ROIMELKRUID. Even laehen. pel naar Weenen laten ovexfcrengen. De in richting van deze kam»- heeft een nrillioen gul den gekost. Vandaar ook de „Millonen- Zimmer". We zullen van de andere kamers en gale rijen niets meer zeggen, maar het is alles even schitterend. En men komt wel even onder den indruk, dat de keizerlijke familie, voor wie dit alles bestemd was, nu verdreven is, en dat er wel wat veranderd is door den wereldoorlog. Waar is de aardsche grootheid dar Habsbur- gers gebleven? Maar de kuituur-waarde van wat door hen is bijeengebracht, blijft ongerept En wij gewone stervelingen mogen er nu ook een kijkje nemen. Het lustslot Schönbrunn is omgeven door 'n groot park met prachtige heggen, met trotach geboomte en een menigte beeldengroepen, met een dierentuin en palmenhuis. len slotte noemen we nog een zuilenhal van 13b XL lengte en 25 M. hoogte, gebouwd op een heuvel, Deze zuilenhal, de Glorietle genoemd, geeft een prachtig uitxtehi op Schocibninn en over de geheele stad. Bovenop prijkt een reus achtige adelaar. De gids, die ons rondleidde, vertelde dat de adelaar oorspronkelijk twee koppen droeg, wat ook nog best te zien was. Maar toen Napoleon half Europa beheersclitc, kon bij :det duider, dat de tweekoppige ade laar de dubbele monarchie symboliseerde. Er was maar één heerschar en dat was Napoleon. Daarom liet hij de twee koppen wegnemen en er één ervoor in de plaats stellen. Natuurlijk hebben w» een Weensche schouw burg en een Weensche bar bezocht, waarover we niet zullen uitweiden. Alleen nog deze merkwaardigheid. In één der schouwburgen werd een stuk opgevoerd met oen specifiek Weensche titel: JDtte letzto Wanton". Dit herin nerde ons wow aan de wantsen, waar we zoo voor gewaarschuwd waren, maar dis we geluk kig nergens ontmoet hebben, zoodat ons Lasec- teiipceder ongebruikt bleef. Wie in Weenen komt, gaat natuurlijk e>en uitstapje maken naar de Semmericg, het hoog gebergte. Zoo stapten we 's morgens vroeg naar der» trein, om in een kleine drie uur naar Sem- mering te stoomen. We reden eerste klasse D- treir. voor ongeveer 50 cast de persoon. Doordat we vroeg vertrokken, hebben we in den tifein ontbeten, wat ons met z*n vieren ongeveer 27(i00 kronen kostte, nog geen 40 cent de per- Te Semering beklommen we met veel moeite een berg, vaar het zeer koud was in Augustus en waar we op den top nog een ons bekende Hoilandsche familie ontmoetten. Wel toeval lig! Het uitzicht was daar overweldigend We zijn niet ongelukkig geweest met onze reisroute, want het ging steeds crossende, wat zei tegen een meneer, die daar stond: „Meneer, ik wou een mooie, stevige voetbal van u koopen!" Een voetbal koopen, eên voetbal koopen! Rood van blijdschap fluisterde Willem Henk in het.oor: „Vader gaat een voetbal koope.ü!" Rn Henk knikte maar en fluisterde: „Ja, ja!" „Hier heb ik een heel mooie voor U!" hoor den ze de meneer zeggen. „Wat kost die?" vroeg Van Rijn. _De prijs is acht gulden!" was hot antwoord. „Wilt u die dan maar voor mij inpakken?" vroeg Van Rijn weer. „Zeker mijnbeer! Alstublieft, mijnheer!** JDank u wel!" Van Rijn betaalde en ging de winkel uit, ge volgd door de jongens, die van dolle blijdschap niet wisten wat ze moesten doen of zeggen. JO vadr wat leuk wat aardig", riep Willem „Wat vitsd je zoo cazdSgf vroeg Van Rijn. Jht ik die voetbal heb gekocht? Weet je dan, wat ik er mee doen wil?" JHe is natuurlijk voor ons!" zei Willem. „Voor jullie? Weineen! Ik ga er zelf mee voet ballen met onze knecht en met Nieuwenhui- zen", plaagde Van Rijn. En de jongens lachten, dat ze schaterden. Ze begrepen wel, dat Van Rijn het niet meende. Een half uurtje later waren ze alweer op den terugweg naar huis. Willem had de voet bal weer uitgepakt, met goedvinden van zijn vader. De jongens gooiden elkander in den wa gen de bal toe. JPaa nu op, dat je hem niet kwijt raakt", waarschuwde Van Rijn. Maar jawel, de waar- natuurschoon betreft. Een millioenenstad is de moeite van een bezoek overwaard, maar een mooi berglandschap wint het toch. Een vast plan hadden we niet gemaakt, we zouden trekken waarheen het lot ons voerde. En we informeerden voor en na naar de mooie plekjes. Daar ons van verschillende kanten ge raden werd naar Mariazell te gaan, besloten we dit ook te doen. Van Weenen naar Mariazell is een uur of vijf sporen. Eerst in Westelijke rich ting tot St. Pollen en dan met een electrische trein naar 't Zuiden .En we hebben daarvan geen spijt gehad, al was 't er ontzettend druk. Tot St. Pollen ging het goed, maar daar moes ten we overstappen. Op het perron, waar we wezen moesten, stond de trein reeds klaar, maar geheel volgepropt, zoodat er geen mensch meer bij in kon. De wagons zaten ca stonden vol, de halcons eveneens, ja zelfs de treeplan ken waren bezet. En dan stonden er nog eon massa menachen, die ook mee wilden, maar voor wie geen plaats was. Dus maar wachten. We hoorden al gauw, dat er spoedig een volg- trein zou vertrekken, die de overige passagiers kou vervoeren. Een eigenaardige mengelmoes van men- schen was het daar op 't perron, 't Zijn niét al leen touristen, die het plaatsje bezoeken, maar Mariazell trekt ook veel bedevaartgangers, Oostenrijkers, Hongaren, Tsjechen, Joego-Sta- viërs, Slowaken, allerlei nationaliteiten krioel den er dooreen in hun nationale costuums. We kregen gelukkig een zitplaatsje in den volgtrcin. De reis St.-Pöllen-Mari&zell was prachtig. De spoorbaan is een meesterstukje van spoorwegbouw. Door tal van tunnels en over vele viaducten loidt de trein de menschon langs de berghellingen met groote bochten naar den top, waarop het aardige plaatsje gelegen is. M. ROEST. !n het Handelblad lezen wij: Hoeveel kost jaarlijks het roesten van meta len, en speciaal van ijzer? Het juiste bedrag is natuurlijk moeilijk op te geven, maar een der groote staalmannen van Engeland heeft bere kend, dat tegenwoordig jaarlijks ongeveer voor zes milliard gulden bespaard» zou kunnen wor den, wanneer we middelen hadden om alle roest te vermijden. Deze schatting lijkt op het eerste gezicht erg hoog, maar krijgt gemakke lijk meer fundeering door enkele productiecij- schuwing kwam te laat, want Willem gaf de bal een stomp, zoodat hij op den weg terecht kwam en in de sloot rolde. „Daar heb je 't nu al", zei Van Rijn. „Ik kon *t heusch niet helpen, vader", zei Willem met een benauwd gezicht. „Hij veorde roo, en toen kon ik hem niet meer houden!" Van Rijn hield bles in. De wagen stond stil. In een wip was Henk uit_den wagen geklauterd en weldra lag de bal weer in den wagen. Er was gelukkig niets aan gekomen. „We zullen nu maar wat door rijden", zei Van Rijn. „De lucht betrekt en ik ben bang, dat we een onweersbui zullen krijgen". En dat was ook zoo. Toen ze de eerste hui zen van het dorp bereikten, begonnen er reeds enkele droppels te vallen, en net waren ze de «stal binnengereden of de regen stortte in stroo- men neer. „Kom morgen met je vrienden om een uur of twee hier", zei Van Rijn tot Henk, die met zijn kraag omhoog naar huis wilde hollen. „Graag, buurman Y* zei nenk. Hij bedankte Van Rijn voor het rijtoertje, riep z'n vriend goeden dag en ging heen. Nauwelijks was hij thuis; of een scherpe bliksemstraal zette de heele omgeving in een spookachtige blauwe gloed; oogenblikkelijk daarna rolde de donder. „Gelukkig, dat je er bent, jongen," zei z'n moeder. „Ik was al zoo bang, dat jullie onder weg door de bui overvallen zouden worden!" Maar Henk begon meteen te vertellen van den voet hal: met glinsterende oogen zat hij voor het raam, terwijl vader, moeder en Jan toeluisterden. Grietje was al naar bed en sliep fers. Voor den oorlog was de productie van staal gestegen tot ongeveer zeventig milliard kilogrammen en juist staal is een der artike len, die vrij erg aan roest onderhevig zijn, wan neer het niet zeer bijzonder is samengesteld of buitengewoon goed tegen roosten beschermd wordt. Men mag dus gerust aannemen dat een groot deel van de staalproductie verbruikt werd voor hot aanvullen van door roest onbe trouwbaar geworden stukken, al is natuurlijk een ander deel noodig geweest voor de sterke uitbreiding van het aantal machines, spoorwe gen, etc. en voor het vervangen van in werke lijkheid versleten voorwerpen, zooals rails. Het totale verlies aan staal door roest in het jaar 1920 werd door Hadfield berekend op 29 000.000.000 Kg., die _zeker een waarde hadden van 6 milliard gulden en nog veel meer, wan neer men meerekent welke kosten besteed zijn aan verf en andere middelen om het roesten te gen te gaan. De totale wereldproductie aan staal van 1860 tot en met 1920 wordt geraamd op 1860 milliard kilogrammen, waarvan minstens een derde deel door roest is verteerd. Niet alleen staal, maar ook gietijzer roest in de meeste gevallen zeer sterk en ook smeedijzer (dit is ijzer met nog minder koolstof dan staal). Vandaar b.v. de noodzaak om bij ketel installaties ie zorgen voor het onttrekken van de zuurstof aan het te gebruiken water, daar die zuurstof zeer veel bijdraagt to aanvreten van het metaaL Men neemt aan, dat het roesten een gevolg is van uiterst zwakke electrische stroompjes, die ontstaan, wanneer de - verschillende bestknd- deelen van ijzer in contact komen met water, al is de hoeveelheid daarvan ook zeer gering. Volkomen zuiver ijzer roest niet, maar is zeer moeilijk te maken Tot de zuiverste soorten van ijzer behooren van ouds het Zweedsche ijzer, dat met behulp van houtskool in plaats van met cokes gemaakt wordt en daardoor ook niet de onzuiverheden kan bevatten, die de cokes noodzakelijk met zich mee brengt In Amerika is sinds eenige jaren een sterke industrie ont slaan, die ijzer levert, dat ook sterk aan roes ten weerstand biedt en ojl op de markt komt als „armco" ijzer. Even voor en tijdens den oor log zijn in Engeland belangrijke vondsten ge daan voor bet maken van roestvrije en zuur vaste staalsoorten, c£e niet meer uit zuiver ijzer en kool bestaan, maar een zuurvaste al liage van ijzer, chroom, nikkel, mangaan, sili- cum en koolstof vormen, terwijl ook roestvrij ijzer uit die elementen is gemaakt, dat zich \an het staal onderscheidt door andere er- houding der samenstellende deelen en door groote zachtheid, ontbreken van de hardhaar heid. andere magnetische eigenschappen etc. In den laatsten tüd zijn vooral in Sheffield tallooze proeven genomen om te komen tot be geïukkig door. „En morgen om twee uur moeten we bij Van Rijn wezen", besloot Henk. „Misschien gaan we dan meteen al spelen. Ik heb' er erg veel rin in!" Jan zat stil naar buiten te kijken. Hij hoor de. hoe blij zijn broer was. Hij zou ook zoo graag meespelen morgen, maar dat mocht hij nog niet van den dokter. Met geweld drong hij de tranen terug, die telkens ii^ zijn-oogen kwa men en slikte een paar maal. Toen troostte hij zich met de gedachte, dat hij toch over een maand of wat wel mee mocht doen. „Als je maar niet ruw bent met spelen, TIenk". zei moeder. En dgt beloofde Ilenk. Een hevige donderslag ratelde plotseling door de lucht. Nog steeds stroomde de regen neer. „'t Is zwaar weer", zei vader, die bij *t raam zijn pijp zat te rooken. Nog een half uur duurde de bui; toen werd 't minde? Henk en Jan gingen naar bed. *s Nachts droomde Henk. dat hij met een voetbal speelde zoo groot als hij zelf. Hij gaf hem een schop, zoodat de voetbal hoog in de lucht vloog, hoe langer hoe kleiner werd en ten slotte uit *t gezicht verdween. Maar einde lijk zag hij hem weer, de voetbal werd grooter, kwam hoe langer hoe dichter bij, plofte einde lijk op den grond en verdween in den grond. Henk keek in de kuil, bukte zich te ver voor over en viel er in.'Toen schrok hij wakker en_ lag voor zijn bed op den grond. Wordt vervolgd. tere en grootere kennis van de samenstelling der niet of minder roestende staalsoorten. De samenstelling, hardheid na verschillende be werkingen, de structuur der mikrokristalleu, breeklengte, bestendigheid tegen schokken, etc. werd van tallooze monsters bepaald en daarna werden deze een half jaar onder zeewater be waard om daarna opnieuw onderzocht te wor den op corrosie en op veranderingen in de vroe ger gevonden eigenschappen. Er is reeds geble ken dat een geringe verandering in de samen stelling een belangrijken invloed kan hebber, op het roesten. Zoo bleek, dat ongeveer 0.5 pet koper in staal een merkbaar gunstigen invloed heeft. De bekendste soorten roestvrij staal en ijzer zijn wel het z.g. „stainless steel" en „stainless iron", dat vooral door Sheffielder fabrikanten gemaakt wordt. Van het staal worden vooral messen gemaakt. Deze zijn iets duurder dan de gewone, maar de vastheid tegen azijn en de hardheid, waardoor ze bijna niet geslepen behoeven te worden, maken die messen voor de toekomst van groot belang wegens het een voudiger werk m de gewone huishouding en het vervallen van duur werk in hotels, op pas sagiersschepen, etc. Ook allerlei keukenutensi- lien worden van deze soort staal gemaakt. Het roestvrij en zuurvaste ijzer, dat wegens de zachtheid niet voor messen zelf geschikt is, kan echter goed gebruikt worden voor allerlei handvatten voor huishoudelijk gebruik, voor fittings voor auto's-en spoorwagens, voor bui zen van allerlei aard, deurmatten, schroeven, kachelonderdeelen, enz., enz. Van veel belang lijkt ons dit ijzer toe voor het maken van pri ma onderdeelen voor gasstellen, omdat juist in de keukens, waar gas gebrand wordt zonder afvoer, een groote hoeveelheid waterdamp en koolzuur vrij komt, die zoowat al het ijzer- en koperwerk in korten tijd sterk aantaste n. De toestellen zullen iets duurder komen uit dit ma teriaal dan uit gewoon gietijzer, maar ze kun nen veel langer mee en geven veel minder aanleiding tot allerlei klachten, die thans on vermijdelijk zijn. IJzeren bruggen van spoorwegen zijn ook sterk onderhevig aan roest en kosten zeer giuoie sommen aan onderhoud, omdat na be trekkelijk korten tijd de verflaag niet meer goed beschut en dan in haar geheel afgekrabd en afgebrand moet worden, omdat het opbren gen van een nieuwe laag verf over de oude de zaak nog zou verergeren. Het kan dus zeer wel mogelijk zijn, dat het in de toekomst loonend is om veel duurder ijzer of staal te gaan ge bruiken voor bruggen en dergelijke construc ties, wanneer daardoor het onderhoud zooveel minder kostbaar kan worden, dat de hcogere rente en afschrijving gemakkelijk verdiend wordt. Ook in gietijzer zijn (ojl door Krupp) aller lei soorten gemaakt, die zuurvast zijn en daar door in de chemische industrie van zeer groot belang zijn geworden. De meeste ervan heltben echter het nadeel, dat ze buitengewoon hard zijn, zoodat het gegoten stuk bijna niet verder te bewerken is dan door middel van zeer harde slijpstecnen, hetgeen de bruikbaarheid yoor velerlei toepassingen sterk benadeelt. Men staat pas aan het begin van het zoeken en vin den van roestvrij staal- en ijzersoorten, maar de successen, die reeds nu verkregen rijn, wet tigen de hoop, dat grootere weldra zullen ko men. Als het werkelijk gelukt, nieuwe soorten zóó te maken, dat een groot deel van de 6 tot 8 milliard gulden, die thans uitgegeven worden als gevolg van vernietiging door en afweer van roest bespaard kan worden, dan zal die oplos sing geen sterk aandeel kunnen hebben in een sneller terugkeer tot betere tijden, dan zich met de tegenwoordige verkwistende methoden laat aanzien. Binnenkort wordt in Londen een tentoonstelling gehouden van roestvrij ijzer en staal. AFRIKAANSCHE ZWEMBALKES. De neiging van den mensch om, eenmaal in *t water, het hoofd daarboven te houden, is zeer oud. In het aardige boekje van Franc is Gallen „The art of travel" kan men verscheidene ma nieren vermeld vinden waarop iemand drij vend kan blijven met behulp van een kalebas. Op Assyrische reliefs in het Britsch Museum ziet men, naast de in Messopotamië nog ge bruikte golfa's, dat zijn met asfalt of pek wa terdicht gemaakte manden van biezen die als vaartuig dienen, de met lucht gevulde op het water drijvende dierenhuid, waarop een Assy- riër zich pl'at neerlegde of tepaard ging zitten en bleef drijven. Vele van zulke opgeblazen dierenhuiden, waarop een bouten raam kwam te rusten, werden een vlot, kelek, waarmede zware lasten konden worden vervoerd. Galton geeft een afbeelding van eeii drijf toestel dat in het Afrikaanse hé rijk Bornoe, ten W. van het Tsad-meer, in gebruik is, bepaaldelijk op de ri vier Komadoegoe, die in dat meer uitmondt; dit tosetel heet makara en bestaat uit een stok niet een groote kalebas-schaal aan elk uitein de; in het water ligt de stok onder de opper vlakte en de openingen in de kalebassen, waar door deze zijn geledigd, bevinden zich boven water; de inlander gaat schrijling op den stok zitten en kan zich voortbewegen door de han den als papagaaien te gebruiken. Te land draagt hij zonder bezwaar den toestel over den schouder, want ledige kalebassen wegen bijna niets. Uit Egypte stamt een andere vlotter, van Pa pyrusstengels die worden saamgesnoerd tot bundels, waarvan men er drie ecnigszins in den kano-vorm tegen elkander bindt; op oud- Egyptische schilderijen zijn zij afgebeeld, en ook Galton geeft er een afbeelding van, tevens in doorsnede, en beschrijft de samenstellende deelen als „three long faggots". Het materiaal zuigt veel water op en het draagvermogen der vlotters vermindert dientengevolge op denduur aanzienlijk. Het ethnografisch museum te Bern heeft niet lang geleden voorwerpen uit Afrika ontvangen die den mensch in het water drijvende hou den en dr. Zeiler schrijft erover in een aan hangsel van het laatste museum-verslag, onder den titel: „Ueber Schwimmhölzer aus Afrika"; hij zegt, dat, naar hij meent, deze houten vlot ters nog niet werden beschreven of afgebeeld. Er zijn twee soorten of, beter gezegd, er zijn vlotters van tweeërlei herkomst. De eene is van het zooeven genoemde Tsad-meer, heeft een lengte van 2.35 meter en weegt 2 kilo; het zeer vezelige hout is lichter dan kurk. De zwemmer legt zich in de lengte op den balk, en na eeni ge oefening, waarbij deze steeds zijdelings tracht te ontsnappen, gelukt het hem erop te blijven. Door de armen en de beonen te bewe gen als bij het zwemmen komt hij vooruit. Af beeldingen geven de inlanders to zien op het droge met den vlotter in de hand en zwem mende, bij Fort Bol, aan den oever van het meer. Het andere exemplaar is van de Goudkust en wel van hei heilige meer Bosonotwe, dat 30 ki lometer Z.-0. van Kumase ligt; het meer is he kend door zijn rijkdom aan visch die gerookt door heel Asante wordt gegeten. In verband met de heiligheid gelden in de buurt van het meer velerlei verbodsbepalingen, 'en dr. Zeiler schrijft nitvoerig daarover, nadat hij een en an der over den gcologischen bouw van den bo dem heeft vertelt, Verboden is ook met kano's te varen op het water. „Da Boote nicht benutzt werden durfen, so reiten die Leüte, wie Ram- seyer sich ausdrückt, auf langen Scheithöl- zern", dus op lange stukken gekloofd hout. Ramseyer heeft over het meer geschreven in Das Sklavenheim, een zendingsblad. Op een der afbeeldingen bij het opstel ziet men de in landers te paard zitten op deze vlotters, negen man naast elkander, een vermakelijke vertoo ning: de balken zakken zoo diep onder water, dat de opzittendenden met de handen kunnen pagaaien. Volgens Kitson, die in 1916 over de Goudkust schrofe, liggen de inlanders ook wel l&ng-uit op den balk. De vlotter van het Bosonotwe-meer is aan zienlijk langer dan die van het Tsad-meer, meet 3.32 meter en zulk een stuk weegt maar 20 kilo. Geen der twee houtsoorten kon bota nisch worden gedetermineerd. Terecht zegt de schrijver, dat dit Schwimmholz wel zeer primi tief is en onmiddellijk volgt op den willekeu- rigen, drijvenden boomstam dien een1 man te water soms te pakken krijgt. LEERBERETDING UTT HAAIENVEL. Ongeveer een jaar geleden vond. de Ameri kaan dr. Alfred Ehrenreich, een nieuwe in dustrie uit, nl. het vervaardigen van schoenen uit haaienvel. De „Neue Freie Presse" wijdt aan deze uitvinding een artikel, waaraan wij het volgende ontleenen: Reeds langen tijd had in Amerika de we tenschappelijke staf van het departement voor Visscherij zich ernstig beziggehouden met het probleem hoe de zoo talrijke levende wezens, die de zee bevolken, dienstbaar konden worden gemaakt aan het nut van den mensch. Men had reeds een proefstation voor het winnen van. olie uit de lijken van zeehonden opgericht; hier kwam men tot de overtuiging, dat uit de hui den der grootere zeevisschen, ook leer, ge schikt voor de industrie gemaakt zou kunnen worden. Door den wetensohappelijken arbeid en de practische onderzoekingen van Ehrenreich- lukte het om over een der voornaamste be zwaren tegen deze industrie heen te komen, nl. de staalharde, oneffen buitenkorst van de huid van den haai door een chemisch proces te verwijderen, zonder dat het leer van de on derhuid zijn natuurlijke vastheid en wonder lijke soepelheid verloor. De haai is het grootste en vraatzuchtigste roofdier der diepe zeeën. Een honderd pond zware haai geeft ongeveer 100 vierkante voet leer, bijzonder taai en sterk en toch ook fijn genoeg om als materiaal te dienen voor ele gante damestaschjes. En niet alleen haaien, maar ook de huid van zwaardvisschen, zaagvisschen, de JLg. honds haaien en roggen laat zich op dezelfde voordoe lige wijze gebruiken. SCHOOIERSKLACHT. Ik ben een gore, trieste schooier, De menschen kijken me niet an, Ik weet m'u lesje op te dreunen En eet, nou ja, zoo nu en dan! Ik sluip gelaten door het leven, Van uur tot uur, van dag tot dag En grijns voor een. onnoozel centje M'n allerhreedsten schooierslachl Ik schuifel gammel langs de straten En aan beschaving heb ik lak, Ik heb verstand van medelijden.... Dat zijn de knepen van m'n vak! Ik ben soms bang om oud te worden, Al is die kans met bijster groot. Want als ik eenmaal kom te liggen, Dan ga ik als een schooier dood1! M'n vrouW is jaren al gestorven. Die kon niet tegen veel verdriet, Ik heb ze nooit geluk gegeven. Dat ken ik immers zelve niet! Nu loop ik heel alleen te zwerven, Al wordt het me soms wat te kras, Ik heb geen aanspraak en geen liefde. Daarvoor ben *k steeds to slecht bij kasütl M'n handeltje wordt uitgelachen, M'n eerlijkheid was nooit in tel, *k Sta met m'n mager hangertronia Gedwee te wachten aan de bel! M'n kinders hebben me vergeten. Omdat ik niet kon zijn als zij. Omdat ik hen te schande maakte, Als houpost van de maatschappijn Ik zal m'n eindje nog wel halen, Al weet ik weken soms niet hoe, Dan voel ik me zoo bang en triestig, Zoo stuntelig en zenuwmoe. Dan zie ik m'n begrafenisje, M'n weggemoffelde armengraf En och, per slot is dat nog *t beste.... Dan ben ik.eindlijk schooier af 111 Nadruk verboden. Sept. 1922. KROES. PRECIES OPGEVAT. Agent tot twee dronken mannen: Weet gij wel, dat het verboden is om 's nachts bij hel naar huis gaan zoo'n leven te maken? Ja maar, wij gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet HU HAD ZIJN ANTWOORD KLAAS. Verbolgen oude heer, tot een jongen die een juffrouw met koolstronken gooit: T^ijjir«» aap, ik wou dat ik je vader was! Jongen: Dat kan direct gebeuren, mijnheer, want mijn moeder is weduwe. NOGAL LOGISCH. En hoe dikwijls, vroeg de vriendelijke oude heer aan den slager, slacht u nou wel een varken? Wel, natuurlijk maar één keer, luidde het hoogst verontwaardigde antwoord. OOK NIET DOM. Onderwijzer heeft het tijdens de les over da beteekenis der kleuren. Wit, zegt bij, is de kleur der vreugde. Een bruid is immers steeds in het wit gekleed. En zwart is de kleur van rouw. Jantje: Loopen de mannen daarom altijd ixl het zwart, als ze trouwen, meester? HET BESTE MIDDEL. Inspecteur, die aan een candidaat-poliileagent een examen afneemt: Wat zou je doen, als je opdracht kreeg een opgewonden menigte te verspreiden? Wel eenvoudig met mijn hoed rondgaan, was het antwoord.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 12