EEK LIEFDE IK DE WILDERNIS. Het Hoogheemraadschap Noordhoilaiids Noorderkwartier. TWEEDE BLAD, Nieuwe Abonné's De dinqen om ons heen. FEUILLETON. Leeren leven. Zaterdag 18 Juni 1921. 64sfe Jaargang. No. 6840. ontvangen de nummers die nog tot 1 Juli a.s verschijnen GRATIS. DE UITGEVERS. De Waterenoodlasten. Na do beschouwingen in mijn beide vorige arti kelen over de lasten, aan het hoogheemraadschap te voldoen ter bekostiging van het dijksonderhoud, volgt dan thans iets over de dekking van de kosten wegens dijkwerken na den stormvloed en den wa tersnood. Do kosten van die werken werden begroot op f 20.000.000. Zij werden aanvankelijk door de provin cie ondernomen voor rekening van de waterschap pen: Anna Paulownapolder, polder Wieringcrwaard, polder' Waard en Groet, ambacht Vier Noorder Kog gen, ambacbt Drechterland, Schardam en Keviken- dijk, polder de Zeevang, Zuidpolder bij Edam, polder Katwoude, de Nieuwendam, hoogheemraadschap Wa terland, Genoemde waterschappen moesten zich in afwachting van een nadere regeling tegenover de provincie, die de bonoodigde gelden zou voorschieten, vqor terugbetaling garant stellen. Deze nadere rege ling werd getroffen bij het reglement voor het nieuwe hoogheemraadschap. De voorstellen dienaangaande van Gedeputeerde .Staten voldeden niet aan de gekoesterde verwach tingen. Zij kwamen hierop neer, dat van de rente en af lossing op do watersnoodleening-60 zou komen voor rekening van de waterschappen en ingelanden, die aan hethoogheemraadschap schuldplichtig zou den zijn on 40 ten laste van de provincie. Toen viel te voorzien dat do kosten der dijkwerken in to taal do 20 millioen gulden zouden overschrijden, werd de bijdrage van het hoogheemraadschap tot 40 van die 20 millioen beperkt en nam de pro vincie hot overige geheel voor haar rekening. Intus- schen was naar veler overtuiging bij het behoud van het grootste deel onzer provincie, bij haar verdedi ging tegen de zee,bij haar vöortdurenden en toene- mendon bloei, het algemeen provinciaal belang aller- .cerst betrokken. Het belang van de geheele provin- de was hier nog sterker dan het belang van de on derscheidene deelen. De overstroomde gedeelten te herscheppen in •bloeiende landouwen, de bedreigde streken t.0 bèhoeden tegen nieuwe gevaren, waren onderwerpen van ?eor algemeen belang, ook van al- gemeen rijksbelang. En krachtig werd er daarom van alle zijden uit de provincie op aangedrongen, d<it de provincie meer dan 40 zou bijdragen en oók hot rijk finontieele hulp zou bieden. Hei eerste stuitte af op hot blijvend verzet van Gedeputeerde Staten. Do provinciale bijdrage was -n bleef 40 en de eigenaars van gebouwen en landerijon, groote en kleine bezitters, zij zouden, zoo als Gedeputeerde Staten het uitdrukten, hun uiter ste krachten moeten inspannen om zooveel als maar (•enigszins mogelijk blijkt, tot delging van de water- snoodleening op te brengen. Niet alleen de groot grondbezitters, neen, ook de eigenaars van weinige hectaren, soms zwaar belast met hypotheek, ook de kleine land- en tuinbouwers, ook de harde werkers, die zich na jarenlang ploeteren en sparen het bezit van een eigen huisje hebben Weten te verzekeren. Door heel het gebied van het hoogheemraadschap in Waterland, 'in de Zaanstreek, in Westfriesland, aan den Langondijk, in en rondom Alkmaar, enz. enz. Anders ging het. mot de rijksbijdrage. Het was nog onbekend of het rijk tot verleenen van gelde lijke hulp bereid zou worden bevonden, hoewel oenig uitzicht daarop wel was geopend. Welnu, kwain er oen rijksbijdrage, dan wilden Gedeputeerde Staten dezé maar kalmpjes geheel voor de provincie in palmen. Do 40 provinciale bijdrage zou er nog door verminderen, de 60 van de inwoners der ge- ifisterde en bedreigde gebieden zouden onveranderd blijven, 't Is waar ook, zij moesten immers de „uiter st* krachten inipanntn" sa W aehttsa Gsdtpu- teerde Staten mogelijk en billijk. Xk heb toen in de Statenvergadering voorgesteld, dat, als er een rijke- bijdrage kwam, provincie en hoogheemraadschap deze gelijk op zouden deelen. Hevig verzet ook hier tegen van Gedeputeerde Staten. Maar het mocht dan toch na heel veel moeite gelukken dit amendement met 35 tegen 22 stemmen aangenomen te krijgen. Helaas openbaarde zich ook hij deze stemming nog etn tegenstelling tusschen Amsterdam en het platte land. Mijn amendement had ik door drie Amsterdam mers (de heeren Van der Waerden, Rahusen en De Jong Schouwenburg) mede-onderteekend weten te krijgen en toch stemden met 5 Gedeputeerden uit sluitend 17 Amsterdammers en niemand anders daar tegen. Kort geleden is in cijfers gebleken, van hoe groot financieel belang voor de Ingelanden en eigenaars van gebouwen deze zaak toch Inderdaad wel is. De rijksbijdrage is namelijk dezer dagen bekend ge worden. Zij zal over 1920 belcopen do belangrijke som van ruim f334000.—, waarvan dus ruim f167000 in mindering komt op de door het hoogheemraadschap aan zijn schuldplichtigen op te leggen watersnood- lasten. Deze zouden anders het eerste jaar zijn f753000.—, nu wordt het bedrag teruggebracht tot f586000.—. Vplgende Jaren wordt de rijksbijdrage vermoedelijk zelfs nog hoager. Hoe wordt nu dit bedrag over de schuldplichtigen verdeeld? Eerst wordt een gedeelte voldaan door de waterschappen welke door het hoogheemraadschap van het dijksbeheer worden ontlast. Zij dragen te zamen ruim 26 van deze f 586000.Op hen rustte de plicht tot onderhoud van do dijken, zoo is ge zegd, en zij moeten dus een deel van de herstellings kosten betalen. Ik heb reeds zoer betwijfeld of dit juist gezien is. Dat zou het zijn, indien het onder- boud verwaarloosd was. Dan ware die 26 te be schouwen als een soort erfzonde. Maar tegen een geweldige natuurramp als de stormvloed van 1916 was, kon niemand zich wapenen. De overige 74 van f586000 worden door het hoogheemraadschap rechtstreeks over de eigenaars van gebouwde en ongebouwde eigendommen omgeslagen. Zooals lk in mijn vorig artikel opmerkte brengt 1 van de belastbare opbrengst f 115000 op. Vermoedelijk zal dus ongeveer 3i^ noodig zijn. Ook hierbij wordt de belastbare opbrengst van het gebouwd slechts voor de helft in aanmerking genomen. Ieder kan met zijn grondbelastingbiljet dat de belastbare opbrengst vermeldt deze 3X bere kenen. Eén groote onbillijkheid valt hierbij nog te ver melden, n.1. dat Amsterdam in dezen omslag niets bijdraagt. Het is niet ernstig weersproken dat bij den stormvloed in 1916 ook een deel van Amsterdam eenig gevaar liep en daartegen maatregelen werden genomen. Maar dan moesten billijkheidshalve ook de Ajnsterdamsche gebouwen in den watersnood omslag medebetalen. Het blijkt wel, dat er in de regeling betreffende de financiën van het hoogheemraadschap nog verschil lende onjuistheden voorkomen. Ik noemde daarvan de te lage bijdrage der provincie, het in het geheel niet medebetalen door Amsterdam, het slechts voor de helft in aanmerking nemen van belastbare op brengst. der gebouwde eigendommen. Vermoedelijk is er nog wel meer. Het is zeker do algemeen© wensch, dat het nieuwe bestuur van het hoogheem raadschap, nadat aanstonds ook de hoofdingelan den gekozen zullen zijn, niet zal schromen op deze en andere punten zoo noodig met de grootste kracht voor de belangen der schuldplichtigen overal waar het pas geeft met kracht op te komen. Want ook aan I de draagkracht en dat „inspannen van de uiterste j krachten" van deze groepen van belastingplichti gen komt eenmaal een einde. Purmerend. D. KOOIMAN. In ons vorig artikel behandelden wij het lesje, j aan Moskou gegeven inzake de onmogelijkheid van j produceeren zonder hulp van het kapitaal eri zonder de hulp van leiders en van een georganiseerde ver- deeling van goederen. Er is evenwel aan deze quaestie nog een andere kant. I Een, die in de eerste plaats politisch is, veel meer dan economisch. N.I., dat deze pressie op Moskou ditmaal werd uitgeoefend, te zamen, door twee groe pen van menschen, die nog feitelijk, zij het dan ook niet formeel, eikaars vijanden zijn. Britten en Duit- schers gingen samen. Het „Gott strafe England", was evenzeer vergeten, als de „dirty Hun" en Brit- sche en Duitsche industriëelen en kooplui en finan ciers werkten eendrachtig samen. In hun eigen wel begrepen belang weliswaar, doch al konden zij het niet helpen toch tevens in dat van de geheele wereld. „Zoo een lid lijdt, lijden alle leden mede", staat niet. voor niets in den Bbbel en Aesopus schreef niet \(>or niemendal <zijn fabel van de lichaamsdeelen, die slaakten om den maag te plagen. De wereld is nu eenmaal een organisme, een een- ROMAN VAN HULRERT FOOTNER. Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roldanus Jr. UITG. W. DE HAAN, UTRECHT. 26. „Je vroegere meisje is weer terug. Gelukkig voor jou, dat* zij er niet gelijk waren". Dit laatste bericht maakte meer indruk op Sam dan het eerste. Zonder dat hij er iets aan doen kon, kreeg'hij een vuurroode kleur. Het hinderde hem, dat bij zich in hun tegenwoordigheid zoo verried. Zij lachten spottend. „Je bedoelt zeker Bela", zeide hij. „De kolonie staat open voor haar, zóu ik zoo zeggen. En zij is even min van mij als die andere". „Zij heeft een resteran geopend in. de hut bij de factorij", ging Jack voort.' „We hebben er gedineerd. Zes bits per man. Ga mee soupeeren." „Gepn haar op mijn hoofd, dat eraan denkt!" zeide Sam. Hij trok aan de teugels en reed verder. Zijn gevoelens waren zeer gemengd. Hij begreep dat hij zich fatsoenshalve voornamelijk over Jennie Mackall bezorgd maken moest, maar hij kon Bela niet uit zijn gedachten zetten. Hij was boos en bang tegelijk door haar komst. Juist nu hij zich vrij op zijn gemak begon, te voelen, moest zij de vroegere on rust in zijn hart weer wakker maken! Juist nu de mennen do geschiedenis, die hem zoo vernederde, begonnen te vergeten, kwam zij terug, om die weer te doen herlovenI Sam moest iets hebben om boos op te worden en tegen den tijd, dat hij bij de company post kwam, bad hij zich weten op te werken tot een graad van heftige verontwaardiging tegen de Beatties, die, zoo als hij tot zichzelf zeide, Jenpie Mackall naar huis gestuurd hadden om haar van hem te scheiden. Toen hij bij het huis kwam, reed hij brutaal den hou-vel op. om een verklaring te eischen. Mrs. Beattie zat kalm als altijd op de waranda te naaien. „Ik heb gehoord, dat Miss Mackall weg is", zeide 8am stijf. „Zij is vannacht ziek geworden", antwoordde Mrs. beattie. „En daarom vonden we allemaal, dat hot het beste voor haar was pm te gaan, nu zich daar voor een geschikte gelegenheid voordeed Sam stond besluiteloos. held wttrls geen schakel, geen raadje kan worden gemist, sonder dat het geheel hokt. Elke schakel, die uitvalt, elk rad, dat wordt toegevoegd, heeft een verplaatsing, een verschuiving van kracht en wer king tengevolge, die onmiddellijk invloed heeft op het mouvement van het geheel. Iedere ontdekking, iedere tegenslag in onverschil lig welk produceerend bedrijf, heeft -aanstonds in vloed op alle andere. Het afbranden van een fosfaatbergplaats ergens in Zuid-Amerika, al is ook de waar verzekerd, zoo dat de eigenaar geen schade lijdt, heeft invloed op den prijs'der meststoffen in het algemeen, dus op den prijs van het graan, dus op dien van het brood, dat wij hier eten, dus op ons levensonderhoud en dus op de loonen van hen, wier levensonderhoud duurder wordt. Natuurlijk is zulk een brand een factor, die slechts een geringen invloed uitoefent. Niemand zal een gulden per Jaar meer loon beuren in Europa, als het graan een gulden per ton duurder wordt, doch als eenige op zich zelf nog zoo onaanzienlijke factoren samenkomen, zal het resultaat wel degelijk zichtbaar worden. Geen enkel land, met uitzondering wellicht van de Vereenigde Staten, die zich uitstrekken van ge matigd-noordelijk tot subtropisch klimaat, kan zich zelf bedruipen, bezit in en op eigen bodem in ge noegzame hoeveelheid alles wat noodig is voor zijn bevolking. Elk land moet handel drijven met andere. Om de doodeenvoudige reden, dat elk land, natuur lijkerwijs, in hoofdzaak die producten voortbrengt, die met de minste kosten en moeite kunnen worden geproduceerd. Nederland produceert geen zuivel, omdat wij nu eenmaal zoo'n zwak hebben voor koeienmelken en karnen ,doch omdat een koe op onzen grond pleegt te gedijen en omdat die grond voor het kweeken van suikerriet of koffie nu eenmaal minder geschikt is... Desgelijks kweekt men in Brabant suikerbieten, si garen, laarzen en binnenhuizen voor schilders, om dat er voor zeegezichten, thee, barnsteenen pijpen en Friesche kaas weinig of geen materiaal voorhan den is. Nu is het natuurlijk mét kracht en Vliegwerk mo gelijk, geholpen door invoerrechten, porducenten aan een bestaan te helpen bij het vervaardigen _van een of ander artikel, dat feitelijk niet inheemsch is. Ik zie kans, met moeite, broeikassen en kapitaal, in Nederland zijderupsen te gaan kweeken en een zijdeindustrie te beginnen, wanneer er althans om der mijn vrienden een paar Kamerleden of mi nisters zijn, die de vriendelijkheid hebben den in voer van buitenlandsche zijde, door middel van een invoerverbod of een zeer hoog invoerrecht, onmoge- lenk te maken. Al wie dan in Nederland zijden sok ken of bloesjes wil dragen, zou bij mij ter markt moeten komen. Ik-alleen zou er zijde bij spinnen. Iedereen zou den prijs moeten betalen, dien ik ge liefde te vragen in plaat9 van voor een vierde in het buitenland hetzelfde artikel beter te kunnen koo- pen. Beter, omdat men daar waar de industrie in heemsch is, met het artikel beter vertrouwd is, en er meer ervaring van heeft, langgeoefende arbeiders en zeer volmaakte machines bezit, ldie voor mij niet noodig zijn aan te schaffen, waar ik toch geen con currentie heb te duchten. O, die manier, met cadeautjes van alle consu menten, van het geheele volk, bestaat er natuurlijk wel kans voor een land om zich door kunstmatige productie meer en meer onafhankelijk te maken van andere volken, doch gelijk van zelf spreekt, brengt deze methode eigenaardige bezwaren mede. Bezwa ren van financieelen en ten slotte ook van techni- schen aard, waarover we hier niet behoeven uit te weiden. Wanneer we de handelsrelaties nagaan, die voor den oorlog bestonden tusschen landen als Duitsch land en Engeland, die tot elkanders beste klanten behoorden met een Britsche import naar Duitsch- land van veertig en eeri invoer uit Duitschland van bijna zestig millioen pond, dan is het duidelijk, dat men zulk een klant en zulk een leverancier niet dan met groote moeilijkheden kan missen of op stel en sprong door anderen kan vervangen. Bovendien spreekt het vanzelf, dat wanneer mijn behoefte aan i invoerartikelen gelijk blijft, doch' de hoofdleverancier I vervalt, degenen, bij wie ik dan ter markt m^et komen, terdege van mijn vraag en van het gerin- I ger aanbod gebruik zal maken, door mij hooger prij- I zen te berekenen. Maar terzelfder tijd ziet mijn in- I clustrie, die nu een goed afnemer moet missen, geen kans voor dezelfde grootte van productie een afzet gebied te vinden en moet dus of haar werkzaamheid inkrimpen of zich tevreden stellen met lager prijs en geringer winst. tn beide gevallen schade. Die schade getroost.men zich tijdelijk: in oorlogs opwinding of in een periode van gemakkelijk inge- graaide oorlogswinstmakerij. Maar als die roes is uitgeslapen en de zoogenaamde verhoogde koop kracht van het publiek, die de Ö.-W. mogelijk maak- to, slechts een papieren welvaart blijkt te zijn, als de plotselinge woekerwinst verspild i9 of de bezit ter er van komt tot de bezadigdheid in zijn uitgaven van den man, wiens vader en grootvader ook al wel gestelde heeren waren, begint men in te zien, dat die sehads kunstmatig Is, nist behoeft te worden gele den. In te elen, dat het beter ls tot den ouden leveran cier, tot den ouden afnemer terug te keeren. Men kan geen oorlog voeren, tenzij nadat chauvinisme kunstmatig is opgezweept tot nationale haat en evenmin internationaal handeldrijven tenzij er zoo al geen genegenheid, dan toch een soort van drage lijke verstandhouding tusschen de volken bestaat. En 'op den duur zijn grooter winsten, grooter af zetgebied, goedkooper inkoopen, geringer kosten van lev ensonderhoud toch van meer belang, dan inter nationale haat en scheldpartijen. Dit is men ongeveer gelijktijdig in Engeland en in Duitschland gaan izien. Niet de regeerders, dio nog steeds leven van beau langage, van frasen, maar de zakenlui, die leven van „bonne soupe". Terwijl de regeerders nog steeds hun best deden elkanders land het leven zuur te maken met invoer rechten en uitvoerverboden en wat dies meer zij en zoo don geregelden gang van zaken nog verder in de war te sturen gelijk zij met de krankzinnig heid der verhoogde posttarieven alles doen om het verkeer te belemmeren en te bemoeilijken, kwamen de kooplui tot een uitweg. Nu directe handel tusschen Engeland en Duitsch land door een complex van belemmerende bepalin gen onmogelijk werd gemaakt, kozen zij een derden weg, om zich niet te laten verstikken door hun vaderlijke zorgende regeeringen, die dit niet willen, dat niet toelaten, zus belasten en zoo eischen. Als die honderdzooveel millioen Duitschers en En- gelschen dan niet direct als elkanders afnemer mochten en konden optreden, zouden zij elders die honderdzooveel millioen afnemers vinden, die zij niet konden missen. Dit was blijkbaar hun redenee ring. De Gottstrafen en de Hun, die tot 1919 in eikaars oog voor niets deugden, bleken, als het op zaken aankwam, elkander niet zoover te ontloopen. Na zes jaar ontdekte de ergste Duitscher en de meest-ver- jingode Brit, dat je „met dien kerel" heel goed in het Londensche Savoyehotel of in Berlijn bij Adlon kon eten en praten, dat de dischgenoot zich niet met zijn vork manicuurde, niet met stikgaspastil les op zak liep, kortom precies zoo'n zakenman was, als waarmede men in eigen land dagelijks in relatie stond. Dat nu Rusland waar Lenin genoeg „bour geois" is geworden om te erkennen, dat hij het zon der het kapitalistische buitenland niet af kan het land is dat het eerst voor deze Anglo-Duitsche exploitatie in aanmerking zal komen, is voor de Rus sen, die toch al niet veel meer hebben te verliezen, niet zeer aangenaam, doch tenslotte is dit de be proeving die het Sovietland nu eenmaal zal hebben te ondergaan. Licht zal die beproeving niet zijn, want Engeland en Duitschland hebben allebei veel verlies in te halen en Rusland, dat geen basis van garantie heeft, zal duur hebben te betalen en maar een klein prijsje krijgen voor wat het levert. Zoo is nu eenmaal 's werelds beloop. UITKIJK. „Zij heeft een briefje voor je achtergelaten. Ik zal het even voor Je halen", zeide zij, terwijl zij opstond. En eenige oogenblikken later las Sam in een bijna onleesbaar schrift: „Beste jongen. Ik kan niet hier blijven. Ik ben ziek. Ik kan het je niet verder uitleggen. Ik kan nauwelijks een pen vasthouden. Het is vreeselijk, dat ik gaan moet zonder je te spreken. Maar probeer niet mij te volgen. Ik zal je later wel schrijven, wanneer ik kalm kan denken. O, het is vree selijk. Pas goed op je zelf. Laat je niet mislei den. Ik zou meer zeggen als ik durfde. Verscheur dezen onmiddellijk. Vergeet me niet. Steeds je Jennie". Sam maakte een stijve buiging voor Mrs. Bea/ttie en keerde zdc.hi om. Die brief veitoa/asde eni verbit terde hem. De emotie, -die er uit ademde, vond geen weerklank in zijn eigen borst. De woorden klonken overdreven, en dwaas. Waarom ter wereld zo-u hij haar volgen? Hiji begreep de bedekte toespeling op Bela. Maar het was heusch niet noodig, dat Jennie hem tegen haar waarschuwde. Tegelijkertijd voelde Sam; -zich slecht omdat bij geen grooter verdriet over Jennie's weggaan voelde. Tenslotte vloekte hij' binnensmonds en besloot bij opnieuw niets meer met vrouwen te maken -te wil len hebben. Geen vermoeden' van dien waren stand van zaken kwam In zijn bredn op. Toen 'hij1 in zijn kar naar Oriers Point terugging, moest bij langö het huisje, waarin, zooals hem verteld was, dat Bela was. Rook steeg uit den' schoor steen op. (Een groote onrust maakte zich van hem meester; bij' dacht nu heelemaal niet meer aan Jen nie. Hij boorde eeni groote bedrijvigheid d-n het huis je. Hij' legd'e die zweep over zijn paarden, om zoo gauw mogelijk er voorbij te zijn. Maar hier was geen sprake van: uit 'het oog, uit het hart. „Wat hebik toch?" vroeg hij geprikkeld aan zich zelf. „Ik ben toch mijn eigen baas. Niemand heeft iets over mij' te zeggen, Wat kan mij bet schelen al opent zij een dozijn restaurants? Je zoudt den ken. dat dik bang was voor het meisje. Belachelijk! Lieve hemel! Ik wou, dlat ze op de Mookerhei zat!" De volgende dagen/ was Bela het voornaamste on derwerp van het gesprak. Haar restaurant werd het algemeen® rendez-vous van alle blanken. D-e landmeter -en de poll Me-ambtenaren brachten er hun vrije uren door. Stiffy en Mahooley ontsloe gen hun kok en gingen er eveneens been. De hut bleek niet .groot genoeg om1 allen te bevatten en Gra- ves stuurde een tent, om die er als keuken bij te gebruiken. Daar iSam de eenige blanke was, die 'het restau rant niet met zijn'tegenwoordigheid vereerde, werd! hij op zijn heen- en terugrit wel zesmaal aangehou den, om te luisteren maar de bijzonderheden van den laatst/en prachitigen maaltijd bij' Bela. „Echt gerezen brood en' echte boter, mijnheer! Spi nazie eri sla uit d'e missie! Gebraden eend en prai rie kuikens; gestoofde konijn en gebakken visch zoo •uit het meer! Pudding met rozijnen en Zondags abri kozen-pastel.-" Bela 'bracht, naar het scheen, Iedereen onder 'haar invloed. Maar niet' alleen bet lekkere eten' maakte (Bela's restaurant aantrekkelijk. De mannen vertelden hoe prettig zij' hen altijd verwelkomde en hen zich zoo op 'hun gemak liet voelen. Zij herinnerde zich al tijd waar zij' van hielden .en inliet' van- 'hielden: zij lette er steeds- op, dat hun (borden niet leeg raakten. Wanneer de tafel afgenomen was, mochten zij rocken eri kaarten. -Bela was ook voor -een grapje te vinden en had niets hooghartigs over zich. En gevatte -antwoorden dat zij wist te geven! Maar al les in alle eer en deugd, hoorl Als -een der mannen te brutaal zou worden, zouden de anderen bem er gauw uitsmijten! Maar niemand' probeerde het ooit zij had iets over zich -een medd om je hoed voor af te nemen? Dat was a-ltijd het eind der lofliederen: „Een meld om je hoed voor af te -nemen, mijnheër!" Allen waren I even dankbaar jegens Bela gestemd. Het was een plek,om er lederen avond1 naar toe te gaan. Je i von-dt er die voordeelen van een tehuis en een gezel- lige club, In het Noorden werdén de mannen gauw vervel-end en lusteloos -door gebrek aan1 .amusemen ten. j (Dat alles bracht een nieuwe zijde van Bela's- ka- i rak ter aan het licht. In zulk een omgeving moest zij I zich wel goed' ontwikkelen-. Het leek wel alsof zij zich al-s een koningin -te midden van haar hovelin gen bewoog. Zij vochten erom wie haar bevelen mocht uitvoeren. 'Na al die verhalen aangehoord' te hebben, moest de arme 'S-am. d.an, recht voo-r zich uitstarend, langs |het restaurant rijden en alleen' zijn .avondeten op Grier's Podnt koken. Hij kon nu zelfs -niet meer er op"" rekenen, dat er nu en dan een vriend met hem meeging, want allen- haastten zich zoo gauw (moge lijk neer Bela's restaurant. En- hij begon- ten slotte don ook erg onder zijn eenzaamheid te lijdien. Wanneer hij in zijn deken „Och, ook dèt zal -worden toegelaten". (Het Christendom, een oceaan van 'bloed en tranen 'milldoenen in) naam van Christus vermoord mil- lioenen in den laatsten oorlog gevallen millioe- oiien en mlillioenienj achtergebleven, wier leven ver woest is millioenen- en imlllioenen -verwanten der gevallenen en der verminkten in rouwe en in wrok over datgene wat over hen is gek-omen... .Eb waarom zij' maar niet kunnen Inlzlen, dat -dit noodig was... Het is dan ook wél een schrale trooist van kansel en spreekgestoelte te moeten hoo ren: „Het is geweest de wil des Heeren, het heeft zoo moeten zijn." Dat is een antwoord -nóg. minder dan -der opgevreten plant gegeven, da plant die vroeg: „Wlaartoe leef lk? waarom moet'ik dienen tot voedisel, waarom moet lk vallen als offer v-an den onveraadigHjken htonger en de alles vertrappende loggq pooten vam dlat -groote beest?" Het: „Klaagt miet, gij zijt bet offer van en het ge- -be-zQgde middel tot den eeuwdgdurenden strijd, -die brengt: vooruitgang", geeft tenminste een antwoord op d'e -vraag naar bestemming. M-aar het is zoo zinloos, het ls zoo absoluut onbe'- vredigend:, voor velen izoo weerzinwekkend, dlat-waan wij|ze gewauwel: .„Het ds.de wil- des .Heeren, het heeft zoo moeten zijn." Waanwijs gewauwel en een smoes je om de menschen -zoet te houden het veelbe proefde >en immer no-g. geslaagde middel o-m de goe-e gemeente vooral te doen dmzien, dlat wij ons hebben te buigen voor hoolger wil en dat ieder mensch tot plicht heeft: „Eerbiedig te .-dienen- onder bid dend opalen." Tri d'e eerste plaats eerbiedig heeft te dienen en bididcnid' heeft op te zien naar hen, -die dat gewauwel verkondigen, want: „Baar komt het ten slotte toch maar op neer, dat ds einddoel' van het meeste gepreek." gerold1 in. een kouden motregen op den slaap lag •te wachten, 'kon zijn geestesoo-r het blijde lachen in de hut drie mijlen verder hooren. Wanneer hij -zich zwak begon te voelen, moest hij zich steeds meer inspannen -om zdjmi woede tegen -d'e oorzaak van al' die ellende aan -te wakkeren. Op een aniddaig, dat bij' vroeger terugging dan ge woonlijk, zag hij: haar op het rechte stuk weg tus-/ schen d-e twee factorijen aankomen. Hij kon zich niet vergissen in die slanke, tengere gestalte met den trotsöhien en aderlijken gang als van. een vol bloed!. -Zijn hart begon onstuimig te kloppen. Het was naets mogelijk een ontmoeting te vermijden, tenzij hij omkeerde en voor haar vluchtte. En daar viel -ndet aan te denken. Het was voor het eerst, dat zij na dien onver-getelijken ochtend dn 'het huls van Johbny -Cagnon elkander zagen. Sam verzamelde al zijn geestkracht en begon, te fluiten. Hij zou haar -eeris laten zien! W-at hij van plan was'haar .te laten- izden, zou hij ndet hebben kunnen zeggen, maar een opgewekt air en -een vroo- lijk gefluit 'hoorden erbij:. Het was zijn' bedoeling haar -op een-vrd'endschappelijk-onverschil'lige manier iets -toe te roepen, zooals iedereen- da-t, doen zou aiis ten-minste zijn hart niet udt zijn borst gesprongen was voor 'hij- bij haar was. ■Doch dat gebeerde ndet. Maar toen zij langs el kaar kwamen, kreeig hij den schok van zijn leven. Wat hij ook van haar verwacht mocht hebben, een snauw misschien of een smeekenden blik of oü minachtend afgewend hoofd;, van dat alles kwam niets. Kalm glimlachend keek zij naar hem op een uitdagend klonk het van hiaar lippen: „Allo, Sam!" Dat was hij ook v-an plan geweest te -doen, maar -nu was -dat niet meer mogelijk. Hij keek -haar clown achtig aan. Want uit h'r oogen was dets in de zijne gesprongen, iets zachts en vrees-elijiks en vreemds, dat hem wanhopig verlegen maakte. /Hij- legde de zweep over -zijn paarden en hoste d'en weg af. Den geheel-en nacht lag hij in zijn dokenz te woelen, -Haar vervloeken gaf hem- -geen voldoe ning. Het klonk hol. Naarmate de d a gén verliepen, drongen verhalen van anderen- aard tot Sam door. Het scheen, dat vele van Bela's kostgangers met haar wilden trouwen, speciaal de vier macnlnen, die he-t eerst gekomen waren. Zij hadden, naar men zeide, haar in optima forma ten huwelijk gevraagd', maar zij had hen tol alge-meene voldoening .een blauwtje laten luopen. Of dit nu waar was of niet, een feit was het, dat Husky Marr zijn aandeel verkocht en met. een York- sch-e boot wegging, terwijl Black Shand Fraser zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5