ROIMELKRUID.
Even laehen.
pel naar Weenen laten ovexfcrengen. De in
richting van deze kam»- heeft een nrillioen gul
den gekost. Vandaar ook de „Millonen-
Zimmer".
We zullen van de andere kamers en gale
rijen niets meer zeggen, maar het is alles even
schitterend. En men komt wel even onder den
indruk, dat de keizerlijke familie, voor wie dit
alles bestemd was, nu verdreven is, en dat er
wel wat veranderd is door den wereldoorlog.
Waar is de aardsche grootheid dar Habsbur-
gers gebleven? Maar de kuituur-waarde van
wat door hen is bijeengebracht, blijft ongerept
En wij gewone stervelingen mogen er nu ook
een kijkje nemen.
Het lustslot Schönbrunn is omgeven door 'n
groot park met prachtige heggen, met trotach
geboomte en een menigte beeldengroepen, met
een dierentuin en palmenhuis.
len slotte noemen we nog een zuilenhal van
13b XL lengte en 25 M. hoogte, gebouwd op een
heuvel, Deze zuilenhal, de Glorietle genoemd,
geeft een prachtig uitxtehi op Schocibninn en
over de geheele stad. Bovenop prijkt een reus
achtige adelaar. De gids, die ons rondleidde,
vertelde dat de adelaar oorspronkelijk twee
koppen droeg, wat ook nog best te zien was.
Maar toen Napoleon half Europa beheersclitc,
kon bij :det duider, dat de tweekoppige ade
laar de dubbele monarchie symboliseerde. Er
was maar één heerschar en dat was Napoleon.
Daarom liet hij de twee koppen wegnemen en
er één ervoor in de plaats stellen.
Natuurlijk hebben w» een Weensche schouw
burg en een Weensche bar bezocht, waarover
we niet zullen uitweiden. Alleen nog deze
merkwaardigheid. In één der schouwburgen
werd een stuk opgevoerd met oen specifiek
Weensche titel: JDtte letzto Wanton". Dit herin
nerde ons wow aan de wantsen, waar we zoo
voor gewaarschuwd waren, maar dis we geluk
kig nergens ontmoet hebben, zoodat ons Lasec-
teiipceder ongebruikt bleef.
Wie in Weenen komt, gaat natuurlijk e>en
uitstapje maken naar de Semmericg, het hoog
gebergte. Zoo stapten we 's morgens vroeg naar
der» trein, om in een kleine drie uur naar Sem-
mering te stoomen. We reden eerste klasse D-
treir. voor ongeveer 50 cast de persoon. Doordat
we vroeg vertrokken, hebben we in den tifein
ontbeten, wat ons met z*n vieren ongeveer
27(i00 kronen kostte, nog geen 40 cent de per-
Te Semering beklommen we met veel moeite
een berg, vaar het zeer koud was in Augustus
en waar we op den top nog een ons bekende
Hoilandsche familie ontmoetten. Wel toeval
lig! Het uitzicht was daar overweldigend
We zijn niet ongelukkig geweest met onze
reisroute, want het ging steeds crossende, wat
zei tegen een meneer, die daar stond:
„Meneer, ik wou een mooie, stevige voetbal
van u koopen!"
Een voetbal koopen, eên voetbal koopen!
Rood van blijdschap fluisterde Willem Henk
in het.oor: „Vader gaat een voetbal koope.ü!"
Rn Henk knikte maar en fluisterde: „Ja, ja!"
„Hier heb ik een heel mooie voor U!" hoor
den ze de meneer zeggen.
„Wat kost die?" vroeg Van Rijn.
_De prijs is acht gulden!" was hot antwoord.
„Wilt u die dan maar voor mij inpakken?"
vroeg Van Rijn weer.
„Zeker mijnbeer! Alstublieft, mijnheer!**
JDank u wel!"
Van Rijn betaalde en ging de winkel uit, ge
volgd door de jongens, die van dolle blijdschap
niet wisten wat ze moesten doen of zeggen.
JO vadr wat leuk wat aardig", riep Willem
„Wat vitsd je zoo cazdSgf vroeg Van Rijn.
Jht ik die voetbal heb gekocht? Weet je dan,
wat ik er mee doen wil?"
JHe is natuurlijk voor ons!" zei Willem.
„Voor jullie? Weineen! Ik ga er zelf mee voet
ballen met onze knecht en met Nieuwenhui-
zen", plaagde Van Rijn.
En de jongens lachten, dat ze schaterden. Ze
begrepen wel, dat Van Rijn het niet meende.
Een half uurtje later waren ze alweer op
den terugweg naar huis. Willem had de voet
bal weer uitgepakt, met goedvinden van zijn
vader. De jongens gooiden elkander in den wa
gen de bal toe.
JPaa nu op, dat je hem niet kwijt raakt",
waarschuwde Van Rijn. Maar jawel, de waar-
natuurschoon betreft. Een millioenenstad is de
moeite van een bezoek overwaard, maar een
mooi berglandschap wint het toch.
Een vast plan hadden we niet gemaakt, we
zouden trekken waarheen het lot ons voerde.
En we informeerden voor en na naar de mooie
plekjes. Daar ons van verschillende kanten ge
raden werd naar Mariazell te gaan, besloten we
dit ook te doen. Van Weenen naar Mariazell is
een uur of vijf sporen. Eerst in Westelijke rich
ting tot St. Pollen en dan met een electrische
trein naar 't Zuiden .En we hebben daarvan
geen spijt gehad, al was 't er ontzettend druk.
Tot St. Pollen ging het goed, maar daar moes
ten we overstappen. Op het perron, waar we
wezen moesten, stond de trein reeds klaar,
maar geheel volgepropt, zoodat er geen mensch
meer bij in kon. De wagons zaten ca stonden
vol, de halcons eveneens, ja zelfs de treeplan
ken waren bezet. En dan stonden er nog eon
massa menachen, die ook mee wilden, maar
voor wie geen plaats was. Dus maar wachten.
We hoorden al gauw, dat er spoedig een volg-
trein zou vertrekken, die de overige passagiers
kou vervoeren.
Een eigenaardige mengelmoes van men-
schen was het daar op 't perron, 't Zijn niét al
leen touristen, die het plaatsje bezoeken, maar
Mariazell trekt ook veel bedevaartgangers,
Oostenrijkers, Hongaren, Tsjechen, Joego-Sta-
viërs, Slowaken, allerlei nationaliteiten krioel
den er dooreen in hun nationale costuums.
We kregen gelukkig een zitplaatsje in den
volgtrcin. De reis St.-Pöllen-Mari&zell was
prachtig. De spoorbaan is een meesterstukje
van spoorwegbouw. Door tal van tunnels en
over vele viaducten loidt de trein de menschon
langs de berghellingen met groote bochten naar
den top, waarop het aardige plaatsje gelegen
is. M.
ROEST.
!n het Handelblad lezen wij:
Hoeveel kost jaarlijks het roesten van meta
len, en speciaal van ijzer? Het juiste bedrag is
natuurlijk moeilijk op te geven, maar een der
groote staalmannen van Engeland heeft bere
kend, dat tegenwoordig jaarlijks ongeveer voor
zes milliard gulden bespaard» zou kunnen wor
den, wanneer we middelen hadden om alle
roest te vermijden. Deze schatting lijkt op het
eerste gezicht erg hoog, maar krijgt gemakke
lijk meer fundeering door enkele productiecij-
schuwing kwam te laat, want Willem gaf de
bal een stomp, zoodat hij op den weg terecht
kwam en in de sloot rolde.
„Daar heb je 't nu al", zei Van Rijn.
„Ik kon *t heusch niet helpen, vader", zei
Willem met een benauwd gezicht. „Hij veorde
roo, en toen kon ik hem niet meer houden!"
Van Rijn hield bles in. De wagen stond stil.
In een wip was Henk uit_den wagen geklauterd
en weldra lag de bal weer in den wagen. Er
was gelukkig niets aan gekomen.
„We zullen nu maar wat door rijden", zei
Van Rijn. „De lucht betrekt en ik ben bang, dat
we een onweersbui zullen krijgen".
En dat was ook zoo. Toen ze de eerste hui
zen van het dorp bereikten, begonnen er reeds
enkele droppels te vallen, en net waren ze de
«stal binnengereden of de regen stortte in stroo-
men neer.
„Kom morgen met je vrienden om een uur
of twee hier", zei Van Rijn tot Henk, die met
zijn kraag omhoog naar huis wilde hollen.
„Graag, buurman Y* zei nenk. Hij bedankte
Van Rijn voor het rijtoertje, riep z'n vriend
goeden dag en ging heen. Nauwelijks was hij
thuis; of een scherpe bliksemstraal zette de
heele omgeving in een spookachtige blauwe
gloed; oogenblikkelijk daarna rolde de donder.
„Gelukkig, dat je er bent, jongen," zei z'n
moeder. „Ik was al zoo bang, dat jullie onder
weg door de bui overvallen zouden worden!"
Maar Henk begon meteen te vertellen van
den voet hal: met glinsterende oogen zat hij
voor het raam, terwijl vader, moeder en Jan
toeluisterden. Grietje was al naar bed en sliep
fers. Voor den oorlog was de productie van
staal gestegen tot ongeveer zeventig milliard
kilogrammen en juist staal is een der artike
len, die vrij erg aan roest onderhevig zijn, wan
neer het niet zeer bijzonder is samengesteld of
buitengewoon goed tegen roosten beschermd
wordt. Men mag dus gerust aannemen dat een
groot deel van de staalproductie verbruikt
werd voor hot aanvullen van door roest onbe
trouwbaar geworden stukken, al is natuurlijk
een ander deel noodig geweest voor de sterke
uitbreiding van het aantal machines, spoorwe
gen, etc. en voor het vervangen van in werke
lijkheid versleten voorwerpen, zooals rails. Het
totale verlies aan staal door roest in het jaar
1920 werd door Hadfield berekend op
29 000.000.000 Kg., die _zeker een waarde hadden
van 6 milliard gulden en nog veel meer, wan
neer men meerekent welke kosten besteed zijn
aan verf en andere middelen om het roesten te
gen te gaan.
De totale wereldproductie aan staal van 1860
tot en met 1920 wordt geraamd op 1860 milliard
kilogrammen, waarvan minstens een derde
deel door roest is verteerd. Niet alleen staal,
maar ook gietijzer roest in de meeste gevallen
zeer sterk en ook smeedijzer (dit is ijzer met
nog minder koolstof dan staal). Vandaar b.v.
de noodzaak om bij ketel installaties ie zorgen
voor het onttrekken van de zuurstof aan het te
gebruiken water, daar die zuurstof zeer veel
bijdraagt to aanvreten van het metaaL
Men neemt aan, dat het roesten een gevolg is
van uiterst zwakke electrische stroompjes, die
ontstaan, wanneer de - verschillende bestknd-
deelen van ijzer in contact komen met water,
al is de hoeveelheid daarvan ook zeer gering.
Volkomen zuiver ijzer roest niet, maar is zeer
moeilijk te maken Tot de zuiverste soorten van
ijzer behooren van ouds het Zweedsche ijzer,
dat met behulp van houtskool in plaats van
met cokes gemaakt wordt en daardoor ook niet
de onzuiverheden kan bevatten, die de cokes
noodzakelijk met zich mee brengt In Amerika
is sinds eenige jaren een sterke industrie ont
slaan, die ijzer levert, dat ook sterk aan roes
ten weerstand biedt en ojl op de markt komt
als „armco" ijzer. Even voor en tijdens den oor
log zijn in Engeland belangrijke vondsten ge
daan voor bet maken van roestvrije en zuur
vaste staalsoorten, c£e niet meer uit zuiver
ijzer en kool bestaan, maar een zuurvaste al
liage van ijzer, chroom, nikkel, mangaan, sili-
cum en koolstof vormen, terwijl ook roestvrij
ijzer uit die elementen is gemaakt, dat zich
\an het staal onderscheidt door andere er-
houding der samenstellende deelen en door
groote zachtheid, ontbreken van de hardhaar
heid. andere magnetische eigenschappen etc.
In den laatsten tüd zijn vooral in Sheffield
tallooze proeven genomen om te komen tot be
geïukkig door.
„En morgen om twee uur moeten we bij Van
Rijn wezen", besloot Henk. „Misschien gaan we
dan meteen al spelen. Ik heb' er erg veel rin
in!"
Jan zat stil naar buiten te kijken. Hij hoor
de. hoe blij zijn broer was. Hij zou ook zoo
graag meespelen morgen, maar dat mocht hij
nog niet van den dokter. Met geweld drong hij
de tranen terug, die telkens ii^ zijn-oogen kwa
men en slikte een paar maal. Toen troostte hij
zich met de gedachte, dat hij toch over een
maand of wat wel mee mocht doen.
„Als je maar niet ruw bent met spelen,
TIenk". zei moeder.
En dgt beloofde Ilenk.
Een hevige donderslag ratelde plotseling door
de lucht. Nog steeds stroomde de regen neer.
„'t Is zwaar weer", zei vader, die bij *t raam
zijn pijp zat te rooken.
Nog een half uur duurde de bui; toen werd
't minde?
Henk en Jan gingen naar bed.
*s Nachts droomde Henk. dat hij met een
voetbal speelde zoo groot als hij zelf. Hij gaf
hem een schop, zoodat de voetbal hoog in de
lucht vloog, hoe langer hoe kleiner werd en
ten slotte uit *t gezicht verdween. Maar einde
lijk zag hij hem weer, de voetbal werd grooter,
kwam hoe langer hoe dichter bij, plofte einde
lijk op den grond en verdween in den grond.
Henk keek in de kuil, bukte zich te ver voor
over en viel er in.'Toen schrok hij wakker en_
lag voor zijn bed op den grond.
Wordt vervolgd.
tere en grootere kennis van de samenstelling
der niet of minder roestende staalsoorten. De
samenstelling, hardheid na verschillende be
werkingen, de structuur der mikrokristalleu,
breeklengte, bestendigheid tegen schokken, etc.
werd van tallooze monsters bepaald en daarna
werden deze een half jaar onder zeewater be
waard om daarna opnieuw onderzocht te wor
den op corrosie en op veranderingen in de vroe
ger gevonden eigenschappen. Er is reeds geble
ken dat een geringe verandering in de samen
stelling een belangrijken invloed kan hebber,
op het roesten. Zoo bleek, dat ongeveer 0.5 pet
koper in staal een merkbaar gunstigen invloed
heeft.
De bekendste soorten roestvrij staal en ijzer
zijn wel het z.g. „stainless steel" en „stainless
iron", dat vooral door Sheffielder fabrikanten
gemaakt wordt. Van het staal worden vooral
messen gemaakt. Deze zijn iets duurder dan
de gewone, maar de vastheid tegen azijn en
de hardheid, waardoor ze bijna niet geslepen
behoeven te worden, maken die messen voor
de toekomst van groot belang wegens het een
voudiger werk m de gewone huishouding en
het vervallen van duur werk in hotels, op pas
sagiersschepen, etc. Ook allerlei keukenutensi-
lien worden van deze soort staal gemaakt. Het
roestvrij en zuurvaste ijzer, dat wegens de
zachtheid niet voor messen zelf geschikt is, kan
echter goed gebruikt worden voor allerlei
handvatten voor huishoudelijk gebruik, voor
fittings voor auto's-en spoorwagens, voor bui
zen van allerlei aard, deurmatten, schroeven,
kachelonderdeelen, enz., enz. Van veel belang
lijkt ons dit ijzer toe voor het maken van pri
ma onderdeelen voor gasstellen, omdat juist in
de keukens, waar gas gebrand wordt zonder
afvoer, een groote hoeveelheid waterdamp en
koolzuur vrij komt, die zoowat al het ijzer- en
koperwerk in korten tijd sterk aantaste n. De
toestellen zullen iets duurder komen uit dit ma
teriaal dan uit gewoon gietijzer, maar ze kun
nen veel langer mee en geven veel minder
aanleiding tot allerlei klachten, die thans on
vermijdelijk zijn.
IJzeren bruggen van spoorwegen zijn ook
sterk onderhevig aan roest en kosten zeer
giuoie sommen aan onderhoud, omdat na be
trekkelijk korten tijd de verflaag niet meer
goed beschut en dan in haar geheel afgekrabd
en afgebrand moet worden, omdat het opbren
gen van een nieuwe laag verf over de oude de
zaak nog zou verergeren. Het kan dus zeer wel
mogelijk zijn, dat het in de toekomst loonend
is om veel duurder ijzer of staal te gaan ge
bruiken voor bruggen en dergelijke construc
ties, wanneer daardoor het onderhoud zooveel
minder kostbaar kan worden, dat de hcogere
rente en afschrijving gemakkelijk verdiend
wordt.
Ook in gietijzer zijn (ojl door Krupp) aller
lei soorten gemaakt, die zuurvast zijn en daar
door in de chemische industrie van zeer groot
belang zijn geworden. De meeste ervan heltben
echter het nadeel, dat ze buitengewoon hard
zijn, zoodat het gegoten stuk bijna niet verder
te bewerken is dan door middel van zeer harde
slijpstecnen, hetgeen de bruikbaarheid yoor
velerlei toepassingen sterk benadeelt. Men
staat pas aan het begin van het zoeken en vin
den van roestvrij staal- en ijzersoorten, maar
de successen, die reeds nu verkregen rijn, wet
tigen de hoop, dat grootere weldra zullen ko
men. Als het werkelijk gelukt, nieuwe soorten
zóó te maken, dat een groot deel van de 6 tot 8
milliard gulden, die thans uitgegeven worden
als gevolg van vernietiging door en afweer van
roest bespaard kan worden, dan zal die oplos
sing geen sterk aandeel kunnen hebben in een
sneller terugkeer tot betere tijden, dan zich
met de tegenwoordige verkwistende methoden
laat aanzien. Binnenkort wordt in Londen een
tentoonstelling gehouden van roestvrij ijzer en
staal.
AFRIKAANSCHE ZWEMBALKES.
De neiging van den mensch om, eenmaal in
*t water, het hoofd daarboven te houden, is zeer
oud. In het aardige boekje van Franc is Gallen
„The art of travel" kan men verscheidene ma
nieren vermeld vinden waarop iemand drij
vend kan blijven met behulp van een kalebas.
Op Assyrische reliefs in het Britsch Museum
ziet men, naast de in Messopotamië nog ge
bruikte golfa's, dat zijn met asfalt of pek wa
terdicht gemaakte manden van biezen die als
vaartuig dienen, de met lucht gevulde op het
water drijvende dierenhuid, waarop een Assy-
riër zich pl'at neerlegde of tepaard ging zitten
en bleef drijven. Vele van zulke opgeblazen
dierenhuiden, waarop een bouten raam kwam
te rusten, werden een vlot, kelek, waarmede
zware lasten konden worden vervoerd. Galton
geeft een afbeelding van eeii drijf toestel dat in
het Afrikaanse hé rijk Bornoe, ten W. van het
Tsad-meer, in gebruik is, bepaaldelijk op de ri
vier Komadoegoe, die in dat meer uitmondt;
dit tosetel heet makara en bestaat uit een stok
niet een groote kalebas-schaal aan elk uitein
de; in het water ligt de stok onder de opper
vlakte en de openingen in de kalebassen, waar
door deze zijn geledigd, bevinden zich boven
water; de inlander gaat schrijling op den stok
zitten en kan zich voortbewegen door de han
den als papagaaien te gebruiken. Te land
draagt hij zonder bezwaar den toestel over den
schouder, want ledige kalebassen wegen bijna
niets.
Uit Egypte stamt een andere vlotter, van Pa
pyrusstengels die worden saamgesnoerd tot
bundels, waarvan men er drie ecnigszins in
den kano-vorm tegen elkander bindt; op oud-
Egyptische schilderijen zijn zij afgebeeld, en
ook Galton geeft er een afbeelding van, tevens
in doorsnede, en beschrijft de samenstellende
deelen als „three long faggots". Het materiaal
zuigt veel water op en het draagvermogen der
vlotters vermindert dientengevolge op denduur
aanzienlijk.
Het ethnografisch museum te Bern heeft niet
lang geleden voorwerpen uit Afrika ontvangen
die den mensch in het water drijvende hou
den en dr. Zeiler schrijft erover in een aan
hangsel van het laatste museum-verslag, onder
den titel: „Ueber Schwimmhölzer aus Afrika";
hij zegt, dat, naar hij meent, deze houten vlot
ters nog niet werden beschreven of afgebeeld.
Er zijn twee soorten of, beter gezegd, er zijn
vlotters van tweeërlei herkomst. De eene is van
het zooeven genoemde Tsad-meer, heeft een
lengte van 2.35 meter en weegt 2 kilo; het zeer
vezelige hout is lichter dan kurk. De zwemmer
legt zich in de lengte op den balk, en na eeni
ge oefening, waarbij deze steeds zijdelings
tracht te ontsnappen, gelukt het hem erop te
blijven. Door de armen en de beonen te bewe
gen als bij het zwemmen komt hij vooruit. Af
beeldingen geven de inlanders to zien op het
droge met den vlotter in de hand en zwem
mende, bij Fort Bol, aan den oever van het
meer.
Het andere exemplaar is van de Goudkust en
wel van hei heilige meer Bosonotwe, dat 30 ki
lometer Z.-0. van Kumase ligt; het meer is he
kend door zijn rijkdom aan visch die gerookt
door heel Asante wordt gegeten. In verband
met de heiligheid gelden in de buurt van het
meer velerlei verbodsbepalingen, 'en dr. Zeiler
schrijft nitvoerig daarover, nadat hij een en an
der over den gcologischen bouw van den bo
dem heeft vertelt, Verboden is ook met kano's
te varen op het water. „Da Boote nicht benutzt
werden durfen, so reiten die Leüte, wie Ram-
seyer sich ausdrückt, auf langen Scheithöl-
zern", dus op lange stukken gekloofd hout.
Ramseyer heeft over het meer geschreven in
Das Sklavenheim, een zendingsblad. Op een
der afbeeldingen bij het opstel ziet men de in
landers te paard zitten op deze vlotters, negen
man naast elkander, een vermakelijke vertoo
ning: de balken zakken zoo diep onder water,
dat de opzittendenden met de handen kunnen
pagaaien. Volgens Kitson, die in 1916 over de
Goudkust schrofe, liggen de inlanders ook wel
l&ng-uit op den balk.
De vlotter van het Bosonotwe-meer is aan
zienlijk langer dan die van het Tsad-meer,
meet 3.32 meter en zulk een stuk weegt maar
20 kilo. Geen der twee houtsoorten kon bota
nisch worden gedetermineerd. Terecht zegt de
schrijver, dat dit Schwimmholz wel zeer primi
tief is en onmiddellijk volgt op den willekeu-
rigen, drijvenden boomstam dien een1 man te
water soms te pakken krijgt.
LEERBERETDING UTT HAAIENVEL.
Ongeveer een jaar geleden vond. de Ameri
kaan dr. Alfred Ehrenreich, een nieuwe in
dustrie uit, nl. het vervaardigen van schoenen
uit haaienvel. De „Neue Freie Presse" wijdt
aan deze uitvinding een artikel, waaraan wij
het volgende ontleenen:
Reeds langen tijd had in Amerika de we
tenschappelijke staf van het departement voor
Visscherij zich ernstig beziggehouden met het
probleem hoe de zoo talrijke levende wezens,
die de zee bevolken, dienstbaar konden worden
gemaakt aan het nut van den mensch. Men had
reeds een proefstation voor het winnen van.
olie uit de lijken van zeehonden opgericht; hier
kwam men tot de overtuiging, dat uit de hui
den der grootere zeevisschen, ook leer, ge
schikt voor de industrie gemaakt zou kunnen
worden.
Door den wetensohappelijken arbeid en de
practische onderzoekingen van Ehrenreich-
lukte het om over een der voornaamste be
zwaren tegen deze industrie heen te komen, nl.
de staalharde, oneffen buitenkorst van de huid
van den haai door een chemisch proces te
verwijderen, zonder dat het leer van de on
derhuid zijn natuurlijke vastheid en wonder
lijke soepelheid verloor.
De haai is het grootste en vraatzuchtigste
roofdier der diepe zeeën. Een honderd pond
zware haai geeft ongeveer 100 vierkante voet
leer, bijzonder taai en sterk en toch ook fijn
genoeg om als materiaal te dienen voor ele
gante damestaschjes.
En niet alleen haaien, maar ook de huid van
zwaardvisschen, zaagvisschen, de JLg. honds
haaien en roggen laat zich op dezelfde voordoe
lige wijze gebruiken.
SCHOOIERSKLACHT.
Ik ben een gore, trieste schooier,
De menschen kijken me niet an,
Ik weet m'u lesje op te dreunen
En eet, nou ja, zoo nu en dan!
Ik sluip gelaten door het leven,
Van uur tot uur, van dag tot dag
En grijns voor een. onnoozel centje
M'n allerhreedsten schooierslachl
Ik schuifel gammel langs de straten
En aan beschaving heb ik lak,
Ik heb verstand van medelijden....
Dat zijn de knepen van m'n vak!
Ik ben soms bang om oud te worden,
Al is die kans met bijster groot.
Want als ik eenmaal kom te liggen,
Dan ga ik als een schooier dood1!
M'n vrouW is jaren al gestorven.
Die kon niet tegen veel verdriet,
Ik heb ze nooit geluk gegeven.
Dat ken ik immers zelve niet!
Nu loop ik heel alleen te zwerven,
Al wordt het me soms wat te kras,
Ik heb geen aanspraak en geen liefde.
Daarvoor ben *k steeds to slecht bij kasütl
M'n handeltje wordt uitgelachen,
M'n eerlijkheid was nooit in tel,
*k Sta met m'n mager hangertronia
Gedwee te wachten aan de bel!
M'n kinders hebben me vergeten.
Omdat ik niet kon zijn als zij.
Omdat ik hen te schande maakte,
Als houpost van de maatschappijn
Ik zal m'n eindje nog wel halen,
Al weet ik weken soms niet hoe,
Dan voel ik me zoo bang en triestig,
Zoo stuntelig en zenuwmoe.
Dan zie ik m'n begrafenisje,
M'n weggemoffelde armengraf
En och, per slot is dat nog *t beste....
Dan ben ik.eindlijk schooier af 111
Nadruk verboden.
Sept. 1922. KROES.
PRECIES OPGEVAT.
Agent tot twee dronken mannen: Weet gij
wel, dat het verboden is om 's nachts bij hel
naar huis gaan zoo'n leven te maken?
Ja maar, wij gaan nog niet naar huis, nog
lange niet, nog lange niet
HU HAD ZIJN ANTWOORD KLAAS.
Verbolgen oude heer, tot een jongen die een
juffrouw met koolstronken gooit: T^ijjir«» aap,
ik wou dat ik je vader was!
Jongen: Dat kan direct gebeuren, mijnheer,
want mijn moeder is weduwe.
NOGAL LOGISCH.
En hoe dikwijls, vroeg de vriendelijke
oude heer aan den slager, slacht u nou wel
een varken?
Wel, natuurlijk maar één keer, luidde het
hoogst verontwaardigde antwoord.
OOK NIET DOM.
Onderwijzer heeft het tijdens de les over da
beteekenis der kleuren. Wit, zegt bij, is de
kleur der vreugde. Een bruid is immers steeds
in het wit gekleed. En zwart is de kleur van
rouw.
Jantje: Loopen de mannen daarom altijd ixl
het zwart, als ze trouwen, meester?
HET BESTE MIDDEL.
Inspecteur, die aan een candidaat-poliileagent
een examen afneemt:
Wat zou je doen, als je opdracht kreeg een
opgewonden menigte te verspreiden?
Wel eenvoudig met mijn hoed rondgaan,
was het antwoord.