ROMMËLKRUID.
Bif Grootvader.
Even pfegtig, echter meer in den smaak van ten
strijde trekkende kruisvaarderen, was de optogt
der jongelingen. Deze voerden een' geharnasten
mam met eene knods gewapend, ecne witte roos
beschermende, in hunne heervaan (B), en droegen
den naam van beschermers der Hozen. Ook. zij
bragten het overige van den dag in gulle vreugde
door; ook zij begaven zich naar het bierhuis, bij
den witten Paal, en vermaakten zich alsdan, het
zij met kaatsen of kegelen, of wel met het schie
ten naar de gans; en hij, die alle anderen daarin
overtrof, was ditmaal de koning van het gtzcl-
sehap, en het volgende jaar dè aanvoerder naar
den gewijden put Tegen den avond haalde elk
hunner, het meisje- door hem te voren gevraagd,
van haar huis af. En nu werd het feest gewoon
lijk in den hof vervolgd; daar wijdde men zich
dün aan zang, dans en snarenspel; van daar
dit nog heden bier een dusdanig gfczöschap gezegd
wordt een hoQc te houden.
Bij al deze en andere feesten was Johan, de
eenige zoon van den vrijheor dezer plaats,
eenen tijd lang, een der voornaamsten. Op hem
volgde Michaël Krok, de zoon des rcklors; dan
des burgemeesters zoon, Pieter Adriaans*, bij
genaamd Hoogland, en eindelijk Willem Jansz.,
bijgenaamd Hofla&n. Deze vier aanzienlijke
jongelingen waren degenen, welk bij al deze
gelegenheden den toon gaven, waarnaar al de
anderen zich vrijwillig schikten. Vele. zeer vele
gevoegelijke stonden bragten deze jeugdige
mcnschen in onschuldige vreugde en onderlin
ge vriendschap door; maar, helaas! hoe onbe
stendig zijn alle ondennaansche genoegens!
(IX Deze put b, hoezeer gedempt, nog aan
wezig.
(2X Weder door een andere hand ingevoegd.
(3). Insgelijks ingevoegd.
(4). Destijds eene opeae plaats, doch nu eene
pacht, wdkc men nog heden het Rens-gas noemt.
15). Almede later ingevoegd.
pX Nog heden het wapen dezer plaats.
Wordt vervolgd.
DE ROOKPLAAG.
In ons land heeft men ook in de groote
steden minder last van de rookplaag dan in
de groote steden van Engeland en Amerika,
waar een ongelooflijke hoeveelheid roet, kool
zuur en xwaveligzuur boven de stad uitge
spreid wordt. In Londen, New York en alle
groote plaatsen van Amerika zijn twee oor
zaken, die den last grooter maken dan bij ons.
Ten eerste zijn er veel meer fabrieken van
allerlei aard en ten tweede is men veel ver-
HOE WERKT EEN BIOSCOOP?
Een jongen vroeg mij in een brief, hoe de
bioscoop eigenlijk werkt. Ja dat is niet in een
paar woorden te zeggen, maar ik zal probeeren,
om de zaak duidelijk te maken.
Als iemand loopt, tilt bij zijn been op, buigt
de knie, strekt de knie weer, zet de voet op
den grond, tilt au zijn andere been op, buigt
daarvan de knie en zoo gaat dat steeds door.
De beweging „loopen" bestaat dus uit een
groot aantal onderbewegingen. Niet alleen Joo-
pen", maar elke beweging kan men zoo in oen
opeenvolging van eenvoudiger bewegingen om
leden.
Op een doorzichtig lint, film genaamd, kan
men. met behulp va» een daartoe ingericht fo-
tografieto'-stel, een boeleboel kleine fotograf!e-
tjes maken van al de onderbewegingen van
een of andere beweging, b.v. loopen, spreken,
zwemmen, enz.
In een soort van tooverianiaarn worden deze
fotograf!etjes stuk voor stuk vertoond, echter
zóó snel achter elkaar, dat het schijnt alsof op
het doek, een man werkelijk loopt, of zwemt,
of spreekt. Staat de film stil, dan beweegt het
beeld ook niet. Met een draahnachine worden
de afzonderlijke beeldjes van de film telkens
vcor den lens van het toestel getrokken, en
vervolgens weer er voor vandaan. De film is
buigzaam, zoodat hij om een spil kan worden
gedraaid!
Begrepen?
kwistendcr bij het stoken in huis. In Engelana
gebruikt men steeds het gezellige, maar vree-
selijk rookende en koolverelindende open
vuur en in Amerika stookt men de huizen tot
een temperatuur die dicht in de buurt van 80
graden ligt, terwijl wegens de algemeen in
gebruik zijnde centrale verwarming ook gan
gen, trappen, slaapkamers, etc. verwarmd
worden. Do roetplaag is in Amerika in de laat
ste jaren ook nog vergroot, doordat de bijna
niet roetende anthraciet veel duurder werd
en moeilijker te krijgen was. Vooral tijdens
en na de laatste staking in de „hard coal"
mijnen is het gebruik van steenkool („soft
ccal" of „bituminous coal" sterk toegenomen,
zelfs al verbieden enkele stedelijke verordenin
gen het gebruik. De kranten hebben dit aan
getoond dcor foto's te publiceeren van schoor-
steenen in de stad, die ware rookwolken uit
bliezen.
Als eerste gevolg van de roetplaag merkt
men, dai in de groote steden ook in den zo
mer hooi wat moer zwarte kleeding gedragen
wordt (ook door dames) dan wegens de absorp
tie der zonnestralen wel wenschelljk is. De
kosten voor do wasch zijn echter zoo hoog,
al wascht in N.-Amerika ook 90 der bevol
king in huis, dat ze niet verhoogd mogen
worden door het dragen van lichte kleeren.
Nevelvormig en minder licht in de steden is
ook een der gevolgen, die op gezoadheid en
beurs een nadeeligen invloed oefenen.
Het gebruik van steenkool, die door de roet
ook de etccnen gebouwen al zeer snel erg
onooglijk doen worden, heeft een tweede na
deel, dat zich ook sterk aan de steenen ver
toont. Steenkool is n.1. sterk zwavelhoudend,
zoodat bij het verbranden zwavel-dixoyde ont
staat, dat in samenwerking met water sterk in
den steen kan inwerken. Men heeft uitgere
kend, dat jaarlijks in Londen evenveel zwa-
veligzuur in de lucht komt, als overeenkomt
met 80.000.000 K.G. zwavelzuur. Deze enorme
hoeveelheid werkt zeer langzaam op de stee
nen in. Dit kan wel verhinderd worden, maar
dan moeten die steenen een speciale behande
ling ondergaan en de kosten hiervan zijn zeer
aanzienlijk, zood&t het eerder noodzakelijk is
om bet ontstaan van roet en zwaveligzuur te
beperken. Dit kan gebeuren door het bevorde
ren van het gebruik van anthraciet en van
cokes, hetgeen kan verkregen worden door een
krachtige campagne. Het is een teekenend feit,
dat toen in den staat New York een kolen-
dictator benoemd moest worden met zeer uit
gebreide macht, om een katastrofe voor den
aa. winter to voorkomen, dat toen de cokes-
fabrieken «n de buurt van New York klaag
den over de enorme voorraden cokes, die ze
maar niet aan de bezitters van centrale ver
warmingen kwijt konden, zelfs niet tegen
zeer lagen prijs. Cokes geeft geen roet en heeft
bovendien het voordeel (vooral de brechcokes
"der cokesfabrieken) dat het zwavelgoh<e zeer
laag is, zoodat er vanzelf een veel lager ge
halte aan zwaveldioxyde in de lucht komt.
Naast de gewone cokes kan ook gebruik ge-
Het opschrift „Bij Grootmoeder" van de vorige
week was een drukfout. Het moet zijn:
Vervolg.
„Ben je moe, vent?" vroeg Grootvader be
zorgd.
„O, hij is zoo'n zwak stumpertje, dadelijk is
hij moe", zei Loes, voordat Henk had kunnen
antwoorden.
De jongen kreeg een kleur. „Niet zoo heel
erg, grootpapa", zei hij bedeesd;
„Nu kindertjes, we zijn er", zei Grootvader,
toen t rijtuig eindelijk stil hield, „welkom in
mijn huist"
Juffrouw Jansen opende zelf de deur; Groot
vader wist, dat dit een heele opoffering voor
haar was. Zij hield er niet van, om zelf open
te doen, en deed het anders nooit.
„O, daar heb je Jansen", zei Loes.
Vol ergernis keek de huishoudster haar aan.
„Waar heb je die manier van spreken ge
leerd?" vroeg ze boos.
Loes lachte. „O juffrouw, daar moet U maar
niet boos om wordert Dat is zoo een gewoonte
van me, om sommige menschen alleen bij hun
familienaam te noemen".
„Maar een heel verkeerde gewoonte" zei
Grootvader ernstig. „Ik hoop Loes, dat je dit
maakt worden van de halfcokes, die verkre
gen wordt volgens moderne methoden van
droge distillatie, waardoor andere en betere
bijproducten verkregen kunnen worden, of
dezelfde als nu, maar in grootere hoeveelheden.
Al is een zwakke rookpluim aan den schoor-
steen der fabrieken meestal wel wensdhelijk,
de zware pluimen zijn steeds een teeken, dat er
verkwistend met brandstof Wordt omgegaan,
terwijl ze om boven aangegeven reden zeer nar
declig zijn voor de omgeving. Vermoedelijk
zullen do slechte tijden wol een grooten in
vloed hebben op het verbeteren van de stook-
inrichtingen der industrie, zoodat dit euvel
wel sterk zal verminderen. De narticulier weet
eebtor ook in ons land nog niet veel van het
zuinig stoken in buis af en het zou wenschelijk
zijn. wanneer voortdurend de aandacht erop
gevestigd werd, dat door zuinig en rationeel
stoken zoowel de eigen beurs en gezondheid,
als het algemeens belang gediend wordt.
Hdbld.
BIJGELOOF EN GENEESKUNDE.
Volgens een oud^ bijgeloof kan de beet van
een of ander dier het bes* genezen worden door
het dier zelf, dat de wonde toegebracht heeft.
Misschien leeft dat bijgeloof hier eif daar nog
wel bij sommige eenvoudigo menschen, maar-
algemeen is het niet meer jn dezen verlichten
tijd.
In vroegere eeuwen evenwel werd er vrij al
gemeen groote waarde aan toegekend, wat uit
de volgende versregels van den Zeeuwschen
dichter Jacob Cats blijkt:
„Wanneer oen schorpioen een herder heeft
gesteken,
Dan grijpt het schuldigh beest, maar niet om
hom tewreken.
Hij legt het op het deel daer hij in was gewont.
En na een korten tijd het lit dat is gezond."
Was iemand door een dollen hond gebeten,
dan moest hij om spoedig to genezen, het haar
van dien hond op de wond leggen of een stuk
van diens lever opeten.
In Oldenburg liet men de lover van den dol
len hond geheel varkolen en gaf iemand, die
door het beest gebeten was, een boterham te
eten, bestrooid met de tot poeder gewreven ver-
kooldo lever.
In Egypte werd het ruggemerg uit den gedoo-
den dollen hond genomen. Men maakte daar
van oen deeg. en wreef er hot lichaam van den
gebetcne geheel mee in.
In deze streken en vooral in Vlaanderen
werkte men meer met het haar van den. dollen
hond, dat op de wonde gelegd werd. Een be
kende geneeswijze bestond ook hierin, dat men
een ei met de schaal fijn stampte en daarin
het haar mengde onder toevoeging van suiker.
Een ander Vlaaansclu recept, dat we in zijn
oorspronkelijke spelling hier weergeven, luid
de:
Teghen het bijten van een dollen hont: Neemt
van U eijghen water en wast er die wonde me
de ende dan neemt haer vanden selven hont
ende legghot ende bindet scer wel op die voor
schreven wonde."
goed zult onthouden, en die gewoonte voor goed
afleert!"
Henk zei beleefd: „Dag juffrouw", terwijl hij
haar de hand toestak. Dat beviel haar beter en
ze antwoordde: ..Dag Hendrik!"
Loes stootte Henk aan. „Zoo ga ik je voort
aan ook noemen, Henkie," fluisterde ze. Groot
vader schudde het hoofd.
Toen ze de kamer binnentraden, liep Loes
dadelijk naar de ramen, om naar buiten te zien
„Wat een manieren, wat een manieren",
dacht juffrouw Jansen, terwijl ze koffie schonk
„Wanneer komen Oom en Tante, Loes?"
vroeg Grootvader.
„Volgende week Dinsdag, Grootvader!" was
het antwoord.
Loes' en Henk's oom en tante waren nog niet
naar Indifi vertrokken, maar ze hadden hun
neefje en nichtje al naar grootvader gestuurd,
daar de kinderen met de drukte van inpakken
hen maar in den weg liepen
,We zullen hopen, dat *t dan net zulk weer
is als nu!" ze! grootvader.
,,'t Vriest", zei Loes. „Misschien kunnen we
schaatsenrijden
Wordt vervolgd.
Brieven deze week zenden naar L. Rogge
veen, Loet 41, Schagenl
Een dergelijke vieze en hoogst gevaarlijke ge
neeswijze paste men voor eenige eeuwen terug
toe, om zich te vrijwaren tegen de gevreesde
ziekte hondsdolheid, natuurlijk zonder baat.
De uitvinding van Pasteur heeft het eerst
mogelijk gemaakt, de riekte werkelijk te gene
zen. In 1885 heeft de groote Pasteur voor 't
eerst een jongen, die door een dollen hond ge
beten was, met een door hem uitgevonden se
rum ingeënt. En met goed gevolg. Na dien tijd
zijn' er duizenden met dat serum behandel den
nog heden past men de oorspronkelijke metho
de van Pasteur met groot succes toe. .Volgens
nauwkeurige statistieken zijn van 1885 tot 1905
in 40 instituten „Pasteur" meer dan 100.000 per
sonen geënt en is daarvan slechte V» pet, on
danks de behandeling, aan hondsdolheid ge
storven. M.
VOORHEEN THANS.
Men kon koopen voor L000 mark: voorheen
20 costumes, thans 1 vest; 900 mark—1 piano
1 paar kinderschoenen. 700 mark—5 kilo zil
ver—5 kilo lood; 500 mark1 woninginrich
ting2 paar wollen kousen; 400 mark1 koe
pond boter; 100 mark1 naaimachinenog
geen klosje garen; 50 mark1 zijden japon— 1
zakdoek; 5 mark—1 kistje sigaren2 sigaret
ten; 1 mark—1 middagmaal1 spijker.
DE HOUDING BIJ HET SLAPEN.
De natuurlijkste houding van den menach tij
dens zijn slaap is de zijdelingsche ligging, met
opgetrokken knieën. De mensch ia door opvoe
ding en gewoonte vaak van die houding afge
weken, maar bij de dieren vinden we die slaap
houding nog in hun oorspronkelijken vorm! die
voorde verschillende soorten zeer uiteen loopt.
De olifanten slapen altijd en de paarden meee-
al staande. De vogels, met uitzondering van de
eenden en de Indische papegaaien slapen, ver
wijl ze den kop over den rug leggen en den
snavel onder de veeren tusschen vleugel en
romp steken. Ooievaars, meeuwen en vele stolt-
loopers slapen, terwijl ze op één poot staan.
De eenden doen hun tukje op het water ea be
wegen daarbij één poot in een cirkel, om te
voorkomen, dat ze naar den wal afdrijven. Voe
sen en wolven slapen in een opgerolde bending
waarbij de neus de voetzolen haast raakt en
de behaarde staart als deken dient. Hazen,
slangen en visschen slapen met open oogen.
EEN TRAGISCHE GESCHIEDENIS.
Een Duitsch -sportblad vertelt de volgende
schokkende gebeurtenis.:
In het jaar 1913 werd een batervrouw plotse
ling krankzinnig. In haar waanvoorstelling
meende zij, dat zij de boter voor 200 mark het
pond kon verknopen, hoewel ze overal 1 mark
20 was geprijsd.
Zij moest naar het gekkenhuis worden ge
bracht.
Onlangs steeg de poterprijs tot 200 mark.
Dientengevolge waren bij de patiënte geen
waanvoorstellingen meer te constateeren en zij
kon als genezen worden ontslagen.
Direct nam zij weer haar standplaats op de
markt in en wilde, om niet meer voor gak te
worden aangezien, de boter voor 1 mart; 20 het
pond verkoopen.
Als een voor de gemeenschap gevaarlijk
krankzinnige moest zij weer opgeborgen wor
den. in een gesticht
Daar is zij nu in behandeling. Wanneer de
boterprijs weer op 1 mark 20 komt kan zij
weer ontslagen worden en kan de geschiedenis
opnieuw beginnen.
HAHDÏGPOëZUL
Een zeventiende-eeuweche haringkooper had
in zijn winkel het volgende rijm opgehangen,
om zijn waar bij 't publiek aan te bevelen:.
Een pekelharink tank.
Zwaarlijvig, dik en blank,
t Hoofd afgeschilt van boven.
En dan daarbij een stik,
Van roggebrood, wel dik.
Met boter toe gekloven,
Is goede medicijn,
Thriakel kan niet zijn
Zoo waardig om te loven.
Wat dnnkt u, kluiver, van dees kost? Kan t
wonder wezen.
Dat iemand, die met lust een pekelharing
smnlt.
Veel beter is te pas. als die met uitgelezen
En dertle lekkernij zijn gulsig keelgat vult?
Dit zal den Buysxnan ook zeer wel in de ooren
kUncken.
Als schorri-morri loopt met nieuwen haring om
Want d'oude zal dan toch gemenelick al
stincken;
Als nieuwe haring komt. roept ieder:
M. wollekom!
TAND EN VIJLEN.
Het zich laten vijlen der tanden wordt door
de inboorlingen van de Moluksche eilanden be
schouwd als een plicht, waaraan elke vrouw
zich onderwerpen moet vóór het huwelijk, al
thans voor de geboorte van het eerste kind! De
mannen behoeven zich de tarnden niet te laten
vijlen, maar velen doen het wel.
Gewoonlijk onderwerpen de vrouwen ricb
aan deze operatie, als zij voor de eerste maal
zwanger zijn. En niemand denkt er aan zich
er aan te onttrekken, want iedereen is in zijn
ziel overtuigd, dat de bevalling dan een slecht
verloop zou hebben.
De bewerking blijft tot de tanden beperkt. De
kiezen blijven dus ongerept. Maar de tanden
worden alle zoo ver afgevijld, dat men er met
een naald diep in kan steken. Men voelt welk
een pijnlijke geschiedenis dit is.
Gelukkig zijn de inlanders in 't bezit van een
verdoovingsmiddel, anders zou 't onuitstaan
baar worden. Stel u maar eventjes voor: met
een naald diep in de afgevijlde tanden steken,
om van het vijlen zelf nog maar niet te spre
ken.
Dat verdoovingsmiddel bereidt men op de
volgende wijze:
Men steekt een paar klapperdoppen in brand
Zoodra de doppen flink branden, wordt er een
van te voren uitgezochten grooten klapperdop
met een gaatje er in over heen gelegd. De dop
pen dooven plotseling uit, maar geven een
zwarten walm af, die door de opening van den
grooten klapperdop met kracht omhoog stoomt
Daar laat men den walm tegen een hakmes be
slaan, waarvan het als een vettig smeersel af
druipt in een gereed gehouden schelp. Dit
smeersel bevat Inderdaad veel creoscoot, waar
door het pijnstillend werkt, ala het op afgevijl
de tanden wordt gesmeerd.
Niet alle inlanders laten zich de tanden op
dezelfde manier vijlen. Sommigen laten het bij
een afplatten aan den voorkant Maar er zijn
er ook, die zich detanden tot aan het tand-
vleesch heelemaal laten afvijlen. En weer an
deren laten ze spits afvijlen, zooals de tanden
van een zaag.
Het spreekt vanzelf, dat de tanden door ge
noemde bewerking veel te lijden hebben en dat
naar onze Westersche begrippen de Indische
schoonen foei-leelijke tanden hebben, want de
gevijlde tanden zijn nog pikzwart ook vaak, ten
gevolge van het betelkauwen. M.
EEN ALLERNUTTIGSTE TELEFOON IN DEN
TREIN.
Op den stedelijken spoorweg van Hamburg wor
den binnenkort proeven genomen met een nuttig
■oort telefoon. Bij den wagenbestuurder wordt
een micnoloon aangebracht Daarin kan hij duide
lijk den naam van het naderende station of de
eerstvolgende halte afroepen. Hetgeen hij zegt
wordt naar alle wagons gevoerd en kómt daar zoo
duidelijk aan, als riep er iemand in den wagon
zeil een station of een halte af, want bij de uit
monding zijn klankversterkers aangebracht Zoo
worden de reizigers bijtijds en duidelijk gewaar-
schuwd. Hetgeen niet weg zal nemen, dat er altijd
wd weer menschen zuUén zijn, aio toch nog
niet reizen kunnen.
EEN NUTTIG BEEST.
Geen nuttiger beest dan een haai! Hot
vleesch, rijk aan stikstof en fosfor, is lekker
om te eten, of zeer bruikbaar als mest. De
beenderen, gemalen geven ook een kostelijk?n
mest De vinnen zijn, voedzaam en mem Kan
er zijn meubelen mooi mee oppoetsen; de olie
uit de lever is kostelijk; het vel wordt gebruikt
in de spiegel fabricage enz.; van de darmen
maakt uien prachtige snaren; en van het bloed
maakt men lijm voor de schroeven van vlieg
tuigen
Even laehen.
O
DE PRUSGEWONNEN HOED.
Vier met elkaar bevriende heeren kwamen
te zamen een hoedenwinkel binnen om een
nieuwen hoed te koopen. De hoedenwinkelier,
een grappenmaker, die de heeren van aanzien
kende, wilde een grap uithalen, toen de hee
ren wat beteuterd opkeken van de hooge prij
zen.
De hoeren zijn allen getrouwd, nietwaar?
vroeg de man.
Zeker, antwoordden de heeren, maar wat
heeft dat mot den hoed te maken?"
„Wel heeren". zei'de winkelier, ik zal den-
gene onder u, die met goed geweten kan zeg
gen, dat hij nog nooit een vreemde vrouw
heeft gezoend, zoolang hij getrouwd is, een
hoed naar keuze cadeau maken."
De heeren lachten, maar dadelijk daarop trad
er een naar voren:
„Geef dan maar op je hoed", zei deze.
„Hoelang ia u al getrouwd?" vroeg de win
kelier.
„Sinds gisteren", zei de heer ernstig.
En hij kreeg den beloofden hoed.
De langst getrouwde heer vertelde de leuke
mop aan zijn vrouw thuis, die daarop vroeg:
„Maar waarom heb jij dan niet naar den
hood gedongen?"
BEELDSPRAAK.
„De vrijage ia het licht van de liefde", zei de
een poëtisch.
„Zoo", zei de ander, „maar dan is trouwen
de gasrekening."
BIJ DEN DOKTER.
Dokter: „Hebt u mijn raad opgevolgd om te
tellen tot u sliep?"
Patiënt: „Ja. Ik heb tot 26.372 geteld."
Doktor: „En sliep u toen?"
Patiënt: „Neen. Toen was het tijd om op te
staan!"
HIJ HAD VOLKOMEN GELIJK.
Heer: „Mij bevalt de woning wel, maar of ze
mijn vrouw zal bevallen, weet ik niet."
Makelaar: „Neemt u ze! Je kunt tegenwoor
dig makkelijker een andere vrouw dan een an
dere woning krijgen."
DE SLIMMERDS.
De directeur van een circus gaf zijn olifan
ten te drinken en merkte dat er een verkou
den was en hoestte.
Hij nam een emmer water, deed er twee fles-
schen whiskey in, en gaf het aan het dier.
Den anderen dag hoestten alle olifanten.
NAAR WEENEN.
Kellner (in restauratiewagen): „U kunt hier
uw bagage niet meebrengen, mijnheer. Die moei
u in uw coupé laten."
Reiziger: „Dat is mijn bagage niethet is
mijn portemonnaie. Ik ga naar Ween en."
OF ZE GELUKKIG WAS.
Haar vader: „Maar geloof je ook, beste jon
gen, dat je mijn dochter gelukkig zult kunnen
maken?"
Haar verloofde: „Of ik dat geloof? U had 'r
eens moeten zien, toen ik *r vroeg!"
HEDENDAAGSCHE VERDRAAGZAAMHEID.
We mogon graag elkaar becritiseeren.
Vooral bij zaken van publiek belang,
Dan is alleen dat juist hetgeen wij leeren
En eigenliefde zingt haar zegezang.
Dan zijn we trotsch de uitverkoren weters,
Al voelen w© vaak niet waarom en hoe,
We streven duister zwammend naar iets
betere.
Door de bekrompenheid van peuterig gedoe II
We propegeeren slechts de idealen,
Die voor de eigen richting dienstbaar zijn.
De tegenstander moet 't gelag betalen,
We voeren 't liefst de massa aan de lijn.
En als er soms eens iets zou kunnen slagen,
Dat niet met onze grondbeginsels strookt,
Dan wordt er in 1 geheim alarm geslagen,
Dan wordt er zeer bedektelijk gestookt II
We schelden niet als schaat'rende onwijxen,
O neen, we zijn verdraagzaam en beleefd,
Soms gaan we zelfs den tegenstander prijzen.
Voor alles wat hij de gemeenschap geeft.
We rijn heel dankbaar Voor z'n stevig strijden.
Al is zijn ideaal het onze niet,
Al zal 't helaas ontijdig schipbreuk lijden,
Want 't gaat aan eigen leelijkheid failliet!!
En langzaam gaan we onze netten spinnen,
Door ingezonden stukken in een krant,
Dan noemen w' allee vies en voos van binnen.
Met een in schijn gezonden buitenkant.
En of we nooit elkander respecteeren.
Dat laat ons innerlijk gewoonweg koud,
De tegenstander laat z'n laatste veeren.
Die houdt z'n mond gehavend en geknauwd! I
Zoo draalen w* in 't meedogenlooze leven,
Ons onbetrouwbaar rad van avontuur,
We nemen veel en weten niets te geven
De eerlijkheid ie steeds per dag te huur!
Komt! Reikt elkaar ten sterk verbond de
handen.
Van welken stand, van welk geloof ge zijt,
Dan zingt de Hoop haar lied door alle landen,
In vruchten brengende verdraagzaamheid! I
Octobor 1922. KROES.
(Nadruk verboden.)