ROMIELKKUÏD, Even laehen. ren voornamelijk: (konijnen, die in den beruch te iï kootrapcntfjnter werden aa ngekocht Het was de slechtste tijd, die de Duitschers hebben doorgemaakt, dien winter van 1917 op 1918, waarin koolrapen het hoofdbestanddeel vorm den van, het dagelijkscha menu der Duitschers. De Berlijnors konden toen tegen betrekkelijk matige prijzen! een! HolÖiundsch konijntje koopen. Maar het .Berlijnsche gemeentebestuur heeft mot het oog op den slechten toestond der ge- meentefinanitiën de betaling steeds uitgesteld, daarbij geen rekening houdende met de moge lijkheid, dat de Duitsehe inark nog .minder in waaide zou worden dan. in 1917 En volgens den tegen woordigen stand van den gulden in Duitsohlcund, zal men de VA mil- lioen-leendng al kunnen doen met de kapitale som van 90 millioen mark. En dit is geen klei nigheid. Geen wonder dus, dat. bet gemeente bestuur van de oppositie scherpe trittak te hoo- ren kreeg. Men verweet het bestuur cjononr' sche kort ziehrtigheid. Als waarborg hebben ds Hollanders xbu de gemeentelijke steenkolenmijn in Röschling en 25 millioen gemeente-obldgatiea in onderpand gekregen. Deze HoUandsche leei ing heeft men op 1 stadhuis te Herlijn den naam van. konijnenlee- ning gegeven, niet alleen omdat een groot deel voor den aankoop van konijnen besteed is, maar ook omdat de schuld met' buitengewone snelheid vermeerderd is. En men weet, konijnen vermenigvuldigen tóch »ok ontzettend sneL Qn ertusschen zit .Berlijn ermee. De konijn tjes an 1917 komen per slot van rekening nog duur uit. En hel blijkt nu, dal het gemeen tebe- stuui de gemeentenaren tamelijk wat nadeel beeft bezorgd door de betaling zoo lang uit te stellen. De hoop zal nu wel gevestigd zijn op een rij zing van den markenkoers. Konden de Duitschers maar een .procédé vin den om uit minderwaardige stof fen goud te maken, dan zou er wellicht spoedig verbetering komen in den slechten finantieelen toestand. Maar er zal weinig kans zijn om iets te vin den waarnaar de alchimisten eeuwen vruch teloos gezocht Lebben. Wel is het kunnen .tegenwoordig groot. Zoo nu en dan hoort men nog wonderverhalen over goud-maken, maar er is in, de practijk. nog nooit iets van terecht gekomen. Er worden nog steeds nieuwe uitvindingen gedaan, maar juist dal, waarnaar de alchimis ten zochten, blijft nog altijd verborgen in de duisternis van het onbekende. Maar wie weet! In Tsjecho-Shnrakfje, het land, dat van ouds bekend staat om zijn glasindustrie, heeft de di recteur van een glasblazerij proeven gegeven met een nieuw soort glas, dat onbreekbaar is. Hij verraste een aantal' genoodigden op een feestmaaltijd met een fasanten-gerecht, dat in een dunne glazen schaal op een open vuur ge- nu niet bijzonder vriendelijk, voor oom en zijn huishouding zorgde ze uitstekend. Mevrouw Smits (BeiTs moeder) leefde nu van een (klein pensioen en van H geen zij er hij ver diende met het schrijven van kinderverhalen. Ben en Wim waren twee wilde jongens, die steeds vol guitenstreken en plagerijen zaten, maar die van hun Moeder veel hielden, en haar menige verrassing bereidden. Max heette naar oom. En daarom had hij bij oom een wit voetje; niet, dat oom hem voortrok boven de andere neefjes en nichtjes, neen; maar toch had de oude oom een zwak voor het naar hem genoemde neefje. Max was een stille be daarde jorgjen, heel netjes, beleefd en voorko mend. Het anders d» n Ben. Ben was een ech te wildebras. Max had al-tijd een scheiding in rijn haar. Zijn blouse was bijna nooit vuil, zoo als van de andere neefjes en ook hingen zijn schoenveters, nooit bij rijn echoenen, wat bij de Matsten maar al te dikwijls het geval was. Ben's moeder had wel eens gedacht, dat Max niet eerlijk was, maar zij had haar vermoeden alleen aan haar broer Max meegedeld, die na dien tijd Max nauwkeurig gadesloeg, maar nooit kon merken, dat Max onoprecht was. En oom Max dacht, dat zijn zuster Max verkeerd beoor deeld had. Max zat in rijn kamertje zijn lessen te toe ren. Daar stak de meid haar hoofd om de deur: „Max, daar zijn Je neeffiesr braden was. Hij liet verder tot aller verwondering een glas vallen, zonder dat het brak. Zelfs gebruikte hij hetzelfde glas als hamer om er een spijker mee in een stuk hout te kloppen. Een glazen beker werd tot 300 graden -Celsius verhit en daarna in ijskoud water geworpen, maar springen deed hij niet. We kennen .tegenwoordig gewapend glas, dat In fabrieken wel gebruikt wordt als vensterglas. Het is glas met een vlechtwerk van ijzer erin enl kan wel een stootje verdragen. Maar onge wapend glas, dat we allen als zeer breekbaar kennen, zoo te fabriceeren, dat men er als 't ware mee kan gooien, en slaan als was hef ijzer, ds wiel iets zeer bijzonders, en een derge lijke uitvinding bewijst wel, dat de vooruitgang van het .menschel-ijk kunnen groot is. En daarom, wie weet of vandaag of morgen niet iemand komt, die de wereld verbaasd- doet staan over een nieuwe uitvinding: goud ma- ;n, waardoor de milliarden oorlogsschatting *poéd'g hij elkaar zouden zijn. Alleen maar, wij vreezen, dat de waarde van het goud dan ook in een minimum van tijd enorm zou terug]oopen, waardoor de waarde der uitvinding veel van haar bekoring zou ver liezen. M. HOEVEEL MENSCHEN KAN DE AARDE VOEDEN? Zoowat een eeuw geleden stelde Malthus deze vraag en kwam hij tot zoo'n- pessimistisch antwoord, dat hij alleen redding kon vinden voor de menschheid door aan te raden te zor gen, dat het aantal menschen niet grooter werd, zonder daarom in de verste verte te kunnen vermoeden, dat zijn naam later daar om verbonden zou worden met maatregelen, die hij allerminst had bedoeld. Nu we zoowat een eeuw verder zijn, kan het antwoord iets anders luiden dan Malthus kon bevroeden, om dat in dien tijd is aangetoond, dat de hoeveel heid voedsel, die de aarde kan voortbrengen heel wat grooter is, dan vermoed kon wor den, toen van verbeteringen in cultuurmetho den, kunstmest en selectie geen sprake was. De omtrek der aarde bedraagt 40.000 K.M. en de middellijn is dus 12.700 KM., waaruit voor de totale oppervlakte ruim 500.000.000 vierkante K.M. volgt. Iets minder dan twee zevende van deze oppervlakte bestaat uit land, zoodat de totale landoppervlakte genomen mag worden op ruim 130.000.000 vierkanten K.M. Hiervan is slechts 55.000.000 vierkante „Welke?" vroeg Max. „De tweelingen; hieten ze niet Willem en Ben?" „*k Zal komen", zei Max. Een oogenblikje ilater -vloog hij de trap aif en de huiskamer binnen, waar zijn moeder de beide neefjes op een glas limonade trakteerde. Ben deed de boodschap van oom met stralende oogen. En toen hij uitgesproken had vroeg hij: „Hoe vind je 't, Max?" JLeukl" zei Max, „welke prijzen zou oom geven?" „Ik weet -het niet, wat de prijzen zijn, maar t zal wél wat moois wezen, daar kun je op aan. Prullen geeft oom niet". Max en Ben waren bazen in 't teekenen. *4 Zou moeilijk geweest zijn, te zeggen, wie het 't best kon. Maar de anderen konden ook heel aardig teekenen. 't Scheen zoo'n beetje in de fa milie te zitten. Flora, 't oudste nichtje, schilderde. Elly was bedreven in 't penteekeningen. maken en de overigen teekenden met houtskool, potlood of krijt Toen Wim en Ben ^een half uurtje Wj hun oom en tante vertoefd hadden, vertrokken ze, om aan de overige Jeugdige familieleden hun gewichtige boodschap over .te brengen. Ben ïzi plat op den grond onder zijn kastan jeboompje, dat niet grooter was, dan een paar meter. Hij noemde het altijd „miju kastanje", KM. tot de bebouwde oppervlakte te reke nen. Een Duitsche statisticus rekent, dat de helft daarvan noodig zal zijn voor den aanbouw van planten wier producten niet tot de voeding kunnen dienen of indirect, zooals hout, vezel- planten, etc. Deze berekening is moeilijk te controleeren, omdat men van verschillend standpunt kan uitgaan. Rekent men op den tijd, dat de minerale brandstoffen uitgeput of zeer duur zullen zijn, zoodat men weer tot hout de toevlucht moet nemen om als brand voor warmte en arbeidsvermogen te dienen, dan is het de vraag in hoever de helft der be bouwbare oppervlakte voor dit doel voldoende zal zijn. Aan den anderen kant kan men erop rekenen, dat tegen dien tijd, wanneer tenmin ste de wetenschap geregeld blijft vooruitgaan, houtsoorten gevonden en gekweekt zullen zijn, die zeer groote opbrengst geven. De overblijvende 27.500.000 vierkante KM. rekenen we nu bestemd voor de teelt van voe- dingsi 'ldelen, waarvan we als prototype tar we nemen. In onze streken kan bij gebruik van goeden mest en prima zaad ongeveer een halve H.A. voldoende leveren voor een mensch, terwijl b.v. in Amerika de dubbele oppervlakte noodig is en in andere streken nog meer. Rekenen we gemiddeld op een KA. per mensch, dan volgt uit onze berekening, dat de aarde 2750 millioen menschen zal kunnen voeden. Men rekent tegenwoordig, dat de aarde 1700 millioen menschen telt, zoodat we al vrij snel aan de grens toe zouden zijn, wanneer al onze onderstellingen juist waren. Als we echter na gaan. dat door goede irrigatie of door droog legging van moerassen nog enorme gebieden tot prima bouwgrond veranderd kunnen wor den, terwijl het invoeren van goede methoden in d«3n landbouw nog slechts beperkt is tot een betrekkelijk klein stukje van do aardopper vlakte, dan zijn we nog ver van het tijdstip, waarop de aarde te klein geworden zal zijn voor haar aantal bewoners. Immers reeds bij de mogelijkheid om met een halve H.A voldoende voedsel van plant- aardigen aard voort te brengen, kan het aan tal aardbewoners aangroeien tot 55000 milli oen. Inkrimping van weiden en verandering daarvan in bouwïand, hetgeen b.v. door de uitgestrekte velden in Z.-Amerika ontzaglijke oppervlakten vrij zou maken, kan weer vele milliarden doen voeden. Men rekent b.v. dat in Japan, waar bijna geen vleesch gegeten wordt, een H.A. ongeveer tien menschen voedt, zoo dat bij het tot werkelijkheid worden van het vegetarisch ideaal het vorige cijfer nog pens met vijf vermendgvuldigd zou mogen worden. Voorloopig behoeven we dus nog niet be vreesd te zijn voor overbevolking, al hebben het wanbeheer en de menschelijke dwaashe den van anderen aard het in deze tijden zoo ver gebracht, dat reeds nu millioenen an honger omkomen. Hdbld. omdat hij jaren geleden de kastanje zelf ge poot had Peinzend) staarden zijn oogen naar het keukenraam, waarachter zijn moeder druk bezig was. Zij deed bijna alles zelf. Alleen kwam ti a' en toe een werkster. Ben zag dikwijls, dat zijn moeder er vermoeid; uitzag en bij wist, da! ze soms tot laat in den nacht zat te schrijven. En als Ben dan '4 vermoeide gezich: van rijo moeder zag, kuste hij haar en zei: ,^M>esie, overwerk U toch niet, anders wordt ziek". Maar wat hielp h9t, of hij haar ^roostte. ZIJ meest immers toch het werk deen? •Maar -nu zou Ben haar misschien gold kun nen geven! Misschien, 't was nog lang nieï xe- ker. Maar hij zou zijn uiterste best doen. 't Waf immers voor rijn lief, goed moedertje. Gisterenmiddag waren al de -neefjes en nicht jes bij oom Max gekomen, en toen had oom hen alles duidelijk gemaakt Ze mochten schilderen, penteeikeninglen maken, met houtskool teeke nen, enz. Ook mochten zij nateekenen. Wordt vervolgd. En nu wil Tk jullie nog even wat vertellen van een schooljongetje. Hij heette Max en moest uit een geschiedenis boekje iets lezen over den bisschop van Utrecht Maar hij vergiste zich en las: de -bioscoop vaas Utrecht! Wie vaai jullie heeft ook wel eens zoo'n leuke vergissing gemaakt? EUROPEESCHE DOKTERS EN ONBE SCHAAFDE VOLKSSTAMMEN De „Revue de Paris" publiceert een artikel, waarin allerlei zonderlinge feiten worden ver haald over de verhouding tussch3n Eurepee- sshc doktoren en onbeschaafde volksstammen. Oie primitieve menschen schijnen het over t algemeen voor de geneesheeren als een gunst -te beschouwen, dat zij zich aan hun behande ling onderwerpen. .Meermalen", schrijft een geneesheer, „zijn Europeanen er verbaasd en verontwaardigd over dat inboorlingen, die zij behandeld heb ben, -niet alleen geen dankbaarheid; toonen, maar zelfs betaling verlangen. Zij beschouwen zich als „proefkonijn". De schrijver van het artikel, de heer Levy Bruhl, geeft eenige ver makelijke voorbeelden van dit eigenaardig standpunt; wij laten hier enkele volgen: „Een ervaring van vie rjaar onder de bewo ners van de Eidsji-edlanden, heeft me geleerd, vertelt hij, „dat als een zieke medicijnen van ine had: gekregen, hij me verplicht rekende •hem te voeden, en het feit, dat ik hem voedsel verstrekte, verleerde hein het recht ktoeren van mij te eischen. Als hij ook die had gekre gen, meende hij, dat hij nu alles van me kon vragen wat hij noodig had en me mocht ver- wenschen als niet voldeed aan zijn onrede lijke eischen. -De kapitein van ons schip stelde eens voor een inboorling te behandelen, wiens hand ge wond was door het uiteenspringeni van een geweer. De hand werd geamputeerd en- de man werd twee maanden aan boord gehouden. Toen Lij genezen was, vertelde hij den kapitein dat hij naar land terug moest, maar dat hij een nieuw geweer moest hebben als vergoeding, omdat hij zoo lang aan boord was gebleven. Natuurlijk werd zijn verzoek geweigerd en de onredelijke man werd aan land gezet, -nadat men hem er aan had herinnerd, dat men'waar- schijmlijk zijn leven had gered. Hij toonde rijn dankbaarheid door de vischnetten van den kapitein in brand te steken, zoodat deze voor drie honderd dollar waarde aan viscb verloor." In de meeste gevallen van genezing ven een zieke door fEuropeesche doktoren meenen de inboorlingen, dat rij door tooverkracht beter zijn geworden en den langen tijd voor bun be handeling vereischt, wordt daaraan toege schreven, dat de geneesheer niet goed genoeg met de geesten kan omgaan of aan zijn zelf zuchtig verlangen om het ziekteproces te ver lengen voor rijn eigen proefnemingen en ge noegen. ZOMERTIJD. The Lancet (7 Januari) is in hygiënisch op richt best te spreken over den zomertijd. Het onderwijs wordt aan de kinderen op koelere uren van den dag gegeven dan vroeger, en het ligt aan de ouders, of de kinderen bij tijds naar bed zullen gaan. In den zomer zullen zij toch bij daglicht moeten gaan slapen. Van de door een parlementscommissie ondervraagde ach ooiautoriteiten was de meerderheid (158 van de 272) ten gunste van den zomertijd gestemd. Ongunstige invloed op de wakkerheid en het leervermogen werd het meest in het begin van den zomer ondervonden en in de. steden, het geen met de opvoeding samenhangt. (Tijdschr. voor Geneesk.) REINIGEN VAN BONT. Het is zoo af en toe noodig, bontkragen van mantels en boa's schoon te maken, omdat zich op de plekken, waar het bont in aanraking komt met de huid, en dat is speciaal aan den hals, een vette rand kan vormen. De haartjes van het bont ritten dan aan kluitjes samen- geplakt. De beste manier om dat vet te ver wijderen, is het bont op die plaats te wrijven met fijn wit zand, dat flink verhit is. Meestal zal deze behandeling een paar malen her haald moeten worden, voordat de haartjes weer soepel en zacht zijn. Het zand, dat voor het wrijven wordt gebruikt, moet echter zoo warm mogelijk zijn. Als het vetrandje volkomen is verdwenen, moet het bont uitgeklopt en met een wijde kam gekamd. Het verdient in elk geval aanbeveling, boot af en toe te kammen. Want niet alleen dat Zoo'n behandeling even- tueele motjes of larfjes verwijdert, maar het heeft tok ten gevolge, dat losgeraakte en doode haren, die het bont zijn glans ontnemen, verwijderd worden. EEN GOED ANTWOORD. Tijdens een bezoek aan Berlijn werd Shack- leton zoo herinnert een Fransch blad zich uit vroeger jaren geïnviteerd door den ex- keizer Wilhelm. Deze liet de gelegenheid niet voorbijgaan den Poolreiziger een lesje in ge ografie van de poolstreken te geven: „U hebt onverstandig gedaan met over den gletscher van Beadmore te trekken. Ik zou den anderen weg genomen hebben". „Sire", antwoordde Shackleton, „uw kennis zal ons van grooten steun zijn voor de expe ditie die op 't oogenblik wordt voorbereid; want wij, arme ontdekkingsreizigers, weten te weinig af van de wegen, die nog niet betreden zijn. EEN ROOKWEDSTRIJD. Te Parijs ia in Montmartre de jaarlijksche rookwedstrijd gehouden, waarin ditmaal wer kelijk heel bijzondere „tijden zijn gemaakt". De winner van den wedstrijd in snelrooken heeft het klaargespeeld 5 gram tabak in 6 mi nuten op te rooken. Zijn collega in den wed strijd in langzaam rooken heeft een pijp met 5 gram tabak 55 minuten weten aan te hou den, voordat de tabak op was. Geluk te wenschen, Is zoo ilicht gedaan, Gelukkig maken, daarop komt het aan. Als men geen levensdoel heeft, verlammen ook de levenskrachten. Het geweten te als een spiegel, die led-eren dag een weinig beslaat; men moet hem dikwijls af vegen, andere kan men er zich ten laatste niet meer in spiegelen. KLEINE BIJZONDERHEDEN. NET ALS THANS Slangenbeten werden door de Indianen, en zelfs door primitiever volken genezen, sinds honderd- lallen van jaren, zooals West-Europa het nog maar kort doet Zij reten zich de huid open met een oude uitgetrokken gift land en entten zich zoo tegengift in. Wij krijgen zoo'n afweermiddel uit een fabriek... EEN AARDIG WINKELTJE. Het grootste warenhuis in Chicago krijgt per dag ongeveer 40.000 bestellingen, die vooruit be taald zijn. EEN LANGE TONG. Een volwassen giraffe verheugt zich in het bezit van een tong, die 60 centimeter lang is. WAT GAAT ER EEN TIJD TELOOR Als een mensch 50 jaar is, heeft hij gemid deld 6000 dagen verslapen, 3000 dagen aan amu sement trachten te besteden, 1500 dagen met eten zoek gebracht, en is hij 500 dagen ziek geweest En de gunstige types hebben dan 6500 dagen gewerkt en 800 dagen gewandeld Meestal is de laatste verhouding ook wel eens andersom. EEN VERMAGERINGSKUUR Boksen, heeft een „schoonheidsdokter" in Ame rika uitgemaakt, is het beste middel voor dames om van overtollige molligheid af te komen. Hij heeft een speciale zaal ingericht, waar de paffige schoonheden elkaar mager kunnen boksen. Het gaat er soms wild toe, vooral als de resultaten niet spoedig genoeg melkbaar zijn..... «Or-H EEN SLIMME DIENSTBODE „H-ooite Kee, 't is 'n schande zooals mijn ramen er uit zien. Je hebt de buitenkant niet aangeraakt»" ,Expres niet gedaan, meheer. Ik doch zoo bij me eigen: van Mimen maak ik ze schoon, dan ken meheer uitkijke, en van buiten laat ik ze vuiL dan kenne de overbure niet inkijke.'' PA'S LANG NIET HETZELFDE Een jongen werkte in een zaak, waar alle eenployé's het eten van- den patroon ontvingen, die hen daarvoor wat loon inhield. De men schen waren niet tevreden over hun maal ei) de huishoudster kreeg heel wat klachten te hoeren. •De jongen werd op zekeren dog bij den pa troon geroepen), die zei: „Ik hoor, dat je gisteren geklaagd hebt over wat je ie eten hebt gekre gen." „Neen, mijnheer", was het onverwachte ant woord. „Dat heeft u verkeerd gehoord. Ik klaag de over wat we niet kregen". AAN HET PASSENBUREAU. Dame en heer vervoegen zich aan een peason- bureau om een pao. Ambtenaar: ,,*m Paspoort? Goed; kunt u b*< wijzen, dat die dame uw vrouw is?" (Reiziger: ^Neanl Maar als u kunt bewijzen dat ze H niet ds... dan is uw fortuin gemaakt", ZE HEETTEN ALLEBEI DOLLY. Zeg, amice, waarom heb je dat leuke hondje van je weggegeven? Och zeg, het heette Dolly, net als mijn vrouw. En als ik het beestje riep, dan kwamen co al lebei. mijn vrouw ook. EEN GOED MIDDEL. „Wat! Zit je aan je lessenaar te slapen en dat terwijl het zoo druk is?" „Neem me niet kwalijk, mijnheer, maar de baby heeft me'den heelen nacht wakker ge houden". „Zoo; nu, als het weer voorkomt, breng dan je baby 's morgens maar mee naar kan toor, om je hier óók wakker te houden t" DAAR MOEST ZE TUSSCHEN KIEZEN. Een Amerikaansche, die onlangs in New- haven in Conecticut voor den rechter is ge weest in verband met de toewijzing van haar kind in een echtscheidingsproces, moest bij die gelegenheid kiezen: óf zij moest het ciga- retten rooken laten, óf het kind zou aan den vader worden toegewezen. Naar 's rechters oordeel is een constant door cigarettenrook vergiftigde omgeving niet de gepaste voor een kind. Op zichzelf lijkt deze uitspraak wel wat &1 te puriteinsch, maar wanneer men hoort, dat de dame in kwestie toegaf, ongeveer 50 60 cigaretten per dag te rooken, verschijnt de uit spraak van den rechter in een ander licht. Hij hoopte de vrouw tegen haarzelf te kunnen be schermen, daar redelijkerwijze aangenomen mag worden, dat de moederliefde het ten slotte toch van de slechte gewoonte zal hebben ge wonnen. BLIJ WEERZIEN. Een der a/boniné'® van het Centraal Orgaan v. d. Haindel to Aardappelen enz. wisselde in November 1913 een bankbiljet van f40 waar op (hot volgende versje aait de achterzijde «tand: Adieu mijn aardig bamkjel Ik Kan steeds niet bij U zijn, Vertel op uwe reizen weder in zijn bezit Dat zij in mijne woning, Thans na ruim 8 jaar, kwam hetzelfde biljet Aan bankje®, groot en klein, Steeds welkom zullen zijnl EEN PAAR NUTTIGE WOORDEN. EEN GELDIGE REDEN. Een eigenaar van een zeiljacht heeft een vriend meegenomen op een zeiltocht De vriend: „'kMoet zeggen, 'tis 'n aardig schuit je, maar ik begrijp toch niet waarom je ©r goen motor in zet, in plaats van die ouwerwetsche zei- lenrommeL" De eigenaar: „Kijk eens 't eenige artikel dat niet duurder geworden is, is de wind. ZE GING WINKELEN. Zij: „Als 't weer mooi blijft, ga ik vanmiddag naar de stad om te winkelen. Wat *zcgt het weerbericht?" Hij (haastig): „Verwachting: regen, mist, hagel, storm en wolkbreuk P' LICHTELIJK AANGESCHOTEN. Politieagent tot mijnheer die *m geducht om •heeft: Zeg, wat schreeuw jij van moord en brand? Mijnheer: Ik wil mijn hoed opzetten, maar ■kan mijn hoofd niet vinden. DAT ZAL NIET GEBEUREN. Een admiraal was in het bezit van een zeer mooie dochter. Een jong luitenante werd ver liefd op het meisje en vroeg haar vader baar band. De vader antwoordde hem, dat rijn salaris nauwelijks •toereikend was om zijn witte hand schoenen te koopen en zijn koperen knoopen te doen poetsen. „Dat is waar, admiraal", antwoordde de jonge man, „maar toen u trouwde was nw salaris niet veel hooger dan het mijne. En u Is er toch gekomen." „Dat is zoo", kreeg hij ten antwoord, „maar ik leefde op kosten van mijn schoonvader en Ik zal gehangen worden, als dat jou gebeurt".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 12