ictaer Cu
nrsl
TWEEDE BLAD.
Wat de vrouwen nu te
doen staat?
FÉUILLETON.
Het Meisje van hiernaast.
Zaterdag 20 Maart 1920.
63sle Jaargang No. 6587.
De Vrijzinnig-Democratische Kiesvereeniglng al
hier, hield Donderdagavond, een prcpaganda-avond
waar als spreekster optrad mej. C. Groot 'met bo
venstaand. onderwerp. De «zaal van den heer Igesz
was uitstekend bezet,waaronder gelukkig zeer veel
vrouwen.
De heer L. Roggeveen opende de bijeenkomst met.
een gepast .woord, waarna mej. Groot haar interes
sante rede begon, -gezegd op een wijze die alle hari
en oor voor haar won.
Spr, zegt: het is een algemeen verschijnsel dat
na een tijd van hevigen strijd, na het binnenhalen
der overwinning, volgt een tijd van reactie, van
vermoeidheid, van tegenzin om verder te gaan, een
behoefte aan rust, aan bezonkenheid, een tevreden
zijn met de behaalde overwinning. Zoo is het ook
•gegaan in de vrouwenbeweging na het verkrijgen
van het kiesrecht, een overwinning die na 26 jaren
van hevigen strijd is behaald. 'Dat feit is in Am
sterdam met een glorieus feest gevierd en toen is
er gekomen een soort van inzinking van rust van
de vrouwen. Het is een algemeen verschijnsel dat
de vrouwen wars bleken te zijn van aansluiting
bij ecnige politieke partij. Zij meenden dat nu zij
het kiesrecht hadden, zij de handen wel in de schoot
konden leggen; zonder zichzelf af te vragen: wat
hebben wij verder nog te doen? Gelukkig heeft de
reactie niet lang geduurd en is er weer actie in
de vrouwenwereld geko-men. Dat stilzitten kon bij
de vrouwen niet iang duren, het bedrijvige, het
werken, de actie zit de vrouwen in het bloed. De
opkomst is hier ook weer 'n bewijs -dat er gaandeweg
vt rbetering komt in de belangstelling der vrou-
w< n voor de politiek, zij beginnen te voelen dat zij
rra.dden in het politieke leven staan en daarom
wi>rdt als vanzelf haar belangstelling gewekt. En
•dat is ook geen wonder, want het bezit van het
kiesbiljet 'heeft de vrouwen 'het gevoel bijgebracht
v7;n te hebben gekregen een groote verantwoorde
lijkheid, zij heeft ook het hare te doen voor de
maatschappij en haar belangen. De vrouw is van
uit haar positie van onverschilligheid gekomen tot
een zeer verantwoordelijke positie. Hoe langer hoe
meer wordt ingezien, d-at het kiesbiljet de vrou-
v. m oplegt een groote verplichting en de vrouwen
—oeten zich afvragen met ernst: hoe kan ik met
'a meeste vrucht mijn kiesbiljet gebruiken. Hoe
an ik mijn groote gaven het best gebruiken tot
rut van Staats- en Stadsbestuur.
En dan heeft het leven aan ons, aan de vrou
wen toch zeker ook wel reeds geleerd, dat de een-
Ung niets bereikt, dat de kracht ligt in de samen
werking, in de organisatie. In uw eigen vereeniging,
in d-e vakorganisatie der mannen hebt u kunnen
zien, dat in samenwerking kracht ligt. En het is
geen wonder dat nu -de vrouwen over enkele ja
ren, in 192G, haar kiesbiljet moeten gebruiken, dat
zij zich afvragen bij welke organisatie moeten wij
ons aansluiten? En dat zij zich moeten aansluiten,
dat staat als een paal boven water. Ik moet er
kennen, zegt spr., dat voor de vrouwen de keus
zeer moeilijk zal zijn, een echte doolhof als het met
de verschillende politieke partijen is. De vrouw is
bovendien wat afkeerig van het toetreden tot een
politieke partij,- men is beu van het partijgedoe.
Maar wat de vrouwen van het partijleven hebben
gezien, dat zijn de verkeerde uitwassen, die aan
elke beweging, aan elke organisatie zich vast zet
ten. En als de vrouwen nu wars zijn van dat partij
gedoe, dan hebben zij ook de groote plicht gekre
gen om met ernst en kracht dat partijgedoe teniet
te doen. Men zegt immers dat de politiek vuil is. Dat
was vroeger een der meest klemmende argumenten
legen het geven van het kiesrecht aan de vrouwen.
Dat vuile politieke gedoe was, zoo heette het, nie
mendal voor de vrouwen. Politiek beteekent staat
kunde en dn aard en wezën is de politiek niet vuil
en kan dat niet zijn. Maar door de wijze waarop
de mannen de politiek hebben gediend, is er veel
vuil ontstaan in het huis waar dé politiek wordt
uitgeoefend, is door de verkeerde wijze van wer
ken door de mannen veel verkeerds gekomen. Het
zijn de mannen die de politiek vuil hebben ge
maakt Ik wil daarmee niet zeggen dat door alle
mannen de politiek wordt vuil gemaakt. Maar het
is toch een xcl», dat de mannen de politiek vuil
hebben gemaakt. Daaraan hebben de vrouwen nog
geen deel. En nu weten wij alle dat de groote taak
der vrouwen ds: schoonmaken! dat is haar kracht.
Als er een. voorjaarszonnetje komt dan zeggen wij
vrouwen niet: wat is het mooi weer, neen, maar
wel: het wordt tijd om de bedden naar buiten te
brengen, wij ruiken zeep-sop, zien de witkwast,
gaan in alle hoeken en gaten niet omdat wij zoo
graag vuil zien, neen, om het met kracht van bezem
en dweil op te ruimen. Dat is de gave der vrouw,
dat doet de vrouw als bij intuïtie, en die gave zaï
zij met kracht kunnen gebruiken ten nutte van het
Staatsbestuur. Er is vuil, welnu, de vrouw is niet
eerder bevredigd da ndat het vuil is opgeruimd, wij
zijn bereid om schoon te maken. Wij stroopen de
mouwen op en met bezem en stofdoek, de wapens
van de vrouw, gaan wij aan den slag, aan het vuile
werk.
De vrouwen hebben echter op de politieke school
nog nooit een rapportboekje gehad, dat ds nog on
beschreven. En het hangt nu van de vrouwen zelf
af welke cijfers of zij zullen krijgen voor gedrag en
vorderingen. Zullen zij als zij het boekje thuis krij
gen fl of 10 cent krij-gen als belooning?
«Het is echter al weer de aard van de vrouw om
alles netjes te hebben, alles met ijver en volharding
te doen en de meesten zullen een 9 een 10 wordt
nooit gegeven een 8, een 7, maar altijd toch een
voldoende cijfer hebben. Het beoefenen van
de staathuishoudkunde is immers ons vak, daarin
toch zijn wij vrouwen van jongsaf groot gebracht,
en onze wijsheid en kennis zullen blijken in de
praktijkv groote waarde te hebben. Wij vrouwen
zullen ons best doen om mooie cijfers in ons rap
portboekje te krijgen.
Wij hebben in het politieke leven een groote taak,
er is ontzaggelijk veel in Staat en Maatschappij
dat thans nog geen bevrediging schenkt. Het is toch
in het grootste belang ook voor het kind, dat toch
de toekomst in zich draagt, dat de maatschappij
wordt veiheterd. Het is toch voor de vrouwen van
het grootste belang, in welke richting de beter
schap wordt aangebracht en langs welke lijnen de
ontwikkeling der maatschappij zal loopen en thans
is het oogenblik voor de vrouwen gekomen om te
kiezen in welke richting dat zal zijn. En het is wel
J aardig dat het nu juist dit jaar een schrikkeljaar is,
een jaar waarin de vrouw volgens oude traditie-
rechten kiezen mag. Laten de vrouwen de schoone
gelegenheid om een keu-ze te doen nu niet laten
voorbijgaan. Het is moeilijk te kiezen, zeker, maar
daarom achtte het bestuur dezer afdeeling het ook
nuttig om daarin aan de vrouwen eënige leiding te
l geven. Niet om u te dwingen. Wij vrijzinnige vrou-
j wen laten ons niet dwingen, wij worden gedragen
door het verlangen om in volkomen vrijheid tot
j een overtui-ging te komen. Wij vrijzinnige vrouwen
zijn wars van dwang, wij zijn gewend om in het
leven in volkomen vrijheid onze stelling in tQ. ne
men. In de rechtsche, de reactionnaïre partijlen
brengt men de vrouwen in nieuwe organisaties,
daar is men bezig hen de wet voor te schrijven. Men
voelt daar dat het noodig is de vrouwen te organi-
seeren, men is daar bezig ze een weg voor te schrij
ven. Met de vrouwen moet de reactionnaire inuui
i versterkt, elke vrouw is een nieuwe bouwsteen
daarvoor en als wij vrijzinnigen niet'oppassen, dan
loopen wij straks tegen de reactie onze hoofden te
i pletter. En dat hebben faij dan ook verdiend. Wij
moeten ons organiseeren, wij moeten onze belang
stelling toonen en tot inzicht en besef komen, too-
nen dat wij onze plicht begrijpen, en dan zullen wij
ook in staat blijken om ons vrijzinnig bolwerk te
verdedigen tegen de reactie. De vrouwen moeten
en mogen niet zeggen,: wat hebben wij met staat
kunde te maken. De Staat toch, zegt spr., is niet
anders dan een groote werkplaats, waarin de vrouw
wel degelijk haar arbeid heeft te verrichten, waar
aan zij haar zorg heeft te geven. Die grooto werk
plaats van den Staat is onderverdeeld, zegt spr., in
111 groote werkloodsen, aan welks hoofd elk een baas
staat. Dat zijn de.ministeries en de ministers. En
op het werk daarvan heeft een verzamel-ing men-
schen het toezicht, nl. de Tweede Kamer. Die moe
ten controleeren hoe of er gewerkt wordt en of ei
goed gewerkt wordt. Is de arbeid niet voldoende,
dan neemt de Tweede Kamer zelf het initiatief en de
bazen worden aangedreven tot meer kracht en in
spanning.
En nu gaat spr. met ons de verschillende werk
plaatsen eens binnen en gaat na wat werk of er
geleverd wordt. Daar is in de eerste plaats de
werkplaats van het onderwijs. Dat gaat ver boven
onze bevatting roepen de vrouwen. Alle vrouwen
hebben onderwijs genoten, alle moeders hebben
recht op goed' onderwijs voor hare kinderen, alle
moeders zijn verplicht toe te zien dat de onderwij
zers hunner kinderen een fatsoenlijk bestaan heb
ben, dat dus de opleiding van hun kinderen met
liefde en toewijding geschiedde. Geen enkele vrouw
heeft het recht te zeggen, dat zij met onderwijs niets
heeft te maken. En de baas van deze werkloods, de
minister van onderwijs, levert op dit oogenblik lee-
lijk broddelwerk, die machine is leelijk defect en
dreigt vast te loopen. En als de vrouwen niet op
passen, doet deze machine dat ook zeker. En spr.
wijst nu uitvoerig op de gebreken van de a.s. nieuwe
onderwijswet, op het aanstellen van minderwaar
dige onderwijskrachten,het goedkooper maken dei
hulponderwijskrachten, het verdrijven van de man
nen uit de school en het in de plaats stellen der
z.g. hulponderwijzeressen, die een veel mindere op
leiding hebben gehad, minder weten, maar dan ook
minder kosten. In de school komen dus op deze
manier onbevoegde onderwijskrachten. De moeders
houoen de oogen dus open, op deze wijze krijgen
haar kinderen slecht onderwijs.
bjK r°at daarna naar de werkplaats van oorlog
en en buitenlandsche zaken en toont in
haar door eenvoud juist zoo helder betoog aan, dat
het ook'hier de vrouw, hier de moeder is, die het
grootste belang heeft hoe de zaken daar loopen.
Juist daar kan de vrouw zooveel goed werk doen.
Immers, zegt spr., als ik in een stad in de mpbili-
satie een groot huis zag, met kapotte ramen, een
deur zon-der knop en erg beschadigd, erg vuile gang,
kortom alles even onoogelijk en vies, dan dacht ik:
och, hier zijn zeker soldaten ingekwartierd. En
meestal was dat ook zoo. En is het geen schande,
dat er voor onze jongens zoo slecht werd gezorgd,
daartegen moeten en kunnen de moeders opkomen.
Want men vergete niet -dat elk mensch het product
wordt zijner omgeving. Een vuile boel maakt een
nonchalant mensch en het is niet te ontkennen
dat het karakter onzer jongens er in de mobilisatie
niet op is vooruitgegaan. Het is een groote'grief der
vrouwen, dat er op een dusdanige manier voor de
jongens is en wordt gezorgd.
Bij de koloniën heeft de vrouw ©veneens groote
belangen. Niet alleen dat tal van Hollandse-hé jon
gens daar hun bestaan vinden, ook tal van onze
Tevensartikelen komen uit Indië, dus 'heeft -de
vrouw, de huisvrouw er wel degelijk belang bij hoe
het daar in Indië toegaat, hoe het wordt bestuurd.
En waterstaat, daar hebben -wij vrouwen geen be
grip van, heet het. Etn als men dat zegt, denkt men
aan het dampen van de Zuiderzee, aan de dijken,
'maar men vergeet, dat onder dat departement ook
behooren de posterijen, de telegraafdienst, de giro,
het verkeerswezen als spoor enz. En hebben de
vrouwen daar niet mee noodig en is daar soms.
niets te verbeteren? Er is geen mensch die zijn
klanten zoo slecht bediend dan de winkel die de
Staat heet. En spr. geeft daarvan een geestig, maai
zoo volkomen juist beeld, hoe bij post en belasting
met de menschen wordt gesold.
Spr. gaat naar Financiën. Ja, daar hebben de
vrouwen mee noodig, gewend als zij steeds zijn op
de kleintjes te passen en met centen te rekenen.
Nu, het is wel noodig dat de vrouwen zich daarmee
bemoeien, met schoppen als het geld wordt wegge
smeten, op de meest onoordeelkundige wijze. Daar
van geeft de rekenkamer ons soms de bewijzen en
dringt op zuinigheid aan, maar doet dat alles op
dubbel papier, zelf zoo royaal mogelijk. En spr.
wijst in verband hiermee op de Raden van Arbeid.
Deze hebben bureaux, die worden geinstalleerd alles
oven luxe en naar den aard. Het moet waardig en
deftig zijn, er huist immers een staatsambtenaar,
j Men koopt de mooiste huizen en spr. illustreert de
verkwisting door de mededeeling dat een huis in
I Gorkom, dat nooit voor f38000 te verkoopen is
I geweest, voor den Raad van Arbeid is aangekocht
[voor f60.000 Noodig wordt het dat de vrouwen
daarin ook wat te zeggen krijgen, gewend als zij
I zijn met centen te rekenen.
Spr. komt tot het ministerie van Arbeid met zijn
renteboekjes en verdere rompslomp. Het zou on
mogelijk zijn dat zooiets mals in een vrouwenhoofd
was uitgebroed. De minister zegt zelf, dat het niet
veel moois is en hoopi op beter. Geen enkele vrouw
is in deze zaak ook geraadpleegd en in de Raden
van Arbeid zit dan ook geen enkele vrouw. Deze
heeren zitten voor 6 jaar, maar als die tijd om is,
zullen wij vrouwen er wel voor zorgen, dat het
anders wordt.
Uit al deze expres zoo eenvoudige voorbeelden,
spreekt duidelijk het groote belang dat de vrouw
heeft bij den loop der Staatszaken. En nu komt
spr. tot de beantwoording van de vraag, bij welke
partij moet de vrouw zich aansluiten. Eri dan zegt
spr. in volle overtuiging bij de Vrijz.Democrati-
sche.
Spr. stelt vervolgens de verschillende politieke
partijen tegenover elkaar en deelt deze eerst in
tweeën: de rechtzinnige en vrijzinnige richting.
Ilier is de keus niet moeilijk. Al wat van geboorte
en omgeving, van buis uit katholiek of orthodox is,
zal zich scharen bij de rechtzinnigen. Al nun da
den worden beheerscht door dit beginsel; alle daden
der wetgeving van het staatsbestel moeten ge
toetst worden aan de openbaring, aan den bijbel,
moeten dus steunen op een dogma. Bij de katho
lieken steunt alles op den Paus.
Wij vrijzinnigen, die daartoe niet behooren, steunen
op ons eigen inzicht, op ons eigen geweten, niet op eeln.
dogma van kerk of kerkbestuur. En nu is het wel
eigenaardig, dat het grootste gedeelte der vrouwen
vrijzinnig denkt en voelt. In haar hart is elke vtouw
vrijzinnig. Of dat komt door haar jarenlange gebondenf1
h-eid en de daardoor ontstane vrijheidsdrang, of door
haar aangeboren rechtvaardigheidsgevoel, dat zij het
recht erkent en eigen rechten eischt, ik wéét hét
niet, maar het is de ervaring die het ons beeft ge*
1-eerd. dat ook zelfs in de reactonaire kringen de vrou"
wem vrijzinnig denken. Dat is zeker ook wei een der
redenen dat de priesters eerst tegen vrouwénkiésrécht
waren. Maar nu het getij is verloopen. moeten wij
erkennen dat die priesters ook hun bakens hebben,
verzet en dat zij de vrouwen nu krachtig in hun
handen hebben genomen om te keeren die vrijzin
nige gedachte en begeerte.
Spr. gaat nu de verschillende groepen en partijen
der linksche partijen na, stelt de gezamenlijke
Socialisten tegenover de Vrijliberalen en daartus-
scben de middelgroepen als Vrijz.-Dem., Unie-Libe
ralen, enz.
De groote grondbeginselen der S/D.A.P. als af
schaffing van het privaatbezit, hun strijd tegen hei
kapitalistische stelsel, dat alles behandelt spr. uit
voerig, daartegenover stellend de beginselen der
Vrijz.-Dem., die het particuliere initiatief niet wil
len uitschakelen, de groote verschillen willen ver
effenen, de belasting heffen naar draagkracht, ge
lijke kansen aan een ieder geven voor opleiding en
ontwikkeling, een gelijke behandeling aan elk lid
der maatschappij. Niet scheppen een algemeene ge
lijkheid, maar gelijke kansen, om te komen tot
ontwikkeling, geheel naar aanleg en aard.
Spr. behandelt eveneens de socialisatie door de
Socialisten gewenscht. Wij Vrijz.-Dem. wenschen di6
socialisatie alleen voor die bedrijven, waarvan ge
bleken is dat de Staat het bedrijf kan brengen tot
een hooger peil van ontwikkeling, de productivi
teit grooter kan maken. Met voorbeelden toont
spr. aan hoe de socialisatie niet nieuw is, wijst op
privilegiën op het geldwezen, op de Oost-In
dische Compagnie, allemaal uitingen van sociali
satie. Ook het onderwijs is in een zekeren zin soci
alisatie en dat het ook d-aar niet alles in orde is,
is algemeen bekend, en al deze voorbeelden toonen
aan, dat socialisatie niet iets is om met kracht
naar te verlangen. De Vrijz.-Dem. houden ook iu
dit opzicht rekening met de praktijk, zij pogen al
leen bereikbare idealen te verwezenlijken, zij wil
len geen chaos, geen revolutie en vernietiging.
Spr. gaat daarna de geschiedenis der Lil eraie
Unie na. Noemt dat een allegaartje, een Klaasje
Zevenster, eveneens met zeven vaders, te veel va
ders om een goede opvoeding te kunnen geven. De
Liberale Unie wordt niet gedragen door een eigen
beginsel, heeft als politieke partij geen recht van
bestaan. Kan een eigen beginsel niet hebben, een
samenvoeging als het is van allerlei vrijzinnigheid.
Spr. staat uitvoerig stil, hoe op initiatief van
Mr. J. A. Levy, die dezer dagen gestorven is, de
Liberale Unie is gesticht, in zich opnemend zonder
te letten op beginsel, vrijzinnigen van allerlei slag,
ook niet vrijzinnigen die zien niet rechtzinnig wil
den noemen. Dat leidde spoedig tot conflict, In 1901
kwam de uittreding der Vrijz.-Dem., in 1904 die der
Vrije liberalen. Er was in die Liberale Unie geen
eenheid, geen democratie.
De Vrije Liberalen zijn voor algeheele onthouding
der Staatsbemoeiing, voor bescherming van het
groot-kapitaal, voeren een soort utiliteits-politiek,
zij staan aan de uiterste grens van het vrijzinnige
kamp. Verder zijn er nog allerlei kleine partijen, die
niet 'slands belang, maar het groepsbelang dienen,
maar spr. acht de vrouwen te verstandig om aan
dat klein gedoe mee te doen.
Spr. brengt daarna de vrouwen het verkeerde on
der het oog om zich aan te sluiten bij een vrouwen
organisatie en noemt in verband daarmede de Fe
ministische partij, die scherp anti-militaristisch is
en de Algemeene Vrouwenorganisatie. Hier heeft
men weer een samenvoeging van alles en nog wat,
van vrouwen die op maatschappelijk, op politiek ge
bied heel verschillend zijn, niet hetzelfde willen en
bedoelen, 't Is als bij de Liberale Unie met de
mannen, er is geen beginsel, geen overtuiging. Men
kan daar toch onmogelijk straks samen 'n afgevaar
digde kiezen, als men niet hetzelfde wil, hoe is daar
nu samenwerking mogelijk en er kan dus ook geen
kracht en invloed; worden ontwikkeld. Wij vrou*
wen moeten ons bij politieke partijen, bij de Vrijz.-
Dem. aansluiten, om een krachtig bolwerk te .vor
men tegen de reactie van rechts. De Vrijz.-Dem.
Bond is een partij die wat durft, die voor den dag
komen kan, een partij die wat doen kan ook. En
spr. wijst op mannen als Mardhant, Oud, Teenstra,
Berenstein en Ketelaar, die elk op hun terrein wat
beteekenen en wier woorden gezag en invloed' heb
ben. De Vrijz.-Dem. partij is klein, maar er gaat
kracht van uit, zij staat op een stevige basis en
zal in de toekomst groeien en grooter worden.
In haar slotbetoog vuurde spr. de vrouwen aan
zich aan te sluiten, ndet uitstellen, neen, evenals
het Engelsche spreekwoord: do it now, in het
Noordhollandsch omgezet: doe het noul (Daverend
applaus.)
In de pauze die nu volgde, gaven zioh 42 nieuwe
leden op, n.1. 38 vrouwen en 4 mannen. Voor mej.
Groot een groot succes voor den invloed der Vrijz.-
Dem. Kiesvereeniging een groote winst.
Tot slot gaf mej. Groot in Westfriesch dialect 't po
litieke inzicht weer van Marijke. Geestig, scherp
teekenend het belang der vrouw bij de politiek.
Hartelijk is er gelachen, maar toch is er veel uit
geleerd.
De voorzitter sloot met een woord dat getuigde
van groote ingenomenheid met het succes van de
zen avond, de bijeenkomst.
NAAR HET ENGlELSGH VAN RUBY M. AYR'ES
DOOR W. J. A. ROlUDiANUS Jr.
Uitgave van W. DE HAAN, Utrecht
3.
„Jov heeft wel gezegd, dat u het zoo zou opne.
men,' barstte hij los. ,,Zij: .zei, dat u zoo nijdig zou
zijn als een spin ein dat u hemel en aarde bej
wegen zou, om het tegen te houden, als u het wist—"
,.Dan heeft rij blijkbaar tenminste ee'nig 'gezond
verstand," zeide ik nilter.
„Als u op haar begint af te geven," viel Don mij
in de rede en ging inaar de deur, om dadelijk weef
terug te komen. „Kijk eens hier," zeide hij plotseling,
,,u begrijpt het niet, u bent een vrijgezel; u houdf
niet van vrouwenals u Joy keride, zoudt u van haar
houden gaan, of u wilde of niet
„We .hebben vanavond heel lang gesproken," waag-
ik het op te merken.
Hij fronste zijn wenkbrauwen weer.
„Dat was geen eerlijke proef; zij heeft m© zelf
verteld, dat zij rieri. kon ,dat u vooringenomen tegen
haar was. Zij heeft gezegd, dat u haar afsnauwde."
„Zij is een jonge dame met veel phantasie."
„Dat is stemde Don, wien net sarcasme ont
ging. gretig toe. „Zij is het origineelste meisje dat ik
ooit ontmoet heb; rij had, als zij gewild had, al ver
scheidene malen kunnen trouwen en met jongens, die
heel wat meer in de melk te brokkelen hebbên dain ik.
U 'behoeft niet zoo hard tegen ons te rijin, sir per
slot van rekening is het maar voor een week en aan
Hij haalde wijsgeerig zijn schouders op en de
woorden, die Joy zooeven gezegd had, kwamen als eeri
droeve profetie In mijn geheugen terug
„De ongelukken bij den Luchtdienst rijn in den
laatsten lijd verschrikkelijk .geweest."
Ik keek Don aan en een oogenblik kreeg ik bijna
medelijden; maar dan dacht ik weer aan zijn vader,
en aan de ramp, die juist door een dergelijk huwelijk
in rijn leven gekomen was, en ik schudde mijn hoofd.
„Je bent nog een jongen," zeide ik. „Elk denkt rijn
uil een valk te rijn; je hebt inog een heeje boél té
loeren,
„Ik heb niets wat betreft Joy te leeren, als u dat
bedoelt," zeide hij vlug.
„Haar vader begon ik.
„Haar vader," viel hij mij in de rede, „is een oude
niksnut; maar ik verzeker u, dat er op haar iniets te?
zeggen valt"
„Zij heeft altijd onder zijn invloed gestaah'*, antwoord
de ik, ,en naar ik hoor
Don verloor rijn geduld; dan barstte hij uit, dat
hij wist, dat de oude Jardine gepraat had.
,Hij is een oude bemoeial. Waarom kan hij zich niet
met zijn eigen zaken bemoeien en mioot hij achLer
mijn rug kletsen? Tegen miji zou hij geen woord ten
nadeeLe van Joy durven zeggen trouwens wat valt
er ten nadeele van haar te zeggen? Dat zou ik wel
eens willen «veten,"
Onverschrokken doorstond ik rijn woedenden blik.
,Ik hoor% dat rij waarschijnlijk eeij avonturierster
is," zeide ikvastberaden. ,,Ik geloof dat ze alleen
belang in je stelt, omdat rij gelooft, dat jij geld hebt
of krijgen zult."
Met gebalde vuisten kwam hij dreigend naar mij, toe.
„Als iemand anders dan u zoo iets tegen mij had
durven zeggen begon hij hartstochtelijk.
„Ja ga door," zeide ik, maar hij vertrouwde zich
blijkbaar niet. want hij keerde zich om en gi'ng naar
de deur.
„Waar ga je naar toe?" vroeg ik scherp. We had
den vroeger meer van zulke scèlnes gehad, die altijd
geëindigd waren met een tragiscben uittocht van Don
en de verzekering, dat hij nooit meer eeln voet bij
mij aan huis zetten, en met zijn wel «enigszins ge
melijk, maar toch verder boetvaardig terugkomen aan
het ontbijt; maar ditmaal was ik met zoo zeker van
hemhet meisje naast hem had meer invloed op
rijn zoo licht ontvlambaar hart dan eën van haar
voorgangsters, en er lag, toen hij zich omkeerde om
mij aan te kijken, een uitdrukking van vastberadenheid
in rijn oogen, die ik er vroeger nooit in gezien had.
„Als het een qüaestie is om tusschen haar en te
kiezen," zeide hij woest en hield dain op.
„Ja", zeide ik, vrij kalm -maar ik had een gevoel
alsof alles in het leven stilstond, terwijl ik op het'
vervolg ram £yn zin wachtte.
Hij verzachtte rijn woorden wat.
„Is dat uw bedoeling?" vroeg hij heftig.
Ja antwoordde ik. „Dat is mijn bedoeling."
We keken elkander aan en in plaats van de khaki-
gestalte, die bij de deur stond, meende ik den Iummiel-
achtigen schooljongen te zien, die hij was, toen we
elkaar het eerst ontmoetten, een ik ben .er zekér van,
dat ik, wanneer hij een oogenblik gewacht had, die
woorden ingetrokken ein hem teruggeroepen en gé-
pro beerd zou hebben hem die dwaasheid uit zijn
hoofd te praten,' maar Don was even impulsief len
eigenwijs als rijn vader geweest was, en zeide zonder
een öoóenblik te aarzelen:
.Goed, dan kies ik haar."
En hij ging de kamer uit en ik hoorde hem de
voordeur hard achter zich dicht slaan
Het huis leek akelig rustig (nadat Don weggegaan was
en het janken van den terrier naast ons scheen de
stilte nog dieper te maken, zooals een zacht geluid
zoo dikwijls doet.
„Hij zal morgenochtend wel terugkomen net als
altijd." zeide ik tot mezelf, toen het twaalf uur sloeg
en hal feen ,doch nog was er niets van .hem te hooren
Maar ik' wachtte vergeefs tot twee uur en ging toen
naar bed, terwijl ik de deur op een kiertje lie(t'
staan, zoodat de verloren zoon, als hij terugkiwamj,
binnen zou kunnen komen.
Ik' ben altijd een eenzame man geweest, zoodat het
niet meer dan natuurlijk was, dat ik, toen hij mij toe
vertrouwd werd, op hem al mijn genegenheid concen
treerde, waarop niemand een ernstige aanspraak' had
doen gelden, en ik den heelen nacht naar rijn voet
stap of het krakeln van de trap. dat mij: reeds zoo
dikwijls rijn thuiskomst verraden had, lag te luisteren.
Zoodra 'het licht was, stond ik' op en ging ik in
rijn kamer kijken, maar zijn rommel lag nog midden
op den grond, zooals hij "dien neergegooid had toen
hij gekomen was, en rijn bed was oinbeslapen.
Ik ging naar beneden en sloot de voordeur, zoodat
Castle het niét zou merken; daarna keerde ik weer
naar mijn eigen kamer terug en probeerde mie wijs
te maken, dat er geen reden voor Ongerustheid was.
Ongetwijfeld had hiji in het huis naast oos gesla-
pen ongetwijfeld had rijm aanstaande schoonvader
hem met genoegen logies gegeven: maar het féit, dat
olnder het ontbijt Castle niets zeide omtrent rijn. af
werigbeid, maakte mijn gevoel van Onbehaaglijkheid
en angst nog grooter
Had ik meer gezegd dan ik had moeten zeggen?
Ik overwoog de zaak heel zorgvuldig; Don was jong
en eigenzinnig en misschien was er veel waars geweést
in rijn opmerking, dat ik als vrijgezel al die dingen niet
goed begrijpen kon....
Intusschen verliep rijn laatste verlof.
Ik heb het land aan excuses maken; wie heeft dat
niet? en ik wist, dat Don er ook het lajnd aan
had, ofschoon ik me meer dan een gelegenheid herin
ner. dat hij rijn vuurrood gericht om de deur stak
en zeide:
„Het spijt me, sir..." en dan na een korte stiltle:
,vIs het weer in orde
Natuurlijk was het altijd in orde geweest en ik zou
het heel prettig gevonden hebben, als ik die ver
zekering nu weer had kunnen gevenmaar de ochtend
verliep en geen Don de middag, en geen Don.
Om 4 uur ging ik naar den ouden Jardine. In
direct was hij de oorzaak van alles. Hij moest me
nu ook wepr „uit de nesten" helpen.
Ik vond hem slapend met een zakdoek over rijla
hoofd op de warande van rijn eenvoudig villaatje,
dat hij Little Barvale" gedoopt had ter herinnering
aan het nuis. waarin hij voor de laatste maal rijn hu
welijksaanzoek gedaan had. Ik maakte hem wakker doocr
het voorhek hard dicht te slaan, waaruit wel blijk|,
dat ik me nu niet bepaald vriendschappelijk jegens
hem gestemd voelde.
Hij schrok op en gooide rijn stoel om.
„Lieve hemel," zeide hij, toen hij mij zag. ,,bem
jij het? Lieve hemel, ik dacht, dat iemand een bom
in de straat had laten vallen."
Hij raapte den stoel op, veegde zijn warm voor
hoofd al en keek me vrij angstig aan.
„Iets niet in orde?3 vroeg hij.
„Ja," zeide jk. „Ik heb gisteravond woorden met
Don gehad en hij -is mijn kamer uitgeloopem en heeft
de deur dichtgeslagen en gezegd, dat hij niet terug
kwam."
De oude Jardine mompelde iets onverstaanbaars en
zeide dan:
„Die gewoonte om hekken en deuren dicht te slaan
schijnt in de familie te ritten." Hij kwam naast mij
ritten en waaide rijn warm gericht met eeln courant
koelte toe. „Maar hij komt toch zeker terug?" voegde
hij eraan toe.
Hij was er nog niet toen ik wegging," zeide ik.
„En in dien tusscbéntijd verloopt zijn verlof en...."
„En je vindt het vervelend, dat je den jongen hot
land opgejaagd hebt," vulde de oude Jardine den
zin aan.
„Verdikkeme nog .toe," zeide ik woedend. „Heeft
hij mij het land niet opgejaagd. Vindt je, dat hij' de
beleedigde partij is?"
De oude Jardine .glimlachte vrij melancholiek en
schudde rijn grijs hoofd.
„Wanneer je net zoo laing geleefd heb als ik, mijn
jongen begon bij, maar ik viel hem vrij ruw.
vermoed ik, thans in de rede:
„Wat is het ergste, het allerergste, dat je van helt
meisje weet? Het feit, dat haar moeder nieit véél
'bijzonders geweest is, sluit niet noodzakelijkerwijze
in, dat het meisje het ook is, wel? En dat haar vader
*n aartssmeerlap is wat ik eelf heb kunnen con-
statoeren kan rij toch (niet helpen."
De oude Jardine keek me snaaks aan.
„Dat heeft Dou natuurlijk gezegd," zeide hij wijs
geerig.
Dat zou iedereen gezegd hebben," antwoordde ik
vlug. „Ik veroordeel het meisje niet. In ieder geval
is Don te jong om te trouwen, maar wat is er tegen
te doen, als fijj er z\jn zinnen op gezet heeft? Hii