Schager Courant VAN EEN EENZAME DERDE BLAD. De dingen om ons heen. Uit het Hart van Holland. Binnenlandse!» Nieuws. Zaterdag 18 Maarl 1922. 65ste Jaargang. No. 6994. door ENRICO FAAL Hij had altijd onder z'n kameraden op school ge golden voor een goede lobbes, die het kruit niet had uitgevonden. „Aldo zit weer te droomen", zelen ze, als hij met zijn groote blauwe oogen in de verte staarde^ in- plaats van te luisteren naar wat de meester vertel de. De rapporten, die hij mee naar huis bracht, war ren dan ook veelal beneden nul. „Ik weet niet wat er van die jongen worden moet", dacht de oude Bicci wanhopig en tegen z'n vrouw zeide hij: „Aan Aldo zullen wij niet veel eer bele ven, ik zal hem in den handel stoppep". De opvoeding van onzen jongen held, was eene die daarop neerkomt, dat het kind eten en drinken kreeg; en er met ongeduld het oogenblik werd te gemoet gezien, dat hij zich zelf bedruipen kon; ja, is een jongen zoover, dan pas wordt hij in een Itali- aanscbe familie gerespecteerd en ontzien. Aldo's fijne kinderziel, werd in dit materialistische milieu niet der aandacht waardig gekeurd; hij was een sukkel, die het niet ver zou brengen in de wereld, dat had iedereen best in de gaten. En mooi was hij ook niet; „we kunnen hem niet eens officier laten worden", zei de vader, hij trekt met zijn eene been, ik moet een kantoor voor hem zoeken, liefst in een andere stad, dan leert hij het gauwst zelf de vleu gels uit te slaan en op eigen wieken te drijven". „Ik moet morgen naar Milaan", zeide de Jonge Bicci tegen Assunta, die van' de lagere school af zijn vriendinnetje geweest was; „ik trouw met Al do", had1 ze vroeger gezegd en hoewel ze zulke groote woorden niet meer uitsprak, want meisjes van vijf tien jaar zijn hier al heel wijs voor hun leeftijd, toch was zij veel van den drie jaar ouderen jongen blijven houden, die zich aan haar had' toegewijd;, zooals alleen eenzame7 naturen zich met heel hun ziel aan een enkel menschelijk wezen kunnen hech ten. „Ik moet morgen naar Milaan", herhaalde Aldo, „vader heeft daar een plaats voor me op het kan toor van een vriend; nu moeten wij van elkaar gaan, zul je mo niet vergeten?" Het mooie kind legde haar hand in de zijne: „Hoe zou dat mogelijk zijn zei ze, „ti voglio tante bene, ik houd zooveel van je..." Zij liepen samen buiten het stadje, in een klein bosch van pijnboomen, dat was hun geliefkoosde wandeling; dóAr had de knaap haar zijn eigon ver zen voorgelezen eh die van zijn geliefkoosde dich ters; het meisje begreep \yel niet alles, maar zij was gevleid door zijn vertrouwen en als ze zijn ge voelige stem hoorde en zijn oogen van geestdrift schitterden, dan vergat zij, dat hij leelijk was en onbemind, omdat hij zich bij niemand aansloot en de eenzaamheid zocht. „Waarom ga je op een kantoor? Ik dacht dat je daar zoo'n hekel aan had", zei 't meisje toen ze op een heuveltje onder de oude pijnboom waren gaan zitten. „Dat heb ik ook", antwoordde de jongen, terwill hij de grassprietjes uit den grond begon te trekken, „maar vader vraagt daar niet naar, ik deug im mers voor niets; ik moet zoo gauw mogelijk geld verdienen, dat is voor hem het voornaamste". Ik vind het vreeselijk om hier uit ons mooi landje weg te gaan naar die banale fabrieksstad, maar dat komt er misschien wel niets op1 aan; wat komt eigen lijk het leed van een enkel mensch er op aan in deze wereld", herhaalde hij droomerig, maar toen, alsof hij ineens een scherpe pijn voelde: „als Jij mij ten minste maar niet vergeet, niet van een ander meer gaat houden, wanit ivoor jou alleen Wil ük wer ken en leven, sterven als het moet..." Zij legde haar hand op de zijne en hij streelde die. „Ik heb niets anders dan jou op de wereld", zei de jongen, en daarbij zag hij haar diep in de oogen, „als je niet meer van me houdt, moet je het me' schrijven, ik kom dan nooit meer terug maar anders over drie jaar heeft vader gezegd". „Drie jaar is een lapge tijd", zei Assunta zacht. „Maar ik. zal hard werken en jij moet nog veel leeren en dan vliegen de maanden om, dat zul Je zien. Zullen we afspreken, dat. we vandaag over drie jaar elkaar hier tegemoet zullen loopen, elkaar hier weer voor 't eerst terug zullen zien?" Dat vond ze goed. Wat zul je dan een dame ge worden zijn, zei hij glimlachend en er klonk iets in zijn stem alsof hij al trotsch op haar was. Assunta was al vrouw genoeg om dat te voelen, lachend schoof zij haar hand door zijn arm en zoo gingen zij naar de stad terug..- Het was de natuurlijkste zaak van de wereld, dat drie jaar later daar op diezelfde plek een Jonge man uren lang op een meisje zat te wachten, dat het woord „trouw" niet dan bij naam kende en men moest wezenlijk zoo'n onnoozele hals als Ald'o zijn om zoo'n kalverliefde „ernstig" te nemen. Begreep hij dan niet, dat Assunta een heel mooi meisje ge worden was, die wel andere aanbidders dan de manke Bicci gekregen had? Aldo bleef onder de hooge pijnboomen heen en weer loopen, lot het heelemaal donker geworden was en de eerste sterren boven de kruinen pinkel den. Toen ging hij langzaam en met gebogen hoofd naar de stad; die hij in die jaren niet meer had teruggezien. Een groote angst begon als een zwart beest naar zijn keel te kruipen, 'en die dicht te knijpen; wanneer zij eens ziek was, of erger nogf... dat ze thuis niet naar hem verlangden, daar was hij ze ker- van, hij was daar altijd een vreemde geweest, maar voor Assunta, had hij al van kind af zijn heele ziel bloot gelegd, zij was haar leeftijd ver vooruit, daarom voelde hij zich in den geest zoo met haar vereenigd; voor hem, den droomer, was er nauwelijks een afstand, nauwelijks een schei- dinsr geweest. Hij maakte een omweg om niet faw» haar woning te gaan en sloop bijna als een Inbreker het vaderlijk huis 1 binnen. Niet onhartelijk was de ontvangst. Zijn reis had hij immers zeil kunnen betalen en hij klom geregeld op in zijn betrekking. Er heerschte ook een bijzonder opge wekte stemming in het 'gezin, omdat zijn oudste broer zijn laatste juridische examen met goed gevolg gedaan had, zich dezer dagen met een rijk meisje vcrloorde cn nu van avond zijn aanstaande kwam voorstellen. Daf alles werd hem m één adem bij de eerste begroeting verteld. Naar alles wat hem aanging, vroeg niemand; hij was nu eenmaal een onbeduidende jongen, die niets te beweren had. En terwijl zij zich weer druk gingen maken voor de ontvangst van het jonge paar, trok Aldo z'n jongste zusje in een hoek en vroeg naar Assunta. „Je zult haar dadelijk zien, wantMaar nog vo$vr de kleine uitgesproken had? zag hij haar staan in de deur, een stralende verschijning, vol weelde en levenslust. Zoo schoon schoen) zij den ©eenzame dat deze als cmet'n gevoel van lichamelijke pijn terugweek, maar zij had nem herkend en liep onbevangen op hem toe met uit gestrekte handen: „wat een verrassing, dat jij over bent gekomen" Ik heb je in die jaren met vergeten boor!" en hem hij de hand nemende, trok' ;se hem mee naaff het midden van de kamer, waar een. jonge, knappe Aiiienant van de artillerie, was blijven, staan, die met haar w binnen gf' :-nen. „Adolfo, c- is Aldo, die me zooveel geleerd heeft en die zelf zulke mooie verzen maakt, jelui zijn nog samen op school geweest en zijn dus oude bekenden"". De mooie officier boog en drükte flauwtjes de hand van Bicci; hij herinnerde zich dien jongen heei goed; bijzonder antipatiek was hem die man.kpoot geweest, zooals hij bem honend gedoopt had; hij had hem het schoolleven zoo onaangenaam mogelijk gemaakt. Schuld gevoel deed hem kleuren -en daarom werd zijn afkeer van den jongen man nog grooter, hij stak zijn arm door die van rijc meisje en toofc baar med* dfl» ad deren kant van de -kamer. Toen Aldo den volgenden ochtend wakker werd onder de suizelende pijnboomen, kon hij zich niet meer her inneren, hoe hij daar gekomen was; het scheen wel dat hij in den nacht tegen een der stammen aanliep, 'er was een wond aan zijn hoofd dien geheelen dag bleef hij in half bewusteloozcn toestand voor zich uitstaren, gedachten kon hij moeilijk verzamelen alleen dit eene geloofde hij zeker te weten: zóó eenzaam als bij wak geen mensch ter wereld' De groote oorlog was uitgebroken en ook Italië werd medegetrokken in den heksenketel. Aldo nam dienst bij het Roode Kruis, hij was sterk gebouwd en gespierde armen waren er noodig om de gewonden te dragenhij kreeg ook een groote handigheid in het aanlegaen van verhanden en in het geven van inspuitingen. Na den nlag aan de Piave, wa$ hij den gefeeeien dag he^ïg geweest met het binnen dragen ven gewonden en het nelpen bij operaties; 's nachts had hij de nachtwake in een zaal wnaï de gewonden in lange rijen lagen. Hij liep onvermoeid van den een naar den ander om een kussen te verleggen of een teug water te geven ,toen hij opeens van uit 'een hoek zich bij zijn naam hoorde noemen. Snel 'ging hij naar de krib van waaruit de stem bem geroepen had, en zag bjj 't flauwe schijnsel van de lamp een paar donkere oogen, die hem uit een bleek gezicht aanstaarden. Bicci", zei die gewonde, „ken j* me nog? lik hen; Adolfo Yentiuro we zaten samen op de schoolbanken". Aldo knikte. „Ik ben zwaar gekwetst en lijd vreeselijke pijnen, geef me een inspuiting en help me schrijven. Ik moet schrijven Bicci boog zich over hem heen cn voelde zijn pols. „Ik mag je wel een spuitje geven, maar je moet je heel rustig houden, schrijven zou je toestand verergeren.'' „Maar ik moet, ik moet", zei de ander, bijna schreiend. „Mijn meisie moet een woord van me hooren, het is misschien net laatste „Ik zal voor je schrijven," zei de ander vriendelijk, dicteer mij maar" en knielend voor het bankje bij zijn krib, schreef Aldo: Mijn dierbare Assunta' Ik ben. gewond, maar niet heel erg. Ik hoop gauw verlof te krijgen en je weer aan mijn hart te drukken. Bid God voor mijn genezing!, eeuwig van jou „Onderteeken zelf maar", zei 'Aldo, hem het potlood gevend, terwijl hij hem voorzichtig een beetje oprichtte. Een half jaar later zat Venture bij zijn geliefde; de arm hield nij ora haar heen geslagen, de medaille van „oörlogsverdienste", versierde zijn. uniform,. Zijn gezicht was wat bleeker en 4 magerder dan vroeger maar nog mooier, dacht Assunta. Hij was aan het ver tellen van dat vreeselijkegebeuren dien nacht, toen het lazaret in brand was geschoten en toen?" vroeg ze angstig, en hield zijn hand vaster, als vreesde zij hem nog te zullen verliezen. ,jlk was wel herstellend, maar lag toch weerloos op mijn krib," zei Adolfo, „toen een vijandelijke granaat in 't andere eind van 't gebouw sloeg en aanstonds de houten loods in vlammen zette. Gekerm en gevloek van alle kanten; verplegers stormden naar binnen en begon nen de gewonden weg te dragen; ik lag m een hoek, die al heelemaal met rook gevuld wasze zagen me niet, toen kwam deii verpleger, die dia dien nacht, dat ik dacht, dat ik sterven ging, ook dien brief aan j'e schreef; hij liep op mijn krib toe, nam mij op 'zijn rug en vloog met me net lazaret uit, door de vluchtende- menschen; hij liep moeilijk maar wist niet van ophouden. „Leg me neeri', zei ik „en ga anderen halen'" „Nog niet," riep hij hijgend, ,je bent nog niet veilig ze schieten nog", toen ih eens sprong hij met me in een kuil, legde me neer en omkijkend, riep hij: „Toch nog niet ver genoeg" en dekte mij, n lichaam met het zijne - ik voelde een schok en verloor het bewustzijn. Toen ik bijkwam, lag ik weer op een krib en was in veiligheid; ik vroeg naar Bicci. Ze zeiden, dat hij de shrapnell voor me opving en in stukken gereten was „Bicci"? vroeg Assunta met een ontsteld gezicht „Aldo Bicci, ja, met wien ik als jongen op de schoolbanken neb gezeten; er stak niet veel in den jongen en onder odb noemden we hem „de lobbes"-, maar ondertusschen zou ik zonder hem nu allang een prooi van de raven zjjn geworden" en haar teeder aan zich 'drukkend, bedekte hij het gezichtje van zijn ge liefde met kussen. Zij vergat ditmaal die te beantwoorden en wond zich zacht uit zijn armen; het was haar, alsof zij een stem hoorde, die van heel ver scheen te komen. want voor iou alleen, wil ik leven en werken en sterven als net ïnoet^' Rome, Maart 1922. De internationale verhoudingen hebben in de laat ste dagen belangrijke wijzigingen ondergaan. Na/- tuurlijk in verband met Genua. Die wijzigingen zijn van verschillend karakter. Een er van doet ons zeer, veel genoegen, de poging van Zweden n.1. om alle oorlogsneutralen er toe te bewegen in Genua een gemeenschappelijke houding aan te nemen. Precies wat wij herhaaldelijk in deze kolommen als wenschelijk aanduidden. Alleen door met een gemeenschappelijk programma op te tre den, kunnen de „neutralen", die (met Amerika dan) als geldschieters zullen hebben op te treden, zich een positie scheppen, die tegenover de groep der hulpbehoevenden, der Groote en der Kleine Entente tot krachtig optreden in staat fcal zijn. De neutrale groep, waarvan in Enropa de hulp moet komen, heeft het recht en tegenover zichzelf de plicht, eischen te stellen, voorwaarden te formulee ren, waarborgen te verlangen, niet alleen van de landen, die haar hulp noodig hebben, doch ook en zeker niet in de laatste plaats van de „over winnaars" die alleen aan hun geld kunnen komen, als de „overwonnenen" door „neutrale" credieten en leeningen weer betaalkrachtig worden gemaakt. Als nu elk der neutrale landen voor zich met be paalde wenschen en condities komt, spreekt het bijna van zelf, dat de aandacht door de andere aanwe zige landen aan die wenschen geschonken, niet bo venmate groot zal zijn. Anders wordt het, als de vijf kapitaalkrachtige landen, die buiten den "oorlog ble ven, gezamenlijk aan hun hulpbetoon voor waarden verbinden. Vooral, als zij daarbij, gelijk practisch vaststaat, kunnen rekenen op de instem ming .van de twee Angelsaksische landen; vrijwel de eenige, behalve de vijf, die tot helpen in staat zijn. Doch ook zonder de medewerking dier laatstge noemde zouden de vijf krachtig genoeg staan om hunne conditio sine qua non te kunnen stellen, mits zij het over den aard' daarvan eerst onderling eens zijn. Wij zullen er voor het oogenblik niet nader op ingaan, welke voorwaarden de neutralen als abso luut noodzakelijk zullen hebben te beschouwen. Zij zijn velerlei, van allerjei aard en karakter, doch alle kunnen zij onder één hoofd worden gebracht, name lijk „goede kameraadschap der volken". Zoo hét Zweedsche initiatief daartoe leidt, zal het ons ten zeerste verheugen, &1 blijft het dan ook jam men dat het niet van Nederland cttging, waar men alweer, als van ouds, bang is zich aan koud wa ter te branden. Een tweede wijziging in den politieken toestand is de quaesiieuse houding der Sovietrepubliek ten aan zien van Genua. Eerst was men in Moskou zeer ingenomen mot het denkbeeld van zulk een conferentie, omdat, zelfs met de hij de uitnoodiging gestelde beperkingen, de invitatie als zoodanig een soort erkenning was van de Sovietregeering, Bovendien liet Moskou door 'zijn eigen menschen en door zijn betaalde handlan gers en particuliere filantropen overal rondbazuinen, hoezeer meu de hulp van de buitenwereld noodig had. zoodat er dus te meer reden bestond voor de verwachting, dat men maar al te gaarne naar Genua zou komen, het feit, tusschen haakjes, waar op in hoofdzaak de afwijzende houding van Frank rijk berustte. Sedert echter is de stemming in Ma^- kqu veranderd» De beperking in de uitnoodiging schrijnt. Men wil wel de lusten, niet de lasten en thans doet men in Moskou al het mogelijke om zich a^n de bijwoning te onttrekken, daarbij natuurlijk de schuld er van op de anderen schui vend. Waarom eigenlijk? Wat vreest men? Huivert men de oude schulden te erkennen? Maar wie ter we reld gelooft, dat zülk een erkenning méér zou zijn dan een frase, dat er ooit een noemenswaardig be drag zal worden voldaan, zal kunnen worden vol daan in de eerste kwart eeuw? Is men huiverachtig voor een belofte van stopzetting der propaganda in het buitenland? Komaan, zoo nauwgezet is men in Moskou niet. Heeft niet Krassin dat in Londen eok beloofd, als voorwaarde voor de hervatting der han delsrelaties met Engeland? En is er een cent min der uit Rusland gekomen voor de Daily Herald? Eén soviet-propagandist minder werkzaam in Enge land en zijn koloniën? Is niet heel het gedoe in Klein-Azië, in Bokhara, in Perzië, overal in de buurt van Britsch-Indië be wijsbaar het gevolg der Soviet-propaganda? Hoe dit zij, als Moskou zich aan de deelneming onttrekt en daarop wordt aangestuurd is de conferentie alweer een half ding. Immers men kan een pro bleem dat allen aangaat niet oplossen zoolang een reeks van factoren en wel zulk een belangrijke reeks als de Russische wordt uitgeschakeld. Rus land heeft de wereld noodig, doch omgekeerd de wereld Rusland. De derde wijziging is de houding van Amerika in het financieels vraagstuk. En misschien is die front verandering wel de ^allerbelangrijkste. Tot dusverre was het gemopper over het uitblijven van terug betaling der in en Da den oorlog opgenomen gelden in hoofdzaak beperkt tot de paar ietwat meer.dan „100 Amerikanen", tot menschen, die nog'steeds niet inzagen, wat „Gods eigen land" eigenlijk te maken had met „dat oude verloopen zoodje aan den anderen oever van den haringvijver". Nu laat officieel Amerika zelf een protest hooren. „Meneeren", heet het, „denkt er aan, dat ook wij vorderingen hebbon op Duitschland en dat als Gij millioenen gaat verdoelen, wij ook onze portie wil len hebben. Hierbij onze nota betreffende de Duit- sche ontvangsten en wat wij van U persoonlijk moe ten hebben is U uit onze vorige rekening bekend". Reeds een week of wat geleden zinspeelde Ame rika, doch slechts terloops, op die beertjes. Nu komt de vraag geformuleerd, bijna deurwaarderachtig. We gelooven niet, dat het zoo gemeend is. Integendeel, wij gelooven de woorden die wij in zetten, te mogen aanvullen. En wel zoo, dat dit deurwaarders optreden pas in werking komt wan neer bet blijkt, dat de Êntentedrijvers het invorde ren hunner pretenties zoo roekeloos doen, zoo zon der rekening te houden met de realiteit, dat Duitsch land en daarmede de algemeen© wereldbelangen, waarbij die van Amerika niet in de laatste plaats ko men ernstig zouden worden geschaad. Wanneer Gijlieden zoo gulzig zijt, dat er slechts een leege dop overblijft, dan zullen wij zorgen al thans het halve ei te krijgen en verder alle krui mels on brokken, die wij van Ulieder helft mach tig kunnen worden. Zelfs dan komen we nog te kort. Ziedaar de amplicjatie, die de nota van Boyden o.i. noodig heeft. Of het zal helpen? Pteeken voor den bekeerde is altoos vrij ondank baar. Engeland weet het. Italië vermoedt het. België voelt het ietwat.. De neutralen zijn het mèt Amerika eens. Maaralweer en opnieuw dë Quai d'Orsay de Fransche generaals, die thans op eens niet kunnen slapen van angst als zij niet 20 tegen 1 staan, de Fransche politici, die geen tiende der be lasting durven opleggen, die Engeland en Nederland eischen, die hun huis niet in orde durven brengen iit zetel vrees. Of de wereld, die het Duitsch'e militairisme ver nietigde, nief op vreedzame wijze ook Parijs tot rede kan brengen? We zullen het zien als het Engelsche voorstel voor legerbekrimping in behandeling komt. UITKIJK. Onze groote stadsstraten worden aoo langzomer- handi oen beetje de winkel van Sinkel, waar alles te koop is. Ik bedoel niet de winkelstraten en de druk ke straten van het centrum der stad, maar ieLe Haag- sche nette buurtjes,, waar iz.ig. geen kip overdag door komt, waar Ihet gewone v&ritlier bestaat uit een paar broodkarretjes en grpentenkanren, waar kinderen ■zonder gevaar met hiun vliegende Hollander kunnen heen' en weer rijden, en waar een enkele hond eens •blaft om met gejoel van) kfadlergiespeel het (straatge luid -te voltooien Daar iis hetJ terrein van die straatventers, die In aantal en verscheidenheid steeds toenemen. In de eerste plaats zijn er de venters met sinaas appelen, G"een oogenblik ia die straat zonder hun ge roep en de eene volgt er den anderen op..Ze hebben een groote campagne tegen de griep opgezet, en beste zaken gemaakt, toen deze vrucht als griepbestrijder werd aanbevolen. Ze hadxlen groote borden op hun kar, «met het opschrift, „Eet sinaalsappelen tegen de griep". Maar de griepperiode is nu zoowat voorbij. De sinaasappelenperiode echter nog niet, en hun zang „zeven stuivers alle tien" weerklinkt nog vro lijk. Dom zijn er nog die vaste ivisohventers, maar ver der vertoonen zich dagelijks nieuwe kooplui met nieuwe waren. De turflventeits slijten hun laatst par tijtjes tmet veel misbaar. Hun rijk zal, hopen we, spoedig gedaan zijn, want de kachels kunnen over een tijdje al bijna naar den smid. De bloemenkoopiui komen nu met tulpen en hya cinthen. De accacia mimosa ia voorbij. De venters met manden met deze goudgele welriekende pluimen zijn verdwenen. De tulpenkooplui loopen met twee manden aan een juk en ook wel met karren, Maar nog veel meer kooplui verschijnen er. Dan komt er eens een met een kar bloemkool, dan eens een met lof, dan 'een. die lotf en tomaten 'heeft. Waar deze een daags vliegen hun ongeregelde partijtje vandaan ha len is een raadsel en uirti het' feit dat ze. zoo maar eens een keer opkomen zetten en even snel weer verdwij nen, blijkt dat ze het zelf per toeval hebben ontdekt. Een even vreemde verschijning is die van den man met een groote kar struiken en planten voor den ituin Hij heeft seringen en rodhodendrons en dennetjes en boompjes, diie voor een leek onherkenbaar zijn, en die ze misschien verkoopon voor wat de kooper ver langt, voor appelbooimen zoowel als voor seringen, terwijl de natuur het raadsel In hoogste instantie krijgt op >te lessen, nadat er natuurlijk geen sprake meer is van verhaal op den) verkooper. als het ge heel anders uitvalt Maar ook, prartterfho brengsn zo aan den *noQ. Bii-vpprbej.ï'd tuisissreadsshftp. Gisteren passeer de een kar met t'isn' sUilvsre. Luid ju belden de kerels ©n eren yroolttfc als bij de sinaas appelen, dat dit een koopje was, <Urt hel; was weg? gegeven. Waar komt zoo'n zonderlinge ongeregelde partij vandaan? Misschien een ongeregelde zending ÖÜe een markcnapeculant beeft opgepikt, on waar hij geen afzetgebied voor heeft mogen vinden bij de ge won© adressen, in. don ijzerhandel en do winkels van dit soort sartikelen* zpo v^rtoonon «job mss? djpgsm VU* d-vbken aas jQulipdh? -zak-on. fUo ajjjj Willcke'ifUog in dATvIraod1?! h?«?t «p tk tfffegA, gla»piafttRjoR poet vröy-wsp&eipi?? den echten Dü.Wscben' stijl en aardewerk' en kinderspeelgoed, (Alles heeft zoowat zij©' buurt.. De bloemen en plan ten en tuingereedschap in de buurten der kleine stadstuintjes, Maar volkomen welkom zijn deze straatventers niet, want bij enkel jubelen op de straat laten ze het niet, Ze zijn niet geduldig genoeg om te iwachten tot ■die koopers o.p hun geroep komen toesnellen. Maar bellen izoo hier ten daar en sommigen overal. Ze doen hun aanval (meestal in de ochtenduren ,en ze maken heel wat dienstmeisjes udit hun humeur. Het (wordt een. overlast. Wanlt we zijn menschen die zuinig huishouden en mdet veel bediening hebben. Zoo althans is .de beSvolkiingi van de nette Haagsche stralatjes, diie ik hierboven beschreef. Daar doen heel wat keurige huisvrouwtjes zelsf 's ochtends de slaap kamers, en werken met een kle£n dagmeisje of al leen in hun kleine bedrijfje, dat, huishouden heet. En daarvoor is het- een .ware plaag. Ze loopen tien, twintig -maal voor niefcs naar de bel, altijd maar om dat er hun iets ongevraagd te koop geboden wordt. De bel Staat (niet stil, izooals dat technisch 'heet. Hij rammelt als ze niet boven aan ide trap zijn of als zo oppassen dat die melk mtiet overkookt. Hij balt ss V3Q alle bezigheden ai en laat ze niets ooit achter elkaas afmaken. Op opschriften, dat aan de deur niet go- kocht wordt, wordt door de handelaren niet gelet. Zoomin als er ooit .gelet is dioor bedelaars met spel den en na&lden, dat ongevraagd drukwerk niet' wordt teruggegeven. En zoo wordt het een plaag, al dii-e goedkoope waar, die maar valuta en speculatie en zonderlinge ondernemingen riekt. iEm niet zelden zijn deze kooplieden lastig en bru taal en ongeneigd om weg (te gaan.. Ze worden vaak onhebbelijk, blijven zeuren en lastig vallen. 'Ze izijn echter een aanwijzing op de prijzen, want ale een stuk tuingereedschap voor .twee kwartjes op de straat verkocht kan worden) en een stuk kinder speelgoed voor eert paar stuiver, moet ide waarde er van.' in. eén winlkel ook betrekkelijk laag kuurnen zijn, maar ia het evenwel met. 'Het zijn verraders van de .schandelijke winsten die er tegenwoordig hier en daar worden gemaakt. Bot blijkt, dat er nog steeds overvraagd wordt en de win kelstand ons nog altijd1 weef. om den tuin te lelden 'en de prijzen hoog houdt. Alleen geven deze ongere gelde kooplui te weinig gelegenheid) met hun onre- geLmiatlge verschijning om den strijd aan ite binden en invloed uit .te oefenen. Ze (Krengen ons alleen .maar de wetenschap bij, diat we worden afgezet, zonder dat er iets aan ite doen valt. .Alleen /wie toevallig zulk een valutaartikeltje noodig heeft, als er een straat venter mee verschijnt, ia goed op voor een keertje. W. P. «TAND DER WINTERGEWAS 3EN. In het laatst van Februari deelden wij iets mede, omtrent den stand van de wintertarwe in betrekking tot de vorst. Wij maakten daaibij 'de opmerking, dat ocer hei't al of niet voortbestaan van het gewaa eerst omlstreelks half Maart geoordeeld kon worden. Wij hebben •ohs thans tót enkele bevoegde personen ge wend om meerdere inldchtingen. Het oordeel luidde, dat de tarwe in Waard en Groet goeid was, maar dat ze fa dien polder Ainna Paulowna als m i s tókt kan worden beschouwd!, In dezen polder was dit te wijten aan de structuur van den bodem. (Dit zou nog een der naldeefige gevolgen van de overstrooming zijn. BARSINGERHOHN. Tot secretaris en penningmeester van den Hoog* lamldspolder en van dien 'Kaagpolder, gemeente Bar- «fagenhora, dis benoemd d!e heer J. Bakker aldaar. WINKEL. Tegen Dinsdag as. 4s een raadavergalder'ing uitge schreven, waariln zal worden (behandeld de Waterlei ding. Behalve het bekende protestadres met 367 hand teekentingen, heeft ou ook nog het lid' van den Raad, G. Kamp, een voorëte). ingediend om op d!e beslissing ,tot aansluiting! 'terug te. komen. WINKEL. In het gezin L-, bewoners Van een der noodwonin gen, doet zich diphterrtis voor. De tijd, dat de ge meente bulten besmettelijk© «ziekte was, heeft niet lang geduurd. HOOGWOUD. Woensdagavond) werd' door de Coöperatieve Ver- bnuiksrvereeniging ,4© Tijdgeest" ite Winkel een ge zellige propagamdsJvergadoring gehouden, ten lokale van den heer Modder alhier. lm jzijn openingsrede moest de heer 'Breebaart bekend maken, dat tot haar spijt Mevr. Hugeriholtz verhinderd was om eene pro- paigianidared© te houden. Men hoopte echter, dank zij den goeden iwil van Daan Pool, den avond toch zoo .goed mogelijk te vullen. Verschillende .voordrachten werden door Pool gegeven, terwijl die heer Breebaart een propagamdarede (hield). De heeren Kos zorgden voor goede muziek. De avomd slaagde best dank zij de vele versnaperingen, die ruimschoots weiden rondgediend. Het was er gezellig en van het bal na werd IdooT veleni gebruik gemaakt. Ruinn >170 personen waren opgekomen. DE SOCIALISTISCHE SCHOOL TE HEERHUGO- WAARD. Uit ileerhiugowaard schrijft men aan het N. v. d. Dag: •Ter wille eener juiste appreciatie en ter voorkoming van alle misverstand, dat straks bij! de propaganda voor de verkiezingen opgeld) zou doen., zijn we in staat mee te deelen, dat de aanvrtiag voor den bouw vam een socialistische school niet au sérieutx moet worden genomen. De zaak rit zoo: Dn deze gemeente bestaat sedert een .tiental jaren een) RjK. school. Bij die school beh oort, een eg. veréeitigfagsgebouw, waar in buffet, 'tooneel, enz. is Het lokaal van. ida,t vereeni- gingsgebouw wordt gebruikt als gymnastieklokaal der RjK. school. Volgenls het bekende art. der Wet op het L.O. moesten de schoolgebouwen worden geschat. B. en W. van Heenhugowaard 'nomen daarin ook op het gymnastieklokaal (vereenigiingsgebouw), waarte gen de vrijz. leden van den Raad1 irich ten' sterkste verzetten. De heer 'Met (tévens v. d. lildi van de Pro vinciale (Staten) idlreügdle zelfs, In honger beroep te gaan, als diltl door den raad werd gesanctionneeid. Nochtanls besloot die raald (7 rechts, tegen 4 links) ook het vereenilgijngslgeboujw-gyinmagtleklokaal iln de schat timgssom op 'te nemen, vooral o-p groind van de over weging, dat, als een nüeuw lokaal voor gymnastiek moest worden bijgebouwd', de gemeente inog veel duurder uit zou zijn. Ten hoogste verbolgen, over diit besluit, wisten een paar perisomen, tot geen enkele po litieke partij beboerende, enkele .andere ouders te be wegen om aan idien gemeenteraad dien bouw van een socialistische school met tooneel en buffet te Verzoe ken, 'omdat zij, aldfuis wordt door de aanvragers gere deneerd, daarop evenveel recht hebben als de R.K. Dat ze om een socialds/tülsche school vragen ligt vooral hierin, dat zij de redhtsche meerderheid van Iden Raad willen laten, zien, tot welke consequenties de tegen woordige wet op het L.O. huns inziens leidt. We ge- looVen niet, dat er fa heel Heeihugowaard drfe so cialisten zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 9