illiitii Bitlis-
Uitmuit-LnilniHil
Voor Hen die vielen.
11.ux
Dinsdag 17 October 1922
65ste Jaargang. No. 7113.
Uitgeverij N.V. v.h. TRAPMAN Co, Sctiagcn
EERST.'*, BLAD.
SCHAGER
a
coïeM
Dit blad verschijnt viermaal pev week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag on Zaterdag. BIJ inzending tot 's morgens 8 «ur, worden Advor-
tentiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF no. 20
Prijs per 3 maanden 11.65. Losse nummers 8 cent, ADVERTIÏN-
TIöN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 .cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte berekend»
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN
liet was Zaterdag voor Den Helder, Ja voor de
jeheele Marine in on* vaderland een gewichtige
lag, een dag van hooge beteekenis en diepen zni.
Dien dag toch immer* zou onthuld worden het
ledenkteeken dat op de Hoofdgracht was opgericht
/oor allen die ln de oorlogsjaren hun leven voor
{oningin en Vaderland hadden gelaten.
Het zou zijn een vaderl&ndsche betooging, een
ilgemeen blijk van sympathie aan de Marine,
.vaaraan mode liet behoud van het Vaderland
nangt. Hot was een betuiging van diepen wee-
nood, maar ook van groote erkentelijkheid aan de
nagedachtenis der mannen die hun leven hebben
^egeVen voor Nederland.
En het wae door het ijverig en toewijdend wor-
ken van een comité dat deze dag zoo volkomen
aan het hooge doel heeft mogen beantwoorden.
Toen het Zaterdagmorgen tegen de. aankomst van
trein 9.40 liepv was het op het Stationsplein een
va et vient van gro'ote levendigheid.
Deze trein toch zou aanbrengen de familieleden
van de gevallen slachtoffers. Met hen zou een be
zoek gebracht worden aan het kerkhof te Huisdui
nen, waar de gevallen zeehelden rusten.
In een lange rij van automobielen, door de
eigenaars bereidwillig beschikbaar gesteld, gaat
het onder het luiden der kerkklokken door een
dichte haag van menschen naar Huisduinen.
Op Huisduinen is het eveneens een dichte me
nigte die gtuigeni* wil af1 eggen van haar meevoe
len op dezen dag.
Rondom het graf van de verongelukten van de
Frans Naerebout, die op 2 Mei 1918 door een mijn
werd getroffen, verzamelen allen zich. Hier liggen de
matrozen Hoek, Schenk en Arends, de zeemiliciens
Haavekost en Erkelens en de stoker Verharen, Jn
andere graven liggen de zeeloods Haven, schipper
Van der Haan, de zeemilicien De Jong.
En het is daar dat de vlootpredikant Ds. War-
ners weemoedige maar ook opbeurende woorden van
gedachtenis en hulde spreekt. Ds. Warners noemt
dit moment aan het graf een nationaal moment
en als een compositie moest worden gemaakt, zou
deze compositie moeten .zijn een mengeling van een
snik en een juichtoon. Spr. brengt hulde aan den
heer J. Heijboer, oud-marineman, penningmeester
van het Hoofdcomité, die een vader is voor de wee
zen en echtgenoot voor de weduwen.
Met een wijzen op 'God, diens wegen' zijn ondoor
grondelijk, maar die in Hem gelooft zal geen raad
selen vinden, eindigt Ds. Warners zijn treffend
woord.
Daarna worden door de naaatbestaanden en o.a.
ook door den Burgemeester namens het Gemeente
bestuur en het Hoofdcomité kransen op dit graf
gelegd. Ook op de andere graven, waarin eveneens
gevallenen rusten, woeden kransen gelegd en een
woord van weemoed, hulde en opbeuring gespro
ken.
En hiermede is deze werkelijk aangrijpende plech
tigheid geëindigd1 en keoren allen naar Den Hel
der terug.
o
De stad krijgt steeds meer levendigheid. Van alle
kanten komen de menschen opdagen, die zich in
hoofdzaak voor het station in dichte rijen opstellen.
De eerewacht der adelborsten onder kapitein
Van Dorren, betrekt haar post.
Zangers en zangeressen die aanstonds onder lei
ding van den. heer Leeuwen* en met begeleiding
der Marinemuziele onder Ter Hall een cantate zul
len uitvoeren, zoeken hun plaatsen.
Autoriteiten komen iu auto's aan, de loden van
het Hoofdoomltó mevrouw De Boor—Jcngkee-, en
de heerèn K. Oortgljzen, J. Zwart, H. C. M. Nijpols,
J. Delgorge en W. Biersteker zijn present en weldra
is alles op post om H. M. de Koningin en' Prins
Hendrik te ontvangen.
De Koninklijke trein is precies op tijd en weldra
hoeft de ontvangst op het perron plaats.
De commandant van de Stelling Helder Schout
bij-Nacht C. Fock, Luitenant-Kolonel Van B« s,
garnizoens-commandant en Burgemeester Houding
ontvangen de hooge bezoekers.
De burgemeester stelt de dames en heeren van het
Hoofdcomité voor en mevr. C. de Boer-Jongkees over
handigt Koningin en Prins een keurig ui
voerd programma van den dag.
De Gelderland lost zijn 35 saluutschoten, vlieg
machines circelen door de lucht en onder de tonen
van de muziek stapt Hare Majesteit en de Print
mot hun gevolg het in helder zonlicht schitterende
stationsplein op.
Een hartelijk hoera weerklinkt en Hare Maje
steit inspecteert de eerewacht. De auto's worden be
stegen en daarna geeft da heer Leeuwens het sein en
heldor weerklinken de eerste tonen van den Wel
komstgroet, gezet voor gemengd koor en orchest-
bogeledding door den heer Hazehroeck.
Frisch klinkt het: Heil U, heil U Koninginnel Dio
mot wijs beleid regeert, enz. en deze welkomstgroet
slaagde uitstekend.
Hierna word gereden naar het Raadhuis in een
lange rij -van auto's. Langs" den weg stonden de
sportverenigingen opgesteld, die met hun vlaggen
en banieren aan alles nog meer kleur en leven ga
ven.
Ten stadhuize werd Hare Majesteit en de Prins
door Burgemeester Houwing ontvangen. De burge
meester sprak de Koningin toe en herinnerde hierbij
in hoofdzaak aan den economischen toestand der
f;emeente. Het streven was om behalve de bron van
nkomsten die de Marine aan stad en inwoners gaf,
ook nog andere bronnen van bestaan pogen aan te
boren. Het gemeentebestuur was naarstig in het
stroven daar naar en het gemeentebestuur had daar
voor reed* ingeroepen do steun der regeéring en
bracht dat thans ook gaarne onder do persoonlijke
aandacht van Hare Majesteit.
De Koningin bedankte voor de woorden van wel
kom en voor de geestdriftvolle ontvangst. Met be
langstelling had Hare Majesteit de uiteenzetting
van de economische toestanden gevolgd en met vol
doening werd vernomen dat getracht werd de moei
lijke omstandigheden die de tijd thans brengt, te
overwinnen. Geve God dat die toekomst eenmaal
voor Den Helder, ja voor geheel ons vaderland ge
luk en voorspoed moge brengen.
Met de aanwezige raadsleden onderhoudt de Ko
ningin zich vervolgens, naar alles wortd belangstel
lend geïnformeerd. Het uitbreidingsplan wordt be
keken. Door mej. Houwing werden bloemen aan
geboden.
o
Vanaf het Gemeentehuis wordt een heele rit door
de gemeente gedaan. Vele straten worden doorge
reden en het was met dit heerlijke herfstweer werke
lijk een prachtige rit. Het eindpunt de Hoofdgracht
i werd bereikt, langs den buitenkant waar een paar
schepen de Gelderland en de Zeeland gepavoiseerd
liggen. Daar rondom liggen nog enkele andere
kleine vaartuigen. En het is een bijzonder aan-
jtrekkelijk en vroolijk gezicht, die talloos veelltleu-
rige vlaggetjes en wimpels wapperend in den
wind. Het blijft daar buiten in Den Helder steeds
aoo mooi.
Maar wij bereiken weldra het kjarinepaleis, stap
pen daar uit en door den tuin bereiken wij het Ha
venplein. Hare Majesteit, de Prins en gevolg zijn
daar juist aangekomen. Zij worden daar begroet
door leden van het. Hoofdcomité.
En het is met een spontaan gejuich dat de hqoge
bezoekers worden begroet door de dicht opeen ge
pakte menigte. Daarna is het stil als de Koningin
die diep in het zwart is, naar de verhooging wan
delt, waarop verschillende zetels staan opgesteld.
De Ministers van Marine en van Oorlog, benevens
de Commissaris der Koningin der Provincie Noord-
Holland, zijn ter ontvangst present. En het is hier
dat de heer KI. Oortgijzen. vice-president van hot
comité. Hare Majesteit en den Prins toespreekt. Ir
een korte rede zet hij de geschiedenis van het Comité
uiteen en brengt woorden van dank vooral aan den
beeldhouwer A. G. Lam, die het monument heef*
gemaakt.
En het is daarna dat Professor Blok uit Leiden,
in toga het spreekgestoelte beklimt en de voleende
Gedenkrede uitspreekt:
Wij zijn niet hier bijeengekomen om een luidruchtige
vaderlandsche betooging tc houden noch om in feesle
lijke stemming blijk te geven van sympathie mei onze
Marine als militaire instelling, waaraan mede het behoud
van het Vaderland hangt. Wat ons burgers van Neck -
land, hier te zamen brengt zonder onderscheid van
partij of maatschappelijk en stand, is de behoefte om
bij de onthulling van dit gedenkteeken, op initiatief
van een met energie en toewijding werkzaam ComiLé
opgericht door de natie te getuigen van onzen diepen
eerbied voor de nagedachtenis van die officieren, onder
officieren en manschappen, vrijwilligers of wel tot
tijdelijken militairen dienst verplichten onzer Konin
klijke Marine, die tijdens den Wereldoorlog hun leven
hebben gegeven voor liet welzijn, ja wij mogen wel
zeggen, het onafhankelijk voortbestaan van ons dierbaar
Vaderland.
Hulde willen wij brengen aan die mannen, van ver-
j schiUenden rang en stand maar één van hoogen zin,
I trouwe kameraden, broeders in het gevaar, slachtof
fers van plichtsbetrachting bij de verdediging onzer
Vaderlandsche kust en van hare bewoners tegen mijnen
gevaar, bij het zorgvuldig waken tegen mogelijke schen
ding onzer onzijdigheid tijdens dien oorlog. En behalve
die hulde willen_ wij gezamenlijk een oogenblik van
rouw doorleven, van diepgevoelden rouw over „hen,
die vielen" en die nog zooveel hadden kunnen zijn
voor de nagelaten betrekkingen, die hun lief geweest
zyn en thans bitter treuren over hun verlies, nog zooveel
voor het Vaderland, waarvoor zij hun meercndeels jonge
en veelbelovende levens gaven. Daarom zijn wij hierheen
opgegaan, daarom alleen.
Hulde en dank is reeds herhaaldelijk gebracht aan
onze landBregeering van die moeilijke jaren,' die onder
beleidvol, moedig en bemoedigend voorgaan onzer Ko
j nlngin zoo krachtig ia opgekomen voor hel goed recht
I onzer onzijdigheid, met zooveel zeemanschap heeft weten
Idoior te zeilen tusschcn de gevaarlijke slroorningen en
klippen, die haar dagelijks Dank h pers^ou-
i lijk' door onze Eerste Landsvrouwe gebracht aan enkele
I zoo zwaar getroffenen, in wier vadcrloozé woning, aan
wier sterfbed zij kwam troosten. Hulde en dank is
I terecht gebracht aan Leger en Vloot, aan „het Volk
in de wapenen". Nog onlangs heeft Uwe Majesteit dank-
1 bare hulde bewezen aan de arme Scheveningsche vis-
schers, die het leven verloren bij het uitoefenen van hun
gevaarlijk maar vooral toen zoo nuttig bedrijf. Van hulde
en dank spreken de Gedenkbank voor den ridderlijken
De Jongh, de Gedenkplaat voor Luden.
Thans willen wij in diepen ernst hulde en dank
brengen aan hen, wier namen op den zuil gegrift staan,
en in en mèt hen aan de Koninklijke Nederlandschc
Marine voor wat zij in het bijzonder in die moeilijke
jaren heeft verricht ten bate van het Vaderland
Terwijl ons Leger aan dc grenzen en in de stellingen
van het begin tot het. einde gereed heeft gestaan om 's
vijands aanval onmiddellijk af te werén met alle be
schikbare krachten in, naar het soms scheen, eindelooze
en daardoor gevaarlijk ontzenuwde afwachting van wat
zou kunnen geschieden en, wij welen het nu
i wel allen, herhaaldelijk bijna geschied is, heeft onze
Marine, mèt het Leger samen niet alleen op en achter
(onze duinen onafgebroken de wacht betrokken, turend
op den lichten dag en in den donkeren nacht, bij storm
en onweer in de woelige zee naar altijd mogelijke
vijandelijke pogingen van onze onzijdigheid te schenden
oi zelfs ook dat was mogelijk onze kust onver
wachts aan te vallen.
Onze Marine heeft in alle stilte, in alle bescheidenheid
nog veel meer gedaan dan dat: zij heeft dag en nacht
uitputtende patrouilledienst verricht op onze kusten, op
kruisers en torpedovaartuigen, op duikbooten en open
oarkassen; zij heeft door haar behoedzame maar tevens
onvervaarde begeleiding van koopvaarders f de smalle
tusschen de mijnvelden der Noordzee nog opengebleven
verkeerswegen, langen tijd de mogelijkheid geschapen
van de voortzetting, hoe dan ook, van onzen overzce-
schen handel, van onze verbindingen met ons Indiö, zij
heeft door haren onvennoeiden heldenkamp tegen "dat
vreeseb'jke oorlogswapen, 'de zeemij n, onze kusten en die
koopvaardij taUooze malen weten te beveiligen tegen de
schnoimelijKste gevaren; zij heeft, in dien laatsten kamp,
wij mogen zeggen op geniale wijze, langs den weg der
theoretische wetenschap zoowel als langs dien der hoogst
gevaarlijke praktijk, middelen gezocht en gfevonden om
die zeemonsters te beteugelen, ze te vernietigen. Térwijl
het Leger onder beproefde leiding jaren achtereen in
meesterlijke zelfbeheersching piet Eet geweer op acbou-
ÏWEES MAAR GERUST
MEVROUW
^pOEÏVOlrtlE^bE UEYEÏTS
Z££P MY
'FABRlKAWTIlt VAfl
SUftUGKT ZEEP
der tot het laatste toe paraat is gebleven tegenover
dringende gevaren, heeft onze Marine, in misschien nog
meer zenuwspannenden, afmattenden, steeds actieven
dienst dc bewondering gewekt van wie kennis namen
van hare daden, zonder ophef, in stilte volbracht, in
grootste zelfbeheersching ook zij. Zonder ophef, in
stilte en daardoor zelfs door den landgenoot, behalve
in buitengewonen indruk makende gevallen, weinig opge
merkt en niet alfijd gewaardeerd in die mate als zij
het verdiende.
Onvermoeid is vooral de' strijd gestreden tegen de
zeemijn en het overigens nog betrekkelijk kleine getal
der mannen, die daarbij soms op gruwelijke wijze het
levep verloren, getuigt van het vrecselijke gevaar, waar
mede onze kusten, door die duizenden mijnen van aller
lei maaksel werden bedreigd.
Zonder ophef zijn die 58 mannen géboren Neder
landers en Indonesiërs, schouder aan schouder zoo
als het behoort en de wapens achter op de zuil getuigen
en de velen, die naast hen hebben gestaan in de ure
des gevaars, maar gelukkiger dan zij er het leven
hebben afgebracht en thans ook hier staan zonder
ophef zijn zij allen, hoe weer en wind ook spookten,
onversaagd het gevaar tegemoet gegaah, wetend wat zij
deden, welke gevaren, onbekend gelaten aan de hunnen,
zij liepen, heldhaftig èn eenvoudig zooals het den zee
man, onzen Noderlandschen zeeman niet het minst,
past. Zij, officieren en manschappen, eendrachtig sa
menwerkend ieder in zijn rang en op zijn plaats, zonder
onderscheid zich de evenknieën betoonend onzer „man
nen ter zee" onzer „jongens van Jan de Witt die
Oud-Holland in zoo overweldigenden getale opleverde
voor de vloten der pikbroetRen-admiraals, der Trompen
en De Ruyters, die van zich deden spreken bij Vigos en
Doggersbank onder Almonde en Zoutman, bij Antwer
pen waar Van Speyk de eer onzer vlag met zijn leven
redde, bij Sjimonoseki, waar vóór een halve eeuw
De Casembroot on zijn „Medusa" die eer schitterend
handhaafde. Het Vaderland mag trotsch zijn èn op de
dooden èn op de levenden. Als men hier namen zal
noemen, móet men ze alle noemen, want tegenover de
majesteit van den Dood, zijn allo verschillen, alle fijne
onderscheidingen van verdiensten uilgewischt.
Maar waarom zo uik niet een enkel oogenblik langer
van uwe aandacht vragen om de namen der gevallenen
hier luide over dit plein te laten klinken? Van die
dooden, waaronder er 13 zijn wier lijkwade en graf
tevens dc zee is geworden, die met haar dekkende
golven to£h nog liefdevol hun uiteengeslagen of ontzielde
lichamen omhulde. Gij dan, zeemiliciens Kok en De
Jong al in September '14 bij stormweer overboord gesla-
gjefs; Gï|s luitenant» ter zee BrtnnsrSft en Mixnk, torpedo-
maker-majopf Nijssen, korporaal-torpedomaker Van der
Knaap en matroos eersiö klasse Franeois, gevallen op
het strand bij Wcatkappeile als eerste slachtoffer* ven de
nog weinig békende mijn; Gij, luitenant ter zee Luden,
met den korporaal-torpedist De Jager en de zeemiliciens
Reman», Van den Lishout en Grij'spaardt in onze
Wielingen op de Triton gedood door een mijnongeluk;
Gij, reserve-adelborst Van der Does te zamen met
korporaal Boon, matroos Spanjer, stoker Van Dok
■en zeemiliciens Van Holten en De Jong vergaan met
defensiesloep op de Maas; Gij zeemilicien Van"OeveIcn,
in stormweer: Gij, korporaal Havers, bij een torpedo-
ontploffing; Gij, sergeant-torpedist Van der Meyde, door
een mijnpistool; Gij, sergeant-machinedrijver' Daalder,
door een ketel-ontploffing; Gij, stokers 'Bos, Senaui,
Mardjoeki, Sanib&n. in de machinekamer van de
Lynx droevig omgekomenGij korperaal-torpedist Bo-
gaerts.' in stormweer gevallen; Gij, stokers Van Borkulo,
Graanstra. Van Teylingen, Breedijk door ketel-ontpLof-
fing op de Gelderland omgekomen; Gij, matroos Van
Gelder, op datzelfde schip door een ongeluk gedood;
Gij zeemilicien Wasmus bij Texel omgeslagen met een
vlet en verdronken; Gij dappere redder luitenant ter zee
De Jongh, zelf slachtoffer uwer edeltmoedigheidGij
officier van gezondheid Van Buren, schipper Van der
Ham en landstorm-matroos Sanders, door een mijn-
pistool gedood: Gij, zeemilicien Brouwer, loodsschipper
Vader, zeelooasen Hoek en "Spuy, korporaal-loodsen
Ruig en Le Feber, met uw üooasvaartuig op een mijn
geloopen; Gij, reserve-maóhinist Du Hen, eveneens
slachtoffer ecner mijn,; Gij, dappere loodsbemanning van
de NaereboutKorporaal-kok Ridderhof, matrozen
Hoek, Schenk, Kortlevers, Arends, Broer, zeemiliciens
Haavekost en Erkelens. stokers Grooteveldt en Ver
haren; Gij, matrozen bij het loodswezen Jansen en
Troost, in stormweer verdwenen; Gij, stokers Nellen en
'Blaas, nog ln Januari 1919 door een ketel-ontploffing
gedood.
U allen brengen wij van deze plaats een eerbiedig
saluut, ook namens uw kameraden van alle rangen bij
Marine en Loodswezen, die nog altijd uw heengaan
betreuren en door mijn mond dit woord van afscheid
wcnschten te doen spreken. Hunne stemmen en die
Uwer betrekkingen kunnen evenals "de mijne, U niet
meer bereiken maar toch hadden zij allen er behoefte
aan, dat dit woord van afscheid wordt gesproken bij
dit gedenkteeken van uwe daden en gevoelens.
Dit gedenkteeken ons Comité heeft het dadelijk
begrepen moest hier aan het Nïeuwediep verrijzen,
het Nieuwediep, onze beste oorlogshaven. Hier op het
Havenplein, waar gedurende het grootste deel van het
jaar wind en weer hun rumoerig spél spelen, waar een
enkele maal het zomerkoeltje ruischt langs de boomen
maar meestal de wind blaast en giert en de zee, als
zij spookt, haar schuimvlokken overheen jaagt, waar zij
beukt tegen den zwaren zeedijk hier moest het
verrijzen, hier waar onze dooden zoo dikwijls hebben
verkeerd, waa irvhet voorname middelpunt der marine
werkzaamheid ook tijdens den oorlog is geweest. Van
dit strand plachten onze vlotelingen der 17ae eeuw van
wal te steken naar de Reede ven Texel,, die daar achter
ons ligt, mèt onze Wielingen en Schooneveld de verza
melplaats onzer oorlogsvloten van weleer. Hier zeilden of
(later) stoomden duizenden en nog ééns "duizenden uit,
tot ver over de helft der 19e eeuw, aie onze koopvaarders
bemanden vóór de vaart op degansche wereld, totdat
het Noordzeekanaal andere wegén deed kiezen. Hier
overdekten dan in het voorjaar de witte zeilen van
honderden uitzeilende schepen dagen lang het woelige
Marsdiep, Hier verzamelden zich heldhaftige mensciien-
redders om den bemanningen van op de Haaks of den
Razenden Bol gestrande schepen hulp te bieden. Hier
aan het havenhoofd vloeiden de heete tranen der in
het Vaderland achtergebleven betrekkingen; hier schal
den de juichtonen, die den terugkeerenden het welkom
toeriepen. Ilier zal de nieuwe Zuidcrzee-provincie, die
eenmaal zal opduiken uit het water haar voornaamsten
uitweg naar de Noordzee vinden. Hier vlak bij de zilte
zee, de verleidelijke, de onbetrouwbare, die hunne liefde,
voor de meesten hunner hun dood was hier, op deze
plek moest de voor onze mannen opgerichte eere-zuil
staan.
En hier staat zij nu, in haar treffend-sohere versiering,
zooals Van Lom die ontwierp, herinnerend aan ae
beteekenis van hunnen dood, om voor eeuwen lang de
nagedachtenis te eeren van mannen, die den naam
van het Vaderland hoog hebben gehouden in moeilijke
dagen van strijd.
Wij kunnen niet raden, welke hunne laatste gedachten
zijn geweest. Menschen als ook zij waren, met niets
menscheiijks hun vreemd, zullen die laatste gedachten
allicht zijn uitgegaan naar "hunne geliefde vrouwen en
kinderen, naar hunne ouders en verdere familieleden,
wier lot hen in hunne laatste oogcnblikken zal hebben
bekommerd voorzoover hun de tijd daarvoor zal zijn
gelaten.
Er zouden uit onze eigen landsgeschiedenis voorbeel
den te noemen zijn van helden ,de onvergoteljjke
eerste prins Willem van Oranje met zijn: „Mon Dieu,
Mon Dieu, aie pitié de moi et de ce pauvre peuple",
is er het klassieke voorbeeld van wier laatste woor
den en gedachten,, naar wij zeker weten, uitgingen naar
het Vaderland zelf. Maar wat beteekent aat woord:
Vaderland, dat wij niet zonder trilling uitspreken? Dat
begrip omvat niet maar alleen het kleine grondgebied,
dat Nederland op de wereldkaart inneemt. Het begrip
omvat alles, wat ons als Nederlander/ lief is. Oo&
ja, onze grond, voor een groot deel door den noesten
vlijt onzer eigen voorvaderen „ontwoekerd aan de
haren", voor een ander deel ontrukt aan dorre heide
of ontoegankelijk moeras, opgebouwd als het ware door
onze eigen voorouders. Maar daarnaast omvót het be
grip Vaderland alles, wat ons lief en 'dierbaar is:
onze in vrijheid gevolgde godsdienstige overtuigingen,
onze taal, onze geschiedenis, ons vorstenhuis, onze
van zelfbestuur en persoonlijke vrijheid sprekende staats
instellingen. ons recht, onze kunst, onze wetenschap,
onze nijverheid, onze handel, onze luchten, onze tinten,
onze stad, ons dorp, onze eigenaardige zeden en gewoon
ten, onze gebruiken en onze inzichten, onze nationale
deugden en gebreken, ons eigen huis, onze eigen ver
wanten. Dat alles te zamen vormt, dikwijls onbewust
voor ons gelijk voor hen, die wij hier eeren, het begrip
Vaderland, dat Vaderand, dat wij hier eeren, het begrip
wij ik beu cr overtuigd van liever alles ten olfer
zouden brengen dan het te verliezen, waarvoor ook
deze dooden het offer brachten van hun leven, in het
ondeelbaar oogenblik van hun heengaan, misschien half
bewust, in ieder geval iets van dat alles gevoelend. Met
berusting in hun Lot? Met vertwijfeling denkend aan
de hunnen? Wie zal het zeggen? Wie zal het geheim
dier heilige laatste oogenblikken kunnen oplossen?
Maar dat zij liet cffer brachten, staat vast als een
rots En tegenover dat zware offer heeft ook het Va
derland, hebben ook wij, die voortleven in de ge
meenschap. waarvoor zij gevallen zijn, den duren
plicht te vervullen van te zorgen voor hen,, die zij na
lieten. En die plicht willen wij niet verzaken.
Maar niet alleen door dat offer zelf. ook door het
voorbeed, dat zii cris en onze nakomelingen gaven,
hebben zij recht op enze dankbaarheid: door het voor
beeld, dat zij schonken, het voorbeeld van trouwe
plichtbetrachting tegenover het Vaderland, tegenover
de volksgemeenschap, waarvan zij eenmaal deel uit
maakten. Wij. hebben her vernomen: het plan be
staat bij ons Comité, en ik moet hier de namen
noemen van de heeren P. J. Jager en Ileyboer, die
reeds zooveel hebben gedaan, Voor deze zaak, voor
andere marine-zakeni voor de weduwen en. weezen
der gevallenen^ als broeders samenwerkend voor een
schoon doel, tot stichting van een blijvend fonds
voor Marine-rampen, dat zeker ons aller sympathie
\erdient, Dat zial een schoone vorm zijn voor onze
dankbaarheid. Wij mogen overtuigd zijn, dat het
door onze dooden gegeven voorbeeld zal nawerken
niet in onze Marine, maar onder allen, die het Va
derland lief hebben met hart en ziel en zich bewust
zijn van de gevaren, die onze door den wereldoor
log tot in de diepste diepten ontwrichte maatschap-
oij. die ook ons Vaderland nog dagelijks bedreigen
met inzinking en verval. Wij hebben allen, de gan-
sche wereld heeff behoefte aan zulke voorbeelden.
Niet alleen in onze Marine, Het zijn voor haar mo.ei-
liike tijden. Hoort men. niet m breeden kring woor
den van moedeloosheid omtrent hare toekomst?
Verneemt men* r.iet talrijke stemmen van, hen, die in
tu og-ideale verwachtingen lovend, meenen dat de
„eeuwige vrede" in zicht is. waarin woorden als .oor-
loc", „leger", „marine", herinneringen zullen zijn
aan voorgoed vervlogen tijden? Mocht het zoo kun
nen zijnmaar wat wij om ons zien gebeuren,
geeft, helaas, weinig moed in dit opzicht.
Doch het is niet hier de plaat9 noch do gelegen
heid om op deze vraagj in te gaan. Een ding is zeker,
één ding moet en zal door alle Nederlanders, van
welke partij oi gezindte ook, worden erkend; als er
sprake is van de beteekenis, die onze Marine voor de
natie, voor het Vaderland heeft, dan zal men me'
trots en dankbaarheid mogen wijzen cp1 deze zuil, op
de mannen, wier namen daarop zijn gebeiteld, op de
hcoge geestesstemming in ons volk, waarvan zij het
b'ijvende gedenkteeken wil wezen.
De eerezuil, zij j redike opnieuw, ook in onze droe-
\ige tijden van beroering, van onzekerheid, van ver
wildering in vele opzichten het uit do klassieke Oud-