LEI! LIEFDE IK DE WILDER
Zaterdag 9 Juli 1921.
64ste Jaargang. No. 6852.
TWEEDE BLAD.
Y E li Z E N
Uit hef Hart van Holland.
FEUILLETON.
De dingen om ons heen.
Geplengd Nieuws.
door
LEONARD ROGGEVEEN.
Natunr
Rloeniekena geuren ln lieflijke pracht.
VVioilökona beuren hunne hoofdekens zacht.
Vlinderkena, zwevend luchtig en teer,
Dalei al bevend, vluchtlgjea neer.
VogelkenB zingen helder en zoet.
Lledekena dringen diep in 't gemoed.
Natuur brengt liefde en vrede ons aan.
Monach, wat U griefde, dwingt ze tot gaanl
Dronkemansliedje.
0 nachtegaal, o musch, o vink,
Zingt gij maar toe, ala lk mijn glaasje drinkt
O nachtegaal, o vink, o musch,
Zingt GIJ maar toe, als lk mijn meisje kusl
O rnuach- o vink, o nachtegaal,
1 Zingt GIJ, voor mijn part maor allemaal
's-Gravenzande, Juni '21.
Langzaam aan begint de tijd te naderen, dat de H.
I.M. aan de gemeente over zal gaan en het begint
er reeds op te lijken, of conducteurs en wagenbe
stuurders zich voorbereiden op den overgang, van
arbeider in particulier bedrijf naar gemoente-work-
i/iari Lr i» een gestadige verandering merkbaar in
de beleefdheid eii we worden op deze wijze voorbe
isid -tot den toestand in Amsterdam, waar volgens
een .misschien wat overdreven, maar toch niet vol
komen onware bewering van de Telegraaf, het pu
bliek er is voor den gemeente-arbeider.
Sinds het tarief veranderd is, is de beleefdheid
wat gezkkt, want er schoten sindsdien niet zooveel
twoe en een halve centstukken meer over. Het is
altijd heel moeilijk na te gaan in hoeverre deze
fooien al dan niet meetellen in het arbeidsloon en in
hoeverre ze meegerekend kunnen worden. Het fooi
ensysteem valt ten slotte principieel niet te verdedi
gen. Een arbeider is zijn loon waard, moet dit heb
ben qn daarmede uit, doch er behoort geen verdere
belooning bij, en daarvan moet werkgever zoowel
als werknemer zijn doordrongen. iEen conducteur
heeft kaartjes te verkoopen en krijgt daarvoor be
taald, maar moet niet rekenen op goedgeefsheid en
bijverdiensten door bijzondere beleefdheden aan de
passagiers. Je moet niet voor twee en een halve
cent oen extra minuut oponthoud in het verkeer
der trams kunnen koopen.
Degenen die echter het meest met deze stelling
srhermen zijn de conducteurs zelf. Ze kraaien het
uit, wanneer ze hooger loonen eischen, dat hot be
staan van fooien zoo onwaardig is, dat ze niet van
de gunst van het publiek willen afhangen, dat 'de
maatschappij daar geen rekening mede te houden
heeft, enz., doch ze meenen hiervan ln werkelijkheid
niets, en gedragen zich lijnrecht in strijd met deze
stelling. Wee degene, die geregeld met een zelfde
lijn rijdt en geen fooien meer geeft, omdat hij het
met de stellingen der arbeiders eens ls. Hij onder
vindt een stille stiekeme cbicano. Aan het eindpunt
rijdt de tram geregeld weg zoo spoedig hij ln de
buurt komt. Of nog sterker. De conducteur gaat op
een afstand staan en belt de tram af, terwijl de pas
sagier voor aen ingang staat op het punt om in
te stappen.
En dat is allemaal om het nooit geven van fooien
te wreken, om de menschen te straffen voor het na
leven der principes, waarmede ze zelf schermen, als
ze de uitgebuite werkman spelen.
Nu ls de H.T.M. Inderdaad zeer achterlijk met de
loonen geweest en is de strijd die er op dit gebied
povoerd is, en die de arbeiders hebben gewonnen
m vele opzichten een rechtvaardigen strijd geweest.
Tiet is daarom Juist zooveel te meer te betreuren,
dat de overwinnaar zich zoo klein toont en op zoo
minderwaardige wijze zich wreekt over de fooien,
die hij niet begeert, volgens de theorie.
Bovendien gelden hier speciale lijnen, die bekend
zijn om hun mindere en meerdere royaliteit. Er zijn
lijnen waar het personeel veel bijverdienste heeft
aan looien en waar deze bijverdienste slechts gering
is. Hierin schijnt nu verandering te komen. Er is
een stil verzet bij het gegoede publiek gekomen te
gen het fooien-systeem, terwijl de arbeider dio hoo-
ge loonen verdient, neiging heeft om mijnheer te
spelen, en beter fooit dan b.v. de ambtenaar Dit
geeft ook een reactie in het bedrijf, en een verschil
ln manieren bij den conducteur.
Verder maakt het verschil of men met overvolle
lijnen of met matig bezette lijnen te doen heeft,
want iemand die bij gratie van den conducteur nog
mee mag of over het algemeen blij is, dat hij nog
mee mag, ls lichter royaal dan een ander.
Den Haag nu is weer een drukke lijn rijker ge
worden, terwijl het verkeer met Schevenlngen zoo
overdruk ls, dat er trams met twee groote aanhang
wagens tegelijk wegrijden uit do badplaats, terwijl
bij het /vertrek nog een lange file van veertig of
vijftig passagiers achterblijft.
De nieuwe lijn nu is om eenige ontheffing te bren
gen aan de bestaande lijnen en rijdt van Duinoord
regelrecht naar het Kurhaus. Hij was vanaf den
eersten dag reeds druk bezet en schijnt te voldoen
aan een geweldige behoefte, want juist het; publiek
uit het nieuwe kwartier, dat achter in de duinen bij
de grens van Loosdqinen ligt, is een publiek, dat wel
van naar Schevenlngen gaan houdt en steeds twee
trams noodig had om er te komen.
Daarentegen ls de dienst naar de badplaats weer
beperkt, doordat lijn 10 is verlegd. Deze rijdt naar
„het stille strand". Het stille strand is het strand
waar men gratis van alle strandheerlijkheden pro
fiteert, en waar men ongegeneerd in zwembroekje
of zwempakje rondloopt. Dit stille strand ls verre
van stil, maar juist veel drukker dan het strand
voor het Kurhaus. Het heeft echter een minder voor
naam publiek. En dat ls nu Juist het bijzondere van
de nieuwe lijnen. De lijn die door de volksbuurten
loopt, heeft ten doel de passagiers een beetje van
het mondainq badleven vandaan te houden, om ten
slotte toch nog de eer van de badplaats en de chic
te redden en de andere lijn moet er wat meer eler
gance heen voeren.
Reeds in de Raad is er over deze kwestie een al-
lervermakelijkst debat geweest tusschen het com
munistisch raadslid, mevrouw Wolda en een der
voorvechters van Schevenlngen als badplaats. Het
ging er toen over om het nieuwe badstrand waar de
ongegeneerdheid van het stille strand binnen een
hekje aen vijftig per drie uur wordt toegestaan.,
af ti« bakenen, on daarbij eischto het communistisch
raadslid roet revolutionnairen ijver de geheele bad-
plaatsvertooning voor het proletatiaat op.
Ik weet niet of dit proletariaat erg blij zou moe
ten zijn met de aanstellerige rommel, en ook me
vrouw Wolda zal het niet zoo erg gemeend hebben.
Een bezwaar is echter altijd, dat de twee partijen
er het plezier voor elkaar bederven, dat de nette
opgepoetste werkman er zich aan den strandfat en
deze zich omgekeerd aan den arbeider ergert, en
dat maakt van Scheveningen een halfbakken boel,
die niet te redden is door vernuftig bedachte tram
lijnen naar het stille strand en het Kurhaus, even
min als door dure zonnobadon en bars met strijkjes.
Maar Scheveningen is ons troetelkind nu eenmaal
en al wil het niet goed gedijen, toch trekken we er
onze handen niet van af, integendeel, we hebben
het er des te liever om.
We hopen altijd nog maar, dat het een eerste
rangs badplaats worden zal, zooals ouders van een
dom achterlijk kind ook de hoop op beterschap niet
opgeven en van alles probeeren. Onze laatste proe
ve, die geïnspireerd is op het bandelooze leven van
het mindere publiek voorbij de visschershaven, zal
wel niet meer succes hebben als wat we nageaapt
hebben van buitenlandsche badplaatsen, maar toch
geven we het niet op, al is de Maatschappij Zeebad
Scheveningen nu al ruim dertig Jaar noodlijdend.
ROMAN VAN HULBERT FOOTNBR.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A. Roidanna Jx.
UITO. W. DE HAAN, UTRECHT.
31.
Mahooley kwam met een goede bedoeling tus-
Lv-henbeide, „Sam je lijkt wel niet wijs. Wat voor ver
schil maakt dat nou uit? Niemand vindt er iets in!"
„Houd je mond er buiten!" zeide Sam, op hem
aanvliegend.
En blind van woede ging hij tegen Bela voort:
„Het span staat aan Grier's Point. Ik zal het binnen
een uur hier brengen. Mijn saldo op de factorij is
voor jou. Hoor je het, Mahooley? Draag wat mij toe
komt op haar overl Het geweer, de bijl en de dekens
Loud ik. Ik zal betalen zoodra ik geld genoeg ver
diend heb. Wat ik met rijden verdiend heb geef ik
je cadeau. En bij God, ik hoop, dat ik je nooit meer
zien zal." En hij vloog naar buiten.
Bela bleef staan in een houding alsof een ijskou
de wind haar in volle beweging verstard had. Er
was geen beweging in haar oogen. De mannen, die
zich erg onbehaaglijk voelden, wiegelden van den
oonen voet op den anderen. Mahooley achtte zich
als hun leider verplicht iets tegen haar te zeggen.
„Luister eens, Bela", begon hij. „Trek het je niet
zoo aan
Zijn stem bracht haar tot het leven terug. Met een
lach wierp zij haar hoofd achterover. Die lach had
een ongelukkigen, somberen klank, maar een lach
is een lach. Zij waren blij, dat zij zich verzet hadden.
Zij lachten met haar.
„Aantrekken?" riep Bela. „Wat kan mij, het sche
len? Ik ben blij, dat hij weg ls. Ik ben blij, dat zij
allen weg zijn. Ik laat ze hier niet meer toe. Mis
schien krijgen we nu wat rust."
De anderen waren verrukt.
„Je bent toch een flinke meld, Bela!" riepen ze
uit. „Je hebt gelijk, zij zijn niet waard, dat je je
druk om hen maakt. Wij zullen je wel helpen!"
Hun geestdrift maakte volstrekt geen indruk op
haar.
„Het is tijd om te gaan," zeide zij, ze naar de deur
dringend als een kudde schapen. „Komt morgen te
rug. ik zal zorgen, dat er een prachtig diner ls."
Zij gingen weg.
Alleen Musq'oosis zat nog op den grond in het
vuur te staren. Hij keek niet op, toen Bela van de
deur terug kkwam.
„Waarom ga jij ook niet?" vroeg zij op heeechen,
bevenden toon.
W. P.
Zonder dat de wereld er veel van heeft bemerkt,
zijn er dezer dagen twee oorlogen officieel geëindigd,
te weten, die tusschen de Vereenigde Staten met
Duitschland en Oostenrijk-Hongarlje.
Na eindeloos geharrewar over de groote vredes
verdragen tusschen de twee groote politieke par
tijen in de Unie, en tusschen Senaat en Huis van
Afgevaardigden is het nu zoover. Al dien tijd heb
ben de Republikeinen in den Senaat er zich tegen
verzet, dat de democraat Wilson een vrede tot stand
zou hebben gebracht, waaraan zij niet hadden mee
gewerkt en bij welks onderteekening zij niet vooraf
waren gekend. En nadat die tegenstander uit den
weg was geruimd, zijn Huis en Senaat aan het kib
belen gegaan of nu de motie van Senator Knox, dam
wel die van den afgevaardigde Porte de voorkeur
verdiende. Elke Kamer vond het door haar aange
nomen besluit het beste en goedkoopst in het ge
bruik en moest dus niets hebben van wat „die an
deren" wilden.
Elk had de wijsheid in pacht, zoodat er tenslotte
ook nu weer een compromis moest worden gesloten
Doch eindelijk en ten laatste heeft dan President
Harding, in naam van de Vereenigde Staten het be
sluit onderteekend, waarbij de oorlogsverklaringen,
destijds door Washington aan Berlijn en Weenen
gezonden, ongedaan werden gemaakt.
Blijft de groote vraag welke gevolgen dit besluit
zal hebben en hoe de drie machtsgroepen, die teza
men de Unie regeeren: President, Senaat en Huls,
het gevallen besluit zullen uitleggen en welke ge
volgen van politieken aard zij er aan zullen ver
binden.
Nu we geen vijanden meer zijn, zouden we vrien
den kunnen worden, zegt één politieke groep en
meent, dat dus de afgebroken geweest zijnde betrek
kingen bijv. weer door een handelsverdrag kunnen
aangeknoopt worden.
Niet, zegt een andere cqmbinatie: nu de oorlog uit
is, dienen wij te onderhandelen en vast te stellen
wat het aandeel bedraagt, dat Amerika van de Cen
trale Mogendheden, voor 4e schade zal mogen vor
deren.
Neen, zeggen anderen: Amerika, dat alleen streed
voor de Belangen der geheele menschheid, en der
kleine volken, wenscht niets te ontvangen.
Heeft wel ontvangen, zegt een andere fractie, want
het heeft schepen gekregen en eigendommen in be
slag genomen, en verbeurd verklaard én ook op an
der gebied, door het Verdrag van Versailles en door
dat van St. Germain belangrijk geprofiteerd, zoodat
het dus wel dergelijke zaak is, een en ander in een
verdrag neer te leggen, uit te maken of wij zullen
profiteeren,. zullen behouden wat wij ontvingen of
namen, dan wel zullen teruggeven.
Al deze opvattingen hebben reden van bestaan,
bezien van Amerikaansch standpunt, en van welk
ander standpunt men ze ook bekijkt, zijn zij van
groot belang voor de heele wereld: voor de Entente,
zoo goed als voor de overwonnenen als voor de neu
tralen
Doch een land welks partijen zich de luxe per-
mitteeren het vredesverdrag zoo lang uit te stellen,
alleen door hun machtsbalans, zal zeker in staat
zijn nog lange maanden door te kibbelen over de
formeele quaesties, die door dit verschil van op
vatting in hot leven zijn geroepen. Die zijn niet go-
ring in aantal.
Een zeer oppervlakkig overzicht stelt al dadelijk
het probleem wat er moet gebeuren met het verdrag
van Versailles nu een der onderteekenaarB het voor
ongeldig beschouwt voor zoover hem betreft.
Talrijke beslissingen zijn genomen, waartegen
Wilson sprekend toen uit naam van de Vereenig
de Staten zijn wil doordreef of althans grooten
invloed uitoefende. Hij teekende, doch zijn land ra
tificeerde niet.
Mag het land, dat tegen een op die wijze aangeno
men oplossing was, thans'daaraan het recht ontlee-
nen aan te dringen op een herziening van do be
treffende paragrafen? Het schijnt nauwelijks twij
felachtig nu een der „Hooge Contracteerende Par
tijen" blijkt heelemaal niets te hebben gecontrac
teerd en de handteekening van hem, die zich aan
diende als gevolmachtigde van die Hooge Contract
teerende Partij eenvoudig wordt verloochend.
Sterker: nu wordt tegengesproken, dat de onder
teekenaar het recht van procuratie had. In een ci
viel contractproces zou elk advocaat op grond daar
van met niet geringe kans op succes nietigverkla
ring kunnen pleiten en het internationale recht, dat
nog gemaakt moet worden, zal zich niet te ver van
het gewone recht en de gewone Jurisprudentie mo
gen verwijderen, wil het ooit gaan wortelen in de
publieke consciëntie.
lElen tweede overweging is, wat de Amerikaansche
troepen in het Rijnland doen, die daar zijn krach
tens het Verdrag van Versailles, dat voor Amerika
niet bestaat en of Duitschland dus kan worden ver
plicht ook maar een papieren mark te betalen voor
het onderhoud en de huisvesting van die (buiten
sporig dure) Amerikanen, die er zonder eenige re
denen of rechtsgronden,volgens Amerika zelf, al
die maanden hebben vertoefd en betaald, dan wel
gecrediteerd zijn voor vele tientallen millioenen
dollars.
Ja zelfs zou men kunnen vragen of Duitschland
voor het Hof van Arbitrage niet met veel kans op
goeden uitslag schadevergoeding zou kunnen
eischen van Washington voor de aanwezigheid dier
ongenoode gasten
Nog dezer dagen werden we onthaald op Ameri
kaansche telegrammen uit den treure over het uit
de lucht of door scheepsgeschut vernietigen van alt-
geléverde duikbooten bij wijze van manoeuvre met
als finale de vernietiging van den kruiser Ostfries-
land. Dit zijn geen scheper., die Amerika tijdens den
oorlog heeft buitgemaakt. Verre van dien. New-York
zat in zak en asch toen de U 117 voor den Hudson
verscheen 1 Het zijn schepen volgens het (voor
Amerika niet bestaand) Verdrag van Versailles
uitgeleverd en aan de Vereenigde Staten krachtens
dat Verdrag toebedeeld.
Erkent men het Verdrag niet, dan is alweer de
logische consequentie, dat men er de voordeelfen niet
van mag aanvaarden en zou men dus beter hebben
gedaan, die manoeuvre te laten plaats hebben met
een stuk of wat van die eeuwig-verongelukkende
cementen of andere noodvaartuigen, met den bouw
waarvan Amerika tijdens den oorlog zooveel geld
verdiende. Dan had men zich niet vergrepen aan
eigendommen van een ander, woaFop Amerika als
niet-onderteekenaar van het Vredesverdrag even
min recht heeft als wij op San Marino.
3Iaar Amerika heeft gezegd, geen oorlogsbuit te
willen. Misschien heeft het eenig recht zich er op te
beroepen die schepen te hebben ontvangen van zij,
die krachtens het Vredesverdrag wel aanspraak
mochten maken op die vaartuigen.
Kleine geschenken onderhouden de vriendschap,
heet het. En als Frankrijk, dat 300.000.000 francs uit
trekt voor den bouw, van duikbooten, nadat het de
Duitsche U-booten in diep water liet zinken, er aan
zijn Amerikaansche crediteur een paar cadeau wil
doen, gaat dit niemand wat aan, zou men kunnen
zeggen. En: zoo heel onplausibel zou dit niet klinken
Maar Amerika', dat van een Vredesverdrag niet
afweet, naar thans ls uitgemaaktheeft wel dege
lijk zelf medegewerkt bij dp verdeeling dier schepen
Het eischte slechts een gering aantal voor zich op,
in vergelijking van dat, hetwelk Engeland en Frank
rijk voor zich bedongen om ergens te laten zinken
(wat blijkens het naspel van Scapa Flow niets an
ders was dan pure dwarsdrijverij). Maar het nam
actief deel aan die beraadslaging.
Op welken grond?
Omdat men geloofde dat Wilson wel herkozen, of
Versailles toch nog in den Senaat zou worden ge
ratificeerd?
Het zou schoon zijn als bewijs van die „verbeel-
dingspoïitiek" waarover men in de laatste tijden zoo
veel spreekt, doch voor wie met de beenen op de
werkelijkheid staat, heeft zuik een redeneering wei
nig gezag.
De redhter zou iemand zien aankomen, die, om
dat hij geloofde de honderdduizend wel te zullen
trekken, iemand van zijn portefeuille beroofde om
van de opbrengst een-lootje in de Staatsloterij te
koopen! 1
En dan de quaestie van het eiland Yap, dat Ame
rika ln weerwil van het feit geen bult te begeeren,
toch zoo machtig graag voor zich wenscht, d^t het
er zelfs gespannen verhoudingen met Japan voor
over heeft, al zou Nederland wegens den Menado-
kabol enz. er precies evenveel recht op kunnen la
ten gelden als de Unie, waar beide aan het Verdrag
van Versailles part noch deel hebben.
Immers voor ons land als voor Amerika staat het
vast, dat we geen aanspraak hebben op iets uit den
Duitschen boedel.
'En zelfs zou onze kans nog Iets beter staan, wan
neer wij als lid van den Volkenbond, wat Amerika
niet is. ons een mandaat lieten geven over dit eiland
waar wij ons althans niet schuldig zouden maken
aan handelsspionage en gros bij gebreke aan do noo-
dige contanten om er profijt van te trekken....
UITKIJK.
„Ik dacht, dat je misschien met me wou praten!"
„Praten!" riep zij uit. „Er is al te veel gepraat.
Het praten hangt me de keel uit!" Haar stem begaf
haar. „Ga weg! Laat me met rust!"
Hij stond op. Al het geaffecteerde bij hem was nu
verdwenen. „Lieve kind begon hij.
„Ga weg!" riep Bela radeloos. „En gauw, of ik sla
je!
Hij haalde zijn schouders op en ging weg. Bela
sloeg de deur achter hem toe en grendelde die. Ook
de andere deur grendelde zij.
Zij keek wanhopig het wanordelijke vertrek rond,
ging dan naar de dichtstbijzijnde kist, liet zich daar
op neervallen, legde haar armen op tafel en huilde
als een blanke vrouw.
HOOFDSTUK XXIH. f
Den volgenden dag had, wat de kolonie betreft,
Sam Gladding opgehouden te bestaan. Zooals hijó.
gezgd had, had hij de paarden teruggebracht en die
buiten het restaurant aan een boom gebonden, waar
na hij door den nacht verzwolgen was.
In het eerst vermoedde men, dat hij langs den
Noordelijken oever weggegaan was; maar d^ India
nen beneden Grier's Point, berichtten, dat er dien
kant geen blanke geweest was. Eveneens hoorde zij,
dat hij niet naar Tepiskow gegaan was. Hij kon de
rivier niet overgestoken zijn, behalve zwemmend,
wat met een geweer en een bijl absoluut onmogelijk
was.
Degenen, die van den anderen kant van de baal
kwamen, vertelden, dat hij daar ook niet gezien was;
ofschoon Joe Hogland, bang van een bezoek van hem
zich in zijn hut gebarricadeerd had!
Ten slotte kwamen zij tot de conclusie, dat Sam
zich ergens in de buurt in een bosch verschool en
dat hij, als hij honger kreeg, met zijn staart tus
schen zijn beenen terug zou komen. Maar heel on
gerust maakten zij zich niet over hem. De meeste
mannen koesterden heimelijk de hoop, dat hij niet
terug zou komen '.Hij was een kranige jongen, dat
erkenden zij graag; maar veel te gauw op zijn teen
tjes getrapt. Had hij niet bijna gemaakt, dat het res
taurant gesloten was? Het was zooals Bela gezegd
had als die beide driftkoppen wegbleven, zou het
veel rustiger en gezelliger worden
Sergeant Coulson had gewetenswroeging. Hij wil
de een expeditie uitsturen om Sam te zoeken. Het
denkbeeld werd neergelachen. ZIJ zouden zich ge
woonweg belachelijk maken, vond Mahooley, ala zij
gingen zoeken naar een gezonden kerel, die in het
volle bezit van zijn geestvermogens was en geen
misdaad begaan had.
Onder het diner en den geheelen avond was het
volin Beia's restaurant. Voor hun niét scherp zien
de oogon scheen Bela de oude te zijn. Dat wil zeg
gen, zij zanikte niet 'over wat er gebeurd was. Een
man met levenservaring zou dadelijk vermoed heb
ben, dat zij het te kalm opnam, zou dadelijk die on
natuurlijk schitterende oogen gewantrouwd hebben.
Bela had haar gewone gereserveerdheid afgelegd.
Het scheen zelfs alsof zij behaagziek was. Zij glim
lachte tegen allen op een manier, die hun hoop gaf.
Zij lachte meer en harder. Maar in dien lach klonk
iets uitdagends, dat die man met levenservaring
niet graag gehoord zou hebben. Doch zij vochten als
het ware om haar glimlachjes.
Na het eten ging zij op een kist voor het vuur zit*
ten. Midden in het algemeen gesprek gaf zij onver
wacht Mahooley een knipoogje. Hij stond dadelijk
op en zette zijn kist naast haar. Mahooley was de
voornaamste blanke van het gezelschap en niemand
waagde het hem te tarten.
Bela wierp haar hoofd in haar nek en glimlachte.
„Waarom kom je hier?" vroeg zij. „Dat heb ik je
toch niet gevraagd."
„O, ik waag het er maar op," zeide hij kortaf.
Maar tegelijkertijd zeiden zijn ondeugend schitte
rende oogen haar, dat hij heel goed wist, dat zij hem
geroepen had. De sanguinische Mahooley was geen
celibatair en hij stak dat volstrekt niet onder stoe
len en banken.
„Omdat je de chef ben, denk je zeker, dat je al
les doen kunt wat je wilt", zeide Bela spottend.
„Iedere man kan vrijwel alles doen waar hij lust
in heeft, als hij maar den wil heeft."
„Wat is een wil?"
„O, vastberadenheid."
„Jij hebt zeker vastberadenheid genoeg". Dit met
een plhgend glimlachje.
Mahooley keek haar scherp aan. „Zeg eens, wat
ls je bedoeling eigenlijk?" vroeg hij.
„Niets."
„Ik bén geen kerel voor praatjes. Ik zeg waar
het op staat en ga recht op mijn doel af."
Bela haalde haar schouders op.
„Met mij kan je niet spelen, begrepen? Wil Je
soms iets.?"
„Neen", antwoordde Bela met een uitdagend glim
lachje.
Terwijl Mahooley naar haar keek-zooals zij daar
ln het vuur zat te staren, voelde hij hoe zijn slim
heid en' sluwheid, waarop hij juist zoo prat ging,
hem in den steek lieten. „Verdomd, als jij niet het
mooiste meisje in dit deel van de w.ereld bent", zeide
hij plotseling. Het was eruit voordat hij het wist,
want zijn eerste stelregel was: „Een man moet der
gelijke meisjes zich nooit iets laten verbeelden!'"
„Poeah! Wat geef jij om mooi? Meisjes zijn voor
jou allemaal hetzelfde."
Die woorden troffen hem op zijn gevoeligste plek.
Een diepe blos kwam op zijn wangen. „O, een man
leidt het leven van een maxi", bromde hij. „Maar dat
NAAR EN IN KEULEN.
Men schrijft uit het Rijnland aan de N. R. Ct:
We zouden dan naar Keulen gaan.
In vredestijd zou dit geen punt van overweging heb
ben uitgemaakt. Een uur sneltrein was toen een klei
nigheid, die men niet telde. Nu bij de hooge spoor-
prijzen overlegt men, of men wel op reis zal gaan.
Men praat er over en stelt het uit.
De Duitsche spoorwegdienst en de post, die vroeger
millioenen batig saldo opleverden, sluiten nu met een
deficit van milliaardem Men meent willekeurig de
prijzen te kunnen verhoogen en vergeet geheel en al,
dat de vroegere winst uitsluitend door de goedkoopte
werd verkregen. We gaven vroeger vier, vijf maal
meer aan spoorkaartjes uit dan nu, omdat men om
den haverklap op reis ging. We schreven vroeger op
reis tallooze briefkaarten en nu doen we dat niet
meer. We schrijven 'n enkele briefkaart, in een on
vermijdelijk geval een brief, en geven, ondanks de
waardevermindering van het Duitsche geld, minder,
veel minder uit dan vroeger.
En de reusachtige bedrijven van spoou en post
neemt niet weg, dat hij iets goeds op prijs stelt, als
hij het tegenkomt."
„Ze zefegen altijd, dat JIJ de meisjes vrij slecht be
handelt," zeideBela.
„Ik behandel ze, zooals zij het verdienen," ant
woordde Mahooley norsch. „Als een meisje het bij
mij niet goed heeft, is het haar eigen schuld.."
Het was voor de eerste maal, dat een van die
meisjes in staat was geweest hem van zijn stuk te
brengen.
„Arme meisjes," prevelde Bela.
Hij keek haar weer scherp aan. Het denkbeeld
dat een inboorlingen-meisje hem zou kunnen uitla
chen, had iets verbijsterends voor hem. „Wanneer
die heele troep niet hier is, zal ik wel eens laten
zien, dat ik zoo kwaad niet ben," zeide hij harts
tochtelijk. j
Bela haalde haar schouders op.
Musk'oosis was dien avond weer in het restau
rant. Hij zat op den grond in een hoekje, aan gene
zijde van den haard. Noch Bela, noch Mahooley wijd
den eenige aandacht aan hem, maar hem ontging
niets van wat er gezegd werd.
„Ik ga met hen mede en kom dan weer terug",
fluisterde Mahooley, toen de anderen zich gereed
maakten'om weg te gaan.
„Neen, doe dat niet," zeide Bela vlug. „Als zij
weg zijn, sluit ik de deur. Beide deuren."
„Dat begrijp ik! Maar jo zoudt ze voor een vriend
weer open kunnen maken!"
„Niet voor een man!" zeide Bela. „En in ieder ge
val vanavond niet," voegde zij er met een schuin-
schen blik aan toe.
„Duivelin!" bromde hij.. „Verbeeld je niet, dat je
met een-man als ik ben kan spelen. Éen deur moot
open of gesloten zijn."
„Nou, de deur is gesloten vanavond", zeido zij
met een uitdagend glimlachje.
Toen zij vertrokken waren, stuurde zij Musq-oosia
ook weg.
„Wil je niet wat praten?' vroeg hij melancholiek.
Zij lachte heesch.
„Ik ben je vriend", zeide hij.
„Ga naar bed", antwoordde zij.
Hij wachtte buiten tot hij haar beide deuren had
hooren sluiten. Daarna bleef hij nog wel een uur
lang ln de deur van zijn teepee naar den weg zit
ten kijken. Maar niets was daarop te zien.
Bela had van Beatie permissie gekregen haar span
voorloopig in zijn stal te stallen. Den volgenden och
tend klom Musq'oosis zonder een woord to zeggen
na het ontbijt den heuvel op en spande Sambo on
Dinah voor de kar. Hij nam- oon inboorlingen-jongen
om te sturen. Den heelen dag bleef hij weg.
Bela wks de tafel aan het dekken, toen hij binnen
kwam. Met een in het oog vallend vertoon van on-
noozelheid ging hij aan het 'vuur k^n haudon_