Alpiiti Ninis-
AAratiiiit- Liiüiifllit
DE DEGENSTOK.
Woensdag 28 Juli 1920.
83ste Jaargang, fio, 6669.
UITGEVERS: TRAPMAN Co., SCHAGEN.
Ingezonden Stukken.
FEUILLETON.
Dit bind vei'schijnt viermaal per week Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's m. 8 uur worden Advertentidn
zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTCHEQUE en 01R0D1ENST 23330. INT. TELEF. no. 20.
Prijs per 3 maanden f 1£5. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN
TIËN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 ct. (bewijsno
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend
SCHAGER HISTORIE.
Hoe verblijdt het ons, dat de liefde voor Schagens
historie is ontwaakt, naar wij, mee non, oneer dan
vroeger I
Werd niet onlangs de nieuwe wijk, -die door krach
tig aangevatte woningbouw aan Schagem wordt toe
gevoegd, met historische namen gesierd?
Magnus-straat en Roos-straat, met vreugde hebben
wij .ook de namen begroet, door de meerderheid van
Schagen.'s volksvertegenwoordiging gekozen!
En nu staan wij voor de groote landbouwfieesten,
waarop .Schagen zich ernstig, voorbereidt, als be
langrijke dagen waarop half Hollandvoor zoover
althans op landbouwgebied geïnteresseerd zich
naar onze kleine veste zal opmaken.
In groote eenstemmigheid tracht men tot harmonie
te komen onder al wat de -toonkunst beoefent. Moge
de cantate daartoe door Scbagen's feestdicht er
en toonkunstenaar -tezamen vervaardigd oen goe
de uitvoering en ontvangst vinden: het is zeker «uier
wensch.
Thans volgt in dit blad weer eon isnder stuk van
voorbereiding. ^Beschrijving van den historisch en
opto cht en aanduiding van .den historisch en grond",
zoo -lezen wij in bet no. van 24 Juli 1920.
'tls goed dat men- een week of zes te voren zidh
inleeft in- de dagen die komen; èn itn de dagen
van- ouds, die ons dan in den genoemden historl-
schen optocht voor oogen moeten worden' getooverd.
Een uitnemend idéé, in onze tijden van vervlakking
en omverwerping; om Schagen- in zijn historie, zijn
ouden adel zou ik haast zeggen, zich te doen ver
diepen!
Gaarne nu wil schr. -dezes steeds ook zeer be
langstellend op dit terrein een paar dpmerkingen
maken, naar aanleiding van het eerste artikel dien
aangaande.
Het geldt nadere toelichting, misschien verbete
ring, van enkele hoofdzaken naar hij (hoopt den
lezers in dezen tijd niet onwelkom n.1. Ridder
Magnus en den -eersten Heer van Scha
gen, Willem Bastaard van Holland.
dat onvoldoende bewijsgrond.
In -een boek „Van ;Sante Christoffels beelden", .door
G. W. van Heukelum, 1865, vindt men naast een
zeer groote menigte van Christóphorus-beelden uit
Duitse bland, Frankrijk, en zelfs Italië en Spanje,
ook over ons land gesproken, en daar staat, dat „in
geen de Chris tof felbeelden- zoo menigvuldig zijn, als
in ons vaderland", blz. 11.
Ddt nu is voor Philippona's vermoeden dat onze
Magnus ook juist -een vervorming van het zoo be
kende Christoffel-beeld! zou zijn, niet bepaald een
versterkende omstandigheid.
Evenwel', izoo graag had ik het bewezen, want het
vermoeden trók mij zeer aan. In het genoemde werk
kan men ook de vermelding vinden van Christoffel-
beelden met (militair costu-um, dus dat klopte alvast.
Veel meer echter nog trof het mij, bij deze studie te
vinden, dat de knots en de bloem overal optreden,
gelijk die mijl uit de „Aurea -Legenda" van- Jacobus
de Voragine reeds bekend waren.
Gaarne zou ik over Christophorus eens wat meer
bij zón derbeden vermelden, maar dat kan uiteraard
niet te dezer plaatse. Thans volsta ik, dat hij de reus-
heilige is, die in den stórmacbtdgen nacht het won
der zware kind over den. vloed draagt, en daarin het
Christuskind herkend hebbend, 't teeken krijgt van
den bloedenden staf evenals dn TannhaUsera-le
gende, wellicht uit Aarone staf van Numeri. 17 voort
gekomen.
Welnu, deze knots de staf lijkt meestal op oude
afbeeldingen' wel -een stam en de bloem, vond ik
met verdubbelden ijver trachtte dk de „identiteit'
vast te stellen.
Evenwel men had toen nog geen „identiteits
kaarten" als eu, en het bewijzen dat Magnus niet
had bestaan, en tot het gebied1 der legende moest
worden terug-verwezeh, dat kan dk nieit!
De gegevens der Kroniek van Dirk Burger van
Sc-hocrl, welbekend, mogen niet betrouwbaar zijn,
maar is het vermoeden v-an Phrilippona in de Scha-
ger Courant dezer -dagen „betrouwbaarder" gids ge
noemd op -geschiedkundig -terrein dan de „legende"
van Dd-rk Burger inderdaad vaster?
De overlevering der Kroniek aangaande de tocht
der -S-chagers, mee naar Damiate in 1219, acht dk niet
veel. Het was nu eenmaal de glorie der Hollanders,
dat zij daar ook bij' geweest waren, een soort oude
adelbrief voor de Haarlemmer® in
voor de Haarlemmers in hun Do-
Naar „Ridder Magnus" heb ik veel gezocht.mdaatjes, terwijl de 'Edammers, onder hun rumder-
Pas-ttoor Chr. Philippon^ toch heeft in zijn boekje vaandel, als de plattelanders met ossekmeht, mede
„Bijzonderheden udt de Geschiedenis der, Parochie i hun deel daaraan -hadden
van den Heiligen 'Chrteftophoru® te Schagen", ui'tg. Maar van Magnus met Schlagers is niets te be-
18S5, het v-ermoeden geopperd', dat onze Ridder Mag- j wijzen, en de „zuilen" uit het slo.t, -wder bestaan zeer
nus niet ander® zou zijn, dan do genoemde heilige, zeker wèl vaststaat, kunnen oi. wèl zoo waarsóhijn-
waaraan inderdaad de parochie van Schagen sedert I ujfc d-xxr den eersten Heer van Schagen, WUllem, zijn
oude tijden is gewijd geweest. meeg-xbracht uit het H. -Land, waarheen hij' onge-
Ten zeerste Interesseerde mij deze oude stelling, twijfeld la opgegaan, blijken® dén r-ecommandatie-
daar, ingeval zij juist wa«, Schagen's heidensche reus, brief van 1447, door Philips van Bourgondië,*in het
die ons, om zoo vte zeggen, dag aan dag op ieder archief nog aan wazig I
Schage-r wapen en iedere Schager Courant tegemoet Voer de historicitéit van Magnus mogen wij dus
komt, zou moeten plaats maken voor een be- niet veel geven: ook Valckoog's Rymkrondek is
roemd Roomsch-Katbo-1 Le k heilige! Schagen® wapen niet Möldoende gedocumenteerd nochtans is Phi-
alzóo toch van chris telijk-heiligen, niet van had-j lippona's vermoeden voor ons itot grooter onwaar-
densch-ridderlijken oorsprong! schijn lijkhedd terug gezonken. En dat wel, omdat
Philippo-na's los-opgeworpen, veinnoeden heeft mij Chris dphorus overal duidelijk het Christus-kind
„legendarischen" Magnus. In de Kronipk wordt hij
Noorman -genoemd'. Had mij nu de naam van Mag
nus: {Latijn ,4e groote") onwaarschijnlijk ge
schenen, daar deze dn den regel als bijvoegsel voor-'
komt naast een -eigennaam, as Calorus^Magnuss enz.,
wij bevonden, dat in de Noorsche geschiedenis inder
daad- meer dan één' Magnus voorkomt, -en ook nu
nog is de naam Magnussen -(= Magnus-zoon) békend
genoeg.
Hoe zou echter de Noorman hier gekomen zijn?
Wel, Behagen was oudtijds de Noordpunt van
Noiordholland, aleer Zijpe, Wieringerwaard en An
na Pauiowna waren ingedijkt Op de oude kaarten
vindt men duidelijk, hoe de oost-punt Ebkhuizen-
Medeinblik zich lang® -Winkel en Barsimgerhom
voortzette tot Schagen, en alleen de duinen van
Callantsoog zetten zich als een strook in zee voort,
waarop aan 't eind Huisduinen later d® gebouwd.
'Dat de Noormannen zich hier zouden hebben neer
gezet, is alzoo geheel niet onwaarschijnlijk, en de
mogelijkheid dat daaronder een zekere Miagnus zou
zijn geweest, aan welken 'Magnus-laam, Magnus-landi,
enz. nog zou herinneren, mag oi. niet worden -ont
kend.
Wat evenwel het wapen van Schagen betreft Dat
is feitelijk alleen de Roos!
Elk Schager kan zich -daarvan au nog overtuigen!
Wanneer men het pas gedempte Noord langs gaat,
en men ziet op do brug bij. het „Rapen^pad" vroe
ger waarschijnlijk Papen-pad1 naar het verdwenen
beide weer in Schagens wapen van „Magnus", en* klooster aan het, eind van de Ni-euwatroat rechts
op den ateenen muur de oude steen van 1674, ons
teer bezigrgehouden, en ik heb getracht het te be
wijzen! Zij-n eigen argument i® zwak. Het betreft één
koopbrief van 1400 met Schagen® zegel, waarop hij
een Christophiorus-beeld zou hebben onderscheiden;
maar wanneer dit zegel miet meer i« na te gaan, i®
Detective-roman naar het Zweedsch van 8. A. DUX
Bewerkt door W. J. A. ROLNIALDUS Jr.
12.
HOOFDSTUK VL
De halfverbrande brief.
Mijn. toestand waS, toen ik daar zoo -maar de wal
mende lamp lag -te kijken, allesbehalve benijdens
waardig. Ik leed ondragelijke pijnen, niet alleen
in mijn hoofd-, maar ook in mijn armen en beenen,
die meedoogenloos vastgebonden waren. Mijn ge-
heel-e lichaam deed mij pijn, en iedere poging om
mij te verroeren, maakte het nog -erger. Hat aller
ergste was echter de prop, -die zich vast tegen mijn
lippen drukte, en dk had het vreeselijk-e gevoel als
schoof hij langzaam waar mijn neus, zoodat ik hee-
lemaal geen adem meer zou kunnen halen.
Mijn gedachten jaagden rond in een kring. Alles
wat tot dusvorre in verband met den juweelendief-
sbal en den moord gebeurd was, trok aan- mijn gees
tesoog voorbij. In welke wonderlijke gebeurtenissen
was ik plotseling gewikkeld! En hoe moest dat al
les eindigen? "-Was dk misschien' dot den hongerdood
veroordeeld? Wanneer niemand mij kwam redden,
zou dat ongetwijfeld mijn lot zijn.
Mijn hersens werkten hard1 om een plan tot be
vrijding te bedenken*. Met ongehoorde inspanning
rolde, ik mij om, zoodat Ik wat verder in het ver
trek kwam. Doch nergens kon ik -een scherp voor
werp ontdekken, waaraan ik het touw kon kapot
schuren.
Do ramen! Maar waren daar ruiten' in?. De on
doorzichtige stukken bordpapier aan den binnen
kant bedekten ze heelem-aoL
Een kleine hoop steeg dn mij' op. Daar bevond
zich misschien de redding. Met moeite gelukte het
mij -tot -a-an den- buitenmuur te rollen. Een verder
plan had_ ik nog niet. Maar iets moest dk doen,
wanneer dk hier niet wilde blijven en omkomen.
-Ik trachtte mijn knieën te -buigen. Het ging! On
danks onuitsprekelijke pijnen gelukte het mij. Ik
steunde mijn hakken' tegen een oneffenheid in den
v loer, mijn hoofd tegen1 den muur, kromde mijn rug
en drong mijn bovenlichaam in- een steeds rechtere
houding. Na eenige verdere pogingen zat dk op den
grond, met mijn rug tegen den muur, -midden on
der een raam-.
Ik moest eerst een» tijdje rusten voor ik mijn- po
gingen voort kon- zetten om in- staande houding té
komen. Wanneer ik alleen maar aan mijn hand- en
voetgewrichten- vastgebonden- geweest, was, zoude*
draaft en het anders geen Christoffel-beeld is.
Ook is het onaannemelijk, dat dit ziou zijn veran
der -cl in -de knot®, waaraan ik nog -een wijle gedacht
heb.
Zoo zijn wij opnieuw op zoek gegaan naar den
de moeilijkheden makkelijker te overwinnen ge
weest zijn. Maar mijn beenen waren tot aan mijn
knieën vastgesnoerd en het touw, dat de - armen
kruisgewijze over* de borst samenhield, liep boven
dien nog een -paar maal om mijn heupen.
Het kwam mij voor alsof het donkerder' gewor
den was in het vertrek. 'De schaduwen van de groo
te -tafel en van den haard kwamen scherper uit.
Was het mijn verhitte phan-tasie, die er leven en
beweging in meende te zien? Mijn blik viel weer op
de hanglamp en als ik het gekund had-, zou ik het
op dat oogenblik uitgeschreeuwd- hebben van wan
hoop: De lamp was op het punt uit te gaan. De
kleine vlam flikkerde nog flauwtjes. Zij zou het nog
maar een paar minuten uithouden. En dan
Deze ontdekking g.af mij kracht En voordat ik zelf
goed wist wat er gebeurd; was, stond ik plotseling
bij het raam, maar nog steeds met mijn rug ernaar
-toe. I angzaam slechts, centimeter voor centimeter,
kon dk mijn bovenlichaam- -draaien. Na een poosje
was bet mij gelukt mijn rug naar de kamer te kee-
ren.
Stee ds donkerder werd het in het vertrek. Iedere
seconde was kostbaar. 'Ik -deed mijn oogen -dicht en
stootte met alle kracht mijn hoofd tegen het bord
papier. -Een rinkel-en als van brekend glas liet zich
hoorei i en het bordpapier liet aan het einde los.
Nog een stoot en nog -een. Als een waanzinnige
liet ik mijn hoofd telkens en telkens weer -tegen het
bordpapier, dat eindelijk hieel-emaal los liet en naar
be-neden viel, neerkomen. Ik dankte mijn God, dat
het niet beter vastgespijkerd- was.
Geen enkele lichtstraal drong naar binnen; ik wist
trouwens, dat de vensterluiken gesloten waren. De
bovenste helft van het raam ontbrak, van onderen
echter zat h-et glas .nog vast. Als ik maar met het
•touw bij den scherpen- glosrand- kon komen!
M-et de inspanning der wanhoop boog ik mij
voorover en strekte ik mijn ldchaani zoo ver mo
gelijk uit. Nader en nader kwam het touw bij den
bevriidsnden glasrand. Voorzichtig keerde ik mij
om. Nu moest het snijden
«Op dat oogenblik ging de lamp uit en werd ik door
de diepste duisternis omgeven. Het was alsof alles
voor mijn oogen ronddraaide. I-k verloor mijn even
wicht en viel rtusschen de glasscherven. Het rinkelen
daarvan' was het laatste wat ik hoorde, vóór ik mijn
bewustzijn verloor.
Toen ik weer -bijkwam, scheen het licht van een
electriische lantaarn hoi mijn gezicht; -een man stond1
ovér mij haengebogen en bette,mijn hoofd met koud
water. Het was de detective L'erner.
„U had-t u niet zoo behoeven op te winden", zei-
de hij. „U dacht toch zeker niet, dat ik u in den
steek zou lateA?"
•Een slok wa-teT ©n wat arm- en betnma-saag®
maakten mij langzamerhand weer tot een mwisc-h,
en na een -poosje was ik in staat op te staap en
Schager wapen, dan denkt men allicht: dat is toch
oudl
Inderdaad! Maar wandelt men nog wat verder
tot voorbij 't Hoog, en, ziet men daar het voormalig
Weeshuis, met den hardsteenien gevelsteen, waarop
de roos alleen afgebeeld!, dan meenen wij: dat 1®
ouder, -al is er aan den steen gebikt. Het weeshuis
toch wordt reeds zeer vroeg gemeld. Of het juist is,
dat door Filips in 1579 op verzoek der overheid van
Schagen het voormalig Bagijnenklooster op den
hoek der {Bagijnon-jLaan en. Hoogzij zou zijn ver
anderd, kunnen wij' niet beslissen, maar zeker
is e-r wel al eerder e-en weeshuis -geweest, waaraan
de gevelsteen zal hebben toebehoord.
En wat 1® dan de gewapende man, Magnus, alias
Christopborus?
Wij acht&n het waarschijnlijkst, gelijk ook Mon
seigneur Graaf, de historicus van het bisdom Haar
lem, en stichter van het bisschoppelijk museum, ona
verklaarde als de meest plausibele opvatting, niet
dan een ^schildhouder', waartoe men vaalk een ridder-
gestalte koos, zooals in de W appenkal end er,
Handbuch der Genealogie 1764, Neurenberg, blz. 118,
bij het Ned. Wapen. Feitelijk geeft ook de oude
chronyk daaraan steun, waar zij vermeldt een stuk
va-n 1556, waarin Burgemeester en daartoe zijn ge-
qualificee-rd', hunne uitgaande brieven met het wa
pen te stempelen: „zijnde een witte Roos, omtrokken
met een witten. cirkel, daar vier witte Leliën buyten
om staan, en dat op een root veld"; Ons inte
resseert wel de bijvoeging ,4exe Roos voert ook
mede York in Engeland", maar de roos w-as ook
in ons land een gewoon embleem. Maar daarnaast,
blijkbaar nog uit het stuk zelf overgenomen, zegt
dan de «chr.: ge voert door eon geharnast man,
dragende een knots op zijn schouder".
En waarom dri/agt de Reu® de
frisse Roos van Schagen,
Omdat Wastvrieslantsnoem
geen minder mam kan dragen.
Deze is dan van 1555.
En, De rest over Magnus„legende"?
'it Kan zijn. In ieder geval, as -er een oude geschie
denis van Schagen, sinds -Dirk H, met zijn door
luchtige huisvrouw® Hil-degard, reeds vóór 989 lan
derijen bij het dorp Schagen aan de abdij van Eg-
mond schonk al weten wij uit die oudste tijden
weinigi
De geschiedenis, beter gedocumenteerd, begint in
derdaad eerst met Willem, den -eersten heer van
Schagen-.
Of hij de zoon was van Maria of Gijaberta van
Bro-n-ckJhorst volgehs Rademake-r Ni-dek, Kabinet
v. Ned. en Kleefsche Oudheden durf -ik niet be
slissen.
Evenwel wij achten de opgave, over hem in' de
Schager -Courant onlangs, beslist onjuist, dat „Wil
lem v. Beieren -in 1404 van- zijn vader Scbagen ont
ving als vrije heerlijkheid".
Willem, eerste heer van -Schagen, is als onechte
zoon een halfbroer van Willem van Beieren, en
heeft -niet den titel van Graaf van Beieren dus ge
had. Willem v-an Bei-eren, <Willem VI) de echte
zoon van Albrecht, was het die in 140405, den strijd
in het land van Arkel besliste, waaraan zoo groote
waarde werd' gehecht. Onze eerste 'heer van Schagen
daarentegen, in het of-ficieele etuk van Filips van
Bourgondië ook „Bastaard van Holland" genoemd,
verkreeg in 1427 op Pi eter en Paulu®dag de heerlijk
heid Schagen, Bairghorn, Barsingerhom en Haring
huizen.
Hij behoorde tot diegenen volgens do inleiding
van hiet uitgegeven archief van de Hoeren en Heer
lijkheid van Schagen in 1902 welke „ten tijde van
Philips van Bourgondië werden bedacht met heer
lijkheden, daar zij mede den opstand van 1428 had
den gedempt, benevens de vrij talrijke bastaard van
het (Bei-erscbe huis".
Evenwel zijn er verschillende berichten, vrij al
gemeen is men het eens, dat in 1440 het slot en in
1460 de groote kerk gebouwd zijn.
Wij verheugen on® op het vooruitzicht, in Septem
ber as. den legendarischen ridder Magnus, den ge
schiedkundigen Willem, eersten heer van Schagen,
te mogen tegemoet zien!
En, met één sprong naar hert heden eindigen wij
met iets actueels.
Zou niet de oude historische piek van het kasteel,
met het daarachter gelegen „Heerembotch", waarvan
nu onlang® de laatste boomeu achter hotel „Vrede-
lust", zijn gekapt', thans teven® hij aanvang
kunnen worden gerestaureerd? Als daar strak® de
slotpoort wordt nagebootst, is dat voor een oogen
blik aardig, maar moest niet allang dat mooiste
deel van Schagen zijn veranderd dn een an tr ek-
ke-lijkheid, terwijl het nu met zijn hekkenlood-
sen, enz., slechts afstootend is?
De gevangenisjes zijn inderdaad al ln goeden stijl
gebouwd; maar wij meenen, dat nu meteen eens de
loodsen moesten verdwijnen, of verbeterd, terwijl de
tegenwoordige rommelige omgeving door goed plant
soen moest worden vervangen!
Terecht schreef reed® in 1S64 Jb. Denijs ln zijn
boekje: „Hoe Schagen feest vierde," hoe daar het
slotplein, later kerkhof (met het heerlijk opsdhrifc.
nog: „Zalig «ij-n de doodem, die in den Heere ster
ven") in een verlaten oord is veranderd. Tot 1850 U ®r
te loopen. De detective wilde nu een kleine huis
zoeking beginnen.
„H-et zou mij erg verwonderen wanneer wij nog
een levende ziel in dit huis aantroffen", zeide hij.
„Misschien hebben zij -echter een paar sporen ach
tergelaten". V
'Een knagende honger herinnerde mij eraan, dat
ik waarschijnlijk heel lang gebonden gelegen had.
Ik voelde met mijn hand ln mijn vestjeszak. Mijn
horloge wa® weg evenals mijn portemonnaie.
Vreemd -genoeg 'hadden zij mij echter mijn sleutel
bos gelaten.
De detective keek op zijn horloge. „Tien uur", zed-
-d-e hij. „ïk heb honger als een paard' en u ziet er
ook nog als uitgehongerd uit. We zullen straks sa
men eens flink gaan soupeeren, wanneer ik even
een blik in- de verschillende hoekje® hier gewor
pen heb".
Mijn nieuwsgierigheid kreeg de overhand over
mijn honger cn ik -ging met hem mede naar den
kelder.
„Mij hebben zij gelukkig niet ontdekt", vertelde
de -detective. „Ik zeg zij, want ik heb de bewijzen,
-dat er minstens twee waren. Op het oogenblik, dat
zij zich op u wierpe-n, was ik al reeds in de open
staande kelderopening gekropen en deed de deur
achter mij toe. Nadat de smeerlappen \u naar boven
gedragen hadden, 'maajkten zij: tonmiiddellijik aan
stalten om weg te gaan. Het, denkbeeld, dat er nog
meer met u meegekomen waren, schijnt zelfs niet bij
hen opgekomen te zijn. Vermoedelijk echter rede
neerden zij zoo, dat, waar het een gelukt was hun
schuilplaats te ontdekken, ook -anderen' dat zouderf
kunnen. Daarom pakten zij heel verstandig hun
biezen".
„Diat alles d® heel interessant", zeide ik gemolijk,
„maar toch geen reden, w-aarom u mij niet te hulp
gekomen bent. "U bent toch genoeg gewapend om
n'iet bang behoeven te zijn voor een paar mannen
en een oud wijf."
„U ikunt er zeker van zijn, dat ik gekomen wa®,
als ik gekund had", antwoordde de detective. „De
schurken hadden mij, zonder dat zij het wisten,
achter slot en (grendel gezet. U kunt zelf zien, wat
voor groote kisten, planken en andere rommel .de
keldergang vullen. Dat alle® hadden zij voor de, kel
derdeur gegooid, waarachter ik mij verborgen had.
HpI was mij absoluut onmogelijk de deur open te
krijgen en -eerst een uur -gel-eden' gelukte het mij' te
on.tvluchten door het kelderraam, waarvan ik echter
eerst de opening grooter moest maken door de
lijsten weg te breken-. Met ontzettende moeite -slaag-
<1© ik «er toen dm de goed gegrendelde 'huisdeur open
te krijgen en naar u toe te koenen. Dat alles kostte
tijd".
Ik schaamde mij over mijn twijfel en verzekerde
hem, dat ik volkomen overtuigd was van 'zijn goeden
wil, om mij te hulp te komen, zoodra het hem moge
lijk wa®.
In den kelder was niets bijzondemi te vinden, be
halve misschien ln (het gedeelte, waaruit" het af
schuwelijke gehuil gekomen was. Het leed geen twij
fel, of er had zich daarin een levend wezen opge
houden.
Een vreeöelijike «tank sloeg ons op de keel. Ën hoe
wel de ruimte inderhaast bijna heelemaal leegge
maakt was, konden we toch zien, dat er in de<n hoek
een hoop vuil gelegén moest -hebben. In een anderen
hoek, waar ook nog stroo te zien was, had men een
groeten haak dn den muur geslagen, waaraan een
ijzeren ketting hing, die veel sterker en grover was
dan -een gewone honden ketting.
Wat voor een vreemd dier moest hier opgesloten
geweest zijn! Een dier, dat geluiden uitstiet, die aan
het brullen van een hyena, het janken v-an een hond,
of het gillen van- een krankzinnige denken deden.
Detective Lerner beweerde voor een onoplosbaar
raadsel te «taan. Toen hij '6 nachts door de ruiten
gekeken -had, had) hij slechts een donker voorwerp
op dien hoop stroo ontdekt. Hei had1 best een groote
Newfoundlander, maar even goed een ander merk
waardig dier kunnen zijn. Wat het ook geweest w-a®,
imen had -ervoor gGzorgd het te verbergen. Dat be
wees de overijlde vlucht.
Wanneer het spoor, dat Lerner en ik '«nachts
gevolgd hadden en dat ons van de plek, waar de
chauffeurspet gevonden was, naar deze schuilplaats
der bandieten -gevoerd' had', niet valsch was, dan
waren naar alle waarschijnlijkheid deze menschen
zoowel bij den diefstal van den diadeem als bij den
moord' betrokken. Misschien waren wij dichter bij de
oplossing van het raadsel geweest dam wij zelf ge-
Loofden.
„Ik heb. terwijl ik u zocht, vlug dn de meeste
kamers hierboven rondgekeken", zeide de 'detective.
„Nergens heb lik echter óok maar het kleinste aan-
knoopdnspun-t gevonden. De kamers zijn leeg en
blijkbaar in langen tijd niet gebruikt. Maar laten
we nu nog even gaan kijken in -het vertrek achter d-e
kamer, w-aarin u gel-egen hebt. Daar hen dk nog niet
geweest".
Ik was doodmoe en de honger kwelde mij, maar
ik volgde den detective toch.
Dit. vertrek was naar alle waarschijnlijkheid de
eigenlijk® woonkamer geweest Hier stonden enkele
wankele stoelen, «een tafel, een waschtafeltj-e- en een
paar oude houten ledikantenmet stinkende stroo
ma trassen en aan flarden geraakte dekens. Bier-
flesschan lagen in alle hoeken. In een groote kachel
scheen kort geledien -een groote massa papier ver
brand te zijn. De verkoolde overblijfselen waren nog
te zien.
Wordt vervolgd.