Uit het Hart van Holla: d.
Binnenland sch Nieuws.
vooral ten koste van China en van Amerika. Dat ge
beurde toen Japan bondgenoot was, maar zulk een
macht niet meer tot bondgenoot, maar tot concur
rent dn het Oosten te hebben; deze luxe kan Enge-
lahd zich niet veroorloven.
Het heeft in Ierland, in Europa, in Klein-Azië, in
Mesopotamië en Perzië reeds meer zorgen dan En
geland lief is. Maar buitendien is in Britsch-Indië
het smeulend gevaar zoo groot, dat de pas opgetre
den Onderkoning Lord Reading de rechtsgeleer
de Rufus Israels, een man zoo bekaam dat een
mijner vrienden, een zeer bekend Engelsch advo
caat, van hem getuigde, dat hem ndet bekend was
dat deze scherpzinnige, hoogst begaafde en geleer
de Israëliet ooit een fout gemaakt had, niet be
ter weet te doen dan te roepen om den Prins of
Wale3. Maar zal de Prins van Wales, wiens taak
het tot dusverre geweest is om als 'n soort panacée
voor alle kwaad, dat er in Engeland of in de Do
minions broedde, rond te reizen, in Britsch-Indië, de
reeds ver om zich heen gegrepen hebbende vrij-
heidsstrooming kunnen bezweren?
Maar ook al zou dit het geval zijn, dan nog blijft
er genoeg reden voor Engeland bestaan om Japan
als concurrent en vooral als intrigeerende Ooster-
sche macht niet te onderschatten. Het niet vernieu
wen van het tractaat kon wel eens als een beleedi-
ging van het ras, ja erger, nog van de kleur be
schouwd worden, en waar dg Turken in hun haat
tegen Engeland de geloofsquaestde onder de Ma-,
homedanen uitspelen, de Russische- Regeering geen
middel ongebruikt laat om Engelands invloed in
Perzië, en Indië te fnuiken, zou eene actie tegen En
geland gebaseerd op „kleur" ten slotte fataal kunnen
worden
En al heeft Japan tijdens den grooten oorlog van
de situatie geprofiteerd door onder de motto's: „wie
het dichtst zit bij het vuur warmt zich het best" en
„het hemd is nader dan de rok", een en ander van
de Duitschers weg te nemen en te houden, toch was
het in Augustus 1914 een groote geruststelling voor
Engeland, dat 't daar in het verre Oosten Japan als
bondgenoot en niet als eventueele vijand had.
Engeland heeft feitelijk de moreele verplichting
het tractaat weer te vernieuwen. Door die vernieu
wing echter zou allereerst China ontzettend bena
deeld worden. Japan ,zou, dit wordt door China in
haar protest bij Engeland openlijk erkend, eene
machtspositie over China kunnen verkrijgen, die
van dat land bijna een vazalstaat zou maken. De
Chineezen zeggen, dat Engeland bij een Britsch-Ja-
pansch tractaat niets en Japan alles wint.
Japan zal de Chineezen willen dwingen, zal de
souveredniteit aantasten, zal de handel monopoli-
seeren, zeggen zij. Wat komt er dan van de handels
betrekkingen tusschen Engeland en China terecht,
roept de Ghineesche koopmanschap Engeland toe.
De Engelsche bankier, reeder, industrieel en
koopman leest dit alles met zeer gemengd# gevoelens
Juist in China hebben zij de oudste handelsbetrek
kingen, stonden zij vóór den oorlog, ondanks de ont
zaglijke Duitsche concurrentie, nog bovenaan.
De Schotsche firma Jardine, Matheson en Co., de
Engelsche firma Butterfield en Swire, hadden de
grootste handelsvloot in de Chineesche wateren. De
schepen van de „Chinese Merchants" hebben Brit-
sche kapiteins, stuurlui en machinisten. Wanneer
men in Shanghai of andere zee- of rivierhavens van
China kwam, dan was altijd het beste plaatsje door
het Britsche consulent, de Britsche handelshuizen
ingenomen. De Engelsche vlag, de Union Jack, wap
pert overal in China.
De clubs, de plaats, waar de Europeanen elkaar
in hun vrijen tijd ontmoeten, waar zij binnenshuis
kaartspelen, en buitenshuis hun tenniscourts of
golflinks hebben zijn bijna altijd Engelsche clubs. Ik
ben zelf lid voor mijn leven van een groote club in
China, waar Zondags de Union Jack wappert en in
de statuten waarvan staat, dat niet-Britten, die lid
zijn, hun lidmaatschap verliezen, indien hun land
in oorlog komt met Engeland of zijn geallieerden.
De taal, die alles beheerscht is Engelsch. Een Duit
sche firma in Shanghai aan mij schrijvende, schreef
in het Engelsch, al wisten de leden dier firma heel
goed dat ik Duatsch verstond en geen Engelscbman
was.
De bevoorrechte positie in China te verliezen is al
tijd de groote vrees der Engelschen en Teeds nu zien
zij met leede oogen, dat Duitsche banken en han
delshuizen zich weer in China gaan vesrtigen, nu
kortgeleden de vrede tusschen China en Duitschland
geteekend is.
Het is waar, de dorsnee Chinees houdt niet van
den Duitscher, die altijd in wat voor kring, hetzij in
diplomatieken, of consulairen of handelskring een
grooten mond opzet, die een Rickshaw koelie (het
menschelijke paard voor het lichte tweewielige wa
gentje) maar al te gauw met een stok behandelt als
de Chinees meer betaling voor het „vrachtje" eischt.
Maar de Duiitscher in China werkt harder dan
elke andere Europeaan, was met minder salaris te
vreden, deed minder aan sport en was voor alles
bijna goedkooper. Langzaam maar zeker drong de
Duitsche handel en industrie op.
Reusachtige bank- en kantoorgebouwen moesten
getuigen vanDuitschland's kracht en macht. In het
Duitsche Clubgebouw in Shanghai was alles even
mooi, meestal geschonken door Duitsche instellin
gen. Het marmeren trappenhuis was een geschenk
van de groote scheepvaartmaatschappij de Nord-
deutache Lloyd enzoovoorts. Maar er kwam in die
kende- hij als inboorldingen-Jongenis. Hij keek nau
welijks naar hen, maar streelde de ooren en de neus
gaten der dieren, die vleiend hun koppen tegen hem
aan schuurden.
„Oude jongens!" fluisterde Sam. „Jullie hebben
me niet vergeten, wel? Misschien missen jullie me
wel even veel als ik jullie!"
„Hoe ben je aan dit span gekomen?" vroeg hij aan
den jongen, die stuurde.
Toen hij opkeek, zag hij, dat een derde hoofd en
schouders boven^den rand van de bok gekomen
waren. Hij zag een ongelooflijk gerimpeld gezicht,
omgeven door lange grijze haren. De heldere oogen
schitterden vroolijk.
„Allo, Sam!"
„Musq'oosis!" riep Sam terugdeinzend. Bang voor
andere verrassingen ging hij echter gauw in den wa
gen kijken. Doch daar was niets in dan dekens en
eten.
Musq'oosis stapte uit en drukte Sam en Ed de
hand.
„Zeg tegens de jongens, dat ze uitspannen", zeide
Sam, denkend aan de plichten der gastvrijheid.
Musq'oosis knikte van neen. „Ik moet weer te
rug," zeide hij. „Ik moet vannacht op de Kleine
Prairie slapen, om morgen weer thuis te zijn."
Sam voelde zich opgelucht. Welk voorwendsel er
ook gegeven mocht worden, hij wist het werkelijke
doel, van Musq'oosis komst!
Uit fijngevoeligheid ging :Eld weg om den wagen
verder uit te laden. Musq'oosis stuurde de twee jon-
Sens naai1 hem toe, om hem te helpen en ging zelf
1 het gras zitten, terwijl Sam de paarden streelde.
„Dus Je gaat niet mede", zeide Musq'oosis een
kwartder later. Vergeefs had hij zijn beste krachten
ingespannen.
Sam knikte van neen.
„Het spijt me", zeide de oude man.
„Heeft zij je gestuurd om mij te halen?" vroeg
Sam plotseling.
„Neen".
„Waarom ben je dan gekomen?"
„Ik vind, dat zij te veel naar Mahooley kijkt. Hij
is een slechte man voor vrouwen. Bela is als het
ware mijn dochter! Ik voelde mij ongelukkig."
Een vreeselijke pijn doorstak Sam's borst. Hij
lachte, naar hij dacht, opgewekt. „Als zij Mahooley
hebben wil, zal zij met hem trouwen. Jij en ik heb
ben daar niets mee te maken".
club bijna geen mensch, behalve tusschen 12 en 1
uur en het typeerende was, dat terwijl op de z.g.n.
Engelsche club, waar iedereen, tot welke natie ook
behoorend, kwam, hoog en laag, oud en jong door
elkaar krioelden, op de Duitsche Club, waar slechts
Duitschers en Oostenrijkers kwamen, een strenge
afscheiding gemaakt was tusschen het terrein voor
de „chefs" en voor de „bedienden", daarom zoo gek
omdat in China bijna iedere „chef" als bediende be
gonnen as.
Toen onze sleepbootkapiteins Pot en Verschoor met
de baggermachines voor de uitdieping van de vaar
geul naar Zee in Shanghai aankwamen, werden zij
meegekomen naar de Engelsche en naar de Duit
sche Club. Even later waren de reglementen van de
Duitsche Club zoodanig gewijzigd, dat zulke sleep-
bootkapiteinen als Pot en Verschoor, mannen door
onze geliefde koningin wegens hunne grote ver
diensten geridderd, voor het vervolg niet meer in de
Duitsche Club binnen mochten, omdat ze officie
ren van de Keizerlijk Duitsche Marine mochten ont
moeten. Nu ik dat neerschrijf, denk ik onwillekeurig
aan onze nog steeds niet vergoede Tubantia, en de
honderden door duikbooten omgekomen Hollandsche
visschers en .zeelui, maar ook weer aan hoe later
die Keizerlijk Duitsche Marine den arbeid van de
Hollandsche Ingenieurs en aannemers in China
trachtten te bezoedelen totdat de commandant van
het Engelsche oorlogsschip Astrea, dezelfde, die het
een voorrecht had gevonden toen hem gelegenheid
geboden was Pot en Verschoor te ontmoeten, aan
den Ingenieur de Rijke vroeg: „Is de nieuwe vaar
geul op diepte?" Toen de Rijke bevestigend ant
woordde, voer die Engelsche Zeeofficier met zijn
kruiser de Astrea door den nieuwen vaargeul, die
sedert „Astrea Channel" heet.
Wat toen het Duitsche blad de Asiatische Lloyd
op de Engelschen, Hollanders en de Hollandsche
koloniën gescholden heeft, is waarlijk niet meer
netjes.
Typeerend is dit alles voor de positie van de En
gelschen en de Duitschers in China. Ik geef toe, de
Duitsche kolonie Kiontschon was prachtig in orde,
maar de „heeren" in uniform, en wie droeg er al
geen uniform in Tsington, zooals de havenstad in
de baai van Kiontschon heette, liepen de dames ge
woon van het trottoir af. Denk dan eens aan de be
leefdheid der Engelsche officieren en onderofficie
ren in Den Haag.
Zoo doen nu de Chineezen een beroep op Enge
land om toch aan China te denken vóór en aleer zij
het verdrag met Japan vernieuwen. De Chinees, vre
delievend van aard, waarschuwt tegen den militai-
ristischen Japanner, wijst op het gevaar voor nieu
we oorlogen, nieuwe onrust.
Doch ook Amerika laat steeds luider protesten
hooren. Ik heb 14 Mei op het Japansche gevaar voor
Amerika gewezen. De Amerikanen achten dat gevaar
allerminst denkbeeldig zien in een bondgenootschap
tusschen Engeland en Japan ook reeds den steun van
Engeland aan Japan in een eventueelen oorlog tus
schen dat land' en Amerika.
Dit beteekent voor Amerika, dat in het geval het
tractaat vernieuwd zou worden Amerika een vloot
moet bouwen even groot als Japan en Engeland te
zamen bezitten. Dat zou ruinens voor Amerika zijn.
Bn dat juist nu, waar Amerika een voorstel aan En
geland en Japan gedaan heeft om te geraken tot
eene gezamenlijke beperking van den vlootbouw!
Laat ons dankbaar zijn, dat Lord Birkenhead de
solutie gevonden heeft om de beslissing inzake de
vernieuwing van het tractaat uit te stellen.
Er wordt nu een perspectief geopend, dat van
groote beteekenis kan worden voor de wereldvrede.
Dit perspectief is eene overeenkomst tusschen de
drie wereldrijken Engeland, Japan en Amerika.
Eene overeenkomst omtrent vrede in het verre
Oosten zij gebaseerd op de volgende principes:
le. de politiek ten opzichte van China zal wezen
die van de open deur;
2e. de eigendomsrechten der verschillende staten
aan de Stille Zuidzee zullen blijven gehandhaafd
en gewaarborgd.
3e. de drie Staten zullen alles doen wat in hun
macht is, om de vrede in het Verre Oosten te hand
haven en vriendschappelijk samenwerken om even
tueele geschillen, van welken aard ook, door over
leg uit den weg te ruimen.
Natuurlijk zou bij het aangaan van een dusdanige
overeenkomst de beperking van vlootbouw een feit
worden.
Dat zulk eene overeenkomst kans van slagen hee't
bewijst wel het feit, dat het denkbeeld ook reeds in
Frankrijk een warm onthaal gevonden heeft en men
daar den wensch heeft uitgesproken, dat Frankrijk
ook tot de besprekingen voor dit doel uitgenoodigd
zal worden, omdat Frankrijk met het oog op hare
beziting Indo China ook een groot belang bij het
Verre Oosten heeft, Daaraan wil ik dan den wensch
toevoegen, dat Nederland, een klein land in Euro
pa, doch een wereldrijk in het verre Oosten, even
eens tot die conferenties zal uitgenoodigd worden,
omdat Nederland het grootste belang heeft èn bij de
handhaving van den vrede in het verre Oosten, èn
bij al datgene, dat zal kunnen bijdragen dat Neder
land in het rustig en ongestoord bezit van zijne ko
loniën blijve."
De reis van den Japanschen Kroonprins zal onte
genzeggelijk van grooten invloed zijn op de totstand
koming van eene eventueele conferentie tusschen de
betrokken machten. Zou Prins Welwillendheid wer
kelijk een zegenaanbrengende reis gedaan hebben
Groote dankbaarheid zouden alle volken hem dan
verschuldigd zijn en in de eerste plaats het vrede
lievend Nederlandsche volk.
Niet het minst omdat een zoo belangrijk tractaat
als hierboven geschetst het heerlijk perspectief
opent van ontwapening en wereldvrede!
„Jij zoudt haar misschien va® hem af kunnen hou
den."
„Ik dank Je feesteflijk".
„Mahooley zal misschien niet eerlijk met haar
trouwen", opperde Musq'oosis.
Sam's gericht vertrok krampachtdg. Verschrikt gin
gen de paarden achteruit. „Om Gods wil, ik heb toeh
al twintigmaal gezegd, dat ik er niets aan doen kan!"
riep hij uit. „Niemand kan Bela laten doen wat zij
niet wil doen. Als zij met Mahooley gaat, is dat haar
zaak!"
Bang, dat hij rich niet langer zou kunnen beheer-
schen, deed Sam een paar stappen achteruit. Toen
hij weer terugkwam, had zijn gelaat een vastbera
den uitdruklpng.
Musq'oosis zag, dat er geen hoop meer was. Hij
haalde zijn schouders op. „Nou, ik heb niets meer
te zeggen. Het spijt me."
Sam wensch te, vurig, dat hij gaan en de verleiding
voorbij zijn zou.
„Je zei daarnet, dat je hier land genomen hebt",
zeide Musq'oosis beleefd. „Laat mij dat land eens
zien!"
Sam riep een van de jongens, om op de paarden
te passen en ging dan Musq'oosis naar zijn eigen
veld voor.
Musq'oosis keek er met schitterende oogen naar.
„O, miwasam!" riep hij uit. „Prachtig. Er bestaat
geen beter land."
„Ja, vrij goed", zeide Sam onverschillig.
„Daar op den kledmen heuvel zal je een goed huis
kunnen bouwen".
„Dat geloof dk ook."
„Je zult daar een waranda kunnen hebben net als
Gilbert Beattie. Je zult daar iederen avond naar de
rivier kunnen gaan kijken. Je kan een groote schuur
en veel paarden en vee hebben en rijk zijn."
Sam lachte somber. „Je bent al even dwaas als
Ed."
„Maar wat heb Je aan al dien rijkdom, als Je al
leen blijft?" vroeg Musq'oosis langzaam. „Je hebt een
vrouw noodig om je hart gelukkig te maken. Een
moode vrouw en veel mollige kinderen. Er bestaat,
maar één meisje voor jou. Een knap gericht om naar
te kijken, goede handen om te werken, een goed
hart om lief te hebben. Ik ken haar en ik zeg het.
Er is nooit zoo'n meisje hl dit land geweest als zij.
Wil jij, dat een andere man haar krijgt?"
Sam wendde zich bijzonder heftig tot hoL-. „Ik heb
je gezegd daarmede uit te scheiden!" riep hij heftig
Daar hebben we nu eindelijk de zomer, met al
zijn zomerhitte, en laat ons bijna vérsmachten.
Nooit is een mensch eigenlijk tevreden over het
weer, en of dit geheel aan den mensch of aan de
natuur ligt, is een kwestie die niet zoo heel een
voudig uit te maken valt, want het klagen over het
climaat is internationaal.
De zomerhitte brengt echter tal van voordeelen
mee. Het is den tijd voor de hitte, en daarom heeft
niemand het recht om te klagen, natuurlijk de land
bouwers en degenen die er schade van ondervin
den niet meegerekend, hoewel deze menschen ook
wel eens wat te veeleischend zijn en zon voor de
wei wenschen tegelijk met water op den akker. Als
er geen zomerwarmte is klagen de menschen v.eel
meer dan ze nu doen, maar klagen doen ze.
Voor Den Haag is deze zomerperiode altijd iets
heel gunstigs. Het wemelt er dan van vreemdelin
gen; er is leven in de badplaats en kleur in de
stad. Je ziet weer eens vreemde gezichten en men
schen, die voor onze kleine schoonheden in bewon
dering staan. Je ziet karavanen die gecornacd wor
den door een gids en files, die wachten tot er een
nieuwe groep door het gevangenpoortje gevoerd
wordt. Dit alles doet heel bespottelijk aan en we
vergeten daarbij hoe we precies zoo doen, wanneer
we zelf op reis zijn en groepjes vormen die worden
rondgeleid, of opvallen door onze belangstelling voor
schoonheden, die de bewoners daar niet meer opmer
ken.
Een succes voor Den Haag blijkt de Char-A-bancs
te zijn. Deze omnibus heeft reeds onmiddellijk de
sympathie gehad van de residentie, en is in het
■vinterseizoen gebruikt door oude heertjes die niet
snel ter been meer zijn en zoo graag toch ook eens
op Wassenaar kijken wilden, door families, die de
verplichting hadden een logée eens iets van de stad
te laten zien, door ouders die eens kinderen ter ge
legenheid van een verjaardag wilden tracteeren op
een rijtoertje.
Nu echter is het groote monster bij eiken rit vol
en dat niet alleen, er rijden er soms drie achter
elkaar. En ze zijn geheel vol met reizigers, met de
genen die men, zonder te kunnen zeggen waaraan,
het buitenlander zijn aanziet. Er zijn alle typen
onder, alle natiën, en ook alle reisexcentriciteiten,
als de besjaalde mis, mager en lang met een face-
è-main en een Beadeker, als de dikke Duitscher in
een sporthemd, de Amerikaan in een geruit pak en
al die reizigerstypen die men bespot vindt in de
humoristische bladen, die men dan voor overdre
ven typen houdt, en die men werkelijk precies zoo
aantreft op een badplaats of in vreemdelingen-con-
vooien.
In dit vreemdelingen-seizoen nu heeft Den Haag
altijd een heel bijzondere attentie. Trouwens de
Hagenaars moe'ten zich niet inbeelden, dat ze in
dit opzicht vooraanstaan, want in Parijs doen ze
het net zoo, en misschien doen andere hoofdsteden
het eveneens.
De Parijzenaars en Hagenaars breken in de dagen
van het vreemdelingenverkeer hun stad op. Ze gaan
dan vlijtig asp'nalteeren, zetten de drukste stra
ten af laten overal ketels koken met scherpe teer-
preparaten, maken opstoppingen en verkeersobsta
kels en versperren de mooiste straten.
Zoo is geruimen tijd ons grootste en beroemdste
vreemdelingen etablissement hotel Central nagenoeg
onbereikbaar geweest. De menschen in de serres zijn
er door alle mogelijke aspaltteerdampen getrijterd
de hotelgasten hebben zich met hun «bagage op het
nauwe trottoir niet kunnen roeren, en den eersten
indruk bij aankomst kan niet anders, dan heel on
gunstig zijn geweest.
Op het oogenblik asphalteert men op de Groen
markt, het allerdrukste punt van de stad. Verder
zijn de eerste maatregelen voor het asphalteeren in
de Hoogstraat reeds genomen en zoo zal er in het
hartje .an de stad wel door geasphalteerd worden.
De vn emdeling krijgt op die manier een beeld van
onze ijver. Hij ziet dat er gewerkt wordt, dat we het
zaakje goed onderhouden. Hij zal, als hij meer, dan
eens zomers hier komt gaan spreken van de stad,
waar voortdurend wordt geasphalteerd. Maar of
hem dit rechtstreeks aangenaam zal zijn valt te be
twijfelen. Want de arbeid past niet bij zomerhitte en
veraangenaamt de atmospheer maar zéér weinig.
Het maakt bij heet weer van de toch al niet zoo
zeer te prefereeren binnenstad een hel van stank
en smook en ondragelijke hitte.
Maar gelukkig valt de stad te ontvlieden. Het
mooie van Den Haag zijn de omstreken, of liever,
de omstreken verfraaien het geheel en voltooien
het cachet van voornaamheid.
Nu klagen Wassenaar en andere dorpen wel eens
over de slechte verbinding. Teegenwoordig, of liever
in het hartje van het seizoen is deze klacht niet
meer zoo heel ernstig te nemen. De Amovam zorgt
niet alleen, dat er rondritjes gemaakt kunnen wor-
i den, maar tevens, dat de omliggende gemeenten per
auto kunnen worden bereikt. En zelfs over Sche-
veningen heeft deze Maatschappij zich ontfermd.
Door de goochelarij met de nieuwe lijn en een an
dere bestemming van lijn 10 is het meer deftige
gedeelte ,waar deze tram doorreed eenigszins ge
dupeerd. Een stadsgedeelte is reeds gedupeerd wan
neer de bewoners vijf minuten loopen moeten naar
een halte van een tram.
De bewoqers van,deze buurt die de tram naar
Scheveningen door. nun breedste en mooiste straat
hadden, moeten nu wel tien minuten loopen voor
een verbinding met de badplaats en de Amovam is
hen nu te hulp gekomen, met oude Londensche om
nibussen met imperial, met de char-è,-bancs, en
rijdt voor een heel billijk tarief de misdeelde bewo
ners van het Statenkwartier naar het Kurhaus.
Een gezellig zomeraspect geven deze vervoermid
delen. Verder is het er druk met auto's zoowel in de
stad als overal rondom de stad heen. In een paar
weken is deze bloei ontstaan. Als het weer omslaat
kan het meteen weer uit zijn. En hoe dikwijls zien
we niet, dat het weer omslaat als het Augustus
wordt en de tijd der vacanties aanbreekt.
Laat ons hopen, dat we dezen eenen zomer ge
spaard zullen blijden voor die teleurstelling, die
ieder jaar zooveel duizenden treft, en laat ons ho
pen dat Den Haag zijn aspect van nu den geheelen
zomer houden mag. Daarmede wensch ik niemand
een absoluut drogen zomer toe. Wat regen in den
nacht, wat zonneschijn overdag, zoodat ieder zijn
deel krijgt. Maar aan deze indeeling, hoezeer er
reeds door het menschdom op is aangedrongen,
schijnt moeder natuur maar steeds niet aan te wil-
len. Zoomin als ze geregeld voor de gepaste hoeveel
j heid vorst en sneeuw wil zorgen.
Doch zooals ik in mijn aanhef reeds zeide, er komt
j misschien wel een beetje chronische ontevredenheid
van den mensch bij bovendien, want het klagen
over de weersgesteldheid schijnt internationaal te
zijn. W. P.
PAARDENSPORT IN HAARLEMMERMEER.
Het concours-hippique te Hoofddorp, hetwelk is
uitgeschreven op Dinsdag 26 Juli en Woensdag 27
Juli d.a.v., belooft weer een groot succes te zullen
worden voor het bestuur van de vereeniging „Voor
uit", die zijn twaalfde feest hiermee heeft aange
kondigd.
Voor de beide dagen ziet het .programma er
schitterend uit, niet overladen en toch vol afwis
seling.
Er worden vele bezoekers verwacht; verleden jaar
waren er meer dan 10.000 en allen hebben genoten,
want het terrein is zeker wel het mooiste uit het
geheele land; omdat het heeft een overdekte tri
bune, waarin bijna 2000 personen een kostelijk zitje
kynnen krijgen en verhoogde staanplaatsen, waar
door 6000 bezoekers kunnen genieten zonder elkaar
in het gezicht op het terrein te hinderen.
Ook zal het getal deelnemers groot zijn; de beste
landbouwtuigpaarden waarop Haarlemmermeer
zoo grootsch is komen op het grasveld; de boeren
vrouwen en boerendochters zullen met elkaar laten
zien hoe er liefhebberij is in de Meer voor het
paard; boerenzoons en boerenknechts zullen als rui
ters te paard verschijnen; ook heerrijders en offi
cieren worden verwacht met hun prima rij- en
jachtpaarden; zelfs voor de dames (paardrijdsters)
is een apart nummer ingelegd; ook zullen de beste
springpaarden niet afwezig blijven waar het gaat
om de groote gouden cup (de grootste beker die
nog ooit in Nederland is uitgeloofd).
Verder wordt er gerekend op vele eerste klasse
luxe paarden; naar men zegt komen de beroemde
Hackneys Knight Commander en Dark Legehd ook
weer in Hoofddorp uit; honderden paardenliefheb
bers zien al ietwat zenuwachtig uit naar wat de be
slissing daar wezen zal. Een paar weken geleden
werd aan het,, eerstgenoemde paard de eerste prijs
toegekend aan de hand voorgebracht, maar het
laatstgenoemde paard kreeg de oranjestrik in tuig
gaande. Hoe zal 't straks wezen? Dat hangt niet al
leen af van de paarden zelf, die op den eenen dag
wel eens beter gaan dan op een anderen dag, maar
ook van de subjectieve opvatting van de juryleden.
Zooals vanzelf spreekt, is er ook gezorgd voor de
z.g. opluisteringsnummers.
Meermalen is gezegd, dat het concours in Haar
lemmermeer veel te zien geeft voor echte paarden
liefhebbers; laat het mogen blijken dat dit door hen
wordt gewaardeerd.
DROP BIJ KOEIEN.
In enkele gemeenten komt drop onder het melk
vee voor. De ziekte gaat met ontsteking en koorts
gepaard. In Zijpe, Wieringerwaard en Schagen kwa
men reeds sterfgevallen voor. Men schrijft de oor
zaak aan slecht' water toe.
BRONWATER.
Terwijl bijna alle polders water Inlaten om to
tale uitdroging der sloten te voorkonden, maalt de
Schagerwaard zoo nu en dan uit. De talrijke bron
nen en het boezemwater, versterkt door een 20-tal
gasputten, geven zooveel zoet water, dat de greppels
bij tijden vol staan. Voor land en vee is dit thans
van zeldzame waarde.
uit. „Bij God, als je nog één woord zegt. Je maakt
me krankzinnig! Vroeger heb ik gedacht, dat je mijn
vriend was. Maak, dat je hier vandaan komt voor ik
vergeet, dat je oud en zwak bent. Voor de laatste
maal .zeg ik je, dat ik ndet ga! Ik heb een eed ge
zworen. Het is uatl"
Musq'oosis haalde zijn schouders op. „Goed! Ik
zal gaan!" zeide hij loom.
HOOFDSTUK XXV.
Twee ochtenden later, toen de muren van Ed Cha-
ney's huis uit den grond begonnen op te komen, za
gen Sam en Ed tot hun verbaring een klein zwart
paard met een ruiter langs den oever galoppeeren.
Het bleek de oudste van de twee Indiaansche jon
gens te zijn, die met Musq'oosis meegekomen waren.
Hij heette St. Paul. Zijn glad, bruin gezicht en zijn
heldere oogen gaven geep uitsluitsel omtrent wat hij
doen kwam. Het paard leek afgereden.
„Wat is er?" vroeg Sam met een boos gericht.
„Musq'oosis is ziek," antwoordde de jongen, die
goed Engelsch sprak.
„Waar?"
„'Even vorbij de Kleine Prairie, een mijl of twin
tig van de rivier af".
„Waarom kom je bij mij?" vroeg Sam. „Er zijn
veel dichter bij toch ook blanken. Ik heb geen ver
stand van doktoren."
Musq'oosis zei, dat hij niemand anders wilde heb
ben dan Sam", antwoordde de jongen. „Hij zegt, dat
hij geen dokter mëer noodig heeft. Hij zegt, dat zijn
tijd gekomen Is. Hij zegt, dat een vriend zijn oogin
moet sluiten. Hij zegt, dat hij Sam boos gemaakt
heeft. Hij wil, dat Sam hem de hand komt drukken
vóór hij sterft."
„Het zal het beste zijn, dat ie onmiddellijk gaat",
zeide Ed. „Die arme stakkerd 1
Sam dacht even na. Musq'oosis had hem boos ge
maakt en hij wantrouwde hem. Toch voelde hij zich
tot dezen typdschen kleinen philosoof aangetrokken,
en hij bedacht rich, dat Musq'oosis hem vriendschap
betoond had op een tijd, dat hij die het meest noo
dig gehad had.
„Hoe is het gebeurd?" vroeg hij.
De jongen illustreerde zijn verhaal met de voor
zijn ras eigen gebaren.
„Gasteren is Musq'oosis niet wakker geworden. Ik
moest hem in zijn dekens heen en weer schudden.
Hij werd langzaam wakker. HIJ zeide, dat hij zich
ziek voelde. Steeds door slaperig. Hij kan niet op
staan. Hij kan niets eten. Daarom legden wij hem
in den wagen en reden verder. Na een poosje moes
ten wij ophouden. Hij zeide, dat hij niet verder kon.
De wagen schudde te veel. Dus legden we hem op
den grond in zijn dekens. Wij wachtten een tijdje.
Ik dacht, dat het misschien wat beter zou worden.
Maar dn den middag was hij nog heelemaal niet bo
ter. Hij zeide tegen me, dat ik Sam moest gaan ha
len. De andere jongen moest bij hem blijven. Dus ben
ik gegaan. Vannacht heb ik op den Crossing gesla
pen."
Het verhaal klonk geloofwaardig en Sam's achter
docht werd gedeeltelijk in slaap gewiegd.
„Jij en de jongen moeten mijn span nemen", zei
de Ed. „Laat het zwarte paard hier" om te rusten".
Enkele minuten later waren zij onderweg.
St. Paul had met Sollers afgesproken hen in zijn
kano over te zetten. De chef wachtte reeds op hen
toen zij kwamen. Tijdens het overzetten besprak Sam
het geval met Sollers. De chef was dikwijls verplicht
voor dokter te 9pelen.
„Het heeft veel van een hartverlamming," zeido
hij. „Hij is over de zeventig. Op die manier gaan ze
zoo dikwijls weg. Onder een struik langs den weg'*
„Ik wou, dat je mee kon gaan," zeide Sam.
„Ik kom zoo gauw als ik een paard kan krijgen."
Sam sprong in den zadel en reed weg. St. Paul
was nog bezig de buikriemen vast te binden. Over
zijn schouders kijkend zag Sam hem in gesprek met
Sollers. Hij kreeg den indruk, dat beiden hun hoofd
omdraaiden, toen hij omkeek.
Toen de jongen hem inhaalde, vroeg hij wat hij
met Sollers bepraat had.
„Ik «heb tegen hom gezegd, dat hij pijnstillende
middelen moest medebrengen1', antwoordde de jon
gen onmiddellijk. „En Soliers heeft gezegd, dat hij
het doen zou."
Toen zij op het vlakke veld kwamen, hielden zij
een zoo kort mogeiijke rust om zelf te eten en de
paarden te laten grazen. Bij het weer opstijgen zei
de Sam:
„Funny Sollers heeft ons nog niet ingehaald.'
„Hij kan zeker geen paard krijgen", antwoordde!
St. Paul.
Onderweg vroeg Sam telkens of zij er nu bijna wa
ren. „Nog een klein eindje," was onveranderlijk het
antwoord.
„Je zei, dat het twintig mijl van de rivier was."
,*Misschden heb ik «me een beetje vergist"
Wordt vervolgd.