden geinstalleerd alles oven luxe en naar den aard. Het moet waardig en deftig zijn, er huist immers een staatsambtenaar, j Men koopt de mooiste huizen en spr. illustreert de verkwisting door de mededeeling dat een huis in I Gorkom, dat nooit voor f38000 te verkoopen is I geweest, voor den Raad van Arbeid is aangekocht [voor f60.000 Noodig wordt het dat de vrouwen daarin ook wat te zeggen krijgen, gewend als zij I zijn met centen te rekenen. Spr. komt tot het ministerie van Arbeid met zijn renteboekjes en verdere rompslomp. Het zou on mogelijk zijn dat zooiets mals in een vrouwenhoofd was uitgebroed. De minister zegt zelf, dat het niet veel moois is en hoopi op beter. Geen enkele vrouw is in deze zaak ook geraadpleegd en in de Raden van Arbeid zit dan ook geen enkele vrouw. Deze heeren zitten voor 6 jaar, maar als die tijd om is, zullen wij vrouwen er wel voor zorgen, dat het anders wordt. Uit al deze expres zoo eenvoudige voorbeelden, spreekt duidelijk het groote belang dat de vrouw heeft bij den loop der Staatszaken. En nu komt spr. tot de beantwoording van de vraag, bij welke partij moet de vrouw zich aansluiten. Eri dan zegt spr. in volle overtuiging bij de Vrijz.Democrati- sche. Spr. stelt vervolgens de verschillende politieke partijen tegenover elkaar en deelt deze eerst in tweeën: de rechtzinnige en vrijzinnige richting. Ilier is de keus niet moeilijk. Al wat van geboorte en omgeving, van buis uit katholiek of orthodox is, zal zich scharen bij de rechtzinnigen. Al nun da den worden beheerscht door dit beginsel; alle daden der wetgeving van het staatsbestel moeten ge toetst worden aan de openbaring, aan den bijbel, moeten dus steunen op een dogma. Bij de katho lieken steunt alles op den Paus. Wij vrijzinnigen, die daartoe niet behooren, steunen op ons eigen inzicht, op ons eigen geweten, niet op eeln. dogma van kerk of kerkbestuur. En nu is het wel eigenaardig, dat het grootste gedeelte der vrouwen vrijzinnig denkt en voelt. In haar hart is elke vtouw vrijzinnig. Of dat komt door haar jarenlange gebondenf1 h-eid en de daardoor ontstane vrijheidsdrang, of door haar aangeboren rechtvaardigheidsgevoel, dat zij het recht erkent en eigen rechten eischt, ik wéét hét niet, maar het is de ervaring die het ons beeft ge* 1-eerd. dat ook zelfs in de reactonaire kringen de vrou" wem vrijzinnig denken. Dat is zeker ook wei een der redenen dat de priesters eerst tegen vrouwénkiésrécht waren. Maar nu het getij is verloopen. moeten wij erkennen dat die priesters ook hun bakens hebben, verzet en dat zij de vrouwen nu krachtig in hun handen hebben genomen om te keeren die vrijzin nige gedachte en begeerte. Spr. gaat nu de verschillende groepen en partijen der linksche partijen na, stelt de gezamenlijke Socialisten tegenover de Vrijliberalen en daartus- scben de middelgroepen als Vrijz.-Dem., Unie-Libe ralen, enz. De groote grondbeginselen der S/D.A.P. als af schaffing van het privaatbezit, hun strijd tegen hei kapitalistische stelsel, dat alles behandelt spr. uit voerig, daartegenover stellend de beginselen der Vrijz.-Dem., die het particuliere initiatief niet wil len uitschakelen, de groote verschillen willen ver effenen, de belasting heffen naar draagkracht, ge lijke kansen aan een ieder geven voor opleiding en ontwikkeling, een gelijke behandeling aan elk lid der maatschappij. Niet scheppen een algemeene ge lijkheid, maar gelijke kansen, om te komen tot ontwikkeling, geheel naar aanleg en aard. Spr. behandelt eveneens de socialisatie door de Socialisten gewenscht. Wij Vrijz.-Dem. wenschen di6 socialisatie alleen voor die bedrijven, waarvan ge bleken is dat de Staat het bedrijf kan brengen tot een hooger peil van ontwikkeling, de productivi teit grooter kan maken. Met voorbeelden toont spr. aan hoe de socialisatie niet nieuw is, wijst op privilegiën op het geldwezen, op de Oost-In dische Compagnie, allemaal uitingen van sociali satie. Ook het onderwijs is in een zekeren zin soci alisatie en dat het ook d-aar niet alles in orde is, is algemeen bekend, en al deze voorbeelden toonen aan, dat socialisatie niet iets is om met kracht naar te verlangen. De Vrijz.-Dem. houden ook iu dit opzicht rekening met de praktijk, zij pogen al leen bereikbare idealen te verwezenlijken, zij wil len geen chaos, geen revolutie en vernietiging. Spr. gaat daarna de geschiedenis der Lil eraie Unie na. Noemt dat een allegaartje, een Klaasje Zevenster, eveneens met zeven vaders, te veel va ders om een goede opvoeding te kunnen geven. De Liberale Unie wordt niet gedragen door een eigen beginsel, heeft als politieke partij geen recht van bestaan. Kan een eigen beginsel niet hebben, een samenvoeging als het is van allerlei vrijzinnigheid. Spr. staat uitvoerig stil, hoe op initiatief van Mr. J. A. Levy, die dezer dagen gestorven is, de Liberale Unie is gesticht, in zich opnemend zonder te letten op beginsel, vrijzinnigen van allerlei slag, ook niet vrijzinnigen die zien niet rechtzinnig wil den noemen. Dat leidde spoedig tot conflict, In 1901 kwam de uittreding der Vrijz.-Dem., in 1904 die der Vrije liberalen. Er was in die Liberale Unie geen eenheid, geen democratie. De Vrije Liberalen zijn voor algeheele onthouding der Staatsbemoeiing, voor bescherming van het groot-kapitaal, voeren een soort utiliteits-politiek, zij staan aan de uiterste grens van het vrijzinnige kamp. Verder zijn er nog allerlei kleine partijen, die niet 'slands belang, maar het groepsbelang dienen, maar spr. acht de vrouwen te verstandig om aan dat klein gedoe mee te doen. Spr. brengt daarna de vrouwen het verkeerde on der het oog om zich aan te sluiten bij een vrouwen organisatie en noemt in verband daarmede de Fe ministische partij, die scherp anti-militaristisch is en de Algemeene Vrouwenorganisatie. Hier heeft men weer een samenvoeging van alles en nog wat, van vrouwen die op maatschappelijk, op politiek ge bied heel verschillend zijn, niet hetzelfde willen en bedoelen, 't Is als bij de Liberale Unie met de mannen, er is geen beginsel, geen overtuiging. Men kan daar toch onmogelijk straks samen 'n afgevaar digde kiezen, als men niet hetzelfde wil, hoe is daar nu samenwerking mogelijk en er kan dus ook geen kracht en invloed; worden ontwikkeld. Wij vrou* wen moeten ons bij politieke partijen, bij de Vrijz.- Dem. aansluiten, om een krachtig bolwerk te .vor men tegen de reactie van rechts. De Vrijz.-Dem. Bond is een partij die wat durft, die voor den dag komen kan, een partij die wat doen kan ook. En spr. wijst op mannen als Mardhant, Oud, Teenstra, Berenstein en Ketelaar, die elk op hun terrein wat beteekenen en wier woorden gezag en invloed' heb ben. De Vrijz.-Dem. partij is klein, maar er gaat kracht van uit, zij staat op een stevige basis en zal in de toekomst groeien en grooter worden. In haar slotbetoog vuurde spr. de vrouwen aan zich aan te sluiten, ndet uitstellen, neen, evenals het Engelsche spreekwoord: do it now, in het Noordhollandsch omgezet: doe het noul (Daverend applaus.) In de pauze die nu volgde, gaven zioh 42 nieuwe leden op, n.1. 38 vrouwen en 4 mannen. Voor mej. Groot een groot succes voor den invloed der Vrijz.- Dem. Kiesvereeniging een groote winst. Tot slot gaf mej. Groot in Westfriesch dialect 't po litieke inzicht weer van Marijke. Geestig, scherp teekenend het belang der vrouw bij de politiek. Hartelijk is er gelachen, maar toch is er veel uit geleerd. De voorzitter sloot met een woord dat getuigde van groote ingenomenheid met het succes van de zen avond, de bijeenkomst. NAAR HET ENGlELSGH VAN RUBY M. AYR'ES DOOR W. J. A. ROlUDiANUS Jr. Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht 3. „Jov heeft wel gezegd, dat u het zoo zou opne. men,' barstte hij los. ,,Zij: .zei, dat u zoo nijdig zou zijn als een spin ein dat u hemel en aarde bej wegen zou, om het tegen te houden, als u het wist—" ,.Dan heeft rij blijkbaar tenminste ee'nig 'gezond verstand," zeide ik nilter. „Als u op haar begint af te geven," viel Don mij in de rede en ging inaar de deur, om dadelijk weef terug te komen. „Kijk eens hier," zeide hij plotseling, ,,u begrijpt het niet, u bent een vrijgezel; u houdf niet van vrouwenals u Joy keride, zoudt u van haar houden gaan, of u wilde of niet „We .hebben vanavond heel lang gesproken," waag- ik het op te merken. Hij fronste zijn wenkbrauwen weer. „Dat was geen eerlijke proef; zij heeft m© zelf verteld, dat zij rieri. kon ,dat u vooringenomen tegen haar was. Zij heeft gezegd, dat u haar afsnauwde." „Zij is een jonge dame met veel phantasie." „Dat is stemde Don, wien net sarcasme ont ging. gretig toe. „Zij is het origineelste meisje dat ik ooit ontmoet heb; rij had, als zij gewild had, al ver scheidene malen kunnen trouwen en met jongens, die heel wat meer in de melk te brokkelen hebbên dain ik. U 'behoeft niet zoo hard tegen ons te rijin, sir per slot van rekening is het maar voor een week en aan Hij haalde wijsgeerig zijn schouders op en de woorden, die Joy zooeven gezegd had, kwamen als eeri droeve profetie In mijn geheugen terug „De ongelukken bij den Luchtdienst rijn in den laatsten lijd verschrikkelijk .geweest." Ik keek Don aan en een oogenblik kreeg ik bijna medelijden; maar dan dacht ik weer aan zijn vader, en aan de ramp, die juist door een dergelijk huwelijk in rijn leven gekomen was, en ik schudde mijn hoofd. „Je bent nog een jongen," zeide ik. „Elk denkt rijn uil een valk te rijn; je hebt inog een heeje boél té loeren, „Ik heb niets wat betreft Joy te leeren, als u dat bedoelt," zeide hij vlug. „Haar vader begon ik. „Haar vader," viel hij mij in de rede, „is een oude niksnut; maar ik verzeker u, dat er op haar iniets te? zeggen valt" „Zij heeft altijd onder zijn invloed gestaah'*, antwoord de ik, ,en naar ik hoor Don verloor rijn geduld; dan barstte hij uit, dat hij wist, dat de oude Jardine gepraat had. ,Hij is een oude bemoeial. Waarom kan hij zich niet met zijn eigen zaken bemoeien en mioot hij achLer mijn rug kletsen? Tegen miji zou hij geen woord ten nadeeLe van Joy durven zeggen trouwens wat valt er ten nadeele van haar te zeggen? Dat zou ik wel eens willen «veten," Onverschrokken doorstond ik rijn woedenden blik. ,Ik hoor% dat rij waarschijnlijk eeij avonturierster is," zeide ikvastberaden. ,,Ik geloof dat ze alleen belang in je stelt, omdat rij gelooft, dat jij geld hebt of krijgen zult." Met gebalde vuisten kwam hij dreigend naar mij, toe. „Als iemand anders dan u zoo iets tegen mij had durven zeggen begon hij hartstochtelijk. „Ja ga door," zeide ik, maar hij vertrouwde zich blijkbaar niet. want hij keerde zich om en gi'ng naar de deur. „Waar ga je naar toe?" vroeg ik scherp. We had den vroeger meer van zulke scèlnes gehad, die altijd geëindigd waren met een tragiscben uittocht van Don en de verzekering, dat hij nooit meer eeln voet bij mij aan huis zetten, en met zijn wel «enigszins ge melijk, maar toch verder boetvaardig terugkomen aan het ontbijt; maar ditmaal was ik met zoo zeker van hemhet meisje naast hem had meer invloed op rijn zoo licht ontvlambaar hart dan eën van haar voorgangsters, en er lag, toen hij zich omkeerde om mij aan te kijken, een uitdrukking van vastberadenheid in rijn oogen, die ik er vroeger nooit in gezien had. „Als het een qüaestie is om tusschen haar en te kiezen," zeide hij woest en hield dain op. „Ja", zeide ik, vrij kalm -maar ik had een gevoel alsof alles in het leven stilstond, terwijl ik op het' vervolg ram £yn zin wachtte. Hij verzachtte rijn woorden wat. „Is dat uw bedoeling?" vroeg hij heftig. Ja antwoordde ik. „Dat is mijn bedoeling." We keken elkander aan en in plaats van de khaki- gestalte, die bij de deur stond, meende ik den Iummiel- achtigen schooljongen te zien, die hij was, toen we elkaar het eerst ontmoetten, een ik ben .er zekér van, dat ik, wanneer hij een oogenblik gewacht had, die woorden ingetrokken ein hem teruggeroepen en gé- pro beerd zou hebben hem die dwaasheid uit zijn hoofd te praten,' maar Don was even impulsief len eigenwijs als rijn vader geweest was, en zeide zonder een öoóenblik te aarzelen: .Goed, dan kies ik haar." En hij ging de kamer uit en ik hoorde hem de voordeur hard achter zich dicht slaan Het huis leek akelig rustig (nadat Don weggegaan was en het janken van den terrier naast ons scheen de stilte nog dieper te maken, zooals een zacht geluid zoo dikwijls doet. „Hij zal morgenochtend wel terugkomen net als altijd." zeide ik tot mezelf, toen het twaalf uur sloeg en hal feen ,doch nog was er niets van .hem te hooren Maar ik' wachtte vergeefs tot twee uur en ging toen naar bed, terwijl ik de deur op een kiertje lie(t' staan, zoodat de verloren zoon, als hij terugkiwamj, binnen zou kunnen komen. Ik' ben altijd een eenzame man geweest, zoodat het niet meer dan natuurlijk was, dat ik, toen hij mij toe vertrouwd werd, op hem al mijn genegenheid concen treerde, waarop niemand een ernstige aanspraak' had doen gelden, en ik den heelen nacht naar rijn voet stap of het krakeln van de trap. dat mij: reeds zoo dikwijls rijn thuiskomst verraden had, lag te luisteren. Zoodra 'het licht was, stond ik' op en ging ik in rijn kamer kijken, maar zijn rommel lag nog midden op den grond, zooals hij "dien neergegooid had toen hij gekomen was, en rijn bed was oinbeslapen. Ik ging naar beneden en sloot de voordeur, zoodat Castle het niét zou merken; daarna keerde ik weer naar mijn eigen kamer terug en probeerde mie wijs te maken, dat er geen reden voor Ongerustheid was. Ongetwijfeld had hiji in het huis naast oos gesla- pen ongetwijfeld had rijm aanstaande schoonvader hem met genoegen logies gegeven: maar het féit, dat olnder het ontbijt Castle niets zeide omtrent rijn. af werigbeid, maakte mijn gevoel van Onbehaaglijkheid en angst nog grooter Had ik meer gezegd dan ik had moeten zeggen? Ik overwoog de zaak heel zorgvuldig; Don was jong en eigenzinnig en misschien was er veel waars geweést in rijn opmerking, dat ik als vrijgezel al die dingen niet goed begrijpen kon.... Intusschen verliep rijn laatste verlof. Ik heb het land aan excuses maken; wie heeft dat niet? en ik wist, dat Don er ook het lajnd aan had, ofschoon ik me meer dan een gelegenheid herin ner. dat hij rijn vuurrood gericht om de deur stak en zeide: „Het spijt me, sir..." en dan na een korte stiltle: ,vIs het weer in orde Natuurlijk was het altijd in orde geweest en ik zou het heel prettig gevonden hebben, als ik die ver zekering nu weer had kunnen gevenmaar de ochtend verliep en geen Don de middag, en geen Don. Om 4 uur ging ik naar den ouden Jardine. In direct was hij de oorzaak van alles. Hij moest me nu ook wepr „uit de nesten" helpen. Ik vond hem slapend met een zakdoek over rijla hoofd op de warande van rijn eenvoudig villaatje, dat hij Little Barvale" gedoopt had ter herinnering aan het nuis. waarin hij voor de laatste maal rijn hu welijksaanzoek gedaan had. Ik maakte hem wakker doocr het voorhek hard dicht te slaan, waaruit wel blijk|, dat ik me nu niet bepaald vriendschappelijk jegens hem gestemd voelde. Hij schrok op en gooide rijn stoel om. „Lieve hemel," zeide hij, toen hij mij zag. ,,bem jij het? Lieve hemel, ik dacht, dat iemand een bom in de straat had laten vallen." Hij raapte den stoel op, veegde zijn warm voor hoofd al en keek me vrij angstig aan. „Iets niet in orde?3 vroeg hij. „Ja," zeide jk. „Ik heb gisteravond woorden met Don gehad en hij -is mijn kamer uitgeloopem en heeft de deur dichtgeslagen en gezegd, dat hij niet terug kwam." De oude Jardine mompelde iets onverstaanbaars en zeide dan: „Die gewoonte om hekken en deuren dicht te slaan schijnt in de familie te ritten." Hij kwam naast mij ritten en waaide rijn warm gericht met eeln courant koelte toe. „Maar hij komt toch zeker terug?" voegde hij eraan toe. Hij was er nog niet toen ik wegging," zeide ik. „En in dien tusscbéntijd verloopt zijn verlof en...." „En je vindt het vervelend, dat je den jongen hot land opgejaagd hebt," vulde de oude Jardine den zin aan. „Verdikkeme nog .toe," zeide ik woedend. „Heeft hij mij het land niet opgejaagd. Vindt je, dat hij' de beleedigde partij is?" De oude Jardine .glimlachte vrij melancholiek en schudde rijn grijs hoofd. „Wanneer je net zoo laing geleefd heb als ik, mijn jongen begon bij, maar ik viel hem vrij ruw. vermoed ik, thans in de rede: „Wat is het ergste, het allerergste, dat je van helt meisje weet? Het feit, dat haar moeder nieit véél 'bijzonders geweest is, sluit niet noodzakelijkerwijze in, dat het meisje het ook is, wel? En dat haar vader *n aartssmeerlap is wat ik eelf heb kunnen con- statoeren kan rij toch (niet helpen." De oude Jardine keek me snaaks aan. „Dat heeft Dou natuurlijk gezegd," zeide hij wijs geerig. Dat zou iedereen gezegd hebben," antwoordde ik vlug. „Ik veroordeel het meisje niet. In ieder geval is Don te jong om te trouwen, maar wat is er tegen te doen, als fijj er z\jn zinnen op gezet heeft? Hii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1920 | | pagina 5