EEK LIEFDE IK DE WILDERNIS.
Het Hoogheemraadschap
Noordhoilaiids Noorderkwartier.
TWEEDE BLAD,
Nieuwe Abonné's
De dinqen om ons heen.
FEUILLETON.
Leeren leven.
Zaterdag 18 Juni 1921.
64sfe Jaargang. No. 6840.
ontvangen de nummers die nog
tot 1 Juli a.s verschijnen
GRATIS.
DE UITGEVERS.
De Waterenoodlasten.
Na do beschouwingen in mijn beide vorige arti
kelen over de lasten, aan het hoogheemraadschap te
voldoen ter bekostiging van het dijksonderhoud,
volgt dan thans iets over de dekking van de kosten
wegens dijkwerken na den stormvloed en den wa
tersnood.
Do kosten van die werken werden begroot op
f 20.000.000. Zij werden aanvankelijk door de provin
cie ondernomen voor rekening van de waterschap
pen: Anna Paulownapolder, polder Wieringcrwaard,
polder' Waard en Groet, ambacht Vier Noorder Kog
gen, ambacbt Drechterland, Schardam en Keviken-
dijk, polder de Zeevang, Zuidpolder bij Edam, polder
Katwoude, de Nieuwendam, hoogheemraadschap Wa
terland, Genoemde waterschappen moesten zich in
afwachting van een nadere regeling tegenover de
provincie, die de bonoodigde gelden zou voorschieten,
vqor terugbetaling garant stellen. Deze nadere rege
ling werd getroffen bij het reglement voor het nieuwe
hoogheemraadschap.
De voorstellen dienaangaande van Gedeputeerde
.Staten voldeden niet aan de gekoesterde verwach
tingen.
Zij kwamen hierop neer, dat van de rente en af
lossing op do watersnoodleening-60 zou komen
voor rekening van de waterschappen en ingelanden,
die aan hethoogheemraadschap schuldplichtig zou
den zijn on 40 ten laste van de provincie. Toen
viel te voorzien dat do kosten der dijkwerken in to
taal do 20 millioen gulden zouden overschrijden,
werd de bijdrage van het hoogheemraadschap tot
40 van die 20 millioen beperkt en nam de pro
vincie hot overige geheel voor haar rekening. Intus-
schen was naar veler overtuiging bij het behoud van
het grootste deel onzer provincie, bij haar verdedi
ging tegen de zee,bij haar vöortdurenden en toene-
mendon bloei, het algemeen provinciaal belang aller-
.cerst betrokken. Het belang van de geheele provin-
de was hier nog sterker dan het belang van de on
derscheidene deelen. De overstroomde gedeelten te
herscheppen in •bloeiende landouwen, de bedreigde
streken t.0 bèhoeden tegen nieuwe gevaren, waren
onderwerpen van ?eor algemeen belang, ook van al-
gemeen rijksbelang. En krachtig werd er daarom
van alle zijden uit de provincie op aangedrongen,
d<it de provincie meer dan 40 zou bijdragen en
oók hot rijk finontieele hulp zou bieden.
Hei eerste stuitte af op hot blijvend verzet van
Gedeputeerde Staten. Do provinciale bijdrage was
-n bleef 40 en de eigenaars van gebouwen en
landerijon, groote en kleine bezitters, zij zouden, zoo
als Gedeputeerde Staten het uitdrukten, hun uiter
ste krachten moeten inspannen om zooveel als maar
(•enigszins mogelijk blijkt, tot delging van de water-
snoodleening op te brengen. Niet alleen de groot
grondbezitters, neen, ook de eigenaars van weinige
hectaren, soms zwaar belast met hypotheek, ook de
kleine land- en tuinbouwers, ook de harde werkers,
die zich na jarenlang ploeteren en sparen het bezit
van een eigen huisje hebben Weten te verzekeren.
Door heel het gebied van het hoogheemraadschap in
Waterland, 'in de Zaanstreek, in Westfriesland, aan
den Langondijk, in en rondom Alkmaar, enz. enz.
Anders ging het. mot de rijksbijdrage. Het was
nog onbekend of het rijk tot verleenen van gelde
lijke hulp bereid zou worden bevonden, hoewel oenig
uitzicht daarop wel was geopend. Welnu, kwain er
oen rijksbijdrage, dan wilden Gedeputeerde Staten
dezé maar kalmpjes geheel voor de provincie in
palmen. Do 40 provinciale bijdrage zou er nog
door verminderen, de 60 van de inwoners der ge-
ifisterde en bedreigde gebieden zouden onveranderd
blijven, 't Is waar ook, zij moesten immers de „uiter
st* krachten inipanntn" sa W aehttsa Gsdtpu-
teerde Staten mogelijk en billijk. Xk heb toen in de
Statenvergadering voorgesteld, dat, als er een rijke-
bijdrage kwam, provincie en hoogheemraadschap
deze gelijk op zouden deelen. Hevig verzet ook hier
tegen van Gedeputeerde Staten. Maar het mocht dan
toch na heel veel moeite gelukken dit amendement
met 35 tegen 22 stemmen aangenomen te krijgen.
Helaas openbaarde zich ook hij deze stemming nog
etn tegenstelling tusschen Amsterdam en het platte
land. Mijn amendement had ik door drie Amsterdam
mers (de heeren Van der Waerden, Rahusen en De
Jong Schouwenburg) mede-onderteekend weten te
krijgen en toch stemden met 5 Gedeputeerden uit
sluitend 17 Amsterdammers en niemand anders
daar tegen.
Kort geleden is in cijfers gebleken, van hoe groot
financieel belang voor de Ingelanden en eigenaars
van gebouwen deze zaak toch Inderdaad wel is. De
rijksbijdrage is namelijk dezer dagen bekend ge
worden. Zij zal over 1920 belcopen do belangrijke som
van ruim f334000.—, waarvan dus ruim f167000 in
mindering komt op de door het hoogheemraadschap
aan zijn schuldplichtigen op te leggen watersnood-
lasten. Deze zouden anders het eerste jaar zijn
f753000.—, nu wordt het bedrag teruggebracht tot
f586000.—. Vplgende Jaren wordt de rijksbijdrage
vermoedelijk zelfs nog hoager.
Hoe wordt nu dit bedrag over de schuldplichtigen
verdeeld? Eerst wordt een gedeelte voldaan door de
waterschappen welke door het hoogheemraadschap
van het dijksbeheer worden ontlast. Zij dragen te
zamen ruim 26 van deze f 586000.Op hen rustte
de plicht tot onderhoud van do dijken, zoo is ge
zegd, en zij moeten dus een deel van de herstellings
kosten betalen. Ik heb reeds zoer betwijfeld of dit
juist gezien is. Dat zou het zijn, indien het onder-
boud verwaarloosd was. Dan ware die 26 te be
schouwen als een soort erfzonde. Maar tegen een
geweldige natuurramp als de stormvloed van 1916
was, kon niemand zich wapenen. De overige 74
van f586000 worden door het hoogheemraadschap
rechtstreeks over de eigenaars van gebouwde en
ongebouwde eigendommen omgeslagen. Zooals lk
in mijn vorig artikel opmerkte brengt 1 van de
belastbare opbrengst f 115000 op. Vermoedelijk zal
dus ongeveer 3i^ noodig zijn. Ook hierbij wordt
de belastbare opbrengst van het gebouwd slechts
voor de helft in aanmerking genomen.
Ieder kan met zijn grondbelastingbiljet dat de
belastbare opbrengst vermeldt deze 3X bere
kenen.
Eén groote onbillijkheid valt hierbij nog te ver
melden, n.1. dat Amsterdam in dezen omslag niets
bijdraagt. Het is niet ernstig weersproken dat bij
den stormvloed in 1916 ook een deel van Amsterdam
eenig gevaar liep en daartegen maatregelen werden
genomen. Maar dan moesten billijkheidshalve ook
de Ajnsterdamsche gebouwen in den watersnood
omslag medebetalen.
Het blijkt wel, dat er in de regeling betreffende de
financiën van het hoogheemraadschap nog verschil
lende onjuistheden voorkomen. Ik noemde daarvan
de te lage bijdrage der provincie, het in het geheel
niet medebetalen door Amsterdam, het slechts voor
de helft in aanmerking nemen van belastbare op
brengst. der gebouwde eigendommen. Vermoedelijk
is er nog wel meer. Het is zeker do algemeen©
wensch, dat het nieuwe bestuur van het hoogheem
raadschap, nadat aanstonds ook de hoofdingelan
den gekozen zullen zijn, niet zal schromen op deze
en andere punten zoo noodig met de grootste kracht
voor de belangen der schuldplichtigen overal waar
het pas geeft met kracht op te komen. Want ook aan
I de draagkracht en dat „inspannen van de uiterste
j krachten" van deze groepen van belastingplichti
gen komt eenmaal een einde.
Purmerend.
D. KOOIMAN.
In ons vorig artikel behandelden wij het lesje,
j aan Moskou gegeven inzake de onmogelijkheid van
j produceeren zonder hulp van het kapitaal eri zonder
de hulp van leiders en van een georganiseerde ver-
deeling van goederen.
Er is evenwel aan deze quaestie nog een andere
kant.
I Een, die in de eerste plaats politisch is, veel meer
dan economisch. N.I., dat deze pressie op Moskou
ditmaal werd uitgeoefend, te zamen, door twee groe
pen van menschen, die nog feitelijk, zij het dan ook
niet formeel, eikaars vijanden zijn. Britten en Duit-
schers gingen samen. Het „Gott strafe England",
was evenzeer vergeten, als de „dirty Hun" en Brit-
sche en Duitsche industriëelen en kooplui en finan
ciers werkten eendrachtig samen.
In hun eigen wel begrepen belang weliswaar,
doch al konden zij het niet helpen toch tevens
in dat van de geheele wereld.
„Zoo een lid lijdt, lijden alle leden mede", staat
niet. voor niets in den Bbbel en Aesopus schreef niet
\(>or niemendal <zijn fabel van de lichaamsdeelen, die
slaakten om den maag te plagen.
De wereld is nu eenmaal een organisme, een een-
ROMAN VAN HULRERT FOOTNER.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roldanus Jr.
UITG. W. DE HAAN, UTRECHT.
26.
„Je vroegere meisje is weer terug. Gelukkig voor
jou, dat* zij er niet gelijk waren".
Dit laatste bericht maakte meer indruk op Sam
dan het eerste. Zonder dat hij er iets aan doen kon,
kreeg'hij een vuurroode kleur. Het hinderde hem,
dat bij zich in hun tegenwoordigheid zoo verried.
Zij lachten spottend.
„Je bedoelt zeker Bela", zeide hij. „De kolonie staat
open voor haar, zóu ik zoo zeggen. En zij is even
min van mij als die andere".
„Zij heeft een resteran geopend in. de hut bij de
factorij", ging Jack voort.' „We hebben er gedineerd.
Zes bits per man. Ga mee soupeeren."
„Gepn haar op mijn hoofd, dat eraan denkt!" zeide
Sam.
Hij trok aan de teugels en reed verder.
Zijn gevoelens waren zeer gemengd. Hij begreep
dat hij zich fatsoenshalve voornamelijk over Jennie
Mackall bezorgd maken moest, maar hij kon Bela
niet uit zijn gedachten zetten. Hij was boos en bang
tegelijk door haar komst. Juist nu hij zich vrij op zijn
gemak begon, te voelen, moest zij de vroegere on
rust in zijn hart weer wakker maken! Juist nu de
mennen do geschiedenis, die hem zoo vernederde,
begonnen te vergeten, kwam zij terug, om die weer
te doen herlovenI
Sam moest iets hebben om boos op te worden en
tegen den tijd, dat hij bij de company post kwam,
bad hij zich weten op te werken tot een graad van
heftige verontwaardiging tegen de Beatties, die, zoo
als hij tot zichzelf zeide, Jenpie Mackall naar huis
gestuurd hadden om haar van hem te scheiden.
Toen hij bij het huis kwam, reed hij brutaal den
hou-vel op. om een verklaring te eischen. Mrs. Beattie
zat kalm als altijd op de waranda te naaien.
„Ik heb gehoord, dat Miss Mackall weg is", zeide
8am stijf.
„Zij is vannacht ziek geworden", antwoordde Mrs.
beattie. „En daarom vonden we allemaal, dat hot
het beste voor haar was pm te gaan, nu zich daar
voor een geschikte gelegenheid voordeed
Sam stond besluiteloos.
held wttrls geen schakel, geen raadje kan worden
gemist, sonder dat het geheel hokt. Elke schakel, die
uitvalt, elk rad, dat wordt toegevoegd, heeft een
verplaatsing, een verschuiving van kracht en wer
king tengevolge, die onmiddellijk invloed heeft op
het mouvement van het geheel.
Iedere ontdekking, iedere tegenslag in onverschil
lig welk produceerend bedrijf, heeft -aanstonds in
vloed op alle andere.
Het afbranden van een fosfaatbergplaats ergens in
Zuid-Amerika, al is ook de waar verzekerd, zoo
dat de eigenaar geen schade lijdt, heeft invloed op
den prijs'der meststoffen in het algemeen, dus op
den prijs van het graan, dus op dien van het brood,
dat wij hier eten, dus op ons levensonderhoud en
dus op de loonen van hen, wier levensonderhoud
duurder wordt.
Natuurlijk is zulk een brand een factor, die slechts
een geringen invloed uitoefent. Niemand zal een
gulden per Jaar meer loon beuren in Europa, als het
graan een gulden per ton duurder wordt, doch als
eenige op zich zelf nog zoo onaanzienlijke factoren
samenkomen, zal het resultaat wel degelijk zichtbaar
worden.
Geen enkel land, met uitzondering wellicht van
de Vereenigde Staten, die zich uitstrekken van ge
matigd-noordelijk tot subtropisch klimaat, kan zich
zelf bedruipen, bezit in en op eigen bodem in ge
noegzame hoeveelheid alles wat noodig is voor zijn
bevolking. Elk land moet handel drijven met andere.
Om de doodeenvoudige reden, dat elk land, natuur
lijkerwijs, in hoofdzaak die producten voortbrengt,
die met de minste kosten en moeite kunnen worden
geproduceerd.
Nederland produceert geen zuivel, omdat wij nu
eenmaal zoo'n zwak hebben voor koeienmelken en
karnen ,doch omdat een koe op onzen grond pleegt
te gedijen en omdat die grond voor het kweeken van
suikerriet of koffie nu eenmaal minder geschikt is...
Desgelijks kweekt men in Brabant suikerbieten, si
garen, laarzen en binnenhuizen voor schilders, om
dat er voor zeegezichten, thee, barnsteenen pijpen
en Friesche kaas weinig of geen materiaal voorhan
den is.
Nu is het natuurlijk mét kracht en Vliegwerk mo
gelijk, geholpen door invoerrechten, porducenten aan
een bestaan te helpen bij het vervaardigen _van een
of ander artikel, dat feitelijk niet inheemsch is.
Ik zie kans, met moeite, broeikassen en kapitaal,
in Nederland zijderupsen te gaan kweeken en een
zijdeindustrie te beginnen, wanneer er althans om
der mijn vrienden een paar Kamerleden of mi
nisters zijn, die de vriendelijkheid hebben den in
voer van buitenlandsche zijde, door middel van een
invoerverbod of een zeer hoog invoerrecht, onmoge-
lenk te maken. Al wie dan in Nederland zijden sok
ken of bloesjes wil dragen, zou bij mij ter markt
moeten komen. Ik-alleen zou er zijde bij spinnen.
Iedereen zou den prijs moeten betalen, dien ik ge
liefde te vragen in plaat9 van voor een vierde in
het buitenland hetzelfde artikel beter te kunnen koo-
pen. Beter, omdat men daar waar de industrie in
heemsch is, met het artikel beter vertrouwd is, en
er meer ervaring van heeft, langgeoefende arbeiders
en zeer volmaakte machines bezit, ldie voor mij niet
noodig zijn aan te schaffen, waar ik toch geen con
currentie heb te duchten.
O, die manier, met cadeautjes van alle consu
menten, van het geheele volk, bestaat er natuurlijk
wel kans voor een land om zich door kunstmatige
productie meer en meer onafhankelijk te maken van
andere volken, doch gelijk van zelf spreekt, brengt
deze methode eigenaardige bezwaren mede. Bezwa
ren van financieelen en ten slotte ook van techni-
schen aard, waarover we hier niet behoeven uit te
weiden.
Wanneer we de handelsrelaties nagaan, die voor
den oorlog bestonden tusschen landen als Duitsch
land en Engeland, die tot elkanders beste klanten
behoorden met een Britsche import naar Duitsch-
land van veertig en eeri invoer uit Duitschland van
bijna zestig millioen pond, dan is het duidelijk, dat
men zulk een klant en zulk een leverancier niet dan
met groote moeilijkheden kan missen of op stel en
sprong door anderen kan vervangen. Bovendien
spreekt het vanzelf, dat wanneer mijn behoefte aan
i invoerartikelen gelijk blijft, doch' de hoofdleverancier
I vervalt, degenen, bij wie ik dan ter markt m^et
komen, terdege van mijn vraag en van het gerin-
I ger aanbod gebruik zal maken, door mij hooger prij-
I zen te berekenen. Maar terzelfder tijd ziet mijn in-
I clustrie, die nu een goed afnemer moet missen, geen
kans voor dezelfde grootte van productie een afzet
gebied te vinden en moet dus of haar werkzaamheid
inkrimpen of zich tevreden stellen met lager prijs
en geringer winst.
tn beide gevallen schade.
Die schade getroost.men zich tijdelijk: in oorlogs
opwinding of in een periode van gemakkelijk inge-
graaide oorlogswinstmakerij. Maar als die roes is
uitgeslapen en de zoogenaamde verhoogde koop
kracht van het publiek, die de Ö.-W. mogelijk maak-
to, slechts een papieren welvaart blijkt te zijn, als
de plotselinge woekerwinst verspild i9 of de bezit
ter er van komt tot de bezadigdheid in zijn uitgaven
van den man, wiens vader en grootvader ook al wel
gestelde heeren waren, begint men in te zien, dat die
sehads kunstmatig Is, nist behoeft te worden gele
den.
In te elen, dat het beter ls tot den ouden leveran
cier, tot den ouden afnemer terug te keeren. Men
kan geen oorlog voeren, tenzij nadat chauvinisme
kunstmatig is opgezweept tot nationale haat en
evenmin internationaal handeldrijven tenzij er zoo
al geen genegenheid, dan toch een soort van drage
lijke verstandhouding tusschen de volken bestaat.
En 'op den duur zijn grooter winsten, grooter af
zetgebied, goedkooper inkoopen, geringer kosten van
lev ensonderhoud toch van meer belang, dan inter
nationale haat en scheldpartijen.
Dit is men ongeveer gelijktijdig in Engeland en
in Duitschland gaan izien. Niet de regeerders, dio
nog steeds leven van beau langage, van frasen, maar
de zakenlui, die leven van „bonne soupe".
Terwijl de regeerders nog steeds hun best deden
elkanders land het leven zuur te maken met invoer
rechten en uitvoerverboden en wat dies meer zij en
zoo don geregelden gang van zaken nog verder in
de war te sturen gelijk zij met de krankzinnig
heid der verhoogde posttarieven alles doen om het
verkeer te belemmeren en te bemoeilijken, kwamen
de kooplui tot een uitweg.
Nu directe handel tusschen Engeland en Duitsch
land door een complex van belemmerende bepalin
gen onmogelijk werd gemaakt, kozen zij een derden
weg, om zich niet te laten verstikken door hun
vaderlijke zorgende regeeringen, die dit niet willen,
dat niet toelaten, zus belasten en zoo eischen.
Als die honderdzooveel millioen Duitschers en En-
gelschen dan niet direct als elkanders afnemer
mochten en konden optreden, zouden zij elders die
honderdzooveel millioen afnemers vinden, die zij
niet konden missen. Dit was blijkbaar hun redenee
ring.
De Gottstrafen en de Hun, die tot 1919 in eikaars
oog voor niets deugden, bleken, als het op zaken
aankwam, elkander niet zoover te ontloopen. Na zes
jaar ontdekte de ergste Duitscher en de meest-ver-
jingode Brit, dat je „met dien kerel" heel goed in
het Londensche Savoyehotel of in Berlijn bij Adlon
kon eten en praten, dat de dischgenoot zich niet
met zijn vork manicuurde, niet met stikgaspastil
les op zak liep, kortom precies zoo'n zakenman was,
als waarmede men in eigen land dagelijks in relatie
stond.
Dat nu Rusland waar Lenin genoeg „bour
geois" is geworden om te erkennen, dat hij het zon
der het kapitalistische buitenland niet af kan
het land is dat het eerst voor deze Anglo-Duitsche
exploitatie in aanmerking zal komen, is voor de Rus
sen, die toch al niet veel meer hebben te verliezen,
niet zeer aangenaam, doch tenslotte is dit de be
proeving die het Sovietland nu eenmaal zal hebben
te ondergaan. Licht zal die beproeving niet zijn,
want Engeland en Duitschland hebben allebei veel
verlies in te halen en Rusland, dat geen basis van
garantie heeft, zal duur hebben te betalen en maar
een klein prijsje krijgen voor wat het levert. Zoo
is nu eenmaal 's werelds beloop.
UITKIJK.
„Zij heeft een briefje voor je achtergelaten. Ik zal
het even voor Je halen", zeide zij, terwijl zij opstond.
En eenige oogenblikken later las Sam in een bijna
onleesbaar schrift:
„Beste jongen.
Ik kan niet hier blijven. Ik ben ziek. Ik kan
het je niet verder uitleggen. Ik kan nauwelijks
een pen vasthouden. Het is vreeselijk, dat ik
gaan moet zonder je te spreken. Maar probeer
niet mij te volgen. Ik zal je later wel schrijven,
wanneer ik kalm kan denken. O, het is vree
selijk. Pas goed op je zelf. Laat je niet mislei
den. Ik zou meer zeggen als ik durfde. Verscheur
dezen onmiddellijk. Vergeet me niet.
Steeds je Jennie".
Sam maakte een stijve buiging voor Mrs. Bea/ttie
en keerde zdc.hi om. Die brief veitoa/asde eni verbit
terde hem. De emotie, -die er uit ademde, vond geen
weerklank in zijn eigen borst. De woorden klonken
overdreven, en dwaas. Waarom ter wereld zo-u hij
haar volgen? Hiji begreep de bedekte toespeling op
Bela. Maar het was heusch niet noodig, dat Jennie
hem tegen haar waarschuwde.
Tegelijkertijd voelde Sam; -zich slecht omdat bij
geen grooter verdriet over Jennie's weggaan voelde.
Tenslotte vloekte hij' binnensmonds en besloot bij
opnieuw niets meer met vrouwen te maken -te wil
len hebben. Geen vermoeden' van dien waren stand
van zaken kwam In zijn bredn op.
Toen 'hij1 in zijn kar naar Oriers Point terugging,
moest bij langö het huisje, waarin, zooals hem verteld
was, dat Bela was. Rook steeg uit den' schoor
steen op. (Een groote onrust maakte zich van hem
meester; bij' dacht nu heelemaal niet meer aan Jen
nie. Hij boorde eeni groote bedrijvigheid d-n het huis
je. Hij' legd'e die zweep over zijn paarden, om zoo
gauw mogelijk er voorbij te zijn. Maar hier was geen
sprake van: uit 'het oog, uit het hart.
„Wat hebik toch?" vroeg hij geprikkeld aan zich
zelf. „Ik ben toch mijn eigen baas. Niemand heeft
iets over mij' te zeggen, Wat kan mij bet schelen
al opent zij een dozijn restaurants? Je zoudt den
ken. dat dik bang was voor het meisje. Belachelijk!
Lieve hemel! Ik wou, dlat ze op de Mookerhei zat!"
De volgende dagen/ was Bela het voornaamste on
derwerp van het gesprak. Haar restaurant werd
het algemeen® rendez-vous van alle blanken.
D-e landmeter -en de poll Me-ambtenaren brachten
er hun vrije uren door. Stiffy en Mahooley ontsloe
gen hun kok en gingen er eveneens been. De hut
bleek niet .groot genoeg om1 allen te bevatten en Gra-
ves stuurde een tent, om die er als keuken bij te
gebruiken.
Daar iSam de eenige blanke was, die 'het restau
rant niet met zijn'tegenwoordigheid vereerde, werd!
hij op zijn heen- en terugrit wel zesmaal aangehou
den, om te luisteren maar de bijzonderheden van
den laatst/en prachitigen maaltijd bij' Bela.
„Echt gerezen brood en' echte boter, mijnheer! Spi
nazie eri sla uit d'e missie! Gebraden eend en prai
rie kuikens; gestoofde konijn en gebakken visch zoo
•uit het meer! Pudding met rozijnen en Zondags abri
kozen-pastel.-"
Bela 'bracht, naar het scheen, Iedereen onder 'haar
invloed.
Maar niet' alleen bet lekkere eten' maakte (Bela's
restaurant aantrekkelijk. De mannen vertelden hoe
prettig zij' hen altijd verwelkomde en hen zich zoo
op 'hun gemak liet voelen. Zij herinnerde zich al
tijd waar zij' van hielden .en inliet' van- 'hielden: zij
lette er steeds- op, dat hun (borden niet leeg raakten.
Wanneer de tafel afgenomen was, mochten zij
rocken eri kaarten. -Bela was ook voor -een grapje
te vinden en had niets hooghartigs over zich. En
gevatte -antwoorden dat zij wist te geven! Maar al
les in alle eer en deugd, hoorl Als -een der mannen
te brutaal zou worden, zouden de anderen bem er
gauw uitsmijten! Maar niemand' probeerde het ooit
zij had iets over zich -een medd om je hoed
voor af te nemen?
Dat was a-ltijd het eind der lofliederen: „Een meld
om je hoed voor af te -nemen, mijnheër!" Allen waren
I even dankbaar jegens Bela gestemd. Het was een
plek,om er lederen avond1 naar toe te gaan. Je
i von-dt er die voordeelen van een tehuis en een gezel-
lige club, In het Noorden werdén de mannen gauw
vervel-end en lusteloos -door gebrek aan1 .amusemen
ten.
j (Dat alles bracht een nieuwe zijde van Bela's- ka-
i rak ter aan het licht. In zulk een omgeving moest zij
I zich wel goed' ontwikkelen-. Het leek wel alsof zij
zich al-s een koningin -te midden van haar hovelin
gen bewoog. Zij vochten erom wie haar bevelen
mocht uitvoeren.
'Na al die verhalen aangehoord' te hebben, moest
de arme 'S-am. d.an, recht voo-r zich uitstarend, langs
|het restaurant rijden en alleen' zijn .avondeten op
Grier's Podnt koken. Hij kon nu zelfs -niet meer er
op"" rekenen, dat er nu en dan een vriend met hem
meeging, want allen- haastten zich zoo gauw (moge
lijk neer Bela's restaurant.
En- hij begon- ten slotte don ook erg onder zijn
eenzaamheid te lijdien. Wanneer hij in zijn deken
„Och, ook dèt zal -worden toegelaten".
(Het Christendom, een oceaan van 'bloed en tranen
'milldoenen in) naam van Christus vermoord mil-
lioenen in den laatsten oorlog gevallen millioe-
oiien en mlillioenienj achtergebleven, wier leven ver
woest is millioenen- en imlllioenen -verwanten der
gevallenen en der verminkten in rouwe en in wrok
over datgene wat over hen is gek-omen...
.Eb waarom zij' maar niet kunnen Inlzlen, dat
-dit noodig was... Het is dan ook wél een schrale
trooist van kansel en spreekgestoelte te moeten hoo
ren: „Het is geweest de wil des Heeren, het heeft
zoo moeten zijn." Dat is een antwoord -nóg. minder
dan -der opgevreten plant gegeven, da plant die
vroeg:
„Wlaartoe leef lk? waarom moet'ik dienen tot
voedisel, waarom moet lk vallen als offer v-an den
onveraadigHjken htonger en de alles vertrappende
loggq pooten vam dlat -groote beest?"
Het: „Klaagt miet, gij zijt bet offer van en het ge-
-be-zQgde middel tot den eeuwdgdurenden strijd, -die
brengt: vooruitgang", geeft tenminste een antwoord
op d'e -vraag naar bestemming.
M-aar het is zoo zinloos, het ls zoo absoluut onbe'-
vredigend:, voor velen izoo weerzinwekkend, dlat-waan
wij|ze gewauwel: .„Het ds.de wil- des .Heeren, het heeft
zoo moeten zijn." Waanwijs gewauwel en een smoes
je om de menschen -zoet te houden het veelbe
proefde >en immer no-g. geslaagde middel o-m de goe-e
gemeente vooral te doen dmzien, dlat wij ons hebben
te buigen voor hoolger wil en dat ieder mensch
tot plicht heeft: „Eerbiedig te .-dienen- onder bid
dend opalen."
Tri d'e eerste plaats eerbiedig heeft te dienen en
bididcnid' heeft op te zien naar hen, -die dat gewauwel
verkondigen, want: „Baar komt het ten slotte toch
maar op neer, dat ds einddoel' van het meeste
gepreek."
gerold1 in. een kouden motregen op den slaap lag
•te wachten, 'kon zijn geestesoo-r het blijde lachen
in de hut drie mijlen verder hooren. Wanneer hij
-zich zwak begon te voelen, moest hij zich steeds
meer inspannen -om zdjmi woede tegen -d'e oorzaak van
al' die ellende aan -te wakkeren.
Op een aniddaig, dat bij' vroeger terugging dan ge
woonlijk, zag hij: haar op het rechte stuk weg tus-/
schen d-e twee factorijen aankomen. Hij kon zich
niet vergissen in die slanke, tengere gestalte met
den trotsöhien en aderlijken gang als van. een vol
bloed!.
-Zijn hart begon onstuimig te kloppen. Het was
naets mogelijk een ontmoeting te vermijden, tenzij
hij omkeerde en voor haar vluchtte. En daar viel
-ndet aan te denken. Het was voor het eerst, dat zij
na dien onver-getelijken ochtend dn 'het huls van
Johbny -Cagnon elkander zagen.
Sam verzamelde al zijn geestkracht en begon, te
fluiten. Hij zou haar -eeris laten zien! W-at hij van
plan was'haar .te laten- izden, zou hij ndet hebben
kunnen zeggen, maar een opgewekt air en -een vroo-
lijk gefluit 'hoorden erbij:. Het was zijn' bedoeling
haar -op een-vrd'endschappelijk-onverschil'lige manier
iets -toe te roepen, zooals iedereen- da-t, doen zou
aiis ten-minste zijn hart niet udt zijn borst gesprongen
was voor 'hij- bij haar was.
■Doch dat gebeerde ndet. Maar toen zij langs el
kaar kwamen, kreeig hij den schok van zijn leven.
Wat hij ook van haar verwacht mocht hebben, een
snauw misschien of een smeekenden blik of oü
minachtend afgewend hoofd;, van dat alles kwam
niets. Kalm glimlachend keek zij naar hem op een
uitdagend klonk het van hiaar lippen: „Allo, Sam!"
Dat was hij ook v-an plan geweest te -doen, maar
-nu was -dat niet meer mogelijk. Hij keek -haar clown
achtig aan. Want uit h'r oogen was dets in de zijne
gesprongen, iets zachts en vrees-elijiks en vreemds,
dat hem wanhopig verlegen maakte.
/Hij- legde de zweep over -zijn paarden en hoste d'en
weg af. Den geheel-en nacht lag hij in zijn dokenz
te woelen, -Haar vervloeken gaf hem- -geen voldoe
ning. Het klonk hol.
Naarmate de d a gén verliepen, drongen verhalen
van anderen- aard tot Sam door. Het scheen, dat vele
van Bela's kostgangers met haar wilden trouwen,
speciaal de vier macnlnen, die he-t eerst gekomen
waren. Zij hadden, naar men zeide, haar in optima
forma ten huwelijk gevraagd', maar zij had hen tol
alge-meene voldoening .een blauwtje laten luopen.
Of dit nu waar was of niet, een feit was het, dat
Husky Marr zijn aandeel verkocht en met. een York-
sch-e boot wegging, terwijl Black Shand Fraser zijn