Sctapr Cont EEN LIEFDE IN DE WILDERNIS. De dingen om ons heen. Brieven uit Rome. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Reclames. Influenza en de gevolgen. Zaterdag 23 Juli 1921. 64sle Jaargang, No. 6860. Een en twintig Jaar geleden hadden we in den Haag de eerste Vredesconferentie, die feitelijk moest dienen om de steeds toenemende oorlogsbewapenin- gen tier verschdllen.de landen binnen de perken te houden en zoodoende het geivaar voor een oorlog en een wereldbankroat ite verminderen. Men kenit heit droevig resultaat van de grootscfoe pogingZoo niet, dan kan men het te v/eten ko men bij de talloózen, die hebben en houden, gezond heid of nabestaanden sedert door oorlogen verloren. Dit alles was niet ite verwonderen. Toen de Conferentie pas kort aan den gang was, bleek de sabotage reeds >zeer duidelijk. En destijds was de wereld door dertigjarigen vrede niet zoo sterk doordrongen van wat oorlogsjammer betee- kent, dan dat zij de kracht had aan die sabotage een einde te maken. Reeds toen was het Dudtschland in de eer3te plaats dat zich verzette tegen elke beperking der bewape ning, zooals het de voorschriften tot humanlseermg van den oorlog vertaalde in: brandpastilles en stik gas, in fusiladee en duikbootoorlog. Nauwelijks waren de eerste symptomen van die oppositie merkbaar toen Stead zijn zoo vaak geci teerde gelijkenis neerschreef van de katten die be slissing wilden hebben over het melkrantsoen der zuigelingen. De katten eisdhten het grootste deel dier melk op voor zichzelf en - zeide Stead gene- raalia en admiraals zullen steeds hert grootste deel der Staatsfinanciën opeLsdhen voor hun militaire doeleinden. Als men hen hun gang laat gaanl Dat was het dreigement, waarmede hij zijn fibel besloot. Men heeft de mannen van sabel en degen hun gang laten gaan en de diplomaten bijna overal tot voor korten tijd allemaal broer of neef of zwa ger van de generaals en admiraals en zoker voort gekomen uit den zelfden kring, hebben hun martiale medegoudkragon braaf geholpen. Militaire noodzaak bleef den doorslag geven bij elke internationale bespreking. Men dat Is: de kringen, die de Staten plachten ite vertegenwoordigen wist niet beter of militaire noodzaak was iden tiek met landsbelang. Al wat er verder eenig interesse scheen te hebben: landbouw, handel, scheepvaart, Industrie, weten schap, kon slechts aanspraak maken op consideratie wanneer die werkzaamheid kon worden terugge bracht lort eenig direct voordeel voor het militairis me, oftewel het „eigenlijk landsbelang''. Pas wanneer de militairen bij uitzondering eens tevreden waren met hun relatieve overmacht, was er voior een van die andere volksbelangen een kans om op grond van eigen verdienste in aanmerking te komen voor consideratie. Opgehitst door onbegrepen gemeenplaatsen, dat „wie den vrede wil den (krijg moet voorbereiden", stond een groot deel van het publiek, vooral in de groote landen, aan de zijde van de miliitairisten en tegenover de kleine groep der pacifisten, die het wel zijn der wereld eender zochten dn recht dan in luacfhti in samenwerking dan in naijver en vijandschap. Aan de vruchten heeft men den boom leeren ken nen. Verwoeste gezinnen en levens, verminkten naar lijf en ziel en geest, verloren milliarden is het re sultaat van de krachtproef. Krachtproef, die niets bewezen heeft voor het recht, niets anders bewees, dan dat d e helft plus 1 sterker is dan die hel fit min een. 'n Hesulitaat, dat elke schooljongenslei óók had kunnen geven, da telke verkiezing en elke stemming in een boerenraadsvengadering precies eender kan demonstreeren Alleen wist men niet toen men begon .waar de V» X 1 en waar de H X 1 zich bevond. En nu na ruim vier jaar van Moed en tranen heeft men een oogenJblik gemeend dat men het wist. Dit geloof van een oogenblik is het bdtter pover resultaat van al de ellende, die was en alle ellende die nog komt. Die onvermijdelijk komt en misschien de wereld tort de overtuiging aal brengen, dat de groepeering van de helft plus een van 19141918 toch eigenlijk niet heelemaal de Juiste was. We gaan geenszins acooord met hen, die meenen, dat een nieuwe wereldoorlog binnenkort „onvermij delijk" is. We gelooven zelfs, dat de uitputting al- ROMAN VAN HULBERT FOOTNER. Voor Nederland bewerkt door W. J. A« Roidanus Jr. UITG. W. DE HAAN, UTRECHT. 34. Na een uur begon Sam 'booa te worden. „Als het voor-den-gek-houderij is gullen jullie er geen ple zier van hebben", zeide hij. „Dan rijd ik terug zonder af te stijgen St. Paul trok slechts een onnoozel gezicht. Eindelijk keek 'Sam naar de zon. „Vier uur", zei de bij. „Als we er over een half uur niet zijn, ga ik in ieder ge,val terug." „Het ie nu nog een heel klein eindje." Ditmaal bleek St. Paul de waarheid gesproken te hebben. Toen zij uit de weide kwamen, zag Sam aan den anderen kant den kar onder oen boom staan. Dichterbij komend, zag hij onder een wilgenboeohje een tmenschelijke gestalte liggen. De andere jongen en het andere paard waren niet te zien. Het was Musq'oosts. De wilgen beschutten hem te gen de zon. Toen Sam één blik op het gelaat gewor pen had, voelde hij dadelijk berouw over zijn arg waan. De oude man was inderdaad al ver weg. Zijn huid had een wasaohtig gelen tint gekregen. Hij zag er zoo kalm en onderaardsCh uit als was hij reeds ge storven. Zijn oogen waren dicht. Angstig riep Som hem bij zijn naam. Hij sloeg zijn oogen open en glimlachte en be woog moeilijk zijn hand in de richting van die van Sam. „Ik hen blij, dat je gekomen bent," prevelde hij. „Ik heb lang gewacht." Sam greep zijn hand. Hij vergat al zijn boosheid. Hij vond het afschuwelijk, dat de oude man in zijn laatste «ogenblikken geen verpleging had. Hij had meer van Indiaansche ongevoeligheid gehoord. „Waar is de andere jongen?" vroeg hij. „Is hij weg- geloo^en?" M.u^q'oosis schudde zijn hoofd, „Jack is een goede jon gein", zeide hij. „Ik heb hem weggestuurd om een ande£ paard. Ik was bang, dat het paard naar huis zouAoopen." „Moe voel Je je?" vroeg hij bezorgd aan Musq'oosis »Vr\] goed antwoordde de oude man, glimla chend. „Het zal met de pijn wel schikken, denk ik". „SSollers zal direct hier zijn met medicijnen. Hij Welet wat goed voor je is." Medicijnen doen het hart van een oud man niet Hr der loopen", zeide Muaq'ooaio. „Het li uit met mij." lerwtf» ito groot ie, dat geen enkele der mogendhe den momenteel in staat souden zijn ten oorlog te voeren, laat «taan te beginnen. Allen zuchtten evenzeer onder desdhulden van die bange vier Jaar en zoolang de rente van die schul den en de pensioenen aan verminkten en nabe staanden van gesneuvelden een -jaarlijkschen zwaren post blijven uitmaken, op het budget van iedere mo gendheid, gelooven wij niet hard aan toestemming, zelfs van hert ergste hoera-parlement, om tot nieuwe militaire avonturen over te gaan. Alleen de landen, die ntat hebben geleden in ge lijke verhouding ale de andere, en dus speciaal, die „er beter op zijn geworden" de O.W'eirs dus onder de Staten, zouden, zoo «ij ddt wilden, opnieuw een oor log kunnen gaan voeren, met het vooruitzicht, daar gelijkwaardige tegenetandera ontbreken, spoedig tot een overwinning en verwezenlijking hunner wen- schen te geraken. Dergelijke landen zijn er venwei niet veel. Van de zes Europeesche landjes, die niet mee knokt en toen aansluiting bij de een of andere groep hun groote voordeelen scheen te beloven met kleine verlioskon- sen, ls niet te verwachten, dat zij thans hun vre delievende, neutrale houding zullen opgeven. Al wa re het slee/hts dart ook zij te veel (verloren om Iets te riskeeren. En bulten Europa is slechts één staat, die niet al leen niet verloor, maar er „beiter op werd" Japan, de eenige staat, die Oweër is. Als er gevaar dreigt voor een verstoring van den wereldvrede, moet het komen van Japanache zijde. Alle andere mogelijkheden zijn uitgeschakeld. (Natuurlijk laten wij het „nakleppen", het weerlich ten: expedities en vechterlj.tjes aan de Roer, in Po len, dn fclein-Azië hierbij buiten beschouwing.) Welnu, dat Japansche gevaar bestaat volgens in zicht van velen. 'Amerika is bang voor een overstroo- mdng van Japanners, 'die goedkoop werken en gevaar zouden kunnen zijn in de westelijke Staten. Austra lië is evenmin geetefld op kleurlingen, en Zuid-Afri- ka, waar toch zeker arbeidskrachten noodlg zijn en waar gekleurde arbeid steeds gebruikt werd, moet niiets hebben van kleurlingen, .dde er heen komen met alle pretenties en rechten van een Europeaan, die Rritiah citizen la of daarmede gelijkgesteld. Nu komt Harding terug op het oude Rescript van den Czaar en stelt een ontwapening of althans be perking der bewapening voor: een maatregel, die zal hebben te geiden voor alle landen aan den Stillen Oceaan. Alle landen, die den druk van de bewapening met moeite torsen zijn er voor. Zeifis Japan, voor wien die last toch niet zoo bijster zwaar is. Er zou dus hoop zijn, Al ware het slochts omdat het nu niet de generaals en admiraals, niet de car rière-diplomaten zullen zijn, die de besprekingen zullen voeren, doch de ministers, die hoe zij zelf over het mildtairisme denken! in de laatste maan den lm hun parlement niets anders hebben gehoond dan: bezuinigen, bezuinigen! en die weten, dat het eenige, waarop bezuinigen mogelijk is, de militaire uitgaven zijn. Vooral, wanneer de beperking van le ger en vloot overal in een bepaalde verhouding ge schiedt, zoodiat de relatieve sterkte toch gelijk blijft. Elke mogendheid en elke groep van Staten blijft in verhouding tot een mogelijk tegenstander pre cies even sterk als vroeger, wanneer de potenrtieele tegen-standers allebei een kwart of de helft sterker of zwakker worden. De algemeens malaise izou dus thans de regeerin gen er toe kunnen brengen tot een belangrijke be perking van hare bewapeningen en zeker tot dde van haar bewapenings-p 1 a n n e n over te gaan. Mits <men natuurlijk eensgezind is en er niet iemand Duitsohland'S voorbeeld van 1899 opvolgt, door neen te zeggen en daardoor een algemeene regeling on mogelijk te maken. En nu is het een wolk aan den horizon, dat Har ding de quaestie van het Verre Oosten vastsohakelt aan zijn ontwapeningsvoorstel. Immers, als er -iets is geschikt om Japan te nood zaken een uitermate voorzichtige houding aan te nemen, dan is het toch zeker dit probleem. Het kan genoegen nemen o gaarnot met een vermindering van leger en vloot in verhouding itot dde der anderen. Het kian zich er eventueel van laten overtuigen, dat -het speciale verbond met Engeland geen waarde meer heeft, nu China nog machteloo- zer -werd en Rusland zichzelf uitschakelde, nu het zeker weet, dat -Engeland nooit tegen de Vereenig- de Staten het ziwaard zou trekken, al werd Japan aangevallen of dwars gezeten door Amerika. Maar de vraag is, -hoeverre Japan bereid zal zljin die voordeelen van het Lansing-Ishii tractaat op te geven, zich de wet te laten voorschrijven rten oipzicflite van Shantoeng, van China in het algemeen, van Siberië, die vraag ds nog lang niet opgelost. „R-ealpolitik" zou hebben geboden Japan de vrije hand te laten tegen al wat daar in het Verre Oosten op het vasteland zwak is, of zwak schijnt. Dan had de strijd-daar Japan allicht zoo ver zwakt, dat er van de O.W. niets ware -overgebleven en de verhouding tot de andere belanghebbenden dus normaal ware geworden. „Ik wou, dat ik Je thuis kion krijgen 1" prevelde Sam. De oude man bewoog zijn hoofd, «m de hoornen en den hemel te kunnen zien „Dit is mijn tehuis" zei de hij. „Het is goed gras. Er bestaat geen beter bed." „Je moet niet zoo praten," riep Sam wanhopig. „Je moet den moed niet opgeven". Musq'oosis glimlachte. „Ik zou heel graag leven. Ik houd van den zoaner en van den winter. Maar het meest houd ik van mijn groot meer. Ik houd ervan of het kalm of dat het woest ls. Ik houd van den groenen oever en de ronde baaien en de kleine ri vieren, die erin uitstroomen. Het is een goede we reld. Maar ik wil die nvt graag verlaten. Ik wil na de groote jacht graag naar bed". „Je moet niet zooveel praten", zeide Sam. „Het ver moeit Je." „Laat mij praten", antwoordde Musq'oosis, nog steeds glimlachend. „Gauw kan Ik niet meer praten. Ik vertel aan een Jongen graag wat een oude man weet." En de oude man prevelde voort, parelen opdiepend uit den schat van zijn wijsheid. Soms scheen -hij to dommelen, maar steeds door hield hij de hand van Sam, die diep ontroerd was, vast. Nu en dan -trachtte Sam de ouden man een op wekkend middel te geven. Thee was echter alles wat hij aanbieden kon. Musq'oosis weigerde die echter. „Ik begrijp niet, dat -Sollers niet komt", zei-de Sam. „Die komt niet. Ik heb St. Paul opgedragen hem te zeggen, dat hij niet moest komen. Ik wil alleen een vriend bij mij hebben". „Waarom ben ik Je vriend?" „Dat weet ik niet", antwoordde Musq'oosis glim lachend. „Ik denk, omdat je een goed hart hebt". Eindelijk hoorde Sam in de verte hoefgetrappel. „Daar komt hij", zeide hij, maar dan bedacht hij da delijk, dat -het geluid uit de andere richting kwam. „Het is Jack", voegde hij eraan toe. Weldra hoorde hy, dat er twee paarden uit Oos telijke richting kiwamen. Hij voelde zich allesbe halve op zijn gemak en zou opgestaan zijn, als Musq 'oosis zijn hand niet vastgehouden had. De oude man scheen te slapen. Som -moest daar op zijn knieën blijven liggen, ter wijl de paarden in vollen galop dichterbij kwamen. Zijn kloppend hart zeide hem wat er gebeuren zou was het mogelijk dat de oude man hem op den drempel des doods Iets voorgelogen had? De twee paarden renden het wilgen boschje om en werden dan met een ruk tot stilstand gebracht. ZU werden bereden door Bela en Jack. Al 't andere vergetend, rukte Sam zijn hand uit die van Musq' ooslf en sprong op. „Je hebt me om den tuin geleid I" riep hij woe- M«tr de preeédeniten van het bustnesÉfland MJ uit? nemendhedd gelooven niet aan „realpolitik", Vreemd, doch waar. -En misschien gelukkig. UITKIJK. TTVOLL Het wordt nu heel warm in Rome. NauwelijkB is de Junimaand in het land of de onweers, die de vo rige maand telkens afkoeling brachten, zijn opgehou den, maar in een goed uur brengt de tram ons naar Tivoli, daar herademen we weer. Tivoli is veel ouder dan Rome. Door een dor en eentonig stuk van de Campagna, voert de weg exj heen. De villa van Hadrianus laten we rechts liggen, dan beginnen de olijvengaarden. Door een bosch van grijze, gekromde stammen, winden zich geen voetpa den naar boven en al gauw zien we het stadje voor ons. Over den heuvel verspreid en er tegen aan, lig gen de oude huizen; torens, stadsmuren en cypressen teekenen zich af tegen de lichte lucht. Naarmate we hooger klimmen zien we heel het wijde land aan onze voeten liggen, a.chter ons Rome, waaruit de St Pieter als een reusachtige helm naar boven bolt en voor ons, in teere lijngolvingen, de Sabijnsche bergen. De koude winden, die van hier komen aangeblazen, ma ken den winter in Tivoli onverkwikkelijk, maar zo mers brengen ze er een verfrisschende koelte; daar om bouwden de Romeinen, toen ze deze stad, die vroe ger Tibur heette, aan zich onderworpen hadden, hier hun villa's en brachten er met voorliefde de heete zomermaanden door. Een groote bekoring vonden ze ook in het sterke geruisch van den Anlo, een kleine rivier, maar die hier met een geweldige kracht zich naar beneden stort. Het eentonige geluid van die wa terval, werd aan Augustus als een middel tegen de slapeloosheid aanbevolen, waaraan hij veel leed. In de kleine bergstad, zocht hij genezing van zijn kwaal en wij kunnen ons voorstellen hoe, in de warme maan den van het jaar, de voorname Romeinen hier rond liepen, hoe ze zich verdrongen in de nauwe stra ten of, leunend over den ouden muur, neerzagen in het schitterend groene ravijn, waarin de Anio schui mend neerklatert. We ontvluchten het benauwde stadje en dalen over een zachten looper van mos in den bergkloof af. Hier is alles smaragd en fonkelend edelgesteente. We banen ons een weg door het sprookjesachtige ra vijn, als willen viooltjes, rozen en anemonen ons den toegang versperren, al haken laurenstinus, bloeiende brem. en gulden roede zich vast aan onze kleeren. Bij de Neptunus-grot, spuit bet water met wilde vroo- lijkheid omhoog. Is zoo overmoedig en vreugdedron ken, de stroom waar hij als een jongeling zich pas in het leven stort? Straks liepen we hem achteloos voorbij toenl hij zoo kalm en bezadigd, zoo levensmoe door de Campagna schuifelde. Welk een heerlijk dar tel en met alle moeilijkheden spottend levensbegin! Hoe danst de Aniopier over de veelkleurige steenen, hij bevochtigt het purperen zand, springt over bloe men en grassen, hij sleurt in Zijn' dolle vaart het wui vende asparagus-groen met zich mee en groeft zil veren lijnen in den eerwaardigen rotswand; niets is hem heilig en overal waar hij voorbij huppelt, laat hij een spoor achter, een franje van stalakiet, want zijn water is heel kalkhoudend en het fijne kantwerk, dat hiji hier en daar aan steenen, rotsen en vermolm de boomwortels vasthecht, geeft een nog rijkeren tooi aan heel deze wereld vol kleur en levensweelde. Als we door den sluier van takken naar boven zien, schijnt do tempel van Vesta, daar aan den muur van de stad, ons een adelaarsnest dat tegen de rotsen hangt-; het monumentje wordt wel heel klein in een zoo grandioose omgeving, maar we bewonderen nu nog meer den durf waarmede in de oudheid zoo'n heiligdom neer werd gezet aan den rand van den afgrond en zijn volmaakt evenwicht waardoor het nu na zooveel eeuwen nog vrij ongeschonden staat boven den altijd voortbruisende Anio. En terwijl de ri vier voortstroomt, een altijd nieuwe watertoevoer hem verjongt en zijn vroolijke cascades zoowel de oude Romeinen verkwikten en tot dichterlijke ont boezemingen inspireerden als de dichters in later eeuwen; terwijl do natuur nauwelijks verandert, al tijd aan zich getrouw blijft, verandert het kuituurle ven, en de maatschappelijke verhoudingen gedurig van karakter daarmede de behoeften van den mensch, zijn wijze van zien, zijn geestesuitingen. Alles wat sterk het karakter van een tijd draagt, is ons lief; we voelen daarin de echtheid der aandoenin gen; de sterkte van overtuiging, die haar stempel op een tijd drukte. Heerlijk straalt het ravijn van Tivoli in kleuren pracht, maar we bewonderen er ook de bruggen waarmede de Romeinen de bergkloven aan elkander klonken, zij schijnen een onwrikbaar geheel met de geweldige rotsen te vormen, en wanneer we straks weer door Tivoli gaan, houden we stil voor de mo numentale poort, die toegang geeft tot de villa d'Este, die aristokratische schepping uit het tijdperk der Rennaissance en we bewonderen er den schep- dend tegen hem. De roerlooze gestalte gaf geen levensteeken. Bela wendde zioh tot Jack. „Je hebt me voorge logen 1" riep zij uit, terwijl zij haar zweep ophief. De jongen zette zijn paard aan, om den slag te ontgaan. „Je denkt natuurlijk, dat Ik hier gekomen ben om jou te zien," zeide Bela tegen Sam. „Maar dat is niet waar. Ik baat Je." „En God weet, dat ik niet gekomen ben om Jou te zienl" antwoordde Sam bitter. „Ik zal teruggaan.," zeide zij, onmiddellijk haar paard k eerend. „Wacht!" riep 'Sam uit. „Zorg voor Musq'oosis. Hij is hard ziek. Ik zal gaan." Bela keek naar den kleinen ouden man, die daar zoo stil lag, en de -harde trekken verdwenen van -haar gelaat. Zij sprong uit den zadel en ging met haar rug naar Sam toegekeerd-, naar hem toe. Sam raapte zijn tuegel op en ving dan zijn paard. Hij -moest tot vlak bij haar teruggaan, om zijn zadel te krijgen. Hij moest of bij wilde of niet naar haar kijken. Zij knielde aan den anderen 'kant van Musq'oosis neer, boog zicb over hem been en druk te zijn beide handen tegen baar borst, als om ze te warmen. ZIJ had Sam vergeten. Haar mooi gezicht was zacht en bleek van smart. Tranen stroomden langs haar wangen. „Mijn vriend, mijn vriend", boorde hij haar fluis teren. „Spreek toah. Zeg, dat je me vergeeft. O, laat mij toch niet alleen. Ik heb niemand op de wereld dan jou." Sam koek angstig om zloh been. HIJ begon te be ven. Hij liet den teugel los en het .paard liep weer weg. Wanneer hij zijn oogen kon gelooven, wanneer Bela werkelijk een goede, liefhebbende vrouw was, wat had hij dan gedaan? Nu hij haar zoo zag, ging zijn hart naar haar uit als een vogel naar zijn nest. Musq'oosis sloeg zijn oog enopen en prevelde iets. Zij boog baar hoofd nog meer om te luisteren. Zij praatten samen. Eindelijk keek Bela naar Sam op. „Kom bier", zeide zij. „Hij wil je spreken". Som knielde aan de andere zijde van Musq'oosis neer. Hij hield zijn eene band vast, Bela de andere. Het gelaat van den ouden man bad een uitdrukkinj die hem zich deemoedig deed voelen. Tegel ijker tij maakte de nabijheid van Bela hem duizelig. Zij scheen zloh zijn tegenwoordigheid niet bewust te zijn. „Het spijt me dat ik dat daareven gezegd heb", zeide Sam onwillekeurig. De oude man glimlachte. „Je badt gelijk", fluister de hij. „Ik heb jullie allebei voor den gek gehouden. Ik wou jullie verzoenen vóór ik sterf." Bela en Sam wendden beiden, bun hoofd of, penden geest van deö kunstenaar die een onbebouw de berghelling herschiep Ja essi der bekoorlijk?^ tuinen van Italië. De kunstenaar, die voor kardinaal d'Este een villa moest bouwen op een der ongekultiveerde berghel lingen van Tivoli, kweet zich meesterlijk van de moei lijke opgaaf die hem gesteld werd* Hij ontwierp een monumenteel paleis, dat zich in de volle breedte van den heuvel ontplooide. Aan de rechterzijde vergroot te hij dit gebouw aanzienlijk, door een uitgestrekt terras boven den hellendon grond op te trekken; van boven voert een sierlijke trap, met breede maar lage treden, naar het park, terwijl onder het terras een gewelfde gang loopt met rondbogen aan de tuinzijde, voor welke klaterende fonteinen hun waterstralen opstuwen. Wanneer we van de groote zaal op het ter ras treden, worden we ontroerd door de zuivere schoonheid, die we zoo onverwacht voor ons zien. We staan verrast tegenover zooveel licht in een land schap 1 Hoe teer deinen de cypressen weg achter de donkere cypressen van de Villa en daartusschen ligt de groene Campagna met haar witte huisjes en klei ne torens; de arcade die neer is gezet aan het ter- ras-einde omsluit het landschap voor ons als met een lijst, daardoor dwaalt ons oog niet over heel de om geving, maar het blijft gericht op die eene groote schilderij, die een wereld van ruimte en licht in zich bergt en ons al meer gaat boeien. Langs de marmeren trap afdalend, staan we in de cypressenlaan, die glooiend naar beneden gaat en oneindig lang schijnt, zooals geheel de Villa ons uit gestrekter voorkomt dan ze is, omdat de bouwmeester door een klein terras hier, door een geheimzinnig boschje ginder, den wandelaar telkens afleidde en voor nieuwe verrassingen bracht. Een zoete bekoring gaat uit van de mysterieuse pa den, die zich om de donkere vijvers slingeren; ais slangen wringen zij zich door de struikgewassen en schieten dan weer door een grasveld voort. Jammer, dat modern aangekleede menschen loo pen! We zouden hier vrouwen willen zien, zooals de oude schilders, die voor ons verbeeldden. Speelde er ginds niet een met haar melkwitten hazewindhond op 't hooger terras? Sluipen ze niet in de schaduw der ceders, tusschen de marmeren beelden en rozen? Op de banken, aan 't waterbekken, waarin zich de urnen weerspiegelen, willen we pages zien die de luit bespe len en van de schoone vrouw zingen, die hun hei melijke liefde beantwoordt- helaas niets van dit alles! Nu rolt de custode een oude Engelsche door de cypressenlaan en dreunt de geschiedenis der Este's voor haar op. „Oh! very interesting indeed!" zegt ze, zonder te kijken naar de rijen witte irissen, die als betooverde princessen langs de wegen staan. Bij de klaterende fonteinen gaan we zitten en kij ken droomend naar do goudvisschen, die als vonken door 't blauwgroene water der groote bassins schie ten. De vogels zingen er met dof gekoer, slepen blanke duiven hun vleugels door 't zijige gras alles is zoo vrouwelijk, zoo verfijnd al te aristokratisch mis schien voor dezen tijd! Ja, groot9cher is het ravijn van Tivoli met zijn al tijd geweldig levenden opspattenden en neerschui menden stroom! Een Jongeling) vol daadkracht ginds, wild en ongebreideld, maar in deze.ï tuin schijnt de verwarronde bekoorlijkheid der vrouw voor ons ge symboliseerd, de vrouw, verleidelijk en geheimzinnig, tot op deze dag en altijd boeiend, de eeuwen door. E. F. Velen hebben tot hun schade on-darrvonden, dat -de gevolgen van influenza en griep soms erger dan -de kwaal zelf zijn. Een van de gevolgen is achteruitgang van de nie ren, en dit kan maanden van pijn en ellende mot •zich -brengen. Bij kou en koorts tioah worden -de tee re nier organen overspannen dloor hun pogen om de ongewone hoeveelheid onzuivere stoffen uit het 'bloed: te fUitreeren. Zorg voor de nieren bij Ideze in spanning zou uitputting voorkomen, doch •hoe zelden wordt die zong besteed. En deze ver waarloos ing le-ildt tot ontsteking van de nieren en •blaas, urmekwalen, onzuiver bloed, niergiruis, nier- wartJerzuchit* rheuimiatielk, steen, rugpijn, duizelig heid enz. Foater's Rugipijn Nieren Pillen baten tegen deze nte'rverschijnaelen. Wees niet moedeloos door vroe gere verwaarloozlnghoewel vroegere behandeling het best is, kan verder ernstige ontwikkeling voor komen worden. Dit speciaal geneesmiddel voor de nieren behaalde zelfs bij gevorderde en ernstige nier- en blaasflawialen succes. Duizenden dankbare mannen en vrouwen hier in het land danken hun goede gezondheid aan tijdige behandeling met Fos- ter's Rugipijn Nieren Pillen. De hamdtaekening van James Foeter op de ver pakking waarborgt de echtheid. F-osrter's Rugpijn Nieren Pillen zijn rte Schagen verkrijgbaar bij de bekende Drogisten k f 1.75 per doos. 1 „Ja", zeide hij, „Jullie zijn allebei zoo dwaasl Jullie zijn dol op elkaar. Ik weet het. Waarom maken Jul lie dan ruzie en loopen Jullie van elkaar weg? Waar om zeg je, dat Je met een anderen man gaat? Alle maal onzinl Jonge menschen zijn net als babies. Zij gooien bun eten weg. Eln later huilen zij eroml" Musq'oosis bracht zijn handen bij.elkaar en tracht te de hand der vrouw, welke hij in de zijne hield, in die van den man te leggen. Beiden boden weerstand en hij bezat geen kracht genoeg meer. „Nu vaarwel dan!" zuchtte hij. Onmiddellijk nam Sam Beia's hand en de hare bleef in de zijne rusten als voelde zij zich daar thuis. De oude man glimlachte flauwtjes. „Kijk elkaar aan," fluisterde hij. Maar zij keken naar hem. Hoewel hij nog steeds glimlachte, kwam er een vreeselijke verandering op zijn gelaat. Zijn lichaam huiverde en een vreemd ge luid rochelde in zijn keel. „O, hij is dood." fluisterde Bela. Dan keken zij elkaar aan, keken recht in elkaar'? ziel. Zij boog zich naar hem toe en hij sloeg zijn armen vlug om haar heen. De roerlooze gestalte lag nog steeds tusschen hen in. „Lieveling, lievelingI" fluisterde hij. „Ik ben een idioot geweest! Ik kende je nietl Ik was vol val- schen trots. Ik vraag je vergiffenis." „Ik heb Je lief", hijgde zij. „Ik dacht, dat ik «ter ven zou, toen je wegging." Hun lippen vonden elkander. Bela trachtte zich uit zijn omarming los te maken. „Dit is geen oogenblik om gelukkig te zijn," fluit- terde zij. Zij keken weer naar Musq'oosis. Zijn o-ogen ston den wijd open en hij glimlachte op oen geheel an dere wijze tegen hen. „Ik voel me beter", zeide hij onnoozel. Bela en Sam sprongen verschrikt op en staarden hem en elkaar aan. Langzamerhand begonnen zij te beseffen, hoe leelijk zij beetgenomen waren. De oude boosheid kwam weer op hun gezicht terug. Beiden zwegen. Musq'oosis ging rechtop in zijn dekens zitten. „Lieve hemel, begin nou als het je blieft weer geen onzin", zeide bij kalm. „Ik heb honger Ik heb van daag onder wachten vier patrijzen geschoten. Laten we eten. Ik zal de klei van mijn gezicht wasschen." Sam vermande zich plotseling: „Ik vind het goedl" riep hij uit. „En jij Bela?" „Ik ook!" antwoordde zij, terlijl zij In zijn geopen de armen vloog EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 5