Sctapr Cont
EEN LIEFDE IN DE WILDERNIS.
De dingen om ons heen.
Brieven uit Rome.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Reclames.
Influenza en de gevolgen.
Zaterdag 23 Juli 1921.
64sle Jaargang, No. 6860.
Een en twintig Jaar geleden hadden we in den
Haag de eerste Vredesconferentie, die feitelijk moest
dienen om de steeds toenemende oorlogsbewapenin-
gen tier verschdllen.de landen binnen de perken te
houden en zoodoende het geivaar voor een oorlog en
een wereldbankroat ite verminderen.
Men kenit heit droevig resultaat van de grootscfoe
pogingZoo niet, dan kan men het te v/eten ko
men bij de talloózen, die hebben en houden, gezond
heid of nabestaanden sedert door oorlogen verloren.
Dit alles was niet ite verwonderen.
Toen de Conferentie pas kort aan den gang was,
bleek de sabotage reeds >zeer duidelijk. En destijds
was de wereld door dertigjarigen vrede niet zoo
sterk doordrongen van wat oorlogsjammer betee-
kent, dan dat zij de kracht had aan die sabotage een
einde te maken.
Reeds toen was het Dudtschland in de eer3te plaats
dat zich verzette tegen elke beperking der bewape
ning, zooals het de voorschriften tot humanlseermg
van den oorlog vertaalde in: brandpastilles en stik
gas, in fusiladee en duikbootoorlog.
Nauwelijks waren de eerste symptomen van die
oppositie merkbaar toen Stead zijn zoo vaak geci
teerde gelijkenis neerschreef van de katten die be
slissing wilden hebben over het melkrantsoen der
zuigelingen. De katten eisdhten het grootste deel dier
melk op voor zichzelf en - zeide Stead gene-
raalia en admiraals zullen steeds hert grootste deel
der Staatsfinanciën opeLsdhen voor hun militaire
doeleinden. Als men hen hun gang laat gaanl
Dat was het dreigement, waarmede hij zijn fibel
besloot.
Men heeft de mannen van sabel en degen hun
gang laten gaan en de diplomaten bijna overal
tot voor korten tijd allemaal broer of neef of zwa
ger van de generaals en admiraals en zoker voort
gekomen uit den zelfden kring, hebben hun martiale
medegoudkragon braaf geholpen.
Militaire noodzaak bleef den doorslag geven bij
elke internationale bespreking. Men dat Is: de
kringen, die de Staten plachten ite vertegenwoordigen
wist niet beter of militaire noodzaak was iden
tiek met landsbelang.
Al wat er verder eenig interesse scheen te hebben:
landbouw, handel, scheepvaart, Industrie, weten
schap, kon slechts aanspraak maken op consideratie
wanneer die werkzaamheid kon worden terugge
bracht lort eenig direct voordeel voor het militairis
me, oftewel het „eigenlijk landsbelang''.
Pas wanneer de militairen bij uitzondering eens
tevreden waren met hun relatieve overmacht, was
er voior een van die andere volksbelangen een kans
om op grond van eigen verdienste in aanmerking
te komen voor consideratie.
Opgehitst door onbegrepen gemeenplaatsen, dat
„wie den vrede wil den (krijg moet voorbereiden",
stond een groot deel van het publiek, vooral in de
groote landen, aan de zijde van de miliitairisten en
tegenover de kleine groep der pacifisten, die het wel
zijn der wereld eender zochten dn recht dan in luacfhti
in samenwerking dan in naijver en vijandschap.
Aan de vruchten heeft men den boom leeren ken
nen. Verwoeste gezinnen en levens, verminkten naar
lijf en ziel en geest, verloren milliarden is het re
sultaat van de krachtproef. Krachtproef, die niets
bewezen heeft voor het recht, niets anders bewees,
dan dat d e helft plus 1 sterker is dan die hel fit min
een. 'n Hesulitaat, dat elke schooljongenslei óók had
kunnen geven, da telke verkiezing en elke stemming
in een boerenraadsvengadering precies eender kan
demonstreeren
Alleen wist men niet toen men begon .waar de
V» X 1 en waar de H X 1 zich bevond. En nu
na ruim vier jaar van Moed en tranen heeft men
een oogenJblik gemeend dat men het wist.
Dit geloof van een oogenblik is het bdtter pover
resultaat van al de ellende, die was en alle ellende
die nog komt. Die onvermijdelijk komt en misschien
de wereld tort de overtuiging aal brengen, dat de
groepeering van de helft plus een van 19141918
toch eigenlijk niet heelemaal de Juiste was.
We gaan geenszins acooord met hen, die meenen,
dat een nieuwe wereldoorlog binnenkort „onvermij
delijk" is. We gelooven zelfs, dat de uitputting al-
ROMAN VAN HULBERT FOOTNER.
Voor Nederland bewerkt door W. J. A« Roidanus Jr.
UITG. W. DE HAAN, UTRECHT.
34.
Na een uur begon Sam 'booa te worden. „Als het
voor-den-gek-houderij is gullen jullie er geen ple
zier van hebben", zeide hij. „Dan rijd ik terug zonder
af te stijgen
St. Paul trok slechts een onnoozel gezicht.
Eindelijk keek 'Sam naar de zon. „Vier uur", zei
de bij. „Als we er over een half uur niet zijn, ga
ik in ieder ge,val terug."
„Het ie nu nog een heel klein eindje."
Ditmaal bleek St. Paul de waarheid gesproken te
hebben. Toen zij uit de weide kwamen, zag Sam aan
den anderen kant den kar onder oen boom staan.
Dichterbij komend, zag hij onder een wilgenboeohje
een tmenschelijke gestalte liggen. De andere jongen
en het andere paard waren niet te zien.
Het was Musq'oosts. De wilgen beschutten hem te
gen de zon. Toen Sam één blik op het gelaat gewor
pen had, voelde hij dadelijk berouw over zijn arg
waan. De oude man was inderdaad al ver weg. Zijn
huid had een wasaohtig gelen tint gekregen. Hij zag
er zoo kalm en onderaardsCh uit als was hij reeds ge
storven. Zijn oogen waren dicht. Angstig riep Som
hem bij zijn naam.
Hij sloeg zijn oogen open en glimlachte en be
woog moeilijk zijn hand in de richting van die van
Sam. „Ik hen blij, dat je gekomen bent," prevelde
hij. „Ik heb lang gewacht."
Sam greep zijn hand. Hij vergat al zijn boosheid.
Hij vond het afschuwelijk, dat de oude man in zijn
laatste «ogenblikken geen verpleging had. Hij had
meer van Indiaansche ongevoeligheid gehoord.
„Waar is de andere jongen?" vroeg hij. „Is hij weg-
geloo^en?"
M.u^q'oosis schudde zijn hoofd, „Jack is een goede
jon gein", zeide hij. „Ik heb hem weggestuurd om een
ande£ paard. Ik was bang, dat het paard naar huis
zouAoopen."
„Moe voel Je je?" vroeg hij bezorgd aan Musq'oosis
»Vr\] goed antwoordde de oude man, glimla
chend. „Het zal met de pijn wel schikken, denk ik".
„SSollers zal direct hier zijn met medicijnen. Hij
Welet wat goed voor je is."
Medicijnen doen het hart van een oud man niet
Hr der loopen", zeide Muaq'ooaio. „Het li uit met mij."
lerwtf» ito groot ie, dat geen enkele der mogendhe
den momenteel in staat souden zijn ten oorlog te
voeren, laat «taan te beginnen.
Allen zuchtten evenzeer onder desdhulden van die
bange vier Jaar en zoolang de rente van die schul
den en de pensioenen aan verminkten en nabe
staanden van gesneuvelden een -jaarlijkschen zwaren
post blijven uitmaken, op het budget van iedere mo
gendheid, gelooven wij niet hard aan toestemming,
zelfs van hert ergste hoera-parlement, om tot nieuwe
militaire avonturen over te gaan.
Alleen de landen, die ntat hebben geleden in ge
lijke verhouding ale de andere, en dus speciaal, die
„er beter op zijn geworden" de O.W'eirs dus onder de
Staten, zouden, zoo «ij ddt wilden, opnieuw een oor
log kunnen gaan voeren, met het vooruitzicht, daar
gelijkwaardige tegenetandera ontbreken, spoedig tot
een overwinning en verwezenlijking hunner wen-
schen te geraken.
Dergelijke landen zijn er venwei niet veel. Van de
zes Europeesche landjes, die niet mee knokt en toen
aansluiting bij de een of andere groep hun groote
voordeelen scheen te beloven met kleine verlioskon-
sen, ls niet te verwachten, dat zij thans hun vre
delievende, neutrale houding zullen opgeven. Al wa
re het slee/hts dart ook zij te veel (verloren om Iets
te riskeeren.
En bulten Europa is slechts één staat, die niet al
leen niet verloor, maar er „beiter op werd" Japan, de
eenige staat, die Oweër is.
Als er gevaar dreigt voor een verstoring van den
wereldvrede, moet het komen van Japanache zijde.
Alle andere mogelijkheden zijn uitgeschakeld.
(Natuurlijk laten wij het „nakleppen", het weerlich
ten: expedities en vechterlj.tjes aan de Roer, in Po
len, dn fclein-Azië hierbij buiten beschouwing.)
Welnu, dat Japansche gevaar bestaat volgens in
zicht van velen. 'Amerika is bang voor een overstroo-
mdng van Japanners, 'die goedkoop werken en gevaar
zouden kunnen zijn in de westelijke Staten. Austra
lië is evenmin geetefld op kleurlingen, en Zuid-Afri-
ka, waar toch zeker arbeidskrachten noodlg zijn en
waar gekleurde arbeid steeds gebruikt werd, moet
niiets hebben van kleurlingen, .dde er heen komen
met alle pretenties en rechten van een Europeaan,
die Rritiah citizen la of daarmede gelijkgesteld.
Nu komt Harding terug op het oude Rescript van
den Czaar en stelt een ontwapening of althans be
perking der bewapening voor: een maatregel, die zal
hebben te geiden voor alle landen aan den Stillen
Oceaan.
Alle landen, die den druk van de bewapening met
moeite torsen zijn er voor. Zeifis Japan, voor wien
die last toch niet zoo bijster zwaar is.
Er zou dus hoop zijn, Al ware het slochts omdat
het nu niet de generaals en admiraals, niet de car
rière-diplomaten zullen zijn, die de besprekingen
zullen voeren, doch de ministers, die hoe zij zelf
over het mildtairisme denken! in de laatste maan
den lm hun parlement niets anders hebben gehoond
dan: bezuinigen, bezuinigen! en die weten, dat het
eenige, waarop bezuinigen mogelijk is, de militaire
uitgaven zijn. Vooral, wanneer de beperking van le
ger en vloot overal in een bepaalde verhouding ge
schiedt, zoodiat de relatieve sterkte toch gelijk blijft.
Elke mogendheid en elke groep van Staten blijft
in verhouding tot een mogelijk tegenstander pre
cies even sterk als vroeger, wanneer de potenrtieele
tegen-standers allebei een kwart of de helft sterker
of zwakker worden.
De algemeens malaise izou dus thans de regeerin
gen er toe kunnen brengen tot een belangrijke be
perking van hare bewapeningen en zeker tot
dde van haar bewapenings-p 1 a n n e n over te gaan.
Mits <men natuurlijk eensgezind is en er niet iemand
Duitsohland'S voorbeeld van 1899 opvolgt, door neen
te zeggen en daardoor een algemeene regeling on
mogelijk te maken.
En nu is het een wolk aan den horizon, dat Har
ding de quaestie van het Verre Oosten vastsohakelt
aan zijn ontwapeningsvoorstel.
Immers, als er -iets is geschikt om Japan te nood
zaken een uitermate voorzichtige houding aan te
nemen, dan is het toch zeker dit probleem.
Het kan genoegen nemen o gaarnot met een
vermindering van leger en vloot in verhouding itot
dde der anderen. Het kian zich er eventueel van laten
overtuigen, dat -het speciale verbond met Engeland
geen waarde meer heeft, nu China nog machteloo-
zer -werd en Rusland zichzelf uitschakelde, nu het
zeker weet, dat -Engeland nooit tegen de Vereenig-
de Staten het ziwaard zou trekken, al werd Japan
aangevallen of dwars gezeten door Amerika.
Maar de vraag is, -hoeverre Japan bereid zal
zljin die voordeelen van het Lansing-Ishii tractaat
op te geven, zich de wet te laten voorschrijven rten
oipzicflite van Shantoeng, van China in het algemeen,
van Siberië, die vraag ds nog lang niet opgelost.
„R-ealpolitik" zou hebben geboden Japan de vrije
hand te laten tegen al wat daar in het Verre Oosten
op het vasteland zwak is, of zwak schijnt.
Dan had de strijd-daar Japan allicht zoo ver
zwakt, dat er van de O.W. niets ware -overgebleven
en de verhouding tot de andere belanghebbenden
dus normaal ware geworden.
„Ik wou, dat ik Je thuis kion krijgen 1" prevelde
Sam.
De oude man bewoog zijn hoofd, «m de hoornen
en den hemel te kunnen zien „Dit is mijn tehuis" zei
de hij. „Het is goed gras. Er bestaat geen beter bed."
„Je moet niet zoo praten," riep Sam wanhopig. „Je
moet den moed niet opgeven".
Musq'oosis glimlachte. „Ik zou heel graag leven.
Ik houd van den zoaner en van den winter. Maar het
meest houd ik van mijn groot meer. Ik houd ervan
of het kalm of dat het woest ls. Ik houd van den
groenen oever en de ronde baaien en de kleine ri
vieren, die erin uitstroomen. Het is een goede we
reld. Maar ik wil die nvt graag verlaten. Ik wil na
de groote jacht graag naar bed".
„Je moet niet zooveel praten", zeide Sam. „Het ver
moeit Je."
„Laat mij praten", antwoordde Musq'oosis, nog
steeds glimlachend. „Gauw kan Ik niet meer praten.
Ik vertel aan een Jongen graag wat een oude man
weet."
En de oude man prevelde voort, parelen opdiepend
uit den schat van zijn wijsheid. Soms scheen -hij to
dommelen, maar steeds door hield hij de hand van
Sam, die diep ontroerd was, vast.
Nu en dan -trachtte Sam de ouden man een op
wekkend middel te geven. Thee was echter alles wat
hij aanbieden kon. Musq'oosis weigerde die echter.
„Ik begrijp niet, dat -Sollers niet komt", zei-de Sam.
„Die komt niet. Ik heb St. Paul opgedragen hem
te zeggen, dat hij niet moest komen. Ik wil alleen
een vriend bij mij hebben".
„Waarom ben ik Je vriend?"
„Dat weet ik niet", antwoordde Musq'oosis glim
lachend. „Ik denk, omdat je een goed hart hebt".
Eindelijk hoorde Sam in de verte hoefgetrappel.
„Daar komt hij", zeide hij, maar dan bedacht hij da
delijk, dat -het geluid uit de andere richting kwam.
„Het is Jack", voegde hij eraan toe.
Weldra hoorde hy, dat er twee paarden uit Oos
telijke richting kiwamen. Hij voelde zich allesbe
halve op zijn gemak en zou opgestaan zijn, als Musq
'oosis zijn hand niet vastgehouden had. De oude man
scheen te slapen.
Som -moest daar op zijn knieën blijven liggen, ter
wijl de paarden in vollen galop dichterbij kwamen.
Zijn kloppend hart zeide hem wat er gebeuren zou
was het mogelijk dat de oude man hem op den
drempel des doods Iets voorgelogen had?
De twee paarden renden het wilgen boschje om
en werden dan met een ruk tot stilstand gebracht.
ZU werden bereden door Bela en Jack. Al 't andere
vergetend, rukte Sam zijn hand uit die van Musq'
ooslf en sprong op.
„Je hebt me om den tuin geleid I" riep hij woe-
M«tr de preeédeniten van het bustnesÉfland MJ uit?
nemendhedd gelooven niet aan „realpolitik",
Vreemd, doch waar.
-En misschien gelukkig.
UITKIJK.
TTVOLL
Het wordt nu heel warm in Rome. NauwelijkB is de
Junimaand in het land of de onweers, die de vo
rige maand telkens afkoeling brachten, zijn opgehou
den, maar in een goed uur brengt de tram ons naar
Tivoli, daar herademen we weer.
Tivoli is veel ouder dan Rome. Door een dor en
eentonig stuk van de Campagna, voert de weg exj
heen. De villa van Hadrianus laten we rechts liggen,
dan beginnen de olijvengaarden. Door een bosch van
grijze, gekromde stammen, winden zich geen voetpa
den naar boven en al gauw zien we het stadje voor
ons. Over den heuvel verspreid en er tegen aan, lig
gen de oude huizen; torens, stadsmuren en cypressen
teekenen zich af tegen de lichte lucht. Naarmate we
hooger klimmen zien we heel het wijde land aan onze
voeten liggen, a.chter ons Rome, waaruit de St Pieter
als een reusachtige helm naar boven bolt en voor
ons, in teere lijngolvingen, de Sabijnsche bergen. De
koude winden, die van hier komen aangeblazen, ma
ken den winter in Tivoli onverkwikkelijk, maar zo
mers brengen ze er een verfrisschende koelte; daar
om bouwden de Romeinen, toen ze deze stad, die vroe
ger Tibur heette, aan zich onderworpen hadden, hier
hun villa's en brachten er met voorliefde de heete
zomermaanden door. Een groote bekoring vonden ze
ook in het sterke geruisch van den Anlo, een kleine
rivier, maar die hier met een geweldige kracht zich
naar beneden stort. Het eentonige geluid van die wa
terval, werd aan Augustus als een middel tegen de
slapeloosheid aanbevolen, waaraan hij veel leed. In de
kleine bergstad, zocht hij genezing van zijn kwaal en
wij kunnen ons voorstellen hoe, in de warme maan
den van het jaar, de voorname Romeinen hier rond
liepen, hoe ze zich verdrongen in de nauwe stra
ten of, leunend over den ouden muur, neerzagen in
het schitterend groene ravijn, waarin de Anio schui
mend neerklatert.
We ontvluchten het benauwde stadje en dalen over
een zachten looper van mos in den bergkloof af.
Hier is alles smaragd en fonkelend edelgesteente.
We banen ons een weg door het sprookjesachtige ra
vijn, als willen viooltjes, rozen en anemonen ons den
toegang versperren, al haken laurenstinus, bloeiende
brem. en gulden roede zich vast aan onze kleeren.
Bij de Neptunus-grot, spuit bet water met wilde vroo-
lijkheid omhoog. Is zoo overmoedig en vreugdedron
ken, de stroom waar hij als een jongeling zich pas
in het leven stort? Straks liepen we hem achteloos
voorbij toenl hij zoo kalm en bezadigd, zoo levensmoe
door de Campagna schuifelde. Welk een heerlijk dar
tel en met alle moeilijkheden spottend levensbegin!
Hoe danst de Aniopier over de veelkleurige steenen,
hij bevochtigt het purperen zand, springt over bloe
men en grassen, hij sleurt in Zijn' dolle vaart het wui
vende asparagus-groen met zich mee en groeft zil
veren lijnen in den eerwaardigen rotswand; niets is
hem heilig en overal waar hij voorbij huppelt, laat
hij een spoor achter, een franje van stalakiet, want
zijn water is heel kalkhoudend en het fijne kantwerk,
dat hiji hier en daar aan steenen, rotsen en vermolm
de boomwortels vasthecht, geeft een nog rijkeren tooi
aan heel deze wereld vol kleur en levensweelde.
Als we door den sluier van takken naar boven zien,
schijnt do tempel van Vesta, daar aan den muur van
de stad, ons een adelaarsnest dat tegen de rotsen
hangt-; het monumentje wordt wel heel klein in een
zoo grandioose omgeving, maar we bewonderen nu
nog meer den durf waarmede in de oudheid zoo'n
heiligdom neer werd gezet aan den rand van den
afgrond en zijn volmaakt evenwicht waardoor het
nu na zooveel eeuwen nog vrij ongeschonden staat
boven den altijd voortbruisende Anio. En terwijl de ri
vier voortstroomt, een altijd nieuwe watertoevoer
hem verjongt en zijn vroolijke cascades zoowel de
oude Romeinen verkwikten en tot dichterlijke ont
boezemingen inspireerden als de dichters in later
eeuwen; terwijl do natuur nauwelijks verandert, al
tijd aan zich getrouw blijft, verandert het kuituurle
ven, en de maatschappelijke verhoudingen gedurig
van karakter daarmede de behoeften van den
mensch, zijn wijze van zien, zijn geestesuitingen.
Alles wat sterk het karakter van een tijd draagt, is
ons lief; we voelen daarin de echtheid der aandoenin
gen; de sterkte van overtuiging, die haar stempel
op een tijd drukte.
Heerlijk straalt het ravijn van Tivoli in kleuren
pracht, maar we bewonderen er ook de bruggen
waarmede de Romeinen de bergkloven aan elkander
klonken, zij schijnen een onwrikbaar geheel met de
geweldige rotsen te vormen, en wanneer we straks
weer door Tivoli gaan, houden we stil voor de mo
numentale poort, die toegang geeft tot de villa
d'Este, die aristokratische schepping uit het tijdperk
der Rennaissance en we bewonderen er den schep-
dend tegen hem.
De roerlooze gestalte gaf geen levensteeken.
Bela wendde zioh tot Jack. „Je hebt me voorge
logen 1" riep zij uit, terwijl zij haar zweep ophief.
De jongen zette zijn paard aan, om den slag te
ontgaan.
„Je denkt natuurlijk, dat Ik hier gekomen ben
om jou te zien," zeide Bela tegen Sam. „Maar dat is
niet waar. Ik baat Je."
„En God weet, dat ik niet gekomen ben om Jou te
zienl" antwoordde Sam bitter.
„Ik zal teruggaan.," zeide zij, onmiddellijk haar
paard k eerend.
„Wacht!" riep 'Sam uit. „Zorg voor Musq'oosis. Hij
is hard ziek. Ik zal gaan."
Bela keek naar den kleinen ouden man, die daar
zoo stil lag, en de -harde trekken verdwenen van -haar
gelaat. Zij sprong uit den zadel en ging met haar rug
naar Sam toegekeerd-, naar hem toe. Sam raapte zijn
tuegel op en ving dan zijn paard.
Hij -moest tot vlak bij haar teruggaan, om zijn
zadel te krijgen. Hij moest of bij wilde of niet naar
haar kijken. Zij knielde aan den anderen 'kant van
Musq'oosis neer, boog zicb over hem been en druk
te zijn beide handen tegen baar borst, als om ze te
warmen. ZIJ had Sam vergeten. Haar mooi gezicht
was zacht en bleek van smart. Tranen stroomden
langs haar wangen.
„Mijn vriend, mijn vriend", boorde hij haar fluis
teren. „Spreek toah. Zeg, dat je me vergeeft. O, laat
mij toch niet alleen. Ik heb niemand op de wereld
dan jou."
Sam koek angstig om zloh been. HIJ begon te be
ven. Hij liet den teugel los en het .paard liep weer
weg. Wanneer hij zijn oogen kon gelooven, wanneer
Bela werkelijk een goede, liefhebbende vrouw was,
wat had hij dan gedaan? Nu hij haar zoo zag, ging
zijn hart naar haar uit als een vogel naar zijn nest.
Musq'oosis sloeg zijn oog enopen en prevelde iets.
Zij boog baar hoofd nog meer om te luisteren. Zij
praatten samen. Eindelijk keek Bela naar Sam op.
„Kom bier", zeide zij. „Hij wil je spreken".
Som knielde aan de andere zijde van Musq'oosis
neer. Hij hield zijn eene band vast, Bela de andere.
Het gelaat van den ouden man bad een uitdrukkinj
die hem zich deemoedig deed voelen. Tegel ijker tij
maakte de nabijheid van Bela hem duizelig. Zij
scheen zloh zijn tegenwoordigheid niet bewust te
zijn.
„Het spijt me dat ik dat daareven gezegd heb",
zeide Sam onwillekeurig.
De oude man glimlachte. „Je badt gelijk", fluister
de hij. „Ik heb jullie allebei voor den gek gehouden.
Ik wou jullie verzoenen vóór ik sterf."
Bela en Sam wendden beiden, bun hoofd of,
penden geest van deö kunstenaar die een onbebouw
de berghelling herschiep Ja essi der bekoorlijk?^
tuinen van Italië.
De kunstenaar, die voor kardinaal d'Este een villa
moest bouwen op een der ongekultiveerde berghel
lingen van Tivoli, kweet zich meesterlijk van de moei
lijke opgaaf die hem gesteld werd* Hij ontwierp een
monumenteel paleis, dat zich in de volle breedte van
den heuvel ontplooide. Aan de rechterzijde vergroot
te hij dit gebouw aanzienlijk, door een uitgestrekt
terras boven den hellendon grond op te trekken; van
boven voert een sierlijke trap, met breede maar lage
treden, naar het park, terwijl onder het terras een
gewelfde gang loopt met rondbogen aan de tuinzijde,
voor welke klaterende fonteinen hun waterstralen
opstuwen. Wanneer we van de groote zaal op het ter
ras treden, worden we ontroerd door de zuivere
schoonheid, die we zoo onverwacht voor ons zien.
We staan verrast tegenover zooveel licht in een land
schap 1 Hoe teer deinen de cypressen weg achter de
donkere cypressen van de Villa en daartusschen ligt
de groene Campagna met haar witte huisjes en klei
ne torens; de arcade die neer is gezet aan het ter-
ras-einde omsluit het landschap voor ons als met een
lijst, daardoor dwaalt ons oog niet over heel de om
geving, maar het blijft gericht op die eene groote
schilderij, die een wereld van ruimte en licht in zich
bergt en ons al meer gaat boeien.
Langs de marmeren trap afdalend, staan we in de
cypressenlaan, die glooiend naar beneden gaat en
oneindig lang schijnt, zooals geheel de Villa ons uit
gestrekter voorkomt dan ze is, omdat de bouwmeester
door een klein terras hier, door een geheimzinnig
boschje ginder, den wandelaar telkens afleidde en
voor nieuwe verrassingen bracht.
Een zoete bekoring gaat uit van de mysterieuse pa
den, die zich om de donkere vijvers slingeren; ais
slangen wringen zij zich door de struikgewassen en
schieten dan weer door een grasveld voort.
Jammer, dat modern aangekleede menschen loo
pen! We zouden hier vrouwen willen zien, zooals de
oude schilders, die voor ons verbeeldden. Speelde er
ginds niet een met haar melkwitten hazewindhond
op 't hooger terras? Sluipen ze niet in de schaduw der
ceders, tusschen de marmeren beelden en rozen? Op
de banken, aan 't waterbekken, waarin zich de urnen
weerspiegelen, willen we pages zien die de luit bespe
len en van de schoone vrouw zingen, die hun hei
melijke liefde beantwoordt- helaas niets van dit
alles!
Nu rolt de custode een oude Engelsche door de
cypressenlaan en dreunt de geschiedenis der Este's
voor haar op. „Oh! very interesting indeed!" zegt ze,
zonder te kijken naar de rijen witte irissen, die als
betooverde princessen langs de wegen staan.
Bij de klaterende fonteinen gaan we zitten en kij
ken droomend naar do goudvisschen, die als vonken
door 't blauwgroene water der groote bassins schie
ten. De vogels zingen er met dof gekoer, slepen blanke
duiven hun vleugels door 't zijige gras alles is zoo
vrouwelijk, zoo verfijnd al te aristokratisch mis
schien voor dezen tijd!
Ja, groot9cher is het ravijn van Tivoli met zijn al
tijd geweldig levenden opspattenden en neerschui
menden stroom! Een Jongeling) vol daadkracht ginds,
wild en ongebreideld, maar in deze.ï tuin schijnt de
verwarronde bekoorlijkheid der vrouw voor ons ge
symboliseerd, de vrouw, verleidelijk en geheimzinnig,
tot op deze dag en altijd boeiend, de eeuwen door.
E. F.
Velen hebben tot hun schade on-darrvonden, dat -de
gevolgen van influenza en griep soms erger dan -de
kwaal zelf zijn.
Een van de gevolgen is achteruitgang van de nie
ren, en dit kan maanden van pijn en ellende mot
•zich -brengen. Bij kou en koorts tioah worden -de tee
re nier organen overspannen dloor hun pogen om
de ongewone hoeveelheid onzuivere stoffen uit het
'bloed: te fUitreeren. Zorg voor de nieren bij Ideze in
spanning zou uitputting voorkomen, doch
•hoe zelden wordt die zong besteed. En deze ver
waarloos ing le-ildt tot ontsteking van de nieren en
•blaas, urmekwalen, onzuiver bloed, niergiruis, nier-
wartJerzuchit* rheuimiatielk, steen, rugpijn, duizelig
heid enz.
Foater's Rugipijn Nieren Pillen baten tegen deze
nte'rverschijnaelen. Wees niet moedeloos door vroe
gere verwaarloozlnghoewel vroegere behandeling
het best is, kan verder ernstige ontwikkeling voor
komen worden. Dit speciaal geneesmiddel voor de
nieren behaalde zelfs bij gevorderde en ernstige
nier- en blaasflawialen succes. Duizenden dankbare
mannen en vrouwen hier in het land danken hun
goede gezondheid aan tijdige behandeling met Fos-
ter's Rugipijn Nieren Pillen.
De hamdtaekening van James Foeter op de ver
pakking waarborgt de echtheid. F-osrter's Rugpijn
Nieren Pillen zijn rte Schagen verkrijgbaar bij de
bekende Drogisten k f 1.75 per doos.
1
„Ja", zeide hij, „Jullie zijn allebei zoo dwaasl Jullie
zijn dol op elkaar. Ik weet het. Waarom maken Jul
lie dan ruzie en loopen Jullie van elkaar weg? Waar
om zeg je, dat Je met een anderen man gaat? Alle
maal onzinl Jonge menschen zijn net als babies. Zij
gooien bun eten weg. Eln later huilen zij eroml"
Musq'oosis bracht zijn handen bij.elkaar en tracht
te de hand der vrouw, welke hij in de zijne hield, in
die van den man te leggen. Beiden boden weerstand
en hij bezat geen kracht genoeg meer.
„Nu vaarwel dan!" zuchtte hij.
Onmiddellijk nam Sam Beia's hand en de hare
bleef in de zijne rusten als voelde zij zich daar thuis.
De oude man glimlachte flauwtjes.
„Kijk elkaar aan," fluisterde hij.
Maar zij keken naar hem. Hoewel hij nog steeds
glimlachte, kwam er een vreeselijke verandering op
zijn gelaat. Zijn lichaam huiverde en een vreemd ge
luid rochelde in zijn keel.
„O, hij is dood." fluisterde Bela.
Dan keken zij elkaar aan, keken recht in elkaar'?
ziel. Zij boog zich naar hem toe en hij sloeg zijn
armen vlug om haar heen. De roerlooze gestalte lag
nog steeds tusschen hen in.
„Lieveling, lievelingI" fluisterde hij. „Ik ben een
idioot geweest! Ik kende je nietl Ik was vol val-
schen trots. Ik vraag je vergiffenis."
„Ik heb Je lief", hijgde zij. „Ik dacht, dat ik «ter
ven zou, toen je wegging."
Hun lippen vonden elkander.
Bela trachtte zich uit zijn omarming los te maken.
„Dit is geen oogenblik om gelukkig te zijn," fluit-
terde zij.
Zij keken weer naar Musq'oosis. Zijn o-ogen ston
den wijd open en hij glimlachte op oen geheel an
dere wijze tegen hen.
„Ik voel me beter", zeide hij onnoozel.
Bela en Sam sprongen verschrikt op en staarden
hem en elkaar aan. Langzamerhand begonnen zij te
beseffen, hoe leelijk zij beetgenomen waren. De oude
boosheid kwam weer op hun gezicht terug. Beiden
zwegen.
Musq'oosis ging rechtop in zijn dekens zitten.
„Lieve hemel, begin nou als het je blieft weer geen
onzin", zeide bij kalm. „Ik heb honger Ik heb van
daag onder wachten vier patrijzen geschoten. Laten
we eten. Ik zal de klei van mijn gezicht wasschen."
Sam vermande zich plotseling: „Ik vind het goedl"
riep hij uit. „En jij Bela?"
„Ik ook!" antwoordde zij, terlijl zij In zijn geopen
de armen vloog
EINDE.