Gemengd Nieuws. den grond komen kruipen. Alles in hun onmiddel lijke nabijheid vreten ze op. geen groen spruitje blijft er over. Als ondertusscnen de stevige achter- pooten ontwikkeld zijn en de vleugels zijn ge vormd» gaan ze bij' massa's zich in de lucht begaven en trekken als 'n grijze wolk die steeds grooter wordt door aanvoer van nieuwe zwermen, over het land. Zien de bewoners van het land zoo'n wolk aan don hemel, dan gaan ze spoedig aan 't werk om le trachten de aankomende zwerm het neerstrijken te beletten. Er worden vuren aangestoken, er wordfó veel lawaai gemaakt en met doeken ge zwaaid om te bewerken, dat de zwerm door vliegt Maar al die middelen helpen niet steeds En als de wolk neerdaalt, dan blijft er ter plaatse var den geheelen oogst niets meer over. De sprink hanen bedekken alles, en al wat groen is, wordt kaalgevreten. In enkele minuten zijn de groene weiden tanlt de boomen bladerloos. Niets blijft er gespaand, zoover het oog reikt is alles kaal gevreten. In enkele minuten wordt op die manier de hoop der landbouwende bevolking op. een goeden heeft lang en ernstig gezocht naar eec middel om de sprinkhanen te verdelgen. En voor eenige jaren terug .is een Amcrikaaoscfae geleerde zoo gelukkig geweest een middel "te vinden, dat hierin beslaat, dat men een besmettelijke ziekte onder de sprinkhanen verwekt Binnen een paar jaar werd het land van den sprinkhanenplaag ver lost Die ziekte bestond in een hevigen buikloop of diarrface, waaraan, binnen een paar dagen de dieren sterven. Zooals men weet worden besmettelijke riekten meestal veroorzaakt door bacteriën. Zoo is 't met cholera, lyphus, pest en andere riekten. De buik loop-bacterie, waaraan de sprinkhanen hun dood te danken zouden hebben werden in 't labora torium gekweekt en daarna met water op een klaverveld gegoten. Toen nu op dat klaverveld een sprinkhanenzwerm neerstreek en de beestjes van de besmette .klaver gingen vreten, werden ze besmet De besmette dieren infecteerden weer andere, waardoor de sterfte reusachtig groot werd. Binnen gnkele dagen kwamen van alle zijden be richten, dat massa's doode sprinkhanen gevonden waren, op uren alstands van den besmettings haard zells. Iemand werd ^^cfaukb^^^t^iq een vaas geleend en ze gebróken teruggebracht had. Vol verontwaardiging wees hij die beschuldiging van zich, en verdedigde zich met de volgende woorden: Ten eerste heb Ik nooert *n vaas ge leend, ten tweede was de vaas al gebroken, en ten derde heb ik ze gaaf teruggebracht En..-, deze vier argumenten tan ik on^er eedo bevestigen. Niet Da foren dar doelshcrffltn rische stad Nisj staat i van "de Servische i langzaam wegkwijnen. Maar, roep nu de kin deren maar, ze moeten naar bed. t Is droevig, maar 'fc moet.... {Vader en moeder gaan weg. Jantje kruipt onder do tafel vandaan en zegt:) Jantje (alleen): Dat. heb ik daar eens mooi geboord! Ik we wel raad: 'k loop door de poort, Maar ik ben slim, al ben ik kieinl Want die zal nog wel open rijnt Don zoek ik steentjes van de straat, Ik stop ze allemaal in mijn zak, En wordt 't morgenavond laat, Ik vind den weg op mijn gemak! Want Vader denkt dan, Moeder ook: „Nu zijn de kinderen diep in *t bosch, Ze weten mu den weg niet meerl" Maar don. dan gaan wij er op los! (Tot de menschen: Wij g* an dan regelrecht naar huis! Jij vraagt: Hoo weet je dan den weg? En k zie *t al aan je gezicht, Jé wilt boel graag, dal ik het zegl Nu, luistert dan, en hoort goed toe: De steentjes, die ik zoek meteen, Die strooi ik morgen op den weg, Hier een, daar een, en daar weer een! Dan zie *k ze morgenavond weer, Ze schitixen in het manelicht, En, zien we dergens steentjes meer, Dan zijn we thuis! Nu! MondJedichti ÏWEH>B TAFEREEL. (We xjjn in een bosch. Vader en Moeder loo- toren, bekend als Tbchete Kula of de toren der doodshoofden, als de verschillende oorlogen van de laatste tien jaren den toren tenminste niet verwoest hebben. Die toren is op merkwaardige wijze ontstaan. In 1806 stonden de Serviërs op tegen hun on- derdrukkers, de Turken. Deze nebben toen hun heerschappij over hel Srvenland op moordda dige wijze bevestigd. 5000 der opstandelingen wer den gevangen genomen en onlhoofd. Daarna wer den de doodskoppen met de gezichten naar de buitenzijde in den. toren gemetseld Lange jaren hebben de Serviërs nog tegen gedee&eri van de torenmuren moeten aankijken, waarin hier en daar doodshoofden zaten, nis teeken wat zii van hun overheersch^rs te verduren hadden gehad. Vete kfcfetjss maken één groote. Wie keni. niet de nijvere bijen, die op warme zomerdagen aan en af vliegen om de korvenmet honing te vullen. Van den vroegen morgen tot dea laten avond zijn de diertjes* in de weer, geen oogenblik verliezende. En met bewonderenswaardi ge nauwkeurigheid weten'ze steeds zonder man- keeren ieder hun eigen korf terug te vinden. Maar heeft men wél eens nagedacht, hoeveel werk die kleine vliettere moeten verrichten om <*>nig resultaat te bereiken Oom een pond klaverhoning bijeen te brengen, moeten zij ai het honingsap uit 62.000 klaver bloesems zuigen. En om dat werk klaar te spelen zijn er 2.750.000 bezoeken van de bijen aan de kJaverbioesems hoodig. De Russische roebel. De Russische roebel van zilver had een waarde van ongeveer f 1.80, de papieren van f 0.50. Te genwoordig zijn er haast geen zilveren roebels meer in omloop, papieren daarentegen zooveel te meer. En de waarde is gedaald naarmate het aantal grooter werd. -Was er in 1914 nog maar 1630 millioen roebel aan papiergeld in omloop, in 1920 was dit ge stegen toi ongeveer 400.000 millioen, De bankbiljet!en-pers draait in de Sovjet-Ro- publiek dag en nacht door, alleen ofiderbrokejü soms door papiergebrek. Door deze overweldigende hoeveelheid papieren geld is de waarde ervan vrijwel tot mets genaderd. Men vertelt, dat men zijn kamers goedkoop er met roebelbiliettepj tan behangen dan met behoorlijk behangselpapier En wanneer een Rus naar West-Europa wil reizen, is hij al maw een millioen aan roebels kwijt Door die geweldige bankbiljettenvoorraad zijn de prijzen van alle artikelen ontzettend de hoogte ingegaan. Brood kost 400 roebel per pond, aardap pelen 250j zout 1300, suiker 3500, boter 7500 roe bel per liter, voor melk betaalt men 600 roebel per liter. Eieren kosten 210 roebel per stuk, een doosje lucifers wordt er betaald met 200 roebel. Verder is de prijs van een paar schoenen 30.000 roebel, van een overjas 75.000 en van een heeren- eostuum 100.000 roebel. Het Otterschaap. In het laatst der achttiende eeuw fa in den staat Massaehusetts in Noord-Amerika een scha- penraa ontstaan, dat zich kenmerkte door korte en kromme pooten. In een koppel gewone schapen van een farmer wera plotseling een lam geboren met korte, krom me pooten. Onder ,de nakomelingen van dit krom- pootige lam kwamen weer lammeren voor van dezelfde .soort En toen een farmer dje krompooti- ge exemplaren onderling liet paren, bleek de nieuwe eigenschap goed over te erven. De krom pootigheid had het groote voordeel, daf de schapen moeilijk door de afrasteringen van de weilanden konden kruipen. Op bovenstaande wijze ontstond het Otter - schaap, ook wel Ancon-schaap genoemd. We heb ben tuer met oen mekwaardig geval van mutatie te doen, waardoor ©en toevallig nieuw schapenras ontstond Geschiedenis der Tand heelkunde. Uit een opstel van den heer G. H. Bisseling in het Ned. Tijdschrift van Geneesk. „Uit dc gesciüedenis der Tandheelkunde" nemen mij 'de volgende aardige anecdote en bijzonderhe den over: Wanneer we ons tot "Europa "bepalen, en zijn oudste, geneeskundige geschriften doorbladeren, dan vinnen wij in het „Corpus Hippocratum'" reeds veel over de tanden. Als methode van tandreinigen wordt aangegeven het afzonderlijk verbranden van 'n hazekop en drie ratten. De ingewanden van twee ratten moet men uitnemen, maar niet de lever en do nieren; in een steenen mortier marmer of witten steen stampen en zif ten en daarna gelijke ingrediënten mengen en de tanden mee afwrijven, daarna met ongewas- schen wol wrijven en den mond met water spoelen; men doopt do ongewasschen wol in honing en wrijft daarmede de .tanden en het tand- vleesch van binnen en van buiten. Anijs cn venkelzaad stampen, een scrupel myr- rhe bevochtigen met ongeveer een achtsten liter onversneden witten wijn. Met dit .toebereide de tandon wasscfaen, het lang in dén .mond houden en den mond spoelen, wanneer men nuchter is en na den maaltijd. Dit middel maakt "de tanden schoon en geeft hum eon aangenamen geur. Het tandreinigingsmiddel viel zeker meer in den smaak, wanneer hef een uitheemschen naam droeg, daarom noemde men het Indisch praé- paraat Omtrent do tanidheelkuride hier te lande vin den wij het eerst iets vermeld bij dat slacht offer der wetenschap Cajus Pliniua Secundus. Wij lezen in de Naturalist Historia, dat de sol pen dwars door de boomen. De kinderen op een rijtje er achter aan. Heelemaal achteraan loopt Jantje, die druk zijn steentjes op den grond shooit Nu zegt Vader:) Vader: Ziezoo, kinderen, Moeder en ik gaan nog even een paar boomen omhakken; blijf jullie nu zoolang op dit plekje in 't bosch. Over een aurtao komen Moeder en ik jullie halen. {Moeder begint te huilen en wendt rich om.) Vader: Zulten jullie hier blijven, kinderen? Zingt samen maar eens een liedje, dan kun nen wij dat mooi hooren, als we aan 'i weik rijn.1 Dag jongen® 1 Kom, geef Vader de band. Moeder: Doen wat Vader zegt, hoor! En geef Moeder een zoen! (Nu gaan Vader en Moeder weg.) Annie: Huilde Moeder? J a n n i e: Hl denk, omdat zo zoo^^el moet wer ken 1 Piet: ESq gisteren zag tk Vader In *t bosch staan praten Tnet den man, die de baas van het huis ia Hij deed erg kwaad en Vader heel verdrietig. Toen zei die man: A3s ik 't gold niet krijg, moet Je eruit! En Vader zei: Ik heb het Biel Eb toen zei de man weer: Nou, je weet het! Nou denk ik, dat Vader dat aan Moeder verteld1 heeft en dat ze daarom huilde. Dirk: Vader zei: Zingen jullie maar eens een liedje! Zuften we ons nieuwe Bedje eens zingen? Allen: Ja ja, dat doen we! (Ze gaan ringen. Langzamerhand wordt het donkerder. Ala 't liedje uit ia, klinkt in de verte onwesrgeroammel.) Meisjes: O ,o, 't begint te onwearen! (Ze kruipen huilend bijeen en wachten erven.) Jftanie: Kwamen Vader en Moeder au maar! Ze blijven zoo lang weg, en ik ben zoo boog! iEn we kunnen alleen niet naar huis terug! Jantje: Nou, nou, huil maar niet langerl Ik weet er wel wat op! Jullie zeggen wel eens tegen me: Klein Duimpje, omdat ik zoo klein ben, maar al ben ik klein, -toch ben ik nog niet dom! Zie je die steentjes daar op den weg? Die heb ik gestrooid, om zoo wer thuis tte kennen! iKijV, daar ligt er een! Piet: En daar ookl Dirk: En hier ook een! (Alle kinderen loopen zoekend weg.) i(Plotseling komt de Reus voor den dag. Hij snuffelt en zoekt.) R e u 8: Hoorde ik daar geen kinderstemmetjes? Hahal Dat zou van pas komen! Ik heb se dert gisterenavond niets gegeten! Toch zie ik niets meerl Maar gehoord heb ik ze toch! {Hij zoekt) Ha! Wat is dat? Voetstappen in het zai*l? Die ga ik achterna! Dat kan nog goed wor den! (Hij loopt weg, terwijl hij luid lacht:) Ha- hafaa! Ilah&ha! Einde tweede tafereel. DERDE TAFEREEL. (We zijn weer in de kamer van den houthak ker. (Moeder zit aan de tafel te breien.) Vade r: 't Is weer zoo, vrouw! Ik weet nog hoe Wij we waren, toen onze lieve kindertjes te rug kwamen, maar weer hebben we geen eten voor zei Ik kan mijn boomen niet ver- koopenl De menschen willen ze niet hebben! (Jantje komt binnen. Moeder gaat bij Vader Staan, cn vlug kruipt Jantje onder de tafel.) Vader: We moetefi onze arme kindertjes maar weer stil in 't bosch brengen en ze dan achter laten. 3k vind zoo verdrietig, ik hou zoo veel van ze, maar 't moet, 't moet Moeder: Och., Vader, zou er niets aan te doen daten van Getrm&nicna Caesar in Germanla 'trans Rhenutm, het water uit een zoetwaterbron aldaar dronken en dat binnen een tijdsverloop van twee jaren het gebruik van dit water het uitvallen der temden veroorzaakte. De doktoren noemden die ziekte „stomacace". Wij kunnen er met eenige voldoening op wijzen, dat het Friezen waren, die den Romeinen een middel tegen deze ziekte aanwezen. „Frisia kui c as tra erant nostris demonstrajvere illam". Het in- heemoch geneesmiddel was waarschijnlijk de waterzuring. Dan komt omstreeks 1250 Jacob v. Maerlant met zijn. Naturen Bloemen, over de tandzweer schrijft hij: Esels melc warm als bloet Es jehen die tantswere goet, Wil mar die tanden mede diwaen. Sie doet se vaste staen. Vergelijkende anatomie der tanden treft men ook reeds aan: Tande van drieerfhande maniero: Men .vint onder alle die dieren Some effene/ some als safhen/ •Ende some die uteraghen, enz. Tandartsen toonen zich vaak strijdlustig, zoo reeds m een oude acte der stad Utrecht. Deze! acte lüidt: 16 December 1494, Sleten, Sscpcne, rade en oudermanne tusschen den barbieren, aen die een, ende meyster Pelter, tanttrecker, aan die andere zijde, alse dat meyster Poter voirsent zijn proef doe zei ende der barbieren giïde winnen, ende zelf zien pan'de vrij weder hebben, oft die boige daarvoer zeilen oatoïa- gen wesen. Het aantal inwoners der sftesden en daardoor de mindere behoefte aan heelkundige hulp, was wel oorzaak, dat chirurgen rich vorplaatoon moesten en op de marktdagen en met kermis een Stadje bezochten. Zij Bchijnen dan niet ge weerd te worden, integendeel, ook de tand trekkers niet, want uit 1498 vernemen wij, dat wHier rijn uuigesondert tanttreckers ende die met wormcruyt omgaen, die welcke zeilen moe gen tanttreoken ende wormcruyt vercopon na der under gewoonten. Zij moesten echter hertalen, zoo bijv. in Schie dam in 1498 „van elcken meester bierybinnen eommenstaende met pecieroij, wormcruydt, salff ofte tanttireckers, ets, d. Hollants". De 16e eeuwsche tandartsen stonden niet aio zqo geleerd be^keud als de toenmalige artsen die? veel aan artrologie deden, en aan sympathi sche middeltjes geloof eten. Daar verhaalt o.v. dr. Cardanus, dat een dienst bode vreeselijke kiespijn had, men raadde haar 's nachts op haar "wang een hondje te leggen. Zij werd genezen en al de tanden van het diertje waren slecht .geworden. Reeds vroeger vond men In de Duïtscho litera tuur de uitdrukking: „Er hat eïn Geschrei wie ein Zahnbrecher", en in Holland riep een 10- eeuwscfa collega i wezen? Zouden we 't nog niet een poosjo kun nen probeeren? Vader: Neen, vrouw, ik wS nóg zoo graag, maar 't kan niet andersl r Moeder: Wat waren we blij, toen we zó weer bij ons hadden! Wart vonden we 't aardig van Jantje, dat hij steentjes gestrooid had! °i Ia zoo'n slim ventje, en dan te weten, dat ik hem na morgen niet meer zal zienf ia droevig, och 'i is droevig! Vader: Kom Moeder, misschien komen ze in 't bosch wel bij den een of ander terecht, die voor ze zorgt, en dan zien wij ze later weer terug. We moeten den moed niet -laten zak ken, we hebben het toch ai zoo zwaar met ons tweeën. Laten we maar naar bed gaan! (Ze gaan weg. Nu komt Jantje voor den dag en zegt:) Jan (alleen): Dat is nu voor de tweede keer! Ik kan geen steentjes zoeken gaan, - Want Vader deed de poort op slot! Hoe kom ik hier nu uit vandaan? Laat ïk eens denten, tot k wat weeft Dat is nu toch een mooie grap! De meester zegt altijd op school: „Die Jan, die is toch wel zoo knap, Op alle dingen weet hij raad!" Maar nn, o, o, wat naar is dat! Nu weet ik niets, o domme Jan! EnStill Let op! Ik weet al watt Van Moeder krijg morgen vroeg Eeir sneetje brood! Nu weet ik raad! Ik eet dat brood niet op, o nee! Maar k strooi de kruimels op de straat! En rijn we dan in t bosch alleen, Dan vind *k den weg, jij weet nu hoe! Tanden uyt, tanden uyt Met herten coen. Ic Mr. Bonifaes cant AI lachende doen. In 1692 vindt men de volgende annonce i „De juffrouw van Rotterdam, die Kunst en We tenschap heeft om Tanden in den mond te stel len, dat men daarmede tan eeten, spreeken, en zingen, alsof het haar eigen Tanden waren; sij maekt ook Tanden op staanden voet schoon en fat soeneert die selve zonder pijn of zeer doen, ook verkoopt rij 'n kostelijk tandpoeder, die al het quat tandvleescfa goed maakt Die se van doen heeft, kan haar vinden op de Pijpemarkt in de Pellicaen, da er ze nog maar drie weken te vin den fa." In 1755 verscheen da volgende advertentie „Een vder wordt bekend gemaakt, dat Jofaan- nes de Moher, ivoorsnijder, heeft een uitnemende kunst en wetenschap om ivoore Ttanden in den mond te maken op eeh nieuwe inventie, fraay fatsoen, dat men daarmede kan eten en beter spreken en de andere tanden zal behouden; woont op de Agtergragt óver de Ossenmarkt, daar sijn naam boven de deur staat, tot Amsterdam.'* Weer een ander plaatst het volgende versje op de dgur: .15- Samson bond drie honderd vossen aan malkander En dat is in zijn leven nooit meer gebeurd Hier zet men landen in 's menschen mond En maakt makkelijk banden voor die 2yn gescheurd. Een ander curieus opschrift! Men vischte Mozes uit de biezen. Hier trekt men tanden en kiezen. Ook: Hier trekt men tanden voor jonge en oude, Doch zii zijn gelukkig, die ze mbgen behouden. Tot slot een oude aankondiging van middelen tegen tandpijn Hier woont Rachel, de vrouw van Mozes Polak, Sij verkoopt ivore en hoorne kammen en silver stroyzak en lak, Ook zwarte pleistertje® voor de meisjes om de tantpijn te stillen, Als ook Neurenttyniger czalf, en oprechte Franforder pillen. Op een morgen, toen de familto ricb bij de 'Krokodill-rMer bevond, werdi Magdalena, die toen 3 jaar oud was, gezegd om naar de rivier moeder te gaan, waar haar de deed. Vijf minuten lat» was heft meisje verdwenen. Nadat de diepbedroefde ouders gedurende 8 dagen naar haar hadden geaochlt, kwamen twee bosjesmannen in hun kamp en zeiden tot den vader: „Blanke man, breng geweren. Wij heb-, ben uw kind gevonden." De bosjesmannen begeleidden Swart onga-* veer 8 mijten langs de rivier en toen wezen rij naar een klein wezen, dat met twee welpen door een leeuwin werd gezoogd. De jager loste een schot in de luchif en de leeuwen gingen op de vlucht, terwijl het meis je achterbleef. Haar kleeren waren gescheurd en haar lichaampje was bedekt met krabben, maar overigens was ze ongedeerd. Toen Magdalena 10 jaar oud was, vond haar •vader haar bij de Limpopo-riviër terwijl ze bezig was meft' steenen te gooien naar twee leeuwen aan de overzijde der rivier. Zij zeide tot haar vader: ,J>aar zijn de groote honden, die mij over de rivier gebracht hebben". HET NUT VAN EEN VOETBALWEDSTRIJD. Een timmerman te Huil heeft door do opwin ding bij een voetbalmatch rijn stem terugge kregen, welke hij bijna zes jaar geleden bad verloren. «Op laatste oogenblik van den wed strijd maaklte een der spelers een doelpunt en de timmerman schreeuwde „goal"! Daarop ren de hij naar huis om rijnvrouw (te vertellen, dal hij weer spreken kon. DOOR EEN LEEUW GEZOOGD. Kort geledien stierf te Johannedburg een ze kere Mts. Magdailene Mc. Cabe, die naar aan de „Daily Mail" wordt gemeld, door een leeu win is geezoogd'. Haar man heeft dit familie geheim na haar dood ontsluierd. Mrs. Mc. Cabe was de dochter van Mr. F. iSwart, die met zijn vrouw in de wildste gedeelten van Zuid-Airika igde. Op een dier tochten werd Mrs. Mc. Cabe géboren. Ik kijk maar naar de kruimpjes brood En ben gauiw bij mijn lieve Moe! Einde derde tafereel. VIERDE TAFEREEL. (We rijn weer in het bosch. De kinderen rijn alleen.) Dirk: Hoelang) zouden Vader en Moeder nu al weg zijn? Annie: Ik weet het niet, maar ik denk van al erg lang. Want toen ze weg gingen, scheen de zon nog, en sprongen de musschen nog heen en weer. En nou is de zon weg en do vogels rijn ook weggevlogen. Kwamen ze maar terug'; ik heb zoo'n honger! Vanmor gen heb ik Jantje nog een stuk van mijn bo terham gegeven, want hij zei, dat hij zijn brood verloren had. Jannie: O, als Vader en Moeder ons maar nieit vergeten, net als toén dien avond. O, wat was ik toen bang, dat we alleen in het bosch moesten blijven! Gelukkig, daf Jantje ons thuis bracht! Piet: Zeg, Jantje, kun Je ons nou ook thuis teengen? Of hab je geen Steentjes gestrooid? Toé Jani Jantje: Ja, ik k&n Jullie thuis brengen! En luister maar, hoe! Ik heb vanmorgen mijn brood niet opgegeten 1 Daarom vroeg ik aan Annie om een stukje. Maar ik had 't niet ver loren! O, neen, ik heb 't aan kruimeltjes ge broken en toen heb ik Inplaats van steentjes die kroimlertges op den grond gestrooid. Steen tjes kon ik niet zoeken, want Vader had de poort op slot gedaan! En zoekt nu die krui meltjes maar! Dirk: Ik zie ze nergens! Piet: Ik ook niet! )Ze zoeken veiderj Dirk: Maar Jantje, er ligt nergens brood! Annie (huilend): O, o, ik weet het al, de vo geltjes hadden honger, en nou hebben ze hef brood opgegeten! O Jantje, nou komen we BEKENTENIS.' •Clinge Doorenboa dicht in de Telegraaf: Ook ik treurde mee in den treurenden stoet, Gedekt door mijn kachelpijpvormigen hoed; Ook ik liep daar langzaam, met droefheid in U hart, Ook ik liep terecht heeüemaej in zwart Ook ik zat daar aan 't Déjeuner-Dinataire; 't Was wit, blauw en rose en geel door elkaar; Dat kleurenspel hoort bij een opgewekt feest. Ik zat in het zwart een begrafenisgeest Ook ik was op f Bal (met een heel boogen boord En vxoolijk in 't zwart (wat bij mooi-zijn behoort). De dames in EJvening Dress en Tiré.... En ik had maar aldoor zoo'n kellner-idee. Waarom neem Ik niet eens een rok van Bordeaux, Van Terra, Pastel, of van Mauve of zoo? Waarom? *k Heb geen durf en geen lef en geen moed! 't Moet ZWART zijn, omdat iederéén daf zoo doel toch niet thuis, en ik verlang zoo naar Va der en Moedert Jantje (plotseling): Wacht even! Ik weet iwat! Dirk, ga eens rechtop staan! Piet, help RJ me eens even op Dirk rijn rug! Dan sia ik hoog en dan kan ik goedi zien, of er niet ergens een lichtje brandt! (Ze doen het) Jantje: Ha, in de verte zie ik wat! Een heel klein lichtje schemert er! 1 We loopen op een draf er hoen, iEn liefst heel gauw, want 't is nog ver! En komen we dan bij hef huis Dan vraag k de Juffrouw heel beleefd Of wij er slapen mogen 's nachts, En of ze ook wat eten heeft! Zeg, vind' je dat niet mooi bedacht, En ben ik nu geen knappe guit? We slapen herlijk dezen nacht! Kom jongens, nu vooruit! Allemaal: Vooruit! (Dansend en springend gaan ze weg! Als ze weg zijn, komt de Reus.) Reus: Daar hoorde ik ze alweer! En op een drafje zijn ze weggegaan! Dien kant op! Had ik nu mijn zevenmijlslaarzen maar aan, don had ik ze al heel gauw ingehaald! Hoe kon Jk zoo dom rijn, om die te vergeten! Zondtr die laarzen loop ik slecht, en ris ik ze heb, dan doe ik in een stap zeven mijlen, zeven mijlen tegelijk! Dien kant zijn ze opgegaan, de richting van mijn huisl Ha, als ze eens in mijn huis gingen, ik geloof, dat ik, dat ik ze meteen zou op eten, hahaha (Lachend gaat hij weg.) Wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1921 | | pagina 12