Alpiiti Ninis- AAratiiiit- Liiüiifllit DE DEGENSTOK. Woensdag 28 Juli 1920. 83ste Jaargang, fio, 6669. UITGEVERS: TRAPMAN Co., SCHAGEN. Ingezonden Stukken. FEUILLETON. Dit bind vei'schijnt viermaal per week Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m. 8 uur worden Advertentidn zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTCHEQUE en 01R0D1ENST 23330. INT. TELEF. no. 20. Prijs per 3 maanden f 1£5. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN TIËN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend SCHAGER HISTORIE. Hoe verblijdt het ons, dat de liefde voor Schagens historie is ontwaakt, naar wij, mee non, oneer dan vroeger I Werd niet onlangs de nieuwe wijk, -die door krach tig aangevatte woningbouw aan Schagem wordt toe gevoegd, met historische namen gesierd? Magnus-straat en Roos-straat, met vreugde hebben wij .ook de namen begroet, door de meerderheid van Schagen.'s volksvertegenwoordiging gekozen! En nu staan wij voor de groote landbouwfieesten, waarop .Schagen zich ernstig, voorbereidt, als be langrijke dagen waarop half Hollandvoor zoover althans op landbouwgebied geïnteresseerd zich naar onze kleine veste zal opmaken. In groote eenstemmigheid tracht men tot harmonie te komen onder al wat de -toonkunst beoefent. Moge de cantate daartoe door Scbagen's feestdicht er en toonkunstenaar -tezamen vervaardigd oen goe de uitvoering en ontvangst vinden: het is zeker «uier wensch. Thans volgt in dit blad weer eon isnder stuk van voorbereiding. ^Beschrijving van den historisch en opto cht en aanduiding van .den historisch en grond", zoo -lezen wij in bet no. van 24 Juli 1920. 'tls goed dat men- een week of zes te voren zidh inleeft in- de dagen die komen; èn itn de dagen van- ouds, die ons dan in den genoemden historl- schen optocht voor oogen moeten worden' getooverd. Een uitnemend idéé, in onze tijden van vervlakking en omverwerping; om Schagen- in zijn historie, zijn ouden adel zou ik haast zeggen, zich te doen ver diepen! Gaarne nu wil schr. -dezes steeds ook zeer be langstellend op dit terrein een paar dpmerkingen maken, naar aanleiding van het eerste artikel dien aangaande. Het geldt nadere toelichting, misschien verbete ring, van enkele hoofdzaken naar hij (hoopt den lezers in dezen tijd niet onwelkom n.1. Ridder Magnus en den -eersten Heer van Scha gen, Willem Bastaard van Holland. dat onvoldoende bewijsgrond. In -een boek „Van ;Sante Christoffels beelden", .door G. W. van Heukelum, 1865, vindt men naast een zeer groote menigte van Christóphorus-beelden uit Duitse bland, Frankrijk, en zelfs Italië en Spanje, ook over ons land gesproken, en daar staat, dat „in geen de Chris tof felbeelden- zoo menigvuldig zijn, als in ons vaderland", blz. 11. Ddt nu is voor Philippona's vermoeden dat onze Magnus ook juist -een vervorming van het zoo be kende Christoffel-beeld! zou zijn, niet bepaald een versterkende omstandigheid. Evenwel', izoo graag had ik het bewezen, want het vermoeden trók mij zeer aan. In het genoemde werk kan men ook de vermelding vinden van Christoffel- beelden met (militair costu-um, dus dat klopte alvast. Veel meer echter nog trof het mij, bij deze studie te vinden, dat de knots en de bloem overal optreden, gelijk die mijl uit de „Aurea -Legenda" van- Jacobus de Voragine reeds bekend waren. Gaarne zou ik over Christophorus eens wat meer bij zón derbeden vermelden, maar dat kan uiteraard niet te dezer plaatse. Thans volsta ik, dat hij de reus- heilige is, die in den stórmacbtdgen nacht het won der zware kind over den. vloed draagt, en daarin het Christuskind herkend hebbend, 't teeken krijgt van den bloedenden staf evenals dn TannhaUsera-le gende, wellicht uit Aarone staf van Numeri. 17 voort gekomen. Welnu, deze knots de staf lijkt meestal op oude afbeeldingen' wel -een stam en de bloem, vond ik met verdubbelden ijver trachtte dk de „identiteit' vast te stellen. Evenwel men had toen nog geen „identiteits kaarten" als eu, en het bewijzen dat Magnus niet had bestaan, en tot het gebied1 der legende moest worden terug-verwezeh, dat kan dk nieit! De gegevens der Kroniek van Dirk Burger van Sc-hocrl, welbekend, mogen niet betrouwbaar zijn, maar is het vermoeden v-an Phrilippona in de Scha- ger Courant dezer -dagen „betrouwbaarder" gids ge noemd op -geschiedkundig -terrein dan de „legende" van Dd-rk Burger inderdaad vaster? De overlevering der Kroniek aangaande de tocht der -S-chagers, mee naar Damiate in 1219, acht dk niet veel. Het was nu eenmaal de glorie der Hollanders, dat zij daar ook bij' geweest waren, een soort oude adelbrief voor de Haarlemmer® in voor de Haarlemmers in hun Do- Naar „Ridder Magnus" heb ik veel gezocht.mdaatjes, terwijl de 'Edammers, onder hun rumder- Pas-ttoor Chr. Philippon^ toch heeft in zijn boekje vaandel, als de plattelanders met ossekmeht, mede „Bijzonderheden udt de Geschiedenis der, Parochie i hun deel daaraan -hadden van den Heiligen 'Chrteftophoru® te Schagen", ui'tg. Maar van Magnus met Schlagers is niets te be- 18S5, het v-ermoeden geopperd', dat onze Ridder Mag- j wijzen, en de „zuilen" uit het slo.t, -wder bestaan zeer nus niet ander® zou zijn, dan do genoemde heilige, zeker wèl vaststaat, kunnen oi. wèl zoo waarsóhijn- waaraan inderdaad de parochie van Schagen sedert I ujfc d-xxr den eersten Heer van Schagen, WUllem, zijn oude tijden is gewijd geweest. meeg-xbracht uit het H. -Land, waarheen hij' onge- Ten zeerste Interesseerde mij deze oude stelling, twijfeld la opgegaan, blijken® dén r-ecommandatie- daar, ingeval zij juist wa«, Schagen's heidensche reus, brief van 1447, door Philips van Bourgondië,*in het die ons, om zoo vte zeggen, dag aan dag op ieder archief nog aan wazig I Schage-r wapen en iedere Schager Courant tegemoet Voer de historicitéit van Magnus mogen wij dus komt, zou moeten plaats maken voor een be- niet veel geven: ook Valckoog's Rymkrondek is roemd Roomsch-Katbo-1 Le k heilige! Schagen® wapen niet Möldoende gedocumenteerd nochtans is Phi- alzóo toch van chris telijk-heiligen, niet van had-j lippona's vermoeden voor ons itot grooter onwaar- densch-ridderlijken oorsprong! schijn lijkhedd terug gezonken. En dat wel, omdat Philippo-na's los-opgeworpen, veinnoeden heeft mij Chris dphorus overal duidelijk het Christus-kind „legendarischen" Magnus. In de Kronipk wordt hij Noorman -genoemd'. Had mij nu de naam van Mag nus: {Latijn ,4e groote") onwaarschijnlijk ge schenen, daar deze dn den regel als bijvoegsel voor-' komt naast een -eigennaam, as Calorus^Magnuss enz., wij bevonden, dat in de Noorsche geschiedenis inder daad- meer dan één' Magnus voorkomt, -en ook nu nog is de naam Magnussen -(= Magnus-zoon) békend genoeg. Hoe zou echter de Noorman hier gekomen zijn? Wel, Behagen was oudtijds de Noordpunt van Noiordholland, aleer Zijpe, Wieringerwaard en An na Pauiowna waren ingedijkt Op de oude kaarten vindt men duidelijk, hoe de oost-punt Ebkhuizen- Medeinblik zich lang® -Winkel en Barsimgerhom voortzette tot Schagen, en alleen de duinen van Callantsoog zetten zich als een strook in zee voort, waarop aan 't eind Huisduinen later d® gebouwd. 'Dat de Noormannen zich hier zouden hebben neer gezet, is alzoo geheel niet onwaarschijnlijk, en de mogelijkheid dat daaronder een zekere Miagnus zou zijn geweest, aan welken 'Magnus-laam, Magnus-landi, enz. nog zou herinneren, mag oi. niet worden -ont kend. Wat evenwel het wapen van Schagen betreft Dat is feitelijk alleen de Roos! Elk Schager kan zich -daarvan au nog overtuigen! Wanneer men het pas gedempte Noord langs gaat, en men ziet op do brug bij. het „Rapen^pad" vroe ger waarschijnlijk Papen-pad1 naar het verdwenen beide weer in Schagens wapen van „Magnus", en* klooster aan het, eind van de Ni-euwatroat rechts op den ateenen muur de oude steen van 1674, ons teer bezigrgehouden, en ik heb getracht het te be wijzen! Zij-n eigen argument i® zwak. Het betreft één koopbrief van 1400 met Schagen® zegel, waarop hij een Christophiorus-beeld zou hebben onderscheiden; maar wanneer dit zegel miet meer i« na te gaan, i® Detective-roman naar het Zweedsch van 8. A. DUX Bewerkt door W. J. A. ROLNIALDUS Jr. 12. HOOFDSTUK VL De halfverbrande brief. Mijn. toestand waS, toen ik daar zoo -maar de wal mende lamp lag -te kijken, allesbehalve benijdens waardig. Ik leed ondragelijke pijnen, niet alleen in mijn hoofd-, maar ook in mijn armen en beenen, die meedoogenloos vastgebonden waren. Mijn ge- heel-e lichaam deed mij pijn, en iedere poging om mij te verroeren, maakte het nog -erger. Hat aller ergste was echter de prop, -die zich vast tegen mijn lippen drukte, en dk had het vreeselijk-e gevoel als schoof hij langzaam waar mijn neus, zoodat ik hee- lemaal geen adem meer zou kunnen halen. Mijn gedachten jaagden rond in een kring. Alles wat tot dusvorre in verband met den juweelendief- sbal en den moord gebeurd was, trok aan- mijn gees tesoog voorbij. In welke wonderlijke gebeurtenissen was ik plotseling gewikkeld! En hoe moest dat al les eindigen? "-Was dk misschien' dot den hongerdood veroordeeld? Wanneer niemand mij kwam redden, zou dat ongetwijfeld mijn lot zijn. Mijn hersens werkten hard1 om een plan tot be vrijding te bedenken*. Met ongehoorde inspanning rolde, ik mij om, zoodat Ik wat verder in het ver trek kwam. Doch nergens kon ik -een scherp voor werp ontdekken, waaraan ik het touw kon kapot schuren. Do ramen! Maar waren daar ruiten' in?. De on doorzichtige stukken bordpapier aan den binnen kant bedekten ze heelem-aoL Een kleine hoop steeg dn mij' op. Daar bevond zich misschien de redding. Met moeite gelukte het mij -tot -a-an den- buitenmuur te rollen. Een verder plan had_ ik nog niet. Maar iets moest dk doen, wanneer dk hier niet wilde blijven en omkomen. -Ik trachtte mijn knieën te -buigen. Het ging! On danks onuitsprekelijke pijnen gelukte het mij. Ik steunde mijn hakken' tegen een oneffenheid in den v loer, mijn hoofd tegen1 den muur, kromde mijn rug en drong mijn bovenlichaam in- een steeds rechtere houding. Na eenige verdere pogingen zat dk op den grond, met mijn rug tegen den muur, -midden on der een raam-. Ik moest eerst een» tijdje rusten voor ik mijn- po gingen voort kon- zetten om in- staande houding té komen. Wanneer ik alleen maar aan mijn hand- en voetgewrichten- vastgebonden- geweest, was, zoude* draaft en het anders geen Christoffel-beeld is. Ook is het onaannemelijk, dat dit ziou zijn veran der -cl in -de knot®, waaraan ik nog -een wijle gedacht heb. Zoo zijn wij opnieuw op zoek gegaan naar den de moeilijkheden makkelijker te overwinnen ge weest zijn. Maar mijn beenen waren tot aan mijn knieën vastgesnoerd en het touw, dat de - armen kruisgewijze over* de borst samenhield, liep boven dien nog een -paar maal om mijn heupen. Het kwam mij voor alsof het donkerder' gewor den was in het vertrek. 'De schaduwen van de groo te -tafel en van den haard kwamen scherper uit. Was het mijn verhitte phan-tasie, die er leven en beweging in meende te zien? Mijn blik viel weer op de hanglamp en als ik het gekund had-, zou ik het op dat oogenblik uitgeschreeuwd- hebben van wan hoop: De lamp was op het punt uit te gaan. De kleine vlam flikkerde nog flauwtjes. Zij zou het nog maar een paar minuten uithouden. En dan Deze ontdekking g.af mij kracht En voordat ik zelf goed wist wat er gebeurd; was, stond ik plotseling bij het raam, maar nog steeds met mijn rug ernaar -toe. I angzaam slechts, centimeter voor centimeter, kon dk mijn bovenlichaam- -draaien. Na een poosje was bet mij gelukt mijn rug naar de kamer te kee- ren. Stee ds donkerder werd het in het vertrek. Iedere seconde was kostbaar. 'Ik -deed mijn oogen -dicht en stootte met alle kracht mijn hoofd tegen het bord papier. -Een rinkel-en als van brekend glas liet zich hoorei i en het bordpapier liet aan het einde los. Nog een stoot en nog -een. Als een waanzinnige liet ik mijn hoofd telkens en telkens weer -tegen het bordpapier, dat eindelijk hieel-emaal los liet en naar be-neden viel, neerkomen. Ik dankte mijn God, dat het niet beter vastgespijkerd- was. Geen enkele lichtstraal drong naar binnen; ik wist trouwens, dat de vensterluiken gesloten waren. De bovenste helft van het raam ontbrak, van onderen echter zat h-et glas .nog vast. Als ik maar met het •touw bij den scherpen- glosrand- kon komen! M-et de inspanning der wanhoop boog ik mij voorover en strekte ik mijn ldchaani zoo ver mo gelijk uit. Nader en nader kwam het touw bij den bevriidsnden glasrand. Voorzichtig keerde ik mij om. Nu moest het snijden «Op dat oogenblik ging de lamp uit en werd ik door de diepste duisternis omgeven. Het was alsof alles voor mijn oogen ronddraaide. I-k verloor mijn even wicht en viel rtusschen de glasscherven. Het rinkelen daarvan' was het laatste wat ik hoorde, vóór ik mijn bewustzijn verloor. Toen ik weer -bijkwam, scheen het licht van een electriische lantaarn hoi mijn gezicht; -een man stond1 ovér mij haengebogen en bette,mijn hoofd met koud water. Het was de detective L'erner. „U had-t u niet zoo behoeven op te winden", zei- de hij. „U dacht toch zeker niet, dat ik u in den steek zou lateA?" •Een slok wa-teT ©n wat arm- en betnma-saag® maakten mij langzamerhand weer tot een mwisc-h, en na een -poosje was ik in staat op te staap en Schager wapen, dan denkt men allicht: dat is toch oudl Inderdaad! Maar wandelt men nog wat verder tot voorbij 't Hoog, en, ziet men daar het voormalig Weeshuis, met den hardsteenien gevelsteen, waarop de roos alleen afgebeeld!, dan meenen wij: dat 1® ouder, -al is er aan den steen gebikt. Het weeshuis toch wordt reeds zeer vroeg gemeld. Of het juist is, dat door Filips in 1579 op verzoek der overheid van Schagen het voormalig Bagijnenklooster op den hoek der {Bagijnon-jLaan en. Hoogzij zou zijn ver anderd, kunnen wij' niet beslissen, maar zeker is e-r wel al eerder e-en weeshuis -geweest, waaraan de gevelsteen zal hebben toebehoord. En wat 1® dan de gewapende man, Magnus, alias Christopborus? Wij acht&n het waarschijnlijkst, gelijk ook Mon seigneur Graaf, de historicus van het bisdom Haar lem, en stichter van het bisschoppelijk museum, ona verklaarde als de meest plausibele opvatting, niet dan een ^schildhouder', waartoe men vaalk een ridder- gestalte koos, zooals in de W appenkal end er, Handbuch der Genealogie 1764, Neurenberg, blz. 118, bij het Ned. Wapen. Feitelijk geeft ook de oude chronyk daaraan steun, waar zij vermeldt een stuk va-n 1556, waarin Burgemeester en daartoe zijn ge- qualificee-rd', hunne uitgaande brieven met het wa pen te stempelen: „zijnde een witte Roos, omtrokken met een witten. cirkel, daar vier witte Leliën buyten om staan, en dat op een root veld"; Ons inte resseert wel de bijvoeging ,4exe Roos voert ook mede York in Engeland", maar de roos w-as ook in ons land een gewoon embleem. Maar daarnaast, blijkbaar nog uit het stuk zelf overgenomen, zegt dan de «chr.: ge voert door eon geharnast man, dragende een knots op zijn schouder". En waarom dri/agt de Reu® de frisse Roos van Schagen, Omdat Wastvrieslantsnoem geen minder mam kan dragen. Deze is dan van 1555. En, De rest over Magnus„legende"? 'it Kan zijn. In ieder geval, as -er een oude geschie denis van Schagen, sinds -Dirk H, met zijn door luchtige huisvrouw® Hil-degard, reeds vóór 989 lan derijen bij het dorp Schagen aan de abdij van Eg- mond schonk al weten wij uit die oudste tijden weinigi De geschiedenis, beter gedocumenteerd, begint in derdaad eerst met Willem, den -eersten heer van Schagen-. Of hij de zoon was van Maria of Gijaberta van Bro-n-ckJhorst volgehs Rademake-r Ni-dek, Kabinet v. Ned. en Kleefsche Oudheden durf -ik niet be slissen. Evenwel wij achten de opgave, over hem in' de Schager -Courant onlangs, beslist onjuist, dat „Wil lem v. Beieren -in 1404 van- zijn vader Scbagen ont ving als vrije heerlijkheid". Willem, eerste heer van -Schagen, is als onechte zoon een halfbroer van Willem van Beieren, en heeft -niet den titel van Graaf van Beieren dus ge had. Willem v-an Bei-eren, <Willem VI) de echte zoon van Albrecht, was het die in 140405, den strijd in het land van Arkel besliste, waaraan zoo groote waarde werd' gehecht. Onze eerste 'heer van Schagen daarentegen, in het of-ficieele etuk van Filips van Bourgondië ook „Bastaard van Holland" genoemd, verkreeg in 1427 op Pi eter en Paulu®dag de heerlijk heid Schagen, Bairghorn, Barsingerhom en Haring huizen. Hij behoorde tot diegenen volgens do inleiding van hiet uitgegeven archief van de Hoeren en Heer lijkheid van Schagen in 1902 welke „ten tijde van Philips van Bourgondië werden bedacht met heer lijkheden, daar zij mede den opstand van 1428 had den gedempt, benevens de vrij talrijke bastaard van het (Bei-erscbe huis". Evenwel zijn er verschillende berichten, vrij al gemeen is men het eens, dat in 1440 het slot en in 1460 de groote kerk gebouwd zijn. Wij verheugen on® op het vooruitzicht, in Septem ber as. den legendarischen ridder Magnus, den ge schiedkundigen Willem, eersten heer van Schagen, te mogen tegemoet zien! En, met één sprong naar hert heden eindigen wij met iets actueels. Zou niet de oude historische piek van het kasteel, met het daarachter gelegen „Heerembotch", waarvan nu onlang® de laatste boomeu achter hotel „Vrede- lust", zijn gekapt', thans teven® hij aanvang kunnen worden gerestaureerd? Als daar strak® de slotpoort wordt nagebootst, is dat voor een oogen blik aardig, maar moest niet allang dat mooiste deel van Schagen zijn veranderd dn een an tr ek- ke-lijkheid, terwijl het nu met zijn hekkenlood- sen, enz., slechts afstootend is? De gevangenisjes zijn inderdaad al ln goeden stijl gebouwd; maar wij meenen, dat nu meteen eens de loodsen moesten verdwijnen, of verbeterd, terwijl de tegenwoordige rommelige omgeving door goed plant soen moest worden vervangen! Terecht schreef reed® in 1S64 Jb. Denijs ln zijn boekje: „Hoe Schagen feest vierde," hoe daar het slotplein, later kerkhof (met het heerlijk opsdhrifc. nog: „Zalig «ij-n de doodem, die in den Heere ster ven") in een verlaten oord is veranderd. Tot 1850 U ®r te loopen. De detective wilde nu een kleine huis zoeking beginnen. „H-et zou mij erg verwonderen wanneer wij nog een levende ziel in dit huis aantroffen", zeide hij. „Misschien hebben zij -echter een paar sporen ach tergelaten". V 'Een knagende honger herinnerde mij eraan, dat ik waarschijnlijk heel lang gebonden gelegen had. Ik voelde met mijn hand ln mijn vestjeszak. Mijn horloge wa® weg evenals mijn portemonnaie. Vreemd -genoeg 'hadden zij mij echter mijn sleutel bos gelaten. De detective keek op zijn horloge. „Tien uur", zed- -d-e hij. „ïk heb honger als een paard' en u ziet er ook nog als uitgehongerd uit. We zullen straks sa men eens flink gaan soupeeren, wanneer ik even een blik in- de verschillende hoekje® hier gewor pen heb". Mijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand over mijn honger cn ik -ging met hem mede naar den kelder. „Mij hebben zij gelukkig niet ontdekt", vertelde de -detective. „Ik zeg zij, want ik heb de bewijzen, -dat er minstens twee waren. Op het oogenblik, dat zij zich op u wierpe-n, was ik al reeds in de open staande kelderopening gekropen en deed de deur achter mij toe. Nadat de smeerlappen \u naar boven gedragen hadden, 'maajkten zij: tonmiiddellijik aan stalten om weg te gaan. Het, denkbeeld, dat er nog meer met u meegekomen waren, schijnt zelfs niet bij hen opgekomen te zijn. Vermoedelijk echter rede neerden zij zoo, dat, waar het een gelukt was hun schuilplaats te ontdekken, ook -anderen' dat zouderf kunnen. Daarom pakten zij heel verstandig hun biezen". „Diat alles d® heel interessant", zeide ik gemolijk, „maar toch geen reden, w-aarom u mij niet te hulp gekomen bent. "U bent toch genoeg gewapend om n'iet bang behoeven te zijn voor een paar mannen en een oud wijf." „U ikunt er zeker van zijn, dat ik gekomen wa®, als ik gekund had", antwoordde de detective. „De schurken hadden mij, zonder dat zij het wisten, achter slot en (grendel gezet. U kunt zelf zien, wat voor groote kisten, planken en andere rommel .de keldergang vullen. Dat alle® hadden zij voor de, kel derdeur gegooid, waarachter ik mij verborgen had. HpI was mij absoluut onmogelijk de deur open te krijgen en -eerst een uur -gel-eden' gelukte het mij' te on.tvluchten door het kelderraam, waarvan ik echter eerst de opening grooter moest maken door de lijsten weg te breken-. Met ontzettende moeite -slaag- <1© ik «er toen dm de goed gegrendelde 'huisdeur open te krijgen en naar u toe te koenen. Dat alles kostte tijd". Ik schaamde mij over mijn twijfel en verzekerde hem, dat ik volkomen overtuigd was van 'zijn goeden wil, om mij te hulp te komen, zoodra het hem moge lijk wa®. In den kelder was niets bijzondemi te vinden, be halve misschien ln (het gedeelte, waaruit" het af schuwelijke gehuil gekomen was. Het leed geen twij fel, of er had zich daarin een levend wezen opge houden. Een vreeöelijike «tank sloeg ons op de keel. Ën hoe wel de ruimte inderhaast bijna heelemaal leegge maakt was, konden we toch zien, dat er in de<n hoek een hoop vuil gelegén moest -hebben. In een anderen hoek, waar ook nog stroo te zien was, had men een groeten haak dn den muur geslagen, waaraan een ijzeren ketting hing, die veel sterker en grover was dan -een gewone honden ketting. Wat voor een vreemd dier moest hier opgesloten geweest zijn! Een dier, dat geluiden uitstiet, die aan het brullen van een hyena, het janken v-an een hond, of het gillen van- een krankzinnige denken deden. Detective Lerner beweerde voor een onoplosbaar raadsel te «taan. Toen hij '6 nachts door de ruiten gekeken -had, had) hij slechts een donker voorwerp op dien hoop stroo ontdekt. Hei had1 best een groote Newfoundlander, maar even goed een ander merk waardig dier kunnen zijn. Wat het ook geweest w-a®, imen had -ervoor gGzorgd het te verbergen. Dat be wees de overijlde vlucht. Wanneer het spoor, dat Lerner en ik '«nachts gevolgd hadden en dat ons van de plek, waar de chauffeurspet gevonden was, naar deze schuilplaats der bandieten -gevoerd' had', niet valsch was, dan waren naar alle waarschijnlijkheid deze menschen zoowel bij den diefstal van den diadeem als bij den moord' betrokken. Misschien waren wij dichter bij de oplossing van het raadsel geweest dam wij zelf ge- Loofden. „Ik heb. terwijl ik u zocht, vlug dn de meeste kamers hierboven rondgekeken", zeide de 'detective. „Nergens heb lik echter óok maar het kleinste aan- knoopdnspun-t gevonden. De kamers zijn leeg en blijkbaar in langen tijd niet gebruikt. Maar laten we nu nog even gaan kijken in -het vertrek achter d-e kamer, w-aarin u gel-egen hebt. Daar hen dk nog niet geweest". Ik was doodmoe en de honger kwelde mij, maar ik volgde den detective toch. Dit. vertrek was naar alle waarschijnlijkheid de eigenlijk® woonkamer geweest Hier stonden enkele wankele stoelen, «een tafel, een waschtafeltj-e- en een paar oude houten ledikantenmet stinkende stroo ma trassen en aan flarden geraakte dekens. Bier- flesschan lagen in alle hoeken. In een groote kachel scheen kort geledien -een groote massa papier ver brand te zijn. De verkoolde overblijfselen waren nog te zien. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1920 | | pagina 1