ROMMELMD, Even lachen. ervaring op het punt van ontwikkeling der da mes. En vleiend is zijn oordeel niet. Hij was in gezelschap van drie jonge dames en vertelde, dat hij in zijn tuin een wezel gezien had. De dames vonden het natuurlijk geweldig inte ressant, maar geen van drieën wist, hoe zoo'n beestje er" nu eigenlijk uitzag. De een ant woordde op een desbetreffende vraag: „Een wezel, een wezel, nou je zegt toch: zoo dapper als een wezel!" De tweede dacht, dat een we zel een vogeltje was. En de derde verklaarde onomwonden, dat zij niet wast wat een wezel was. De journalist stond verstomd over zooveel onwetendheid, en besloot nog een paar proe ven te nemen. Hij vroeg, wat een kameleon was. De antwoorden liepen weer erg uiteen maar waren alle drie foutief. De eerste zei: een bloem, de tweede: een klein kameel cn de derde: een beest dat knaagt. En op de vraag: „Wat is een lama?" kreeg hij triomfantelijk ten antwoord: „Een lama spuugt". Zoo dacht nummer één er over, maar nummer twee ver klaarde. dat een lama een soort schaap was. Eg die bieck dus beter op de hoogte. Maar de derde dame bedierf het weer door te zeggen* „Een lama, dat is een hinkpoot7*. De mededeelingen van den journalist blijven natuurlijV geheel vcor zijn rekening Wij ver tellen ze Alleen maar over, en zijn daarbij van harte blij. dat de lezeressen niet weten, wie schrijver dezes is. Want anders zou "i er voor hern niet best uitzien, als hij een harer onder de oogen kwam, alleen al om het navertellen. M. *-o-^ DE STUDENT, DIS WERKT, Een contradictio in terminis? Niet meer. Al thans niet hij onze Oostelijke buren, die ge dwongen zijn, hun boe] da mie Mark mét in spanning van alle krachten op de heen ie hou den Daarbij moet menige luxe betrekking (en had de Duitsche student, type ,Abiiurieiiten- bumel" er niet zoo een?> worden omgeruild tegen een „eerlijk ambacht", menig „dolce far nivnte" tegen hard werken. Niet minder dan 70 pet. der Duitsche studenten is aJkotnstig uit den midden- en klainen burgerstand; zij kon den desondanks vóór den oorlog „heerenriu- dent" zyn. Maar dat type is grooisndeels tg?- dwenen; nu kent men er d?n „werkstudent", half arbeider, hall studiocs, die ais fabrieks arbeiders of mijnwerker m&andenlaag ir. 1 touw is, om zich hef geld te verwelven, waar van hij dan daarna weer voortstudeeren kfsn. Yonhuisuit op zeer goeden voei met het begrip „durchhalten" maakt de jolige Daitscher ock lt zwaar te verantwoorden en bij den smid was bijna niet uit te houden. De thermometer op school weer om twee uur al 86 graden. De kin deren hadden 's morgens al tegen den meester geklaagd over de warmte. Bij t schrijven op de lei veegden ze onwillekeurig met natte handen alles weer uit; en op *i schrfit maakten se vlekken, ook al door hun kleverige vingers. De ramen en deuren stenend allemaal wagen wijd op, maar dat hielp heel weinig. En nu, in den middag was *t nog veel erger. Maar gelukkig: even over tweeën had Meester gezegd: „Jongens, *t is te warm- Doe je leien i» aar wef c*. ga naar huis!" Nu. dal was maar de beste oplossing. Willem .an Rijn liep met Dirk van den mo len naar huis. Gek hè, de jongens zeiden alle maal Dirk van den molen! Dat waren ze zoo gewend. Eigenlijk heette hij Dirk Nieuwen- fcuizen. F.n waar vas Jan? Dat zal ik je vertellen. Toen Jan zoo onge lukkig van den hooiberg gevallen was, hadden zijn vader en boer van Rijn hem naar huis ge dragen. Toen had de dokter het been gezet. Jan bad een heele tijd op zijn bed moeten liggen •n eindelijk had de dokter gezegd, dat hij niet meer in bed behoefde te blijvén, maar dat hij op een r oei voor *t raam mocht liggen. En ook mocht hi] af en toe eens probeeren, of zijn hiervan een stevigen ringsteun om zijn eind doel te bereiken, en de handenarbeid staalt hem tot het hoofdwerk, dat straks weer roept. Van de pl.m. 120.000 studenten, die Duitsch- land thans telt, zijn er meer dan da helft, die niet- genoeg in kas krijgen om er met brood en aardappelen van te leven. Dies grepen zij naar het voor de hand liggende werk, doch beperkten zich niet op z'n Amerikaansch, tot het ambt van hordenwasscher en hulp-kellner, maar zochten een ambacht, „waar wat in zat": hij d. draaibank eu de machine, in de mijnen en hjj de spoorwegen, en nu, na twee jaren, kan men geen vak meer noemen, of de stu dentenwereld heeft er haar adepièn. In het mijn- en machinebedrijf telt men &1 een 10.000 studenten; in totaal zal thans meer dan de helft studenten een ambacht beoefenen. Eenmaal op dezen weg gekomon, nam men er de consequenties bij op. Van het bedrijf weer op de Hoogesehool terug, begonnen de studenten eerst primitief, toen georganiseerd, eetkeukens op tc richten, welke coöperatief, dus goedkoop het eetvraagstuk oplosten; bo vendien werd het, door de hulp van buiten- landsche collega's mogelijk, aan de financieel zwakste broederen een heele of haiv-e „vrfj-ta- fe!" (dit in louter culinarischen zin op te vat-, ten) te verstrekken. En thans eten er zoo'n 40.000 studenten in eigen keukens. Öm die maatschappelijke schepping goed te doen raar- cheeren, werden organisaties me t rechtsper soonlijkheid gesticht, van waaruit da weg naar coöperatieve inkoop-vereenigingen (voor le vens- eu leermiddelen) niet lang was. Centra- iis&tor als de Duitscher is, heelt men ten slotte dat g&iisciie apparaat samengebracht in een „Wirtschafthilfo der Deutechen Studenten schaft", die haar zetel te Dresdoc heeft. Hier werken ook professoren mee en voormannen uit het financieels en economische leven. Daar om blijft de grondslag vóór alles: help u zelf". Giften o? stipendia mogen alleen dienen voor zieken, invaliden of examencandidaten. In de week na Paschen verzamelden zich te Marburg 100 vertegenwoordigers vaa alle (60) Duitsche Hoogeschalen, om gedurende 6 dagen dit .oitudenté/dtcdrijf4 te hestudeerec- en in den stijgenden nood vïii> stevige grondslagen te voorzien. Toen bleek, dat het instituut zich al weer in diverse richtingen had breid: er waren leeszalen, boekbinderijen, wasacherijen, verschillende werkplaatsen opgericht, en ook zalen, waar de studenten het machineschrij- ven leeren. Zelf* heeft men er besloten tot op richting van ecc spaarbank, waar men jaar lijks een 2 niiiliocn Mark bijeenbrengen wil. Doch dit ia toekomstmuziek, die thans over stemd wordt door do sombere tonen van drei gende duurte, waardoor de prijzen der eetwa ren gedurende don zomer zouden verdubbeld worden. Wat dit zeggen wil voor de studenten, vertelt ons „das Echo": Als minimum bes* aansink omen voor studen ten wordt 680 mark per maand geraamd. Ge bleken is dat v&n de studenten slechts f, pet. te beschikken heeft over een maandelijksch in- beeu al sterk genoeg was, om b.v. ergens tegen aan te duwen. Ging dat gped. dan mocht hij langzamerhand -probeeren, of hi; al kon staan, en eindelijk, als hij goed kon siaan, mocht hij ook loopen. Maar zoover was hij nog niet! Toen WïUeui en Dirk bij den molen kwa men, zagen ze Jan al voor iie". open raam ilten. Dirk stak twee vingers in zijn mond en floot, dat het schel door de lucht klonk. Jan keek op. „Zijn Jullie nou al weer thuis? Is er dan geen school?" vroeg hij verwonderd, terwijl hij zijn broer en zijn vriend aankeek. „1 School is afgebrand!" zei Willem, terwijl U; Dirk even aanslootte. „Hij zeit wat", zei Jan engeloovig. „Denk je, dat ik dat geloof?" „*t Is heoseh waar", zei Willem weer. „Niet waar, Dirk?" „Ja zei Dirk, „heelemaal afgebrand tot den grond toe". „Nee", zei Jan, jullie willen me voor de gek houden. Als er. brand geweest was, zouden we *t hier toch wel bemerkt hebben, wanf vader is bij de brandweer. Nee, nee, er is wat anders. Was de meesier ziek?" „Ook niet", zei Willem. „Ik zal t je maar zeggen. Het was veel te warm, om in school te blijven. 1 Was er 84 graden. En toen zei komen van 700 mark, 3.7 pet. had meer dan 700 mark, maar de rest, dus 94.3 pet., had min der dan 680 mark per maand en wel velen aanzienlijk minder. Zoo moest 10.5 pet. met 400 mark, 19.4 pet. met 300 mark, 9,1 pet. met 250 mark en zelfs 5.7 pet. met slechts 200 mark per maand rondkomen. Wereldkroniek. DE TALRIJKHEID DER INSECTEN. Zeventig jaar geleden, aldus herinnert een Engelsch blad, bedroeg het aantal soorten in secten. die in verzamelingen werden bewaard, ingeveer 170.000. Thans wordt het aantal ge schat op 750.000, de parasieten niet meegere kend. In Europa alleen- zijn 350.000 soorten. De meeste insecten leven op boomen of planten. Er zijn 450 soorten bekend, die leven op eiken en ongeveer 200 die in dennen leven.- Van ke vers alleen bestaan er 100.000 soorten. Eenige jaren geleden onderzocht een En gelsch natuurkenner vijf mierenhoopen. Om de dieren te tellen, doodde hij ze eerst door middel van een giftig gas. De telling leverde de volgènde getallen op: 53.018, 64.470. 19.333, 93.694 en 17.828. Witte mieren of termieten le ven in een kolonie van millioenen bijeen. Een goed bevolkte bijenkorf telt ongeveer 60.000 bewoners. Een koningin legt in haar vier- ot vijfjarig bestaan anderhalf millioen eieren. Wespennesten zijn lang niet zoo bevolkt als die van bijen. Hun aantal komt zelden boven 4000. Het aantal vliegen en luizen is verbijste rend. Professor Howard. van Washington, heeft berekend, dat een wijfjnsvlieg in één zo mer eon nageslacht kan krijgen van 4 472J286.1Ü3 628 713.559.320 individuen. Ook de luizen zijn zeer productief. Alleen tot in het vijfde geslacht kan het aantal nakome lingen van één insect reeds 6.000 millioeu be dragen. EEN UNICUM. In Londen bevindt zich aldus de Tel. een man. Hotham Browne, die, gelijk hij thans indèrdaad ook doet, met trots kan wijzen op een gebouw, dat hij zelf eigenhandig heeft op gebouwd. Browne beschouwt zichzelf als een soort wereldkampioen in hel metselen. Zon der eenige hulp heeft hij in de laatste drie jaar niet. minder dan 700.000 baksteonen aan een gemetseld met het gevolg, dat thans het Oxford-Theater. zoo heet zijn gebouw, zoo goed als klaar is. Het theater is 50 voet hoog, 150 voet lang. terwijl het plaats biedt voor 1400 personen. Het heeft 2 jaar geduurd, voor dat hij de twaalf groote binnen- en buitenmu ren gereed had. Toen hij het werk begon, wa ren de fundamenten reeds in den grond. Zijn werkgevers gaven hem order, daarop een the ater te bouwen, het kwam er niet op aan, hoe lang hij er over deed. Hotham Browne was niet bij eenige vakvereeniging aangesloten. Dag aan dag metselde hij de steenen op elkander. meester: ga jullie maar naar huis!'* „Zoo", antwoordde Jan. „Fijn voor jullie!" Moeder kwam in de kamer met kleine zus. Door *t raam zag ze Willem cn Dirk staan. „Nou al terug, jongens? *i Is toch nog geen half vier?" Dirk -erlelde gauw, hoe de vork in den steel zat. „Kom eens hier", zei moeder. „Willem ook?" vroeg Dirk. „Natuurlijk", meende moeder. „Vrienden boo- ren bij slkaai!" Dirk en Willem gingen naar binnen en kre gen van moeder een schoteltje lekkere kersen. Jan had al gehad, maar nu kreeg hij er toch nog wat. „Omdat ik een beetje ziek ben", zei hij. „letje ook kesse!" riep kleine zus. „Ja, jij krijgt ook, hoor peuter', zei Moeder. „Kijk jij er naar Dirk, dat ze de pitten niet dcorslikt?" Spoedig zaten ze allemaal te smullen. De jongens knepen de pitten tusschen hun vingers door het raam naar buiten. Jaap, de knecht kwam voorhij. Jan mikte *h pit precies op zijn schouder. Jaap keek eens om zich heen, zonder echter de jongens te zien. Eindelijk keek hij aaar boven. „Zouden we regen krijgen?" mompelde hij. Wordt vervolgd. Nadat hij de eerste 100.000 steenen had ge bruikt, noemden sceptici zijn bouwwerk het „Hothy Monument". Thans staat het echter bekend als „het the ater dat door Browne is gebouwd." In zijn jonge jaren was Browne ook voet baller en bezocht als zoodanig eens Afrika, om er een match te spelen. Over dit land, is hij nog steeds een en al bewondering. En geen wonder, want wie kan beter dan hij besef fen, hoeveel werk de oude Egyptenaren aan hun pyramiden hebben gehad. Op het oogen- blik is Browne bezig met den bouw van een Raadhuis ioor de gemeente Whitehaven. Öf hij dit ook in z'n eentje denkt klaar te spe len, vermelden de Londensche bladen echter niet. EEN VERHAAL VAN NANSEN. Er bestaat een vermakelijk verhaal van Nan sen, den bekenden Noordpoolreiziger. Toen hij zijn plannen had gemaakt.wijdde hij vooral zijn zorg aan het uitzoeken van de bemanning voor de „Fram". Voor een niet ge ring gedeelte toch hing het welslagen van de. onderneming ook van dezen af. De mannen moesten voldoen aan de hoogste eischen, krachtig moesten ze zijn van lichaam, jnoedig en met zenuwen als kabels. Op aller lei manieren trachtte Nansen dus te ontdek ken of zij geschikt waren en voldeden ze niet aan alle eischen, dan werden ze onverbiddelijk 'afgescheept. Op zekeren dag meldde zich een stoere, ste vige Noor en Nansen onderwierp hem aan een onderzoek, dat tot een bevredigende uit komst leidde. „Nu moet ik nog zien, of ge ook moed hebt, kom eens medev. Ze begaven zich naar een binnenplaats. Nan sen nam een geladen revolver, mikte en schoot den zeeman door den hoed. De man had geen 6pier van zijn gelaat vertrokken. ,.Nu den arm omhoog",zeide Nansen. En hij schoot weder, thans door den slip van zijn jas. De man had niet gekikt ..Gij zijt aangenomen, vriend! En hier is het geld voor een nieuwen hoed en jas". „En voor dc broek dan?" vroeg de zeeman. „Daaraan heb ik toch niets bedorven?" „Gij niet mijnheer, maar ik wel", wa? het trouwhartig antwoord van den zeebonk. ONDERZEESCHE SCHILDERKUNST. Te New York is een ongewone schilderij aan gekomen, die de kunstenaar Asa Cassidv, vol gens zijn mededeel ing zeventig voet onder de zee-oppervlakte heeft gemaakt. Zijn atelier was een onderzeesche tank, die den waterdruk op een diepte van 3000 voet kon weerstaan. Op de schilderij komt o.a. een duikende vrouw voor. Het model moest 100 maal duiken \oor Cassidy met zijn schets gereed was. De kans schijnt ons niet groot dat deze ma nier van schilderen ooit populair wordt onder de modellen! FABRIEKSTREIN. Volgens bericht uit Moskou staat thans op het Nikolajewski-station aldaar voor vertrek klaar de eerste fabriekstrein: ^en rijdende vruchtendrogerij. De trein is een unicum; voor zoover bekend is tot nog toe nooit een derge lijke fabriekstrein gebouwd. Dc trein bestaat uit 10 wagons, die elk een speciale afdeeling vormen en de machinerieën bevatten voor de verschillende werkzaamhe den. De constructie is zoo, dat de voor droging bestemde vruchten geleidelijk de verschillende afdeelingen doorioopen om door de laatste voor verpakking gereed te worden afgeleverd. Wanneer men met twee ploegen werkt, kan men per etmaal 700 poed versche vruchten verwerken, hetgeen gedroogd 175 poed ople vert. De fabriek heeft reeds eenigen tijd te St 'Petersbrug- gewerkt en vertrekt thans naar Turkestan en den Kaukasus, waar werk op greote schaal is aangenomen. CLEMENCEAU EN PADEREWSKI. In Amerika zoo vertelde Richard Strauss dezer dagen in een interview heeft men mij een aardige anecdote over Clemenceau en Pa- derewski verhaald. De beroemde pianist komt bij Clémeneeau en stelt zich voor els president van Poien. Clé meneeau ontvangt hem met betuigingen van groote vreugde: ..Ach, ik ben zeer verheugd den grooten meester en componist te leeren ken nen". Waarop Paderewski: Pardon, ik ben presi dent van Polen!" „Wat een degradatie!" antwoordde Clémev ceau. Zoo vaak ik deze anecdote aan diplomaten vertelde, aldus Strauss, hebben ze een zuur zoet gezicht getrokken, maar nooit hebben ze wat gezegd. ZAANSCHE VRIJAGE. „Zeker zijn de avondstonden Altijd zoeter dan het licht, Altijd handiger bevonden Tot de lieve vrijersplicht." Zoo zong de dichter Huygens. En de Zaan- sche jongelui waren 't er blijkbaar wel mee eens. Voelde een jongeling genegenheid voor een meisje, dan ging hij 's avonds klokslag half negen op haar huis af, indien hij daartoe vol doende courage bezat. Was hij te beschroomd, dan nam hij een derde in den arm, om voor hem het pad te effenen. Deze bode of hijlik- maker werd met geld of een pak nieuwe klee- ren beloond voor zijn moeite. Was de makelaar geslaagd in zijn onderne ming, dan vond de verliefde jongeling den vol genden Zondag de deur van de woning van het meisje op een kier staan en kon hij binnen komen, wetende dat hij welkom zou zijn. Ook maakten eenige jongelui wel een af spraak om te „selschappen". Elk hunner moest dan een meisje zoeken om daarna samen den Zondagavond genoegelijk door te brengen in het huis van een der meisjes. Om 9 uur klopte de vrijer aan, niet vroeger maar vooral niet later, want dat zou argwaan wekken en doen vermoeden, dat hij reeds el ders een blauwtje had geloopen. De deur bleef voorloopig gesloten; eerst als het meisje zich had laten overhalen, werd de vrijer binnen gelaten. Een poosje later ver trok hij weer in gezelschap van de uitverko rene om te gaan „selschappen". De vrijer was aan zijn fatsoen verplicht de volgende drie Zondagen om 9 uur terug te komen, om haar opnieuw te vragen om te „selschappen" of om met haar „optezitten". Bevielen ze elkaar niet, dan was 't hiermee afgeloopen. Hielden ze wel van elkaar en wa ren er geen andere bezwaren, dan ging de zoo genaamde losse in een vaste verkeering over. DE BIOSCOOP IN ONDERSCHEIDEN LANDEN. Naar een Duitsch filmblad becijferde is de beschaafde wereld thans ongeveer 47000 cine ma's rijk. Van deze maakt Amerika aanspraak op 25000, Europa op ongeveer 20.000. In de Ver- eenigde Staten alleen zijn er 18.000. Van de Europeesche landen neemt Duitschland ge makkelijk de leiding op zich, want in dat land zijn 3.731 bioscopen, en Rusland volgt met een aantal geschat op 3.500, dan Engeland met 3000. In de overige landen van Europa zijn de aantallen cinema's bij benadering als volgt: Frankrijk 2.400, Italië 2.200, Oostenrijk 800, "België 778, Scandinavië 703, Polen 300, Neder land 227, Hongarije 180, Spanje 156, Czecho- Slovakije 123, Zwitserland 123, Yoego-Slavië 117, Turkije 32, de overige Balkanstaten 23. Afrika, Australië en Azië moeten het samen met 361 bioscopen stellen. Het Amerikaansche aantal is als volgt ver deeld: Vereenigde Staten 18000, Canada 750, Zuid-Amerika 1200 en Midden-Amerika 500. O*— EEN VLAAMSCHE MOP. Jaak: „Zeg Henri, uw neus ziet niet weinig rood, ik geloof dat gij er veel pakt". Henri: „Ge moogt niet afgaan op het uiter lijk. Ik drink nooit meer dan één borreltje per dag". Jaak: „Tiens! Dan is uw neus gelijk onze pascompteur. Die markeert ook meer dan er verstookt wordt". HIJ KENDE FRANSCH. „Weet ge nog wat neus in het Franseh be- teekent?" vroeg de meester. „Nee, meester!" zei Jan. „Zeer goed", prees de meester. HIJ VERVEELDE ZICH. Zij: Je houdt niet meer van me. Vroeger wa ren wij één Hij: Da's nog zoo. Maar ik verveel me zoo alleen. PRACTISCH OPGEVAT. „Je bent revolutionnair geweest, toen libe raal, daarna radicaal, nu zelfs socialist; je ver andert nog al eens van meening." „Goeie vriend, ik ben nooit van meening ver anderd; ik heb altijd afgevaardigde willen wor den". HAAR GEDACHTENIS. Toen het ouwe, grijze vrouwtje Stilletjes was doodgegaan, Toen ze dan d*r lieve oogen Eindelijk had toegedaan, Reed ze in de doodenwagen, Door het dagelijksch gedoe Van de jachtig-drukke mensclien, Naar haar laatste rustplaats toe. Niemand wist veel van d'r leven, Zelfs niet eens, hoe oud ze nas! In d'r eentje reed het oudje Naar haar plaatsje onder t gras! Niemand treurde om haar sterven In de groote, groote stad Geen familielid was over, Daar ze geen familie had! Stapvoets reed de zwarte wagen Door de lange oprijlaan, Waar de stille, hooge boomen In 't gelid te wachten staan. Wat verdwaalde kraaien zeilden Langs de grijze wolkenlucht En de dragers spraken zachtjes Onder fluist'rend stemgeruchi. Op een zeer bescheiden plaatsje Van het kerkhof, achteraan, Ergens bij wat houten kruisen, Bleef *t begrafenisje staan. Eenzaam stond haar kist te wachten, Niemand sprak er bij de baar, Slechts drie bleeke schooiersvrouwtjea Stonden huilend bij elkaar! Toen de kist was neergela'cn En de touwen weggegrist, Strooiden ze wat madeliefjes Op de bruingeverfde kist En ze prevelden wat woordjes, Als een allerlaatsten groet, Want het stille, grijze vrouwtje Deed die schooiertjes zoo goed!! Buiten raasde t roezig leven In een wilde jacht voorbij. Niemand miste 't grijze vr-Mwtje, Ginder in de maatschappij! Maar wat bloempjes en wat tranen, Om het smartelijk gemis. Van drie dankb're schooiersvrouwtjes Dat was haar gedachtenis!!! (Alle rechten voorbehouden!) Juli 1922. KROES. WARE WOORDEN. Loop nooit achter een meisje, of achter 'n tram. Binnen twee minuten is er weer een andere. „Als je een man wat vertelt, dan gaat het ook gewoonlijk het eene oor in en het andere oor uit", melkte zij op. „Enals je een vrouw wat vertelt, dan gaat het bij haar beide ooren in en het komt er uit bij den mond", bemerkte hij. De schoonheid van een vrouw en het humeur van een man beoordeelt men het best aan de ontbijttafel. Een wijs man-moet het geld in zijn hoofd maar niet in zijn hart hebben. Het karakter is bij den mensch het moei lijkst te onderkennen, omdat het alleen in toe valligheden zich openbaart

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 12