ROMMELMD,
Even lachen.
ervaring op het punt van ontwikkeling der da
mes. En vleiend is zijn oordeel niet. Hij was in
gezelschap van drie jonge dames en vertelde,
dat hij in zijn tuin een wezel gezien had. De
dames vonden het natuurlijk geweldig inte
ressant, maar geen van drieën wist, hoe zoo'n
beestje er" nu eigenlijk uitzag. De een ant
woordde op een desbetreffende vraag: „Een
wezel, een wezel, nou je zegt toch: zoo dapper
als een wezel!" De tweede dacht, dat een we
zel een vogeltje was. En de derde verklaarde
onomwonden, dat zij niet wast wat een wezel
was.
De journalist stond verstomd over zooveel
onwetendheid, en besloot nog een paar proe
ven te nemen. Hij vroeg, wat een kameleon
was. De antwoorden liepen weer erg uiteen
maar waren alle drie foutief. De eerste zei:
een bloem, de tweede: een klein kameel cn de
derde: een beest dat knaagt. En op de vraag:
„Wat is een lama?" kreeg hij triomfantelijk
ten antwoord: „Een lama spuugt". Zoo dacht
nummer één er over, maar nummer twee ver
klaarde. dat een lama een soort schaap was.
Eg die bieck dus beter op de hoogte. Maar de
derde dame bedierf het weer door te zeggen*
„Een lama, dat is een hinkpoot7*.
De mededeelingen van den journalist blijven
natuurlijV geheel vcor zijn rekening Wij ver
tellen ze Alleen maar over, en zijn daarbij van
harte blij. dat de lezeressen niet weten, wie
schrijver dezes is. Want anders zou "i er voor
hern niet best uitzien, als hij een harer onder
de oogen kwam, alleen al om het navertellen.
M.
*-o-^
DE STUDENT, DIS WERKT,
Een contradictio in terminis? Niet meer. Al
thans niet hij onze Oostelijke buren, die ge
dwongen zijn, hun boe] da mie Mark mét in
spanning van alle krachten op de heen ie hou
den Daarbij moet menige luxe betrekking (en
had de Duitsche student, type ,Abiiurieiiten-
bumel" er niet zoo een?> worden omgeruild
tegen een „eerlijk ambacht", menig „dolce far
nivnte" tegen hard werken. Niet minder dan
70 pet. der Duitsche studenten is aJkotnstig uit
den midden- en klainen burgerstand; zij kon
den desondanks vóór den oorlog „heerenriu-
dent" zyn. Maar dat type is grooisndeels tg?-
dwenen; nu kent men er d?n „werkstudent",
half arbeider, hall studiocs, die ais fabrieks
arbeiders of mijnwerker m&andenlaag ir. 1
touw is, om zich hef geld te verwelven, waar
van hij dan daarna weer voortstudeeren kfsn.
Yonhuisuit op zeer goeden voei met het begrip
„durchhalten" maakt de jolige Daitscher ock
lt zwaar te verantwoorden en bij den smid was
bijna niet uit te houden. De thermometer op
school weer om twee uur al 86 graden. De kin
deren hadden 's morgens al tegen den meester
geklaagd over de warmte. Bij t schrijven op
de lei veegden ze onwillekeurig met natte
handen alles weer uit; en op *i schrfit maakten
se vlekken, ook al door hun kleverige vingers.
De ramen en deuren stenend allemaal wagen
wijd op, maar dat hielp heel weinig.
En nu, in den middag was *t nog veel erger.
Maar gelukkig: even over tweeën had Meester
gezegd: „Jongens, *t is te warm- Doe je leien
i» aar wef c*. ga naar huis!"
Nu. dal was maar de beste oplossing.
Willem .an Rijn liep met Dirk van den mo
len naar huis. Gek hè, de jongens zeiden alle
maal Dirk van den molen! Dat waren ze zoo
gewend. Eigenlijk heette hij Dirk Nieuwen-
fcuizen.
F.n waar vas Jan?
Dat zal ik je vertellen. Toen Jan zoo onge
lukkig van den hooiberg gevallen was, hadden
zijn vader en boer van Rijn hem naar huis ge
dragen. Toen had de dokter het been gezet. Jan
bad een heele tijd op zijn bed moeten liggen
•n eindelijk had de dokter gezegd, dat hij niet
meer in bed behoefde te blijvén, maar dat hij
op een r oei voor *t raam mocht liggen. En
ook mocht hi] af en toe eens probeeren, of zijn
hiervan een stevigen ringsteun om zijn eind
doel te bereiken, en de handenarbeid staalt
hem tot het hoofdwerk, dat straks weer roept.
Van de pl.m. 120.000 studenten, die Duitsch-
land thans telt, zijn er meer dan da helft, die
niet- genoeg in kas krijgen om er met brood
en aardappelen van te leven. Dies grepen zij
naar het voor de hand liggende werk, doch
beperkten zich niet op z'n Amerikaansch, tot
het ambt van hordenwasscher en hulp-kellner,
maar zochten een ambacht, „waar wat in zat":
hij d. draaibank eu de machine, in de mijnen
en hjj de spoorwegen, en nu, na twee jaren,
kan men geen vak meer noemen, of de stu
dentenwereld heeft er haar adepièn. In het
mijn- en machinebedrijf telt men &1 een 10.000
studenten; in totaal zal thans meer dan de
helft studenten een ambacht beoefenen.
Eenmaal op dezen weg gekomon, nam men
er de consequenties bij op. Van het bedrijf
weer op de Hoogesehool terug, begonnen de
studenten eerst primitief, toen georganiseerd,
eetkeukens op tc richten, welke coöperatief,
dus goedkoop het eetvraagstuk oplosten; bo
vendien werd het, door de hulp van buiten-
landsche collega's mogelijk, aan de financieel
zwakste broederen een heele of haiv-e „vrfj-ta-
fe!" (dit in louter culinarischen zin op te vat-,
ten) te verstrekken. En thans eten er zoo'n
40.000 studenten in eigen keukens. Öm die
maatschappelijke schepping goed te doen raar-
cheeren, werden organisaties me t rechtsper
soonlijkheid gesticht, van waaruit da weg naar
coöperatieve inkoop-vereenigingen (voor le
vens- eu leermiddelen) niet lang was. Centra-
iis&tor als de Duitscher is, heelt men ten slotte
dat g&iisciie apparaat samengebracht in een
„Wirtschafthilfo der Deutechen Studenten
schaft", die haar zetel te Dresdoc heeft. Hier
werken ook professoren mee en voormannen
uit het financieels en economische leven. Daar
om blijft de grondslag vóór alles: help u zelf".
Giften o? stipendia mogen alleen dienen voor
zieken, invaliden of examencandidaten.
In de week na Paschen verzamelden zich te
Marburg 100 vertegenwoordigers vaa alle (60)
Duitsche Hoogeschalen, om gedurende 6 dagen
dit .oitudenté/dtcdrijf4 te hestudeerec- en in den
stijgenden nood vïii> stevige grondslagen te
voorzien. Toen bleek, dat het instituut zich al
weer in diverse richtingen had breid: er
waren leeszalen, boekbinderijen, wasacherijen,
verschillende werkplaatsen opgericht, en ook
zalen, waar de studenten het machineschrij-
ven leeren. Zelf* heeft men er besloten tot op
richting van ecc spaarbank, waar men jaar
lijks een 2 niiiliocn Mark bijeenbrengen wil.
Doch dit ia toekomstmuziek, die thans over
stemd wordt door do sombere tonen van drei
gende duurte, waardoor de prijzen der eetwa
ren gedurende don zomer zouden verdubbeld
worden. Wat dit zeggen wil voor de studenten,
vertelt ons „das Echo":
Als minimum bes* aansink omen voor studen
ten wordt 680 mark per maand geraamd. Ge
bleken is dat v&n de studenten slechts f, pet.
te beschikken heeft over een maandelijksch in-
beeu al sterk genoeg was, om b.v. ergens tegen
aan te duwen. Ging dat gped. dan mocht hij
langzamerhand -probeeren, of hi; al kon staan,
en eindelijk, als hij goed kon siaan, mocht hij
ook loopen.
Maar zoover was hij nog niet!
Toen WïUeui en Dirk bij den molen kwa
men, zagen ze Jan al voor iie". open raam
ilten.
Dirk stak twee vingers in zijn mond en floot,
dat het schel door de lucht klonk. Jan keek op.
„Zijn Jullie nou al weer thuis? Is er dan
geen school?" vroeg hij verwonderd, terwijl hij
zijn broer en zijn vriend aankeek.
„1 School is afgebrand!" zei Willem, terwijl
U; Dirk even aanslootte.
„Hij zeit wat", zei Jan engeloovig. „Denk je,
dat ik dat geloof?"
„*t Is heoseh waar", zei Willem weer. „Niet
waar, Dirk?"
„Ja zei Dirk, „heelemaal afgebrand tot den
grond toe".
„Nee", zei Jan, jullie willen me voor de gek
houden. Als er. brand geweest was, zouden we
*t hier toch wel bemerkt hebben, wanf vader
is bij de brandweer. Nee, nee, er is wat anders.
Was de meesier ziek?"
„Ook niet", zei Willem. „Ik zal t je maar
zeggen. Het was veel te warm, om in school
te blijven. 1 Was er 84 graden. En toen zei
komen van 700 mark, 3.7 pet. had meer dan
700 mark, maar de rest, dus 94.3 pet., had min
der dan 680 mark per maand en wel velen
aanzienlijk minder. Zoo moest 10.5 pet. met 400
mark, 19.4 pet. met 300 mark, 9,1 pet. met 250
mark en zelfs 5.7 pet. met slechts 200 mark per
maand rondkomen.
Wereldkroniek.
DE TALRIJKHEID DER INSECTEN.
Zeventig jaar geleden, aldus herinnert een
Engelsch blad, bedroeg het aantal soorten in
secten. die in verzamelingen werden bewaard,
ingeveer 170.000. Thans wordt het aantal ge
schat op 750.000, de parasieten niet meegere
kend. In Europa alleen- zijn 350.000 soorten. De
meeste insecten leven op boomen of planten.
Er zijn 450 soorten bekend, die leven op eiken
en ongeveer 200 die in dennen leven.- Van ke
vers alleen bestaan er 100.000 soorten.
Eenige jaren geleden onderzocht een En
gelsch natuurkenner vijf mierenhoopen. Om
de dieren te tellen, doodde hij ze eerst door
middel van een giftig gas. De telling leverde de
volgènde getallen op: 53.018, 64.470. 19.333,
93.694 en 17.828. Witte mieren of termieten le
ven in een kolonie van millioenen bijeen.
Een goed bevolkte bijenkorf telt ongeveer
60.000 bewoners. Een koningin legt in haar
vier- ot vijfjarig bestaan anderhalf millioen
eieren.
Wespennesten zijn lang niet zoo bevolkt als
die van bijen. Hun aantal komt zelden boven
4000. Het aantal vliegen en luizen is verbijste
rend. Professor Howard. van Washington,
heeft berekend, dat een wijfjnsvlieg in één zo
mer eon nageslacht kan krijgen van
4 472J286.1Ü3 628 713.559.320 individuen.
Ook de luizen zijn zeer productief. Alleen tot
in het vijfde geslacht kan het aantal nakome
lingen van één insect reeds 6.000 millioeu be
dragen.
EEN UNICUM.
In Londen bevindt zich aldus de Tel. een
man. Hotham Browne, die, gelijk hij thans
indèrdaad ook doet, met trots kan wijzen op
een gebouw, dat hij zelf eigenhandig heeft op
gebouwd. Browne beschouwt zichzelf als een
soort wereldkampioen in hel metselen. Zon
der eenige hulp heeft hij in de laatste drie
jaar niet. minder dan 700.000 baksteonen aan
een gemetseld met het gevolg, dat thans het
Oxford-Theater. zoo heet zijn gebouw, zoo
goed als klaar is. Het theater is 50 voet hoog,
150 voet lang. terwijl het plaats biedt voor
1400 personen. Het heeft 2 jaar geduurd, voor
dat hij de twaalf groote binnen- en buitenmu
ren gereed had. Toen hij het werk begon, wa
ren de fundamenten reeds in den grond. Zijn
werkgevers gaven hem order, daarop een the
ater te bouwen, het kwam er niet op aan, hoe
lang hij er over deed. Hotham Browne was
niet bij eenige vakvereeniging aangesloten. Dag
aan dag metselde hij de steenen op elkander.
meester: ga jullie maar naar huis!'*
„Zoo", antwoordde Jan. „Fijn voor jullie!"
Moeder kwam in de kamer met kleine zus.
Door *t raam zag ze Willem cn Dirk staan.
„Nou al terug, jongens? *i Is toch nog geen
half vier?"
Dirk -erlelde gauw, hoe de vork in den steel
zat.
„Kom eens hier", zei moeder.
„Willem ook?" vroeg Dirk.
„Natuurlijk", meende moeder. „Vrienden boo-
ren bij slkaai!"
Dirk en Willem gingen naar binnen en kre
gen van moeder een schoteltje lekkere kersen.
Jan had al gehad, maar nu kreeg hij er toch
nog wat.
„Omdat ik een beetje ziek ben", zei hij.
„letje ook kesse!" riep kleine zus.
„Ja, jij krijgt ook, hoor peuter', zei Moeder.
„Kijk jij er naar Dirk, dat ze de pitten niet
dcorslikt?"
Spoedig zaten ze allemaal te smullen.
De jongens knepen de pitten tusschen hun
vingers door het raam naar buiten.
Jaap, de knecht kwam voorhij. Jan mikte
*h pit precies op zijn schouder. Jaap keek eens
om zich heen, zonder echter de jongens te zien.
Eindelijk keek hij aaar boven.
„Zouden we regen krijgen?" mompelde hij.
Wordt vervolgd.
Nadat hij de eerste 100.000 steenen had ge
bruikt, noemden sceptici zijn bouwwerk het
„Hothy Monument".
Thans staat het echter bekend als „het the
ater dat door Browne is gebouwd."
In zijn jonge jaren was Browne ook voet
baller en bezocht als zoodanig eens Afrika,
om er een match te spelen. Over dit land, is
hij nog steeds een en al bewondering. En geen
wonder, want wie kan beter dan hij besef
fen, hoeveel werk de oude Egyptenaren aan
hun pyramiden hebben gehad. Op het oogen-
blik is Browne bezig met den bouw van een
Raadhuis ioor de gemeente Whitehaven. Öf
hij dit ook in z'n eentje denkt klaar te spe
len, vermelden de Londensche bladen echter
niet.
EEN VERHAAL VAN NANSEN.
Er bestaat een vermakelijk verhaal van Nan
sen, den bekenden Noordpoolreiziger.
Toen hij zijn plannen had gemaakt.wijdde
hij vooral zijn zorg aan het uitzoeken van de
bemanning voor de „Fram". Voor een niet ge
ring gedeelte toch hing het welslagen van de.
onderneming ook van dezen af.
De mannen moesten voldoen aan de hoogste
eischen, krachtig moesten ze zijn van lichaam,
jnoedig en met zenuwen als kabels. Op aller
lei manieren trachtte Nansen dus te ontdek
ken of zij geschikt waren en voldeden ze niet
aan alle eischen, dan werden ze onverbiddelijk
'afgescheept.
Op zekeren dag meldde zich een stoere, ste
vige Noor en Nansen onderwierp hem aan
een onderzoek, dat tot een bevredigende uit
komst leidde.
„Nu moet ik nog zien, of ge ook moed hebt,
kom eens medev.
Ze begaven zich naar een binnenplaats. Nan
sen nam een geladen revolver, mikte en schoot
den zeeman door den hoed. De man had geen
6pier van zijn gelaat vertrokken.
,.Nu den arm omhoog",zeide Nansen.
En hij schoot weder, thans door den slip van
zijn jas. De man had niet gekikt
..Gij zijt aangenomen, vriend! En hier is het
geld voor een nieuwen hoed en jas".
„En voor dc broek dan?" vroeg de zeeman.
„Daaraan heb ik toch niets bedorven?"
„Gij niet mijnheer, maar ik wel", wa? het
trouwhartig antwoord van den zeebonk.
ONDERZEESCHE SCHILDERKUNST.
Te New York is een ongewone schilderij aan
gekomen, die de kunstenaar Asa Cassidv, vol
gens zijn mededeel ing zeventig voet onder de
zee-oppervlakte heeft gemaakt. Zijn atelier
was een onderzeesche tank, die den waterdruk
op een diepte van 3000 voet kon weerstaan.
Op de schilderij komt o.a. een duikende
vrouw voor. Het model moest 100 maal duiken
\oor Cassidy met zijn schets gereed was.
De kans schijnt ons niet groot dat deze ma
nier van schilderen ooit populair wordt onder
de modellen!
FABRIEKSTREIN.
Volgens bericht uit Moskou staat thans op
het Nikolajewski-station aldaar voor vertrek
klaar de eerste fabriekstrein: ^en rijdende
vruchtendrogerij. De trein is een unicum; voor
zoover bekend is tot nog toe nooit een derge
lijke fabriekstrein gebouwd.
Dc trein bestaat uit 10 wagons, die elk een
speciale afdeeling vormen en de machinerieën
bevatten voor de verschillende werkzaamhe
den. De constructie is zoo, dat de voor droging
bestemde vruchten geleidelijk de verschillende
afdeelingen doorioopen om door de laatste voor
verpakking gereed te worden afgeleverd.
Wanneer men met twee ploegen werkt, kan
men per etmaal 700 poed versche vruchten
verwerken, hetgeen gedroogd 175 poed ople
vert. De fabriek heeft reeds eenigen tijd te St
'Petersbrug- gewerkt en vertrekt thans naar
Turkestan en den Kaukasus, waar werk op
greote schaal is aangenomen.
CLEMENCEAU EN PADEREWSKI.
In Amerika zoo vertelde Richard Strauss
dezer dagen in een interview heeft men mij
een aardige anecdote over Clemenceau en Pa-
derewski verhaald.
De beroemde pianist komt bij Clémeneeau
en stelt zich voor els president van Poien. Clé
meneeau ontvangt hem met betuigingen van
groote vreugde: ..Ach, ik ben zeer verheugd den
grooten meester en componist te leeren ken
nen".
Waarop Paderewski: Pardon, ik ben presi
dent van Polen!"
„Wat een degradatie!" antwoordde Clémev
ceau.
Zoo vaak ik deze anecdote aan diplomaten
vertelde, aldus Strauss, hebben ze een zuur
zoet gezicht getrokken, maar nooit hebben ze
wat gezegd.
ZAANSCHE VRIJAGE.
„Zeker zijn de avondstonden
Altijd zoeter dan het licht,
Altijd handiger bevonden
Tot de lieve vrijersplicht."
Zoo zong de dichter Huygens. En de Zaan-
sche jongelui waren 't er blijkbaar wel mee
eens.
Voelde een jongeling genegenheid voor een
meisje, dan ging hij 's avonds klokslag half
negen op haar huis af, indien hij daartoe vol
doende courage bezat. Was hij te beschroomd,
dan nam hij een derde in den arm, om voor
hem het pad te effenen. Deze bode of hijlik-
maker werd met geld of een pak nieuwe klee-
ren beloond voor zijn moeite.
Was de makelaar geslaagd in zijn onderne
ming, dan vond de verliefde jongeling den vol
genden Zondag de deur van de woning van het
meisje op een kier staan en kon hij binnen
komen, wetende dat hij welkom zou zijn.
Ook maakten eenige jongelui wel een af
spraak om te „selschappen". Elk hunner moest
dan een meisje zoeken om daarna samen den
Zondagavond genoegelijk door te brengen in
het huis van een der meisjes.
Om 9 uur klopte de vrijer aan, niet vroeger
maar vooral niet later, want dat zou argwaan
wekken en doen vermoeden, dat hij reeds el
ders een blauwtje had geloopen.
De deur bleef voorloopig gesloten; eerst als
het meisje zich had laten overhalen, werd de
vrijer binnen gelaten. Een poosje later ver
trok hij weer in gezelschap van de uitverko
rene om te gaan „selschappen".
De vrijer was aan zijn fatsoen verplicht de
volgende drie Zondagen om 9 uur terug te
komen, om haar opnieuw te vragen om te
„selschappen" of om met haar „optezitten".
Bevielen ze elkaar niet, dan was 't hiermee
afgeloopen. Hielden ze wel van elkaar en wa
ren er geen andere bezwaren, dan ging de zoo
genaamde losse in een vaste verkeering over.
DE BIOSCOOP IN ONDERSCHEIDEN
LANDEN.
Naar een Duitsch filmblad becijferde is de
beschaafde wereld thans ongeveer 47000 cine
ma's rijk.
Van deze maakt Amerika aanspraak op
25000, Europa op ongeveer 20.000. In de Ver-
eenigde Staten alleen zijn er 18.000. Van de
Europeesche landen neemt Duitschland ge
makkelijk de leiding op zich, want in dat
land zijn 3.731 bioscopen, en Rusland volgt
met een aantal geschat op 3.500, dan Engeland
met 3000. In de overige landen van Europa
zijn de aantallen cinema's bij benadering als
volgt:
Frankrijk 2.400, Italië 2.200, Oostenrijk 800,
"België 778, Scandinavië 703, Polen 300, Neder
land 227, Hongarije 180, Spanje 156, Czecho-
Slovakije 123, Zwitserland 123, Yoego-Slavië
117, Turkije 32, de overige Balkanstaten 23.
Afrika, Australië en Azië moeten het samen
met 361 bioscopen stellen.
Het Amerikaansche aantal is als volgt ver
deeld: Vereenigde Staten 18000, Canada 750,
Zuid-Amerika 1200 en Midden-Amerika 500.
O*—
EEN VLAAMSCHE MOP.
Jaak: „Zeg Henri, uw neus ziet niet weinig
rood, ik geloof dat gij er veel pakt".
Henri: „Ge moogt niet afgaan op het uiter
lijk. Ik drink nooit meer dan één borreltje per
dag".
Jaak: „Tiens! Dan is uw neus gelijk onze
pascompteur. Die markeert ook meer dan er
verstookt wordt".
HIJ KENDE FRANSCH.
„Weet ge nog wat neus in het Franseh be-
teekent?" vroeg de meester.
„Nee, meester!" zei Jan.
„Zeer goed", prees de meester.
HIJ VERVEELDE ZICH.
Zij: Je houdt niet meer van me. Vroeger wa
ren wij één
Hij: Da's nog zoo. Maar ik verveel me zoo
alleen.
PRACTISCH OPGEVAT.
„Je bent revolutionnair geweest, toen libe
raal, daarna radicaal, nu zelfs socialist; je ver
andert nog al eens van meening."
„Goeie vriend, ik ben nooit van meening ver
anderd; ik heb altijd afgevaardigde willen wor
den".
HAAR GEDACHTENIS.
Toen het ouwe, grijze vrouwtje
Stilletjes was doodgegaan,
Toen ze dan d*r lieve oogen
Eindelijk had toegedaan,
Reed ze in de doodenwagen,
Door het dagelijksch gedoe
Van de jachtig-drukke mensclien,
Naar haar laatste rustplaats toe.
Niemand wist veel van d'r leven,
Zelfs niet eens, hoe oud ze nas!
In d'r eentje reed het oudje
Naar haar plaatsje onder t gras!
Niemand treurde om haar sterven
In de groote, groote stad
Geen familielid was over,
Daar ze geen familie had!
Stapvoets reed de zwarte wagen
Door de lange oprijlaan,
Waar de stille, hooge boomen
In 't gelid te wachten staan.
Wat verdwaalde kraaien zeilden
Langs de grijze wolkenlucht
En de dragers spraken zachtjes
Onder fluist'rend stemgeruchi.
Op een zeer bescheiden plaatsje
Van het kerkhof, achteraan,
Ergens bij wat houten kruisen,
Bleef *t begrafenisje staan.
Eenzaam stond haar kist te wachten,
Niemand sprak er bij de baar,
Slechts drie bleeke schooiersvrouwtjea
Stonden huilend bij elkaar!
Toen de kist was neergela'cn
En de touwen weggegrist,
Strooiden ze wat madeliefjes
Op de bruingeverfde kist
En ze prevelden wat woordjes,
Als een allerlaatsten groet,
Want het stille, grijze vrouwtje
Deed die schooiertjes zoo goed!!
Buiten raasde t roezig leven
In een wilde jacht voorbij.
Niemand miste 't grijze vr-Mwtje,
Ginder in de maatschappij!
Maar wat bloempjes en wat tranen,
Om het smartelijk gemis.
Van drie dankb're schooiersvrouwtjes
Dat was haar gedachtenis!!!
(Alle rechten voorbehouden!)
Juli 1922. KROES.
WARE WOORDEN.
Loop nooit achter een meisje, of achter 'n
tram. Binnen twee minuten is er weer een
andere.
„Als je een man wat vertelt, dan gaat het
ook gewoonlijk het eene oor in en het andere
oor uit", melkte zij op.
„Enals je een vrouw wat vertelt, dan gaat
het bij haar beide ooren in en het komt er uit
bij den mond", bemerkte hij.
De schoonheid van een vrouw en het humeur
van een man beoordeelt men het best aan de
ontbijttafel.
Een wijs man-moet het geld in zijn hoofd
maar niet in zijn hart hebben.
Het karakter is bij den mensch het moei
lijkst te onderkennen, omdat het alleen in toe
valligheden zich openbaart