i
UURGENS'
PLANTENBOTER
De verkiezingen in Engeland.
NAAR FINLAND.
DE WILDE JACHT
Zaterdag 4 November 1922.
65ste Jaargang. No. 7124.
TWEEDE BLAD,
FEUILLETON.
VOEDZAAM
li EERLIJ KI
VOÜRDEELIG
REISBRIEVEN.
VI.
Nu ga ik van de terugtocht vertellen.
Wat zouden we graag nog wat gebleven zijn in dit
mooie land. Wij voelden nog niet het minste verlangen
naar huis. Maar.... niets aan te doen.
Des morgens, ongeveer óm negen uur, komen we uit
Vihorg met den nachttrein in Helsingfors aan. Om 10
uur vaart de boot de Birgea Jiirl af.
De boot is niet zoo mooi als die, waarmede wij van
Stettin kwamen. Maar ze is toch uitstekend ingericht
en wij hebben het perfect. Alleen de valuta-verschillen
zijn nu in ons nadeel.
Wij gaan n.1. over Zweden en Denemarken naar ons
.dierbaar IloJland terug. En de Zweedsche Kroon staat
hoog, ver boven pari. Maar daarover treuren we niet.
Wij moeten genieten. En er is te genieten. Nu varen
\ve uren lang door de Finsche Archipel, lang? den Zuid-
Westkust door een doolhof van rijkbegroeide eilanden.
Dat houdt niet op. Wij stoomen door een .nauwe
passage, wij denken in volle zee te komen, soms heeft
t er allen schijn van, dat we het gebied der eilanden
hebben verlaten, dan maken we een zwenking en we
zitten er weer midden fusschen. En dat gaat zoo voort
tol de beleende Alaiidseilanden,'welke in de geschiedenis
tusscheu Rusland en Zweden zulk een rol hebben ge
speeld. ,.i -
Napoleon noemde eens Antwerpen het pistool, gericht
op de borst van Engeland. Wij zouden do Alandseilan-
den kunnen noemen het pistool, gericht op de borst van
Zweden. Als een bedreiging uit net Oosten schijnen ze
zich te richten naar het Westen. Wie de Alandseilanden
in zijn macht heeft, beschikt over 'den toegang tot den
Bothnischen golf. Maar historische en politieke beschou
wingen zijn wel heel interessant voor den reiziger, de
lezer van de Sehager Courant verlangt natuurlijk ih deze
brieven iets anders.
Welnu, hij kan zich zulk een tocht door die duizenden
eilanden niet te mooi voorstellen. Altijd door heeft men
behoefte, om zijn bewondering te uiten. En als dan de
avond valt en de zon gaat wegzinken in het Westen, als
dan een wondere kleurenpracht ons in stille verrukking
brengt, als er dan is de donkerwordende hemel boven
ons, de zingende zee om ons met hare poëtische eilan
den, geworden nu tot vaag te onderscheiden, donkere
plekken, waarin hier en daar een klein fei oog schijnt
te branuen, als lichtsein voor het schip, danja, dan
zwijgen wij en gevoelen ons als levend in een andere
wereld, idaji leeren we begrijpen dat de oermensch moest
komen tot aanbidding der natuur.
Het is 's morgens-' ongeveer 8 uur als wij, na een
rustigen nacht aan boord, te Stockholm aankomen.
Stockholm heeft den naam een der mooiste steden der
wereld t#> zijn, en wordt ook wel genoemd het Venetië
van het Noorden. Dat maakt misschien dat er iets'
'van lichte teleurstelling door ons gedoeld wordt, wan
neer wij de stad voor ons zien opdoemen. Wc'I' is 't een
schitterenden aanblik, die stad, welke als een amphithe-
ater voor ons oog oprijst, maar wij hadden er toen meer
van verwacht. Of is 't, omdat onze trouwe reisgezellin,
de zon, ons nu in den steek heeft gelaten? Het giet
regent als we aan wal stappen. Geen nood; er zijn
trams, lleel spoedig hebben we er een te pakken. Naar
het station. Bagage deponeeren. Op zoek naar een
hotel. Goed geslaagd. Hotel de Suède. Fijni Dan op
stap. Een plattegrond is spoedig gekocht en dan ligt
de stad met al haar geheimen voor ons open. En wij
komen al heel spoedig tot de overtuiging dat Stockholm
waard is een mooie stad te worden genoemd. Intusschen
lacht onze gezellin, die een poosje uit haar humeur
was, ons weer vriendelijk toe; de zon breekt door. Wij
maken ecen flinke wandeling door de stad en bezoeken
„Nordiska Museët", het nationaal' museum. Ik zal u
de beschrijving van dit prachtvolle gebouw niet geven,
noch u verhalen van het belangrijke, wat daarin te zien
is, belangrijk bovenal uit historisch-cullurecl oogpunt. Ik
neem u in gedachten mede naar het dichtbij gelegen
openlucht-museum. Gij herinnert u mijn verrukking over
het openlucht-museum in de nabijheid van Helsingfors.
.Welnu, dit Stoekholmsche openlucht-museum, Skansen
genaamd, overtreft het Finsche verre, door zijn grootheid
en volledigheid. Hier ziet ge niet alleen de oude buiten-
svoningen, dc oude.bedrijven; hier treedt ge niet alleen
binnen in de oude kerk maar hier hebt ge ook
bijeengebracht een complete verzameling van ai de
deren, welke in vorige eeuwen In wilden staat hier
leefden cn thans óf geheel óf bijna geheel zijn uitgestor
ven.
naar hst Amerikaansch door ZANE GREY,
Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr.
„Je bent in mijn macht," riep hij.
„Dat zie ik ook wel. Maar luister
„Ik kan je zoo neer schieten."
„Dat ^preek ik niet tegen."
„Dat is maar goed ook. En vertel maar gauw.J
Behoor jc tot de bende van Cordts?"
„Ja."
„Waarom ben je alleen?"
nWe hebben ons gesplitst."
„Mist je, dat ik je naging?"
„Neen, dat wist ik zeker met, anders zou je me nooit
te pakken gekregen hebben al1 hadt je twintig mode
hengsten gehad.
,|Wie ging je na?"
hecfr'1 °U<ien ^reec*1 en het meisje dat hij ontvoerd
welk meisje?" vroeg Slone heesch.
„Bostil's 'dochter."
„Waarom heeft Cordts een anderen weg genomen?"
„mj en liutchinson zijn meer mannen van den troep
§aan halen en willen bovendien Joel Creech, als hij met
e paarden van Bostil komt, opvangen."
jEn wat moest jij doen?"
„Creech volgen om te zien, waar hij zich met het
meisje schuil houdt."
„En wat wil Cordts doen als hij Joel Creech
opgevangen heeft?"
Dan gaat hij het meisje halen".
Slone behoefde dat eigenlijk niet gezegd te wor-
cien, maar cioze woorden van de lippen van een
van Cordts troep bewezen hem op ruwe wijze in
welke gevaar Lucy verkeerde. En toch kon Slone
er niet toe besluiten dien man in koelen bloede
neer te schieten. Hij probeerde het, maar vergeefs.
,atol) je een geweer?" vroeg hij
„Natuurlijk".
En als je niet zorgt mij uit het
ook te blijven, zal ik je neerschietenI"
Do man staarde verbaasd. Slone zag de kleur
k gezicht terugkomen. Dan deed hij zijn
poard keeren en reed weg. Slone hoorde de stee-
nen naar beneden vajlen en toen hij begreep, dat
.ie paardendief een eind weg was, steeg hij weer op,
om bem te volgen.
Ge riet hier de "Wisent, het oorspronkelijke Europee-
sche rund, dat thans nog maar heel zelden in wilden,
vrijen staat voorkomt. Reusachtige, donkerbruin-kleurige
dieren zijn het. in bouw gelijk aan den Amerikaanschen
üison, maar als ik me niet vergis, zwaarder, forscher.
Beren, wolven, vossen, herten, honden, bevers, en
otters, .zeehonden, kortom alle dieren in deze streken
inheemsch, vindt ge hier in dit groote prachtig aange
legde park. Dit openlucht-museum wordt door de ^we
den zéér druk bezocht en dat zij liefde gevoelen voor
wat hier is verzameld, moge blijken uit de verhouding,
welke er is tusschen mensch en dier. Stelt u voor, dat
mij persoonlijk dit overkomt: ik Loop door het park
en uit een boschje kómt een eekhorentje naar mij toe en:
klimt langs m'n rechter broekspijp bij me op en vat post
op mijn schouderi
Lang dwalen we hier rónd. en noode verlaten we, als
de avond daalt, deze prachtige plek. We zien eerst nog
eens neer pp ae stad (het openlucht-museum ligt in de
hoogte) en genieten van het prachtige panorama, dan:
f|aan wij naar beneden en staan spoecfig in 't volle stads
even. Een restaurant met een Italiaansche muziekkapel
geeft ons gelegenheid om uit te rusten.
Er staat nog beel wat op ons program. Enkele inte
ressante dingen mogen we niet vergeten te bezien, nu
we op onze reis naar huis, zoo hier en daar vertoeven.
Er is £en heel' mooi park, midden in de stad. Wij gaan
er heen en bewonderen een prachtige bronzen beeldén-
groep en vinden er teeken des tijds een borst
beeld, opgericht voor een bekend drinkbestrijder.
Wij brengen een bezoek aan het Koninklijk paleis en
dwalen door de vorstelijke verblijven en denken..... gis
't maar lezer, wat wij denken.
Wij Dezoeken de wondervolle St. Nicolaaskerk. Een
schitterend gebouw. Hier vinden we bewaard het mooiste
middeleeuwsche kunstwerk, waarop Zweden kan bogen.
Het stelt voor St. George en de draak en is een sym
bolische herinnering aan de bevrijding van Zweden uit
de Deensche overheersching.
Vlak bij deze kerk vinden wij een markt en maken
kennis met een stukje volksleven, 'we dwalen door 'een
volksbuurt. Het is zoo iets anders dan we in Holland
gewoon zijn. Soms gaan de straten dwars over elkaar
neen.
Maar we moeten weg. Onze tijd schiet op. Twee
nachten hebben we in Stockholm gelogeerd We moeten
nu heel Zuidelijk Zweden nog door naar Malmö en
dan oversteken met de boot naar Kopenhagen. Het is
Zaterdag en wij zullen den dagtroen nemen. We ont
bijten buiten het hotel in een lunchroom en
i (we kwamen daar geregeld) nemen af
scheid van he\ -Heve vriendelijke meisjé, dat ons daar
bediende. Een handdruk, een aardig lachje. Wh zullen
elkaar in 't leven niet weer terugzien. Zoo gaat het; dat
zijn de voorbijgaande schepen in donkéren nacht.
De treinreis wordt 'n heerlijke tocht. Een keurig-2indelijke
wagon, niet overvol. Prachtige plaatsenals een
film gaat het mooie Zwecdscne landschap langs ons
heen. 't Is vol afwisseling en weer heel anders dan
Finland Aan de stations hebben we ook' hier soms
een kléin oponthoud om even wat te gebruiken, 't Is
's avonds negen uur als we in Malmö aankomen na een
tocht van ongeveer twaalf uur. Van Malmö hebben we
fons weinig voorgesteld en misschien daarom valt deze
stad ions den volgenden dag bij hare bezichtiging ver
bazend mee. Oiok hier-weer een schitterend park, met
mooie standbeelden. Daar weten ze van in 't Noordeni
Hier in Malmö kwamen wij op een heel eigenaardige
manier in het groote stadhuis terecht. Een bijzondere
'drukte trok n.1. onze aandacht. Wij gaan er op af en
zien heel veel menschen het raadhuis binnengaan.
Wij volgen den stroom en bemerken dat er juist door
de bevolking gestemd wordt over het ai of niet droog
leggen van Zweden. Men stopt ons van voor- en tegenstan
ders een biljet in de hand. Maar als de dienstdoende
beambte ons vraagt tot welk distriet we behooren
moeten we wel eerlijk belijden vreemdelingen te zijn.
Des namiddags gaan we naar Kopenhagen. Het is geen
lange tocht. Wat een stadi Nu er over schrijvende
zie ik weer voor me de prachtige breede straten, nu staar
.ik weer op het groote plein, waar aan één aer zijden
het stadhuis verrijst met ter linkerzijde z'n fiere
toren. Dat stadhuis is een wonder van schoonheid. Daar
bij vergeleken is het mooiste Nederlandsche raadhuis,
het nieuwe van Rotterdam,een prul'. En dan van bin
nen i Er is vrije toegang op Zondag we troffen het
dus. We gaan van de eene zaal' in de andere, we loopen
langs de galerijen, boven en beneden. Het is feënek.
De feestzaal1 is als een sprookje. We zijn opgetogen en
het spijt ons als om vier uur de bei" wordt geluid, ten
teeken dat de bezoekers het gebouw moeten verlaten.
Maar ook daarbuiten is het mooi en wij staan spoedig in
bewondering voor prachtige bronzen beeldengroepen van
niemand minder dan van den beroemden Rodin.
Er is een groot verschil' tusschen Kopenhagen en
Stockholm en Helsingfors. Nu ineens voelen we aan dó
mondaniteit, welke wij ïn Zweden en Finland niet
.vonden. Vooral' 's avonds is dit merkbaar. Voor de
café's is 't stampvol. We treffen er sigaren- en si-
garetten-rookendo dames; de toiletten zijn hier meer
PLANTA
P.vG
Deze man, die Lucy zoeken wilde, vond. Lucy's
spoor nooit meer terug.
Maar Slone was, toen die dag van moeilijke ver
volging ten einde was, in de canons verdwaald. Hoe
bitter vervloekte hij zoowel zijn zwakheid, dat hij
den kerel niet dadelijk neergeschoten had, als zijn
kracht om hem te vervolgen! Want om fair te zijn,
om den paardendief een kans te geven zijn leven te
redden, had Slone Lucy's spoor verloren. Die nacht
was één marteling en kwelling voor hem.
Den geheelen volgenden dag reed en klom en daal
de hij als een bezetene, voortgejaagd door één doel,
.vervolgd door spanning en angst. Dierf avond bond
hij Wildfire dicht bij water en gras vast en viel van
uitputting in slaap.
De ochtend kwam. Maar daarmede niet de hoop.
Hij was wanhopig geweest. En nu verl eerde hij in
een vreeselijken toestand. Het scheen hem toe, aJsof
er dagen en dagen verloopen waren, en nachten, die
afschuwelijk waren door vreeselijke nachtmerries.
Hij reed een canon in met afloopende rotsmuren
en ongelijk zooals al die canons onder het groote
plateau. Iedere canon geleek op den anderen. Het
hoogland was één groot netwerk. De wereld scheen
een labyrinth van canons, waartusschen hij hopeloos
verloren was. Wat zou ér wat was er van Lucy
geworden? Iedere gedachte in zijn dwarrelend brein
kwam daarop neer en het was vreeselijk.
Dan zag hij plotseling het bekende spoor van
Creech's mustangs. Dagen oud, maar nog niet ge
volgd
HOOFDSTUK XIX.
Dat spoor leidde' den smal toeloopenden canon
in naar den voet van het plateau.
Vol zorg voor zijn paard ging Slone te voet, bij
de bochten ophoudend om te rusten. En lang, ge
leidelijk stijgend spoor klom de laatste helling op.
De wind blies hard.
Eindelijk bracht Slone Wildfire over den rand.
Voor hem strekte zich een mooie, zacht hellende
vlakte uit van golvend gras. die naar het donkere
dennenbosch, van waaruit de wind loeide, leidde. On
der Slone strekten de wilde canonspleten zich uit,
goud en geel en rood.
Wildfire snoof den wind op en hinnikte. Slone
keerde zich om, dadelijk op zijn hoede. Het wilde
paard had een alarmkreet gegeven. In een oogwenk
zat Slone in den zadel. Een flauwe kreet, van den
wind af- komend, deed Slone schrikken. liet was
als een kreet, dien hij in droomen gehoord had. Hoe
overspannen waren zijn zintuigen.
Ceders aan zijn linkerkant belemmerden hem zoo
gced als geheel het uitzicht. Wildfire's ooren en
neus wezen dien kant uit. Sïone bracht hem naar
den rand van dat cederbosch je, zoodat hij verder
zou kunnen zien. Vóór hij daar echter kwam, zag
hij iets blauws zich bewegen, dwarrelen, opstijgen.
„Rook!" prevelde Slone. En hij dacht meer aan
het gevaar van vuur op die winderige hoogte dan
aan een ander gevaar voor zichzelf.
Wildfire was moeilijk in te houden, toen hij den
boschrand omging.
Slone zag een lijn van springede vlammen, een
lijn van dwarrelenden rookpaarden! een man!
Wildfire snoof zijn gehinnik van haat en bedrei
ging uit, zijn uitdaging aan een. anderen hengst.
Slone draaide zich snel om, om te kijken. Hij zag
Joel Creéch en Sage King en Lucy, half naakt,
op zijn rug gebonden.
Blijdschap, angst en afschuw verlamden Slone
beurtelings. Maar Wildfire schoot weg in galop.
Sage steigerde van schrik, sloeg op den grond, om
weer te steigeren en dan met een prachtigen sprong
de lijn van vuur over te gaan.
Slone, meer uit gewoonte dan uit overleg, hield
zich krampachtig in den zadel. Een paar van Wild
fire's. gaïbppassen deden Slone's bloed sneller stroo
men. Dan raapte Creech een revolver op en schoot.,,
Slone zag het vlammetje van het schot en het witte
rookwolkje. Maar hij hoorde niets. Het ,luid klop
pend bloed vulde zijn ooren met haat en moord
lust.
Hij gaf den galoppeerenden hengst een andere rich
ting. Met enkele sprongen van Wildfire was hij
bij Creech en Slone zag een afschuwelijk gezicht.
De schok was vreeselijk. Creech vloog slap en ge
broken door de lucht, om terecht te komen op een
rots, die zijn schedel verpletterde.
De hengst sprong over het lijk en de rotssteenen
en dan over de lijn van brandend gras. Slone zag
den King het bosch in rennen? Hij zag het blanke
lichaam van de arme Lucy met iederen sprong
slingeren. Eén blik bewees hem, dat de groote grijze
hengst op het punt stond dol te worden.
Wildfire was nu bij de dennen. Daar tusschen de
donkere boomen galoppeerde de snelle grijze hengst.
Wildfire zag hem en snoof. De King had een voor
sprong van honderd yards.
„Wildfire zij is gekomen de race de race!"
riep Slone. Maar hij kon zelf niet hooren wat h'ij
zeide. Een gebulder klonk boven zijn hoofd, zwaar,
oorverdoovend bijna! Toch overstemde dat gebul
der een vreemd, krakend geknetter achter hem.
Wildfire sprong van angst. Slone keerde zich om.
opvallend; we zouden ons in Brussel of Per|js kunnen
wanen. Er is volop gelegenheid om zich te vermaken.
>Ve zien den tooveraentig verlichten tuin van Tivoii. Een
zee van gekleurde lichtjes, duizenden gloeilampjes in
bogen over een baan, geven een fantastisch eftect.
Wij laten het mondaine leven langs ons heen trek
ken, terwijl wij gezeten zijn achter een kopje koffie in
de waranda van een resturant. Wat al typen. Daar
gaan ze: mannen, vrouwen, jongens, meisjes: ze pra
ten en lachen, ze hebben drukke gesprekken óf loopen
in gedachten stil' voor zich heen; daar gaan ze armen
en rijken, tobbers en blijmoedigenen elk' van die
menschen is toch een wereld op Zich zelf.
Den volgenden morgen hebben we een mooie reis,
afwisselend boot en trein en komen via Warnemünde
in ons zaligeLübeck. We kunnen er blijven tot den
volgenden dag 's avonds. Dan nemen we den nacht
trein via Hamburg naar Holland.
Amsterdam-Centraal i roept de conducteur. De reis is
afgeloopen. We nemen afscheid van onze vrienden
en boemelen naar Noord-Scharwoude. Nog een rukje en
we zijn in N. Niedorp terug.
De portemonnaie heeft een geduchten knauw1 gehad,
maar wat hebben we genoten en wat genieten we nog
dagelijks van de herinneringen. En als wij de vele an
sichten die we kochten weer bezien, dan leeft alles
weer voor ons op.
Menschen, als ^ge 't maar ©enigszins betalen kunt,
gaat jaarlijks uw reisje maken. Verknoeit uw geld niet
aan kermissen, aan het aanschaffen vétn waardelooze
prullen, maar als ge eens werkelijk genieten wilt en
uw geest verruimen en verfrisschen, gaat* dan er uit.
bezoekt andere streken, andere 'landen en ge zult
uitstijgen boven de bekrompenheid, die zoovele dorpelin
gen heeft bevangen.
N. J. C. SCHERMERHORN.
IV.
Twee partijen, de groote ex-coalitie-partijen heb ik in
voorgaande artikels besproken.
Nu rest mij nog de Wee-Frees, de Vrij Liberale#
van Asquith en Lord Grey of Falioden en de Labour
Part|j.
Wat de Wee Frees betreft betwijfel ik sterk, of ze
nog met 36 man in het Parlement zullen terugkeeren.
Hun programma is
lo. Vrede en ontwapening door middel van den
Volkerenbond
2o. Revisie van de schadeloosstellingen en geïnteralli-
eerde schulden.
-3o. Krachtdadige bezuiniging en afstappen van 1de
militaire avonturen in het buitenland
4o. Verzekering van den werkman tegen de gevolgen
van werkeloosheid, samenwerking tusschen kapitaal cn
arbeid: eerlijke behandeling van georganiseerden ar
beid, (vakvereenigingen).
5o. Vrijhandel, herroeping van de Safeguard of In
dustries Act
6o. Bevordering van onderwijs, huisvestiging, en open
bare gezondheid.
lo. Politieke gelijkstelling van man en vrouw.
8o. Land-reorganisatie, taxatie van land en huur
waarden.
9o. Democratische hervorming van het vergunnings
recht.
100. Evenredige vertegenwoordiging.
Bij het neerschrijven van punt 10 krijg ik' het gevoel'
als bij een appelenflauwte. Asquith i man, bezint eer
gij begint. Wanneer wij in Nederland geweten hadden,
hoe onrechtvaardig dit qausi reclitvaardige evenredige
systeem was, waren wij er immers nooit mee begonnen.
De rest is allemaal prachtig mooi en zou, indien do
Liberale Partij één ware, indien een figuur -als LLoydi
George de partij luister en glans zou bijzetten, zeker
velen in den lande bekoren.
Maar thans nu de. Nationaal' Liberalen met Lloyd
George aan het hoofd, eene geweldige verkiezings-cam-
pagne begonnen zijn, nu feitelijk alleen al het feit, dat
alle oppositie-bladen ook steeds vol staan over Lloyd
George, élke Unionistische candidaat over Lloyd George
spreekt, de Coalitie Liberale Partij, de Liberale Partij is
raakt ae Vrij Liberale Partij onder Asquith en Lord
Grey nog meer op den achtergrond.
Het programma «s, van liberaal standpunt bezien veel
beter overwogen, dan het prograjnma door Lloyd Ge
orge de wereld in georeerd, maar het zql niet tot den
Kiezer (let op de hoofdletter) spréken.
In gewone normale tijden wel, maar het zijn geen
normale tijden, het gaat er om wie de leiding zal heb
ben indien 20 November aanstaande het Nieuwe Parle
ment bijeenkomt, Bonar Law of Lord George?
i Het gaat er om of werkelijk de Labour Partij zulk
een groot aantal' afgevaardigden zal tellen, dót die
partij een gevaar voor het land wordt?
Het gaat er om, of er verhoudingen in de cijfer?
der 4 grootste groepen: .Unionisten, Nationaal Libera
len, Vrije Liberalen en Labour zullen ontstaan, die
bijvoorbeeld een andere coalitie-regeering van Lloyd
George dan met de Unionisten zullen in de hand werkeh
Het gaat feitelijk' om 3 partijen, om Unionisten, Natio
naal' Liberalen en Labour.
Asquith en zijne partij zullen naar mijne meening
geen domineerende rol! spelen, wellicht echter door her-
Het vuur was in een den gevlogen, die uit elkaar
sprong] als was de stam van buskruitI
„Mijn God! Een race met vuur!Lucy, Lucy!"
In dien kreet uitte Slone zijn besef van het
vreemde lot, dat gewacht had op de onvermijdelijke
race tusschen Wildfire en den King; uitte hij zijn
wanhopige liefde voor Lucy en zijn aanvaarding van
den dood voor haar en zichzelf. Geen paard zou op
kunnen loopen tegen het door den wind voortge
jaagde vuur in een droog dennenbosch. Slone
hoopte dan ook niet. Slone vervloekte Joel Creech's-
krankzinnige ziel tot eeuwigdurende martelingen. Te
denken te denken, dat zijn idiote en woeste be
dreiging tot werkelijkheid geworden was en wer
kelijkheid geworden was met een orkaan in de top
pen der dennen. Slone voelde zich oud worden bij
die gedachten en het feit scheen een droom te zijn.
Duizenden gedachten bestormden zijn brein. Wat
kon hij doen? Den King tegen den grond loopen!
Lucy op die wijze dooden, om haar van den vree
selijken vuurdood te redden?
De roode hengst had nog geen yard gewonnen op
den grijzen. Slone, die met zijn geoefend oog den
afstand mat, zag dat en voor het eerst begon hij er
aan te twijfelen of Wildfire den King zou kunnen
inhalen! Niet met zoo'n voorsprong! Het was hope
loos zoo hopeloos.
Hij keek om. Hij zag geen vuur, geen rook, alleen
de donkere stammen en het groen gebladerte in hef
tige beweging tegen den blauwen hemel. Dat deed
een zwakke hoop herleven. Als hij maar een voor
sprong van enkele mijlen krijgen kon vóór het
vuur over 'de dennentoppen begon te springen, zou
het misschien mogelijk zijn uit het bosch te ko
men, wanneer het niet te groot was.
Dan werd zijn hoop sterker. Het leek alsof Wild
fire nu op den King begon in te loopen. Hij gaf
den hengst de sporen. Wildfire haatte dat even
zeer als hij Slone haatte. Maar blijkbaar versnèlde
hij zijn sprongen niet. En Slone kon niet zeggen,
of hij ze grooter maakte.
Telkens wanneer Slone voor zich uitkeek, zag
hij het blanke lichaam van Lusy. Hij kon het niet
aanzien, de aanblik deed hem bijna bezwijmen,
maar toch werd hij steeds weer gedwongen om te
kij'ken. Hij zag, dat de King geen zadel had, zoodat
hij met Lucy alleen op zijn rug ongeveer niets te
dragen had. Met dat gewicht moest hij den heelen
dag kunnen loopen. Wildfire droeg een gewoon
zadel, bagage, een waterkruik en een gew'eer. Slone
maakte het pak met bagage los en liet het val
len. Ook de waterkruik wierp hij bijna weg, maar
er was iets, dat zijn hand tegenhield, en ook hield