ROMIELKKUÏD,
Even laehen.
ren voornamelijk: (konijnen, die in den beruch
te iï kootrapcntfjnter werden aa ngekocht Het
was de slechtste tijd, die de Duitschers hebben
doorgemaakt, dien winter van 1917 op 1918,
waarin koolrapen het hoofdbestanddeel vorm
den van, het dagelijkscha menu der Duitschers.
De Berlijnors konden toen tegen betrekkelijk
matige prijzen! een! HolÖiundsch konijntje koopen.
Maar het .Berlijnsche gemeentebestuur heeft
mot het oog op den slechten toestond der ge-
meentefinanitiën de betaling steeds uitgesteld,
daarbij geen rekening houdende met de moge
lijkheid, dat de Duitsehe inark nog .minder in
waaide zou worden dan. in 1917
En volgens den tegen woordigen stand van
den gulden in Duitsohlcund, zal men de VA mil-
lioen-leendng al kunnen doen met de kapitale
som van 90 millioen mark. En dit is geen klei
nigheid. Geen wonder dus, dat. bet gemeente
bestuur van de oppositie scherpe trittak te hoo-
ren kreeg. Men verweet het bestuur cjononr'
sche kort ziehrtigheid. Als waarborg hebben ds
Hollanders xbu de gemeentelijke steenkolenmijn
in Röschling en 25 millioen gemeente-obldgatiea
in onderpand gekregen.
Deze HoUandsche leei ing heeft men op 1
stadhuis te Herlijn den naam van. konijnenlee-
ning gegeven, niet alleen omdat een groot deel
voor den aankoop van konijnen besteed is,
maar ook omdat de schuld met' buitengewone
snelheid vermeerderd is.
En men weet, konijnen vermenigvuldigen
tóch »ok ontzettend sneL
Qn ertusschen zit .Berlijn ermee. De konijn
tjes an 1917 komen per slot van rekening nog
duur uit. En hel blijkt nu, dal het gemeen tebe-
stuui de gemeentenaren tamelijk wat nadeel
beeft bezorgd door de betaling zoo lang uit te
stellen.
De hoop zal nu wel gevestigd zijn op een rij
zing van den markenkoers.
Konden de Duitschers maar een .procédé vin
den om uit minderwaardige stof fen goud te
maken, dan zou er wellicht spoedig verbetering
komen in den slechten finantieelen toestand.
Maar er zal weinig kans zijn om iets te vin
den waarnaar de alchimisten eeuwen vruch
teloos gezocht Lebben.
Wel is het kunnen .tegenwoordig groot. Zoo
nu en dan hoort men nog wonderverhalen over
goud-maken, maar er is in, de practijk. nog nooit
iets van terecht gekomen.
Er worden nog steeds nieuwe uitvindingen
gedaan, maar juist dal, waarnaar de alchimis
ten zochten, blijft nog altijd verborgen in de
duisternis van het onbekende.
Maar wie weet!
In Tsjecho-Shnrakfje, het land, dat van ouds
bekend staat om zijn glasindustrie, heeft de di
recteur van een glasblazerij proeven gegeven
met een nieuw soort glas, dat onbreekbaar is.
Hij verraste een aantal' genoodigden op een
feestmaaltijd met een fasanten-gerecht, dat in
een dunne glazen schaal op een open vuur ge-
nu niet bijzonder vriendelijk, voor oom en zijn
huishouding zorgde ze uitstekend.
Mevrouw Smits (BeiTs moeder) leefde nu van
een (klein pensioen en van H geen zij er hij ver
diende met het schrijven van kinderverhalen.
Ben en Wim waren twee wilde jongens, die
steeds vol guitenstreken en plagerijen zaten,
maar die van hun Moeder veel hielden, en haar
menige verrassing bereidden.
Max heette naar oom. En daarom had hij bij
oom een wit voetje; niet, dat oom hem voortrok
boven de andere neefjes en nichtjes, neen; maar
toch had de oude oom een zwak voor het naar
hem genoemde neefje. Max was een stille be
daarde jorgjen, heel netjes, beleefd en voorko
mend. Het anders d» n Ben. Ben was een ech
te wildebras. Max had al-tijd een scheiding in
rijn haar. Zijn blouse was bijna nooit vuil, zoo
als van de andere neefjes en ook hingen zijn
schoenveters, nooit bij rijn echoenen, wat bij de
Matsten maar al te dikwijls het geval was.
Ben's moeder had wel eens gedacht, dat Max
niet eerlijk was, maar zij had haar vermoeden
alleen aan haar broer Max meegedeld, die na
dien tijd Max nauwkeurig gadesloeg, maar nooit
kon merken, dat Max onoprecht was. En oom
Max dacht, dat zijn zuster Max verkeerd beoor
deeld had.
Max zat in rijn kamertje zijn lessen te toe
ren. Daar stak de meid haar hoofd om de deur:
„Max, daar zijn Je neeffiesr
braden was.
Hij liet verder tot aller verwondering een glas
vallen, zonder dat het brak. Zelfs gebruikte hij
hetzelfde glas als hamer om er een spijker mee
in een stuk hout te kloppen. Een glazen beker
werd tot 300 graden -Celsius verhit en daarna in
ijskoud water geworpen, maar springen deed
hij niet.
We kennen .tegenwoordig gewapend glas, dat
In fabrieken wel gebruikt wordt als vensterglas.
Het is glas met een vlechtwerk van ijzer erin
enl kan wel een stootje verdragen. Maar onge
wapend glas, dat we allen als zeer breekbaar
kennen, zoo te fabriceeren, dat men er als 't
ware mee kan gooien, en slaan als was hef
ijzer, ds wiel iets zeer bijzonders, en een derge
lijke uitvinding bewijst wel, dat de vooruitgang
van het .menschel-ijk kunnen groot is.
En daarom, wie weet of vandaag of morgen
niet iemand komt, die de wereld verbaasd- doet
staan over een nieuwe uitvinding: goud ma-
;n, waardoor de milliarden oorlogsschatting
*poéd'g hij elkaar zouden zijn.
Alleen maar, wij vreezen, dat de waarde van
het goud dan ook in een minimum van tijd
enorm zou terug]oopen, waardoor de waarde
der uitvinding veel van haar bekoring zou ver
liezen. M.
HOEVEEL MENSCHEN KAN DE
AARDE VOEDEN?
Zoowat een eeuw geleden stelde Malthus deze
vraag en kwam hij tot zoo'n- pessimistisch
antwoord, dat hij alleen redding kon vinden
voor de menschheid door aan te raden te zor
gen, dat het aantal menschen niet grooter
werd, zonder daarom in de verste verte te
kunnen vermoeden, dat zijn naam later daar
om verbonden zou worden met maatregelen,
die hij allerminst had bedoeld. Nu we zoowat
een eeuw verder zijn, kan het antwoord iets
anders luiden dan Malthus kon bevroeden, om
dat in dien tijd is aangetoond, dat de hoeveel
heid voedsel, die de aarde kan voortbrengen
heel wat grooter is, dan vermoed kon wor
den, toen van verbeteringen in cultuurmetho
den, kunstmest en selectie geen sprake was.
De omtrek der aarde bedraagt 40.000 K.M.
en de middellijn is dus 12.700 KM., waaruit
voor de totale oppervlakte ruim 500.000.000
vierkante K.M. volgt. Iets minder dan twee
zevende van deze oppervlakte bestaat uit land,
zoodat de totale landoppervlakte genomen
mag worden op ruim 130.000.000 vierkanten
K.M. Hiervan is slechts 55.000.000 vierkante
„Welke?" vroeg Max.
„De tweelingen; hieten ze niet Willem en
Ben?"
„*k Zal komen", zei Max.
Een oogenblikje ilater -vloog hij de trap aif en
de huiskamer binnen, waar zijn moeder de
beide neefjes op een glas limonade trakteerde.
Ben deed de boodschap van oom met stralende
oogen. En toen hij uitgesproken had vroeg hij:
„Hoe vind je 't, Max?"
JLeukl" zei Max, „welke prijzen zou oom
geven?"
„Ik weet -het niet, wat de prijzen zijn, maar
t zal wél wat moois wezen, daar kun je op aan.
Prullen geeft oom niet".
Max en Ben waren bazen in 't teekenen.
*4 Zou moeilijk geweest zijn, te zeggen, wie het
't best kon. Maar de anderen konden ook heel
aardig teekenen. 't Scheen zoo'n beetje in de fa
milie te zitten.
Flora, 't oudste nichtje, schilderde. Elly was
bedreven in 't penteekeningen. maken en de
overigen teekenden met houtskool, potlood of
krijt
Toen Wim en Ben ^een half uurtje Wj hun
oom en tante vertoefd hadden, vertrokken ze,
om aan de overige Jeugdige familieleden hun
gewichtige boodschap over .te brengen.
Ben ïzi plat op den grond onder zijn kastan
jeboompje, dat niet grooter was, dan een paar
meter. Hij noemde het altijd „miju kastanje",
KM. tot de bebouwde oppervlakte te reke
nen.
Een Duitsche statisticus rekent, dat de helft
daarvan noodig zal zijn voor den aanbouw van
planten wier producten niet tot de voeding
kunnen dienen of indirect, zooals hout, vezel-
planten, etc. Deze berekening is moeilijk te
controleeren, omdat men van verschillend
standpunt kan uitgaan. Rekent men op den
tijd, dat de minerale brandstoffen uitgeput of
zeer duur zullen zijn, zoodat men weer tot hout
de toevlucht moet nemen om als brand voor
warmte en arbeidsvermogen te dienen, dan
is het de vraag in hoever de helft der be
bouwbare oppervlakte voor dit doel voldoende
zal zijn. Aan den anderen kant kan men erop
rekenen, dat tegen dien tijd, wanneer tenmin
ste de wetenschap geregeld blijft vooruitgaan,
houtsoorten gevonden en gekweekt zullen zijn,
die zeer groote opbrengst geven.
De overblijvende 27.500.000 vierkante KM.
rekenen we nu bestemd voor de teelt van voe-
dingsi 'ldelen, waarvan we als prototype tar
we nemen. In onze streken kan bij gebruik
van goeden mest en prima zaad ongeveer een
halve H.A. voldoende leveren voor een
mensch, terwijl b.v. in Amerika de dubbele
oppervlakte noodig is en in andere streken
nog meer. Rekenen we gemiddeld op een KA.
per mensch, dan volgt uit onze berekening, dat
de aarde 2750 millioen menschen zal kunnen
voeden.
Men rekent tegenwoordig, dat de aarde 1700
millioen menschen telt, zoodat we al vrij snel
aan de grens toe zouden zijn, wanneer al onze
onderstellingen juist waren. Als we echter na
gaan. dat door goede irrigatie of door droog
legging van moerassen nog enorme gebieden
tot prima bouwgrond veranderd kunnen wor
den, terwijl het invoeren van goede methoden
in d«3n landbouw nog slechts beperkt is tot een
betrekkelijk klein stukje van do aardopper
vlakte, dan zijn we nog ver van het tijdstip,
waarop de aarde te klein geworden zal zijn
voor haar aantal bewoners.
Immers reeds bij de mogelijkheid om met
een halve H.A voldoende voedsel van plant-
aardigen aard voort te brengen, kan het aan
tal aardbewoners aangroeien tot 55000 milli
oen. Inkrimping van weiden en verandering
daarvan in bouwïand, hetgeen b.v. door de
uitgestrekte velden in Z.-Amerika ontzaglijke
oppervlakten vrij zou maken, kan weer vele
milliarden doen voeden. Men rekent b.v. dat in
Japan, waar bijna geen vleesch gegeten wordt,
een H.A. ongeveer tien menschen voedt, zoo
dat bij het tot werkelijkheid worden van het
vegetarisch ideaal het vorige cijfer nog pens
met vijf vermendgvuldigd zou mogen worden.
Voorloopig behoeven we dus nog niet be
vreesd te zijn voor overbevolking, al hebben
het wanbeheer en de menschelijke dwaashe
den van anderen aard het in deze tijden zoo
ver gebracht, dat reeds nu millioenen an
honger omkomen. Hdbld.
omdat hij jaren geleden de kastanje zelf ge
poot had Peinzend) staarden zijn oogen naar
het keukenraam, waarachter zijn moeder druk
bezig was. Zij deed bijna alles zelf. Alleen kwam
ti a' en toe een werkster. Ben zag dikwijls, dat
zijn moeder er vermoeid; uitzag en bij wist, da!
ze soms tot laat in den nacht zat te schrijven.
En als Ben dan '4 vermoeide gezich: van rijo
moeder zag, kuste hij haar en zei: ,^M>esie,
overwerk U toch niet, anders wordt ziek".
Maar wat hielp h9t, of hij haar ^roostte. ZIJ
meest immers toch het werk deen?
•Maar -nu zou Ben haar misschien gold kun
nen geven! Misschien, 't was nog lang nieï xe-
ker. Maar hij zou zijn uiterste best doen. 't Waf
immers voor rijn lief, goed moedertje.
Gisterenmiddag waren al de -neefjes en nicht
jes bij oom Max gekomen, en toen had oom hen
alles duidelijk gemaakt Ze mochten schilderen,
penteeikeninglen maken, met houtskool teeke
nen, enz.
Ook mochten zij nateekenen.
Wordt vervolgd.
En nu wil Tk jullie nog even wat vertellen
van een schooljongetje.
Hij heette Max en moest uit een geschiedenis
boekje iets lezen over den bisschop van Utrecht
Maar hij vergiste zich en las: de -bioscoop vaas
Utrecht!
Wie vaai jullie heeft ook wel eens zoo'n
leuke vergissing gemaakt?
EUROPEESCHE DOKTERS EN ONBE
SCHAAFDE VOLKSSTAMMEN
De „Revue de Paris" publiceert een artikel,
waarin allerlei zonderlinge feiten worden ver
haald over de verhouding tussch3n Eurepee-
sshc doktoren en onbeschaafde volksstammen.
Oie primitieve menschen schijnen het over t
algemeen voor de geneesheeren als een gunst
-te beschouwen, dat zij zich aan hun behande
ling onderwerpen.
.Meermalen", schrijft een geneesheer, „zijn
Europeanen er verbaasd en verontwaardigd
over dat inboorlingen, die zij behandeld heb
ben, -niet alleen geen dankbaarheid; toonen,
maar zelfs betaling verlangen. Zij beschouwen
zich als „proefkonijn". De schrijver van het
artikel, de heer Levy Bruhl, geeft eenige ver
makelijke voorbeelden van dit eigenaardig
standpunt; wij laten hier enkele volgen:
„Een ervaring van vie rjaar onder de bewo
ners van de Eidsji-edlanden, heeft me geleerd,
vertelt hij, „dat als een zieke medicijnen van
ine had: gekregen, hij me verplicht rekende
•hem te voeden, en het feit, dat ik hem voedsel
verstrekte, verleerde hein het recht ktoeren
van mij te eischen. Als hij ook die had gekre
gen, meende hij, dat hij nu alles van me kon
vragen wat hij noodig had en me mocht ver-
wenschen als niet voldeed aan zijn onrede
lijke eischen.
-De kapitein van ons schip stelde eens voor
een inboorling te behandelen, wiens hand ge
wond was door het uiteenspringeni van een
geweer. De hand werd geamputeerd en- de man
werd twee maanden aan boord gehouden. Toen
Lij genezen was, vertelde hij den kapitein dat
hij naar land terug moest, maar dat hij een
nieuw geweer moest hebben als vergoeding,
omdat hij zoo lang aan boord was gebleven.
Natuurlijk werd zijn verzoek geweigerd en de
onredelijke man werd aan land gezet, -nadat
men hem er aan had herinnerd, dat men'waar-
schijmlijk zijn leven had gered. Hij toonde rijn
dankbaarheid door de vischnetten van den
kapitein in brand te steken, zoodat deze voor
drie honderd dollar waarde aan viscb verloor."
In de meeste gevallen van genezing ven een
zieke door fEuropeesche doktoren meenen de
inboorlingen, dat rij door tooverkracht beter
zijn geworden en den langen tijd voor bun be
handeling vereischt, wordt daaraan toege
schreven, dat de geneesheer niet goed genoeg
met de geesten kan omgaan of aan zijn zelf
zuchtig verlangen om het ziekteproces te ver
lengen voor rijn eigen proefnemingen en ge
noegen.
ZOMERTIJD.
The Lancet (7 Januari) is in hygiënisch op
richt best te spreken over den zomertijd. Het
onderwijs wordt aan de kinderen op koelere
uren van den dag gegeven dan vroeger, en het
ligt aan de ouders, of de kinderen bij tijds
naar bed zullen gaan. In den zomer zullen zij
toch bij daglicht moeten gaan slapen. Van de
door een parlementscommissie ondervraagde
ach ooiautoriteiten was de meerderheid (158 van
de 272) ten gunste van den zomertijd gestemd.
Ongunstige invloed op de wakkerheid en het
leervermogen werd het meest in het begin van
den zomer ondervonden en in de. steden, het
geen met de opvoeding samenhangt.
(Tijdschr. voor Geneesk.)
REINIGEN VAN BONT.
Het is zoo af en toe noodig, bontkragen van
mantels en boa's schoon te maken, omdat zich
op de plekken, waar het bont in aanraking
komt met de huid, en dat is speciaal aan den
hals, een vette rand kan vormen. De haartjes
van het bont ritten dan aan kluitjes samen-
geplakt. De beste manier om dat vet te ver
wijderen, is het bont op die plaats te wrijven
met fijn wit zand, dat flink verhit is. Meestal
zal deze behandeling een paar malen her
haald moeten worden, voordat de haartjes weer
soepel en zacht zijn. Het zand, dat voor het
wrijven wordt gebruikt, moet echter zoo warm
mogelijk zijn. Als het vetrandje volkomen is
verdwenen, moet het bont uitgeklopt en met
een wijde kam gekamd. Het verdient in elk
geval aanbeveling, boot af en toe te kammen.
Want niet alleen dat Zoo'n behandeling even-
tueele motjes of larfjes verwijdert, maar het
heeft tok ten gevolge, dat losgeraakte en
doode haren, die het bont zijn glans ontnemen,
verwijderd worden.
EEN GOED ANTWOORD.
Tijdens een bezoek aan Berlijn werd Shack-
leton zoo herinnert een Fransch blad zich
uit vroeger jaren geïnviteerd door den ex-
keizer Wilhelm. Deze liet de gelegenheid niet
voorbijgaan den Poolreiziger een lesje in ge
ografie van de poolstreken te geven:
„U hebt onverstandig gedaan met over den
gletscher van Beadmore te trekken.
Ik zou den anderen weg genomen hebben".
„Sire", antwoordde Shackleton, „uw kennis
zal ons van grooten steun zijn voor de expe
ditie die op 't oogenblik wordt voorbereid;
want wij, arme ontdekkingsreizigers, weten te
weinig af van de wegen, die nog niet betreden
zijn.
EEN ROOKWEDSTRIJD.
Te Parijs ia in Montmartre de jaarlijksche
rookwedstrijd gehouden, waarin ditmaal wer
kelijk heel bijzondere „tijden zijn gemaakt".
De winner van den wedstrijd in snelrooken
heeft het klaargespeeld 5 gram tabak in 6 mi
nuten op te rooken. Zijn collega in den wed
strijd in langzaam rooken heeft een pijp met
5 gram tabak 55 minuten weten aan te hou
den, voordat de tabak op was.
Geluk te wenschen, Is zoo ilicht gedaan,
Gelukkig maken, daarop komt het aan.
Als men geen levensdoel heeft, verlammen
ook de levenskrachten.
Het geweten te als een spiegel, die led-eren dag
een weinig beslaat; men moet hem dikwijls af
vegen, andere kan men er zich ten laatste niet
meer in spiegelen.
KLEINE BIJZONDERHEDEN.
NET ALS THANS
Slangenbeten werden door de Indianen, en zelfs
door primitiever volken genezen, sinds honderd-
lallen van jaren, zooals West-Europa het nog
maar kort doet Zij reten zich de huid open
met een oude uitgetrokken gift land en entten zich
zoo tegengift in.
Wij krijgen zoo'n afweermiddel uit een fabriek...
EEN AARDIG WINKELTJE.
Het grootste warenhuis in Chicago krijgt per
dag ongeveer 40.000 bestellingen, die vooruit be
taald zijn.
EEN LANGE TONG.
Een volwassen giraffe verheugt zich in het
bezit van een tong, die 60 centimeter lang is.
WAT GAAT ER EEN TIJD TELOOR
Als een mensch 50 jaar is, heeft hij gemid
deld 6000 dagen verslapen, 3000 dagen aan amu
sement trachten te besteden, 1500 dagen met eten
zoek gebracht, en is hij 500 dagen ziek geweest
En de gunstige types hebben dan 6500 dagen
gewerkt en 800 dagen gewandeld Meestal is de
laatste verhouding ook wel eens andersom.
EEN VERMAGERINGSKUUR
Boksen, heeft een „schoonheidsdokter" in Ame
rika uitgemaakt, is het beste middel voor dames
om van overtollige molligheid af te komen. Hij
heeft een speciale zaal ingericht, waar de paffige
schoonheden elkaar mager kunnen boksen. Het
gaat er soms wild toe, vooral als de resultaten niet
spoedig genoeg melkbaar zijn.....
«Or-H
EEN SLIMME DIENSTBODE
„H-ooite Kee, 't is 'n schande zooals mijn ramen
er uit zien. Je hebt de buitenkant niet aangeraakt»"
,Expres niet gedaan, meheer. Ik doch zoo bij
me eigen: van Mimen maak ik ze schoon, dan
ken meheer uitkijke, en van buiten laat ik ze
vuiL dan kenne de overbure niet inkijke.''
PA'S LANG NIET HETZELFDE
Een jongen werkte in een zaak, waar alle
eenployé's het eten van- den patroon ontvingen,
die hen daarvoor wat loon inhield. De men
schen waren niet tevreden over hun maal ei)
de huishoudster kreeg heel wat klachten te
hoeren.
•De jongen werd op zekeren dog bij den pa
troon geroepen), die zei: „Ik hoor, dat je gisteren
geklaagd hebt over wat je ie eten hebt gekre
gen."
„Neen, mijnheer", was het onverwachte ant
woord. „Dat heeft u verkeerd gehoord. Ik klaag
de over wat we niet kregen".
AAN HET PASSENBUREAU.
Dame en heer vervoegen zich aan een peason-
bureau om een pao.
Ambtenaar: ,,*m Paspoort? Goed; kunt u b*<
wijzen, dat die dame uw vrouw is?"
(Reiziger: ^Neanl Maar als u kunt bewijzen
dat ze H niet ds... dan is uw fortuin gemaakt",
ZE HEETTEN ALLEBEI DOLLY.
Zeg, amice, waarom heb je dat leuke hondje
van je weggegeven?
Och zeg, het heette Dolly, net als mijn vrouw.
En als ik het beestje riep, dan kwamen co al
lebei. mijn vrouw ook.
EEN GOED MIDDEL.
„Wat! Zit je aan je lessenaar te slapen
en dat terwijl het zoo druk is?"
„Neem me niet kwalijk, mijnheer, maar de
baby heeft me'den heelen nacht wakker ge
houden".
„Zoo; nu, als het weer voorkomt, breng
dan je baby 's morgens maar mee naar kan
toor, om je hier óók wakker te houden t"
DAAR MOEST ZE TUSSCHEN KIEZEN.
Een Amerikaansche, die onlangs in New-
haven in Conecticut voor den rechter is ge
weest in verband met de toewijzing van haar
kind in een echtscheidingsproces, moest bij
die gelegenheid kiezen: óf zij moest het ciga-
retten rooken laten, óf het kind zou aan den
vader worden toegewezen.
Naar 's rechters oordeel is een constant door
cigarettenrook vergiftigde omgeving niet de
gepaste voor een kind.
Op zichzelf lijkt deze uitspraak wel wat &1
te puriteinsch, maar wanneer men hoort, dat
de dame in kwestie toegaf, ongeveer 50 60
cigaretten per dag te rooken, verschijnt de uit
spraak van den rechter in een ander licht. Hij
hoopte de vrouw tegen haarzelf te kunnen be
schermen, daar redelijkerwijze aangenomen
mag worden, dat de moederliefde het ten slotte
toch van de slechte gewoonte zal hebben ge
wonnen.
BLIJ WEERZIEN.
Een der a/boniné'® van het Centraal Orgaan
v. d. Haindel to Aardappelen enz. wisselde in
November 1913 een bankbiljet van f40 waar
op (hot volgende versje aait de achterzijde
«tand:
Adieu mijn aardig bamkjel
Ik Kan steeds niet bij U zijn,
Vertel op uwe reizen
weder in zijn bezit
Dat zij in mijne woning,
Thans na ruim 8 jaar, kwam hetzelfde biljet
Aan bankje®, groot en klein,
Steeds welkom zullen zijnl
EEN PAAR NUTTIGE WOORDEN.
EEN GELDIGE REDEN.
Een eigenaar van een zeiljacht heeft een vriend
meegenomen op een zeiltocht
De vriend: „'kMoet zeggen, 'tis 'n aardig schuit
je, maar ik begrijp toch niet waarom je ©r goen
motor in zet, in plaats van die ouwerwetsche zei-
lenrommeL"
De eigenaar: „Kijk eens 't eenige artikel dat niet
duurder geworden is, is de wind.
ZE GING WINKELEN.
Zij: „Als 't weer mooi blijft, ga ik vanmiddag
naar de stad om te winkelen. Wat *zcgt het
weerbericht?"
Hij (haastig): „Verwachting: regen, mist, hagel,
storm en wolkbreuk P'
LICHTELIJK AANGESCHOTEN.
Politieagent tot mijnheer die *m geducht om
•heeft: Zeg, wat schreeuw jij van moord en
brand?
Mijnheer: Ik wil mijn hoed opzetten, maar
■kan mijn hoofd niet vinden.
DAT ZAL NIET GEBEUREN.
Een admiraal was in het bezit van een zeer
mooie dochter. Een jong luitenante werd ver
liefd op het meisje en vroeg haar vader baar
band.
De vader antwoordde hem, dat rijn salaris
nauwelijks •toereikend was om zijn witte hand
schoenen te koopen en zijn koperen knoopen te
doen poetsen.
„Dat is waar, admiraal", antwoordde de jonge
man, „maar toen u trouwde was nw salaris
niet veel hooger dan het mijne. En u Is er toch
gekomen."
„Dat is zoo", kreeg hij ten antwoord, „maar
ik leefde op kosten van mijn schoonvader en
Ik zal gehangen worden, als dat jou gebeurt".