i UURGENS' PLANTENBOTER De verkiezingen in Engeland. NAAR FINLAND. DE WILDE JACHT Zaterdag 4 November 1922. 65ste Jaargang. No. 7124. TWEEDE BLAD, FEUILLETON. VOEDZAAM li EERLIJ KI VOÜRDEELIG REISBRIEVEN. VI. Nu ga ik van de terugtocht vertellen. Wat zouden we graag nog wat gebleven zijn in dit mooie land. Wij voelden nog niet het minste verlangen naar huis. Maar.... niets aan te doen. Des morgens, ongeveer óm negen uur, komen we uit Vihorg met den nachttrein in Helsingfors aan. Om 10 uur vaart de boot de Birgea Jiirl af. De boot is niet zoo mooi als die, waarmede wij van Stettin kwamen. Maar ze is toch uitstekend ingericht en wij hebben het perfect. Alleen de valuta-verschillen zijn nu in ons nadeel. Wij gaan n.1. over Zweden en Denemarken naar ons .dierbaar IloJland terug. En de Zweedsche Kroon staat hoog, ver boven pari. Maar daarover treuren we niet. Wij moeten genieten. En er is te genieten. Nu varen \ve uren lang door de Finsche Archipel, lang? den Zuid- Westkust door een doolhof van rijkbegroeide eilanden. Dat houdt niet op. Wij stoomen door een .nauwe passage, wij denken in volle zee te komen, soms heeft t er allen schijn van, dat we het gebied der eilanden hebben verlaten, dan maken we een zwenking en we zitten er weer midden fusschen. En dat gaat zoo voort tol de beleende Alaiidseilanden,'welke in de geschiedenis tusscheu Rusland en Zweden zulk een rol hebben ge speeld. ,.i - Napoleon noemde eens Antwerpen het pistool, gericht op de borst van Engeland. Wij zouden do Alandseilan- den kunnen noemen het pistool, gericht op de borst van Zweden. Als een bedreiging uit net Oosten schijnen ze zich te richten naar het Westen. Wie de Alandseilanden in zijn macht heeft, beschikt over 'den toegang tot den Bothnischen golf. Maar historische en politieke beschou wingen zijn wel heel interessant voor den reiziger, de lezer van de Sehager Courant verlangt natuurlijk ih deze brieven iets anders. Welnu, hij kan zich zulk een tocht door die duizenden eilanden niet te mooi voorstellen. Altijd door heeft men behoefte, om zijn bewondering te uiten. En als dan de avond valt en de zon gaat wegzinken in het Westen, als dan een wondere kleurenpracht ons in stille verrukking brengt, als er dan is de donkerwordende hemel boven ons, de zingende zee om ons met hare poëtische eilan den, geworden nu tot vaag te onderscheiden, donkere plekken, waarin hier en daar een klein fei oog schijnt te branuen, als lichtsein voor het schip, danja, dan zwijgen wij en gevoelen ons als levend in een andere wereld, idaji leeren we begrijpen dat de oermensch moest komen tot aanbidding der natuur. Het is 's morgens-' ongeveer 8 uur als wij, na een rustigen nacht aan boord, te Stockholm aankomen. Stockholm heeft den naam een der mooiste steden der wereld t#> zijn, en wordt ook wel genoemd het Venetië van het Noorden. Dat maakt misschien dat er iets' 'van lichte teleurstelling door ons gedoeld wordt, wan neer wij de stad voor ons zien opdoemen. Wc'I' is 't een schitterenden aanblik, die stad, welke als een amphithe- ater voor ons oog oprijst, maar wij hadden er toen meer van verwacht. Of is 't, omdat onze trouwe reisgezellin, de zon, ons nu in den steek heeft gelaten? Het giet regent als we aan wal stappen. Geen nood; er zijn trams, lleel spoedig hebben we er een te pakken. Naar het station. Bagage deponeeren. Op zoek naar een hotel. Goed geslaagd. Hotel de Suède. Fijni Dan op stap. Een plattegrond is spoedig gekocht en dan ligt de stad met al haar geheimen voor ons open. En wij komen al heel spoedig tot de overtuiging dat Stockholm waard is een mooie stad te worden genoemd. Intusschen lacht onze gezellin, die een poosje uit haar humeur was, ons weer vriendelijk toe; de zon breekt door. Wij maken ecen flinke wandeling door de stad en bezoeken „Nordiska Museët", het nationaal' museum. Ik zal u de beschrijving van dit prachtvolle gebouw niet geven, noch u verhalen van het belangrijke, wat daarin te zien is, belangrijk bovenal uit historisch-cullurecl oogpunt. Ik neem u in gedachten mede naar het dichtbij gelegen openlucht-museum. Gij herinnert u mijn verrukking over het openlucht-museum in de nabijheid van Helsingfors. .Welnu, dit Stoekholmsche openlucht-museum, Skansen genaamd, overtreft het Finsche verre, door zijn grootheid en volledigheid. Hier ziet ge niet alleen de oude buiten- svoningen, dc oude.bedrijven; hier treedt ge niet alleen binnen in de oude kerk maar hier hebt ge ook bijeengebracht een complete verzameling van ai de deren, welke in vorige eeuwen In wilden staat hier leefden cn thans óf geheel óf bijna geheel zijn uitgestor ven. naar hst Amerikaansch door ZANE GREY, Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. „Je bent in mijn macht," riep hij. „Dat zie ik ook wel. Maar luister „Ik kan je zoo neer schieten." „Dat ^preek ik niet tegen." „Dat is maar goed ook. En vertel maar gauw.J Behoor jc tot de bende van Cordts?" „Ja." „Waarom ben je alleen?" nWe hebben ons gesplitst." „Mist je, dat ik je naging?" „Neen, dat wist ik zeker met, anders zou je me nooit te pakken gekregen hebben al1 hadt je twintig mode hengsten gehad. ,|Wie ging je na?" hecfr'1 °U<ien ^reec*1 en het meisje dat hij ontvoerd welk meisje?" vroeg Slone heesch. „Bostil's 'dochter." „Waarom heeft Cordts een anderen weg genomen?" „mj en liutchinson zijn meer mannen van den troep §aan halen en willen bovendien Joel Creech, als hij met e paarden van Bostil komt, opvangen." jEn wat moest jij doen?" „Creech volgen om te zien, waar hij zich met het meisje schuil houdt." „En wat wil Cordts doen als hij Joel Creech opgevangen heeft?" Dan gaat hij het meisje halen". Slone behoefde dat eigenlijk niet gezegd te wor- cien, maar cioze woorden van de lippen van een van Cordts troep bewezen hem op ruwe wijze in welke gevaar Lucy verkeerde. En toch kon Slone er niet toe besluiten dien man in koelen bloede neer te schieten. Hij probeerde het, maar vergeefs. ,atol) je een geweer?" vroeg hij „Natuurlijk". En als je niet zorgt mij uit het ook te blijven, zal ik je neerschietenI" Do man staarde verbaasd. Slone zag de kleur k gezicht terugkomen. Dan deed hij zijn poard keeren en reed weg. Slone hoorde de stee- nen naar beneden vajlen en toen hij begreep, dat .ie paardendief een eind weg was, steeg hij weer op, om bem te volgen. Ge riet hier de "Wisent, het oorspronkelijke Europee- sche rund, dat thans nog maar heel zelden in wilden, vrijen staat voorkomt. Reusachtige, donkerbruin-kleurige dieren zijn het. in bouw gelijk aan den Amerikaanschen üison, maar als ik me niet vergis, zwaarder, forscher. Beren, wolven, vossen, herten, honden, bevers, en otters, .zeehonden, kortom alle dieren in deze streken inheemsch, vindt ge hier in dit groote prachtig aange legde park. Dit openlucht-museum wordt door de ^we den zéér druk bezocht en dat zij liefde gevoelen voor wat hier is verzameld, moge blijken uit de verhouding, welke er is tusschen mensch en dier. Stelt u voor, dat mij persoonlijk dit overkomt: ik Loop door het park en uit een boschje kómt een eekhorentje naar mij toe en: klimt langs m'n rechter broekspijp bij me op en vat post op mijn schouderi Lang dwalen we hier rónd. en noode verlaten we, als de avond daalt, deze prachtige plek. We zien eerst nog eens neer pp ae stad (het openlucht-museum ligt in de hoogte) en genieten van het prachtige panorama, dan: f|aan wij naar beneden en staan spoecfig in 't volle stads even. Een restaurant met een Italiaansche muziekkapel geeft ons gelegenheid om uit te rusten. Er staat nog beel wat op ons program. Enkele inte ressante dingen mogen we niet vergeten te bezien, nu we op onze reis naar huis, zoo hier en daar vertoeven. Er is £en heel' mooi park, midden in de stad. Wij gaan er heen en bewonderen een prachtige bronzen beeldén- groep en vinden er teeken des tijds een borst beeld, opgericht voor een bekend drinkbestrijder. Wij brengen een bezoek aan het Koninklijk paleis en dwalen door de vorstelijke verblijven en denken..... gis 't maar lezer, wat wij denken. Wij Dezoeken de wondervolle St. Nicolaaskerk. Een schitterend gebouw. Hier vinden we bewaard het mooiste middeleeuwsche kunstwerk, waarop Zweden kan bogen. Het stelt voor St. George en de draak en is een sym bolische herinnering aan de bevrijding van Zweden uit de Deensche overheersching. Vlak bij deze kerk vinden wij een markt en maken kennis met een stukje volksleven, 'we dwalen door 'een volksbuurt. Het is zoo iets anders dan we in Holland gewoon zijn. Soms gaan de straten dwars over elkaar neen. Maar we moeten weg. Onze tijd schiet op. Twee nachten hebben we in Stockholm gelogeerd We moeten nu heel Zuidelijk Zweden nog door naar Malmö en dan oversteken met de boot naar Kopenhagen. Het is Zaterdag en wij zullen den dagtroen nemen. We ont bijten buiten het hotel in een lunchroom en i (we kwamen daar geregeld) nemen af scheid van he\ -Heve vriendelijke meisjé, dat ons daar bediende. Een handdruk, een aardig lachje. Wh zullen elkaar in 't leven niet weer terugzien. Zoo gaat het; dat zijn de voorbijgaande schepen in donkéren nacht. De treinreis wordt 'n heerlijke tocht. Een keurig-2indelijke wagon, niet overvol. Prachtige plaatsenals een film gaat het mooie Zwecdscne landschap langs ons heen. 't Is vol afwisseling en weer heel anders dan Finland Aan de stations hebben we ook' hier soms een kléin oponthoud om even wat te gebruiken, 't Is 's avonds negen uur als we in Malmö aankomen na een tocht van ongeveer twaalf uur. Van Malmö hebben we fons weinig voorgesteld en misschien daarom valt deze stad ions den volgenden dag bij hare bezichtiging ver bazend mee. Oiok hier-weer een schitterend park, met mooie standbeelden. Daar weten ze van in 't Noordeni Hier in Malmö kwamen wij op een heel eigenaardige manier in het groote stadhuis terecht. Een bijzondere 'drukte trok n.1. onze aandacht. Wij gaan er op af en zien heel veel menschen het raadhuis binnengaan. Wij volgen den stroom en bemerken dat er juist door de bevolking gestemd wordt over het ai of niet droog leggen van Zweden. Men stopt ons van voor- en tegenstan ders een biljet in de hand. Maar als de dienstdoende beambte ons vraagt tot welk distriet we behooren moeten we wel eerlijk belijden vreemdelingen te zijn. Des namiddags gaan we naar Kopenhagen. Het is geen lange tocht. Wat een stadi Nu er over schrijvende zie ik weer voor me de prachtige breede straten, nu staar .ik weer op het groote plein, waar aan één aer zijden het stadhuis verrijst met ter linkerzijde z'n fiere toren. Dat stadhuis is een wonder van schoonheid. Daar bij vergeleken is het mooiste Nederlandsche raadhuis, het nieuwe van Rotterdam,een prul'. En dan van bin nen i Er is vrije toegang op Zondag we troffen het dus. We gaan van de eene zaal' in de andere, we loopen langs de galerijen, boven en beneden. Het is feënek. De feestzaal1 is als een sprookje. We zijn opgetogen en het spijt ons als om vier uur de bei" wordt geluid, ten teeken dat de bezoekers het gebouw moeten verlaten. Maar ook daarbuiten is het mooi en wij staan spoedig in bewondering voor prachtige bronzen beeldengroepen van niemand minder dan van den beroemden Rodin. Er is een groot verschil' tusschen Kopenhagen en Stockholm en Helsingfors. Nu ineens voelen we aan dó mondaniteit, welke wij ïn Zweden en Finland niet .vonden. Vooral' 's avonds is dit merkbaar. Voor de café's is 't stampvol. We treffen er sigaren- en si- garetten-rookendo dames; de toiletten zijn hier meer PLANTA P.vG Deze man, die Lucy zoeken wilde, vond. Lucy's spoor nooit meer terug. Maar Slone was, toen die dag van moeilijke ver volging ten einde was, in de canons verdwaald. Hoe bitter vervloekte hij zoowel zijn zwakheid, dat hij den kerel niet dadelijk neergeschoten had, als zijn kracht om hem te vervolgen! Want om fair te zijn, om den paardendief een kans te geven zijn leven te redden, had Slone Lucy's spoor verloren. Die nacht was één marteling en kwelling voor hem. Den geheelen volgenden dag reed en klom en daal de hij als een bezetene, voortgejaagd door één doel, .vervolgd door spanning en angst. Dierf avond bond hij Wildfire dicht bij water en gras vast en viel van uitputting in slaap. De ochtend kwam. Maar daarmede niet de hoop. Hij was wanhopig geweest. En nu verl eerde hij in een vreeselijken toestand. Het scheen hem toe, aJsof er dagen en dagen verloopen waren, en nachten, die afschuwelijk waren door vreeselijke nachtmerries. Hij reed een canon in met afloopende rotsmuren en ongelijk zooals al die canons onder het groote plateau. Iedere canon geleek op den anderen. Het hoogland was één groot netwerk. De wereld scheen een labyrinth van canons, waartusschen hij hopeloos verloren was. Wat zou ér wat was er van Lucy geworden? Iedere gedachte in zijn dwarrelend brein kwam daarop neer en het was vreeselijk. Dan zag hij plotseling het bekende spoor van Creech's mustangs. Dagen oud, maar nog niet ge volgd HOOFDSTUK XIX. Dat spoor leidde' den smal toeloopenden canon in naar den voet van het plateau. Vol zorg voor zijn paard ging Slone te voet, bij de bochten ophoudend om te rusten. En lang, ge leidelijk stijgend spoor klom de laatste helling op. De wind blies hard. Eindelijk bracht Slone Wildfire over den rand. Voor hem strekte zich een mooie, zacht hellende vlakte uit van golvend gras. die naar het donkere dennenbosch, van waaruit de wind loeide, leidde. On der Slone strekten de wilde canonspleten zich uit, goud en geel en rood. Wildfire snoof den wind op en hinnikte. Slone keerde zich om, dadelijk op zijn hoede. Het wilde paard had een alarmkreet gegeven. In een oogwenk zat Slone in den zadel. Een flauwe kreet, van den wind af- komend, deed Slone schrikken. liet was als een kreet, dien hij in droomen gehoord had. Hoe overspannen waren zijn zintuigen. Ceders aan zijn linkerkant belemmerden hem zoo gced als geheel het uitzicht. Wildfire's ooren en neus wezen dien kant uit. Sïone bracht hem naar den rand van dat cederbosch je, zoodat hij verder zou kunnen zien. Vóór hij daar echter kwam, zag hij iets blauws zich bewegen, dwarrelen, opstijgen. „Rook!" prevelde Slone. En hij dacht meer aan het gevaar van vuur op die winderige hoogte dan aan een ander gevaar voor zichzelf. Wildfire was moeilijk in te houden, toen hij den boschrand omging. Slone zag een lijn van springede vlammen, een lijn van dwarrelenden rookpaarden! een man! Wildfire snoof zijn gehinnik van haat en bedrei ging uit, zijn uitdaging aan een. anderen hengst. Slone draaide zich snel om, om te kijken. Hij zag Joel Creéch en Sage King en Lucy, half naakt, op zijn rug gebonden. Blijdschap, angst en afschuw verlamden Slone beurtelings. Maar Wildfire schoot weg in galop. Sage steigerde van schrik, sloeg op den grond, om weer te steigeren en dan met een prachtigen sprong de lijn van vuur over te gaan. Slone, meer uit gewoonte dan uit overleg, hield zich krampachtig in den zadel. Een paar van Wild fire's. gaïbppassen deden Slone's bloed sneller stroo men. Dan raapte Creech een revolver op en schoot.,, Slone zag het vlammetje van het schot en het witte rookwolkje. Maar hij hoorde niets. Het ,luid klop pend bloed vulde zijn ooren met haat en moord lust. Hij gaf den galoppeerenden hengst een andere rich ting. Met enkele sprongen van Wildfire was hij bij Creech en Slone zag een afschuwelijk gezicht. De schok was vreeselijk. Creech vloog slap en ge broken door de lucht, om terecht te komen op een rots, die zijn schedel verpletterde. De hengst sprong over het lijk en de rotssteenen en dan over de lijn van brandend gras. Slone zag den King het bosch in rennen? Hij zag het blanke lichaam van de arme Lucy met iederen sprong slingeren. Eén blik bewees hem, dat de groote grijze hengst op het punt stond dol te worden. Wildfire was nu bij de dennen. Daar tusschen de donkere boomen galoppeerde de snelle grijze hengst. Wildfire zag hem en snoof. De King had een voor sprong van honderd yards. „Wildfire zij is gekomen de race de race!" riep Slone. Maar hij kon zelf niet hooren wat h'ij zeide. Een gebulder klonk boven zijn hoofd, zwaar, oorverdoovend bijna! Toch overstemde dat gebul der een vreemd, krakend geknetter achter hem. Wildfire sprong van angst. Slone keerde zich om. opvallend; we zouden ons in Brussel of Per|js kunnen wanen. Er is volop gelegenheid om zich te vermaken. >Ve zien den tooveraentig verlichten tuin van Tivoii. Een zee van gekleurde lichtjes, duizenden gloeilampjes in bogen over een baan, geven een fantastisch eftect. Wij laten het mondaine leven langs ons heen trek ken, terwijl wij gezeten zijn achter een kopje koffie in de waranda van een resturant. Wat al typen. Daar gaan ze: mannen, vrouwen, jongens, meisjes: ze pra ten en lachen, ze hebben drukke gesprekken óf loopen in gedachten stil' voor zich heen; daar gaan ze armen en rijken, tobbers en blijmoedigenen elk' van die menschen is toch een wereld op Zich zelf. Den volgenden morgen hebben we een mooie reis, afwisselend boot en trein en komen via Warnemünde in ons zaligeLübeck. We kunnen er blijven tot den volgenden dag 's avonds. Dan nemen we den nacht trein via Hamburg naar Holland. Amsterdam-Centraal i roept de conducteur. De reis is afgeloopen. We nemen afscheid van onze vrienden en boemelen naar Noord-Scharwoude. Nog een rukje en we zijn in N. Niedorp terug. De portemonnaie heeft een geduchten knauw1 gehad, maar wat hebben we genoten en wat genieten we nog dagelijks van de herinneringen. En als wij de vele an sichten die we kochten weer bezien, dan leeft alles weer voor ons op. Menschen, als ^ge 't maar ©enigszins betalen kunt, gaat jaarlijks uw reisje maken. Verknoeit uw geld niet aan kermissen, aan het aanschaffen vétn waardelooze prullen, maar als ge eens werkelijk genieten wilt en uw geest verruimen en verfrisschen, gaat* dan er uit. bezoekt andere streken, andere 'landen en ge zult uitstijgen boven de bekrompenheid, die zoovele dorpelin gen heeft bevangen. N. J. C. SCHERMERHORN. IV. Twee partijen, de groote ex-coalitie-partijen heb ik in voorgaande artikels besproken. Nu rest mij nog de Wee-Frees, de Vrij Liberale# van Asquith en Lord Grey of Falioden en de Labour Part|j. Wat de Wee Frees betreft betwijfel ik sterk, of ze nog met 36 man in het Parlement zullen terugkeeren. Hun programma is lo. Vrede en ontwapening door middel van den Volkerenbond 2o. Revisie van de schadeloosstellingen en geïnteralli- eerde schulden. -3o. Krachtdadige bezuiniging en afstappen van 1de militaire avonturen in het buitenland 4o. Verzekering van den werkman tegen de gevolgen van werkeloosheid, samenwerking tusschen kapitaal cn arbeid: eerlijke behandeling van georganiseerden ar beid, (vakvereenigingen). 5o. Vrijhandel, herroeping van de Safeguard of In dustries Act 6o. Bevordering van onderwijs, huisvestiging, en open bare gezondheid. lo. Politieke gelijkstelling van man en vrouw. 8o. Land-reorganisatie, taxatie van land en huur waarden. 9o. Democratische hervorming van het vergunnings recht. 100. Evenredige vertegenwoordiging. Bij het neerschrijven van punt 10 krijg ik' het gevoel' als bij een appelenflauwte. Asquith i man, bezint eer gij begint. Wanneer wij in Nederland geweten hadden, hoe onrechtvaardig dit qausi reclitvaardige evenredige systeem was, waren wij er immers nooit mee begonnen. De rest is allemaal prachtig mooi en zou, indien do Liberale Partij één ware, indien een figuur -als LLoydi George de partij luister en glans zou bijzetten, zeker velen in den lande bekoren. Maar thans nu de. Nationaal' Liberalen met Lloyd George aan het hoofd, eene geweldige verkiezings-cam- pagne begonnen zijn, nu feitelijk alleen al het feit, dat alle oppositie-bladen ook steeds vol staan over Lloyd George, élke Unionistische candidaat over Lloyd George spreekt, de Coalitie Liberale Partij, de Liberale Partij is raakt ae Vrij Liberale Partij onder Asquith en Lord Grey nog meer op den achtergrond. Het programma «s, van liberaal standpunt bezien veel beter overwogen, dan het prograjnma door Lloyd Ge orge de wereld in georeerd, maar het zql niet tot den Kiezer (let op de hoofdletter) spréken. In gewone normale tijden wel, maar het zijn geen normale tijden, het gaat er om wie de leiding zal heb ben indien 20 November aanstaande het Nieuwe Parle ment bijeenkomt, Bonar Law of Lord George? i Het gaat er om of werkelijk de Labour Partij zulk een groot aantal' afgevaardigden zal tellen, dót die partij een gevaar voor het land wordt? Het gaat er om, of er verhoudingen in de cijfer? der 4 grootste groepen: .Unionisten, Nationaal Libera len, Vrije Liberalen en Labour zullen ontstaan, die bijvoorbeeld een andere coalitie-regeering van Lloyd George dan met de Unionisten zullen in de hand werkeh Het gaat feitelijk' om 3 partijen, om Unionisten, Natio naal' Liberalen en Labour. Asquith en zijne partij zullen naar mijne meening geen domineerende rol! spelen, wellicht echter door her- Het vuur was in een den gevlogen, die uit elkaar sprong] als was de stam van buskruitI „Mijn God! Een race met vuur!Lucy, Lucy!" In dien kreet uitte Slone zijn besef van het vreemde lot, dat gewacht had op de onvermijdelijke race tusschen Wildfire en den King; uitte hij zijn wanhopige liefde voor Lucy en zijn aanvaarding van den dood voor haar en zichzelf. Geen paard zou op kunnen loopen tegen het door den wind voortge jaagde vuur in een droog dennenbosch. Slone hoopte dan ook niet. Slone vervloekte Joel Creech's- krankzinnige ziel tot eeuwigdurende martelingen. Te denken te denken, dat zijn idiote en woeste be dreiging tot werkelijkheid geworden was en wer kelijkheid geworden was met een orkaan in de top pen der dennen. Slone voelde zich oud worden bij die gedachten en het feit scheen een droom te zijn. Duizenden gedachten bestormden zijn brein. Wat kon hij doen? Den King tegen den grond loopen! Lucy op die wijze dooden, om haar van den vree selijken vuurdood te redden? De roode hengst had nog geen yard gewonnen op den grijzen. Slone, die met zijn geoefend oog den afstand mat, zag dat en voor het eerst begon hij er aan te twijfelen of Wildfire den King zou kunnen inhalen! Niet met zoo'n voorsprong! Het was hope loos zoo hopeloos. Hij keek om. Hij zag geen vuur, geen rook, alleen de donkere stammen en het groen gebladerte in hef tige beweging tegen den blauwen hemel. Dat deed een zwakke hoop herleven. Als hij maar een voor sprong van enkele mijlen krijgen kon vóór het vuur over 'de dennentoppen begon te springen, zou het misschien mogelijk zijn uit het bosch te ko men, wanneer het niet te groot was. Dan werd zijn hoop sterker. Het leek alsof Wild fire nu op den King begon in te loopen. Hij gaf den hengst de sporen. Wildfire haatte dat even zeer als hij Slone haatte. Maar blijkbaar versnèlde hij zijn sprongen niet. En Slone kon niet zeggen, of hij ze grooter maakte. Telkens wanneer Slone voor zich uitkeek, zag hij het blanke lichaam van Lusy. Hij kon het niet aanzien, de aanblik deed hem bijna bezwijmen, maar toch werd hij steeds weer gedwongen om te kij'ken. Hij zag, dat de King geen zadel had, zoodat hij met Lucy alleen op zijn rug ongeveer niets te dragen had. Met dat gewicht moest hij den heelen dag kunnen loopen. Wildfire droeg een gewoon zadel, bagage, een waterkruik en een gew'eer. Slone maakte het pak met bagage los en liet het val len. Ook de waterkruik wierp hij bijna weg, maar er was iets, dat zijn hand tegenhield, en ook hield

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 5