Alftltu Nitlis- Uil het Harl Yan Holland. LUX' VRAAGT PRUIMTABAK B ui DE WILDE JACHT DE LANSE DE MORAAZ, Dinsdag 7 November 1922. 65ste Jaargang. No. 7125. Uitgevers i N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen EERSTE BLAD. O. TABAKSFABRIEK. GRUNO. GRONINGER Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. SAFE-LOKETTEN. S C HA GE R Dit blad verschijnt viormaal pen week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 wur, worden Adver-. tentiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. no. 20 Prijs per B maanden 11.8B, Losse nummers 8 cont. ADVERTEN- TI5N van 1 tot 5 .regels f 1.10, lodore rogol meet 20 cont (bowljsno. Inbegrepen). Grooto letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN, Ik weet het niet, waarlijk, ik weet het niet, wat ik tot deze dingen moet zeggen. Den Haag is vol monumenten, is ten deele zelf een monument en kwaadwilligen beweren., dat als een Hóllandsche Mussolini alle overbodige ambteno- ren van de wereld wegvaagde, drie kwart van de „oude stad" leeg zou komen te staan. Misschien overdrijven die kwaadwilligen zoo zijn ze! en zou het slechts elf-zestienden in plaats van drie kwart zijn, ja zelfs misschien maar een en twintig twee en dertigsten. Maar dit is wel zeker, dat Den Haag in het oude centrum vol zit met herinneringen an oude dagen, aan pruiken en brave „postiekers", die voor liefhebberij met een degen tegen hun kui ten liepen te tikken iplaats van hun onnoodlg cn onbruikbaar paradesabeltjo thuis tegen den wand aan het wapenrek te hangen. Die heeren met pruik en degen hebben In file1 da gen zoowat alle huizen in beslag gehad, die nu nog op iets lijken, tusschèn den modernen rommel in van beton, spiegelglas en T-ijzer. Den Haag is een monument en er zou feitelijk niets tegen zijn, als, in onze financieel benarde tijden, minister De Geer entrée vroeg voor het bekijken van Binnenhof en omgeving. Bijv. ook aan de Ka merleden en regeeringsambtenaren, die nu salaris krijgen om in een goedgebouwd huis te mogen wer ken of luibakken, achter een gevel, dien men kan bekijken, zonder direct draaierig te worden van na righeid. Pompeji is ook alleen tegen entree te bekijken, waarom dan het fossiele Den Haag niet? Als extra-attractie zou men er een paar Kamer leden en ambtenaren opgezet Aan het werk kun nen laten en, tegen extras-betaling, het publiek kun nen vergasten op een welsprekende rede, uit do gramophoon, van het het geachte lidi uit Durger- dam-aan-den-Waal, hetgeen vooral voor de Ameri kanen, die wel het hoofdcontipgent der bezoekers zouden uitmaken, een kolossalen indruk moet te weeg brengen en best een extra dollar waard is. In die monumentenstad nu heeft men ook nog mo numenten: steenon of ijzeren herinneringen aan ge beurtenissen en meneeren. En nu zijn het Juist die poppen en zuilen en dergelijke, die zoo allerjam- merlijkat uit don toon vallen. Midden op het Binnenhof, dat iemand zich graag in zijn verbeelding bevolkt ziet met karossen en Heeren Staten en Edeitnogenden en andere pruik en degendragers, staat een bos metalen hengelstok ken, met een beeldje van „echt verguld1' or tusschèn in. dat.door iedereen, die zich den man uit 125G nog voor zich kan halen, direct wordt erkend, als een welgeslaagd portret van den Roomsch-Koning Wil lem van Holland Verder hebben wij eeji mageren Willem den Zwij ger met oen hondje en een dikken d'ito (vermoede lijk uit zijn betore dogen) met een paard. Booze tongen zeggen, dat die ineneer-te-poard ei genlijk admiraal de Coligny voorstelt, doch dat wij hem voor een schimmetje hebben kunnen overnemen, omdat de Fronschen nu eenmaal vinden dat een ad miraal niet op een paard' thuis hoort. Maar, zoo- als gezegd, kwaadwilliger, en booze tongen zijn al tijd bezig en vinden nooit iets goed. Wie zou donken dat we alleen in oude Willem* doen vergist zich. We hebben ook een paal, die, geloof ik, deftlglijk Obelisk heet, in het Voorhout staat ter herinnering aan Hertog Bernard van Sak sen Weimar. een naar men zegt zeer verdienste lijk militair, die zijn eigen vaderland in d<en steek liet om „Nederland onwankelbaar getrouw te zijn". Ergens op dien paal prijkt het portret van dien niet zeer vaderlandlievenden landverhuizer. Dan hebben we van den bruigom in Doorn, toen hij i nog in zijn goede dagen was, een afgietsel cadeau gekregen van Frederik Hendrik, hetwelk door vele j vreemdelingen en een honderdtal Hagenaars is ge- I zien, staande op het voorplein van het Huis ten Bosch. Al3 ik zeg „staande", doe ik dit in de goe- de verwachting, dat de prins nog overeind is, want hij heeft op mij altoos den indruk gemaakt, méér nog dan ie toren van Pisa, topzwaar te zijn. Aan vaderlanders uit ouden tijd hebben we dan nog het Driemanschap uit 1813, op het plein van dien datum, als maar bezig een eed af te leggen, en Jan de WItt ter plaatse, waar de geachte democratie van toen hem „in naam van Oranje" de hersens insloeg. En dan hebben we de zuil op Schevennigen, waar Willem I Landde, de zuil voor Koningin Emma, en de gedenkteekens voor particuliere meneeren: Huy- gens, Vosmaer, Karnebeek, Cremer; Spinoza, „Kope ren Nikus" (genaamd Copernicus), Richard Hol, Ge vers Deynoot, Van Speijk, Tromp, en misschien nog een of twee, die zoo beroemd en beleend zijn, <iat ik ze niet herinner. Maar dan hebben we in den laatsten tijd er twee schoonheden bij gekregen: den agent, die dag en nacht oppast, dat het monument voor het gemobili seerde leger en marinepersoneel niet wordt gegapt, staande en gelegen op den strandboulevard, eerste étage, en den groenigen betonnen mupr, voor hen, dio vielen en zijn waar nacht noch nevel is". Met de aangeleerde slimmigheid van een vak schrijver heb ik den lezer om den tuin geleid. Hem den indruk gegeven, dat dit nu alles is, terwijl ik juist het monument waarom het gaat, listiglijk ver-« gat te vermelden. Dat is het metalen, ietwat erg groen uitgeslagen beeld van een heer met bakkenbaarden en een sa bel die technisch niet uit de schede kan, omdat de bocht van het beneden-deel van dit wapen te scherp is voor het boveneind. Deze heer is welbekend aan hen, die nog oude zilveren guldens hebben, want het is Willem II. Wilhelm II heeft in het ijzer jaren lang gestaan, ten aanschouwe van de heeren van de Besognekamer, ialtoos turend naar de Groote Kerk, altijd wijzend met 'zijn vinger, op zulk' een wijze; als ware hij. bezig art. zooveel van die .Gemeente-politie-verordening te over treden, waarin sprake is van het niet-gebruiken van „bakken". Deze ijzeren held van Quatre Bras cn Waterioo nu, is in den laatsten tijd in de kou gekomen, nu men in zijn rug een verkeersweg heeft geopend en oen mini sterie van Arbeid heeft neergezet. Die weg is onnoodig en de booze tongen alweer beweren van dat ministerie hetzelfde. Maar nu die twee nieuwigheden er zijn, Is daardoor het Buitenhof van een plein veranderd in een tochtgat, waar drankgelegenhoden elkaar afwisselen, zijn er natuurlijk' memchen met auto's en motorfietsen, die haast hebben aan hun borrel, thee of domino te komen. Derhalve staat die arme ijzeren beschimmelde held in den weg. Dat er midden op het plein, tien meter verder eén 'vluchtheuvel is voor duizend personen en een limonade tentje, waar Willem II best bij zou kunnen, dat vlak erbij een open terrein is achter een hek van paièn en kettingen, waar een heele kudde standbeelden zou kunnen staan, geeft nietsde Haagsche raad heeft zich bezig gehouden inet een uitgebreide discussie over de verplaatsing of niet-verplaatsing, waarbij de heeren. die tegen verplaatsen waren, twee argumenten gebruikten, •bet leelijke van het monument en diens raren vinger en ten tweede het feit, dat er voor een beetie geld ^.en Willem II te paard (tegen Belgische franken; is aan te schcifen. Aangeezien die koning veetf te paard zat en met (zelfs over barricades placht te springen, zaf;het Concours rtHippique vermoedelijk 'wel een sommetje uittrekken <voor den aankoop. Als ik in hun plaats was, wachtte ik nog een beetje. Die Belgische frank gaat nog wel lager. Straks heb je een jjzeren ruiter half voor niks. Wie monumenten wil! hebben, moet op de kleintjes letten. Anders loopt het te veel in de papieren met al die' beroemde mannen van steen en ijzer i A. GRONDBELASTING VAN UITWONENDE EIGE NAREN. Men schrijft aan het Handelsblad: Vóór de jongste wijziging vani de gemeentewet had den d'e gemeentebesturen het recht om op de hoofd sommen d'er grondbelasting voor de gebouwde eigen dommen 40 en op die voor de ongebouwde eigendom men 10 opcenten als maximum te heffen. Bij die wij ziging zijn deze maxima klakkeloos verdubbeld: het heffingsrecht voor de gebouwde eigendommen is uit gebreid tot 80. dat voor de ongebouwde eigendommen tot slechts 20 opcenten, wat, ten aanzien van do on- gebouwde eigendommen hierop neer komt, dat per H.A. "voor de allerbeste gronden ten behoeve van de gemeentekassen niot meer geheven mag worden dan fl a 11.20, terwijl voor de gronden van mindere kwaliteit dat bedrag per jaar en per H.A. niet me9r dun 1 0.40 f 0.80 beloopt, afhangende Van de samen stelling van den bodem. Ten opzichte van de eigengeërfde boeren, die hun domicilie in ae gemeente hebben, zijn de gemeen tebesturen natuurlijk in de gelegenheid om langs anderen weg te komen aan het bedrag dat voor rie plaatselijke kassen noodig is, maar vooral den laat sten tijd gaan groot-bezitters er meer en meer toe over om groote complexen landerijen aan te koopen, ten einde hun kapitaal op soliede wijze te beleggen. Ze gaan zich echter niet of niet dan bij groote uit zondering vestigen op het aangekochte goed, doch ze blijven huizen in de steden en verpachten hun eigen dommen. Groote boeren, die hun leven lang op hjt platteland gewoond hebben, gaan er óók meer meer toe over om hun laatste levensdagen in de sted» n dooi te brengen en hun bedrijf te verpachten of daarop een zetboer werkzaam te stellen, met het. gevolg dat het aantal draagkrachtigen ten platten lande hoe lainger hoe kleiner wordt. Maar ook aan de schatkist van elke plattelandsgemeente worden tegenwoordig hooge eischen gesteld, als gevolg van de vele sociale maatregelen, die de laatste jaren zijn getroffen en van den scholenbouw, die vrijwel overal ter hand genomen moest worden. Tóenemende be hoefte dus aan inkomsten en vermindering van ka pitaalkrachtige bewoners, zoodat er een steeds zwaar- naar het Amerikaansch door ZANE GREY, Bewerkt door W. J. A. hÓLDANUS Jr. 40. Slonfe. keek naar de rotsen. Hij zag den kogel geen stof opwerpen. De gestalten der mannen bleven dezelfde Hujschinson trekkend, CordtsNeen, Ccrdts was dezelfde niet. Een vreemde verandering was duidelijk in zijn lang lichaam waar te nemen. Alle energie scheen eruit geweken te zijn. Toch be woog het zich. Hutchinson deed ook vreemd: hij gilde, zwoegde, worstelde. Maar hij kan Cordts niet helpen. Hij trok hem een eindje de hoogte in, maar scheen dan in ge vaar te verkeeren zijn evenwicht te-verliezen. Cordts leunde togen de klip aan. Dan drong het tot Slone door, dat Lucy den paardendief geraakt had. En goed geraakt ookl Hij wilde kon Hutchin- son niet loslaten. Het was een doodsgreep. De stevi ge Hutchinson gleed wat van het steunpunt van zijn knie af en toen hij zich bewoog, slingerde Cordts; zijn voeten lieten den rand los en hij hing, alleen vastgehouden door zijn wankelenden vriend. Welk een heesche en vreeselijke kreet van Hut- i hinson! Hij deed één laatste krampachtige poging en die was zijn doodsvonnis. Langzaam verloor hij zijn evenwicht. Cordts donker, gemeen gezicht kwam naar voren. Dan schoten de twee lichamen, elkaar loslatend nu, naar heneden Cordts recht naar be neden vallend, Hutchinson hals over kop met zwaaiende armen dieper en dieper in den af grond erdwijnónd. Geen geluid klonk op. Een klein zuiltje geel stof kronkelde op van den noodlottigen rand, kwam in den wind daarboven cn loste zich op in de zwevende rookwolkjes. HOOFDSTUK XX. Een duisternis, als de jagende wolken boven hem, scheen alles voor Slone's blik te verdonkeren, maar was gauw weer over en nu zag hij weer heel duide- lijk. Lucy boog zich over hem heen en bond een groo te das om zijn schouder en onder zijn. arm. „Lin! Het is niets", zeide zij ernstig. „Er is ge*n been geraakt!" Slone ging, rechtop zitten. De rook trok op. Klei ne bogen brandend gras werkten zich langs den rand naar beneden. Hij herinnerde zich plotseling alles weer en stak zijn hand uit om Lucy te grijpen. Hij wees op den uitstekenden rand aan gene zijde van den- gapenden afgrond. „Zij zijn weg!" riep Lucy met eer. vreemden en diepen klank in haar stem. Zij beefde vreeselijk. Maar zij wendde haar blik niet van Slone af. „Wildfire! De King!" zeide hij heesch. „Beide liggen nog waar zij gevallen zijn. O, ik durf haast niet te te kijkenEn Lin, ik heb Sarch, Two Face, Ben en Plume daar naar beneden zien gaan." Zij stond met haar rug naar den afgrond, waar het pad naar beneden leidde, een wees zonder te kij ken. Slone stond op, een beetje onvast nog op zijn voe ten en een doffe pijn voelend. „Sarch zal regelrecht naar huis gaan en de ande re zullen hem volgen", zide Lucy. „Het vuur heeft ze uit de bosschen gejaagd. Sarch zal naar huis gaap, En dat zal de pikeurs hier brengen." „We zullen zo niet noodig hebben, als Wildfire en de KingHij hield op en ging naar de paarden. Hoe vreemd, dat Slone naar den King en Lucy naar Wildfire gingl Sage King was een geBlagen, gebroken paard, maar hij zou blijven, leven, om nog een race te loopen. Lucy knielde, snikkend en huilend, naast Wildfire neer. „Wildfjro! Wildfire!" Alles aan Wildfire was wit behalve de plekken waar hij rood was, en dat rood was nu niet zijn glanzende, vlammende robe meer. Een afschuwlijke spiertrekking werd hoe langer hoe. langzamer. En hoewel benauwd, verblind, stervend, hoorde Wildfire toch Lucy's stem. „Oh, Lin! Oh Lin!" steunde zij. Terwijl zij neerknielden,.gingen de hevige spier krampen over In zachte zuchten. „Hii heeft den King geslagen met zwaar gewicht en met een grooten voorgift!" prevelde Slone en hij legde een bevende hand op den natten hals van het paard. „Ja, hij heeft den King geslagen!" riep Lucy. ,Maar je moet, je kan het niet aan vader zeggen." „Wat kunnen we hem dan zeggen?" „O, ik weet het. De oude Creech heeft mij verteld wat ik zeggen moet!" Een verandering, zoowel lichamelijk als geestelijk scheen over den grooten hengst te komen, „Wildfire! Wildfire!" Weer riep de ruiter tot zijn paard met een luiden, doordringenden gi^. Maar Wildfire hoorde het niet. De ochtendzon straalde helder over de golvende salie, die als een grijze zee van den Ford af rolde. Bostil zat als een gebroken man op zijn waranda. Hij keek naar het blauwe waas in het Noorden, waar dagen geleden alles, wati hij liefgehad had, ver dwenen was. lederen dag had hij daar van zonsop- tot zonsondergang zitten kijken. Zijn pikeurs ston den zwijgend om hem heen, vol ontzag voor zijn smart, wachtend op bevelen, die nooit kwamen. Van achter een rots ree9 een dun stofwolkje op. Bostil zag het en schrok. Boven de salie verscheen een zich bewegend, zwart voorwerp de kop van een paard. Dan volgde het groote, zwarte lichaam. „Sarch!" riep Bostil uit. Met rinkelende sporen kwamen de andere pikeurs ook aangeloopen, „Nog meer paarden daar achter,," zeide Holley klam. „Daar is Plume!" riep Farlane uit. „l.n Two Face!" voegde Van er aan toe. „Dusty Ben!" zeide een derde. .,En alle zonder ruiter," zuchtte Bostil. In diep zwijgen zagen zij allen de renpaarden één voor één de rots afkomen. Sarchedon's schel1 gehinnik klonk uit de salie od. Uit velden en corrals kwam het ant woord. begeleid door het gekletter van honderden hoeven Sarcnodon en de andere gingen van den stap in draf, van den draf in galop over én deden weldra hun harde hoeven op de steenen binnenplaats kletteren. Als een zwerm bijen vlogen de pikeurs op de renpaarden toe, vingen ze en brachten ze naar Bostil. Op Sarchedon's nek zat een droge, met stof gebakken dere last gelegd moest worden- op' de overblijvende bewoners. Een steeds zwaardere last, die vaak te zwaar is: we kennen plattelandsgemeenten waar menschen met een inkomen van ongeveer f2000 pen jaar niet minder dan f 300 aan gemeentelijke inkom stenbelasting moeten opbrengen, welk- bedrag tot f800 stijgt als het inkomen omstreeks f4000 be loopt. Bestond er voor de besturen van zulke gemeenten het recht om, althans voor de niet inwonende be zitters, 100 opcenten te heffen op de hoofdsommen der grondbelasting wegens ongebouwde eigendommen in plaat9 van 20, zooals thans het geval is, dan zouden die bezitters, althans tot op zekere hoogte, genood zaakt kunnen worden, om mee te dragen in de las ten der plaatsen, waaruit ze zeer belangrijke in komsten putten. En werd thans nog, door een wijziging der ge meentewet aan de gemeentebesturen dit recht toege kend, dan zou waarschijnlijk in de toekomst bij de groot-kqpitalisten de neiging om maar alles te gaan annexeeren, wat op 't platteland te koop wqrdt ge presenteerd, eenigszins worde ngetemperd. Wat een zegen zou zijn voor 't platteland, niet. alleen om dat, dloar dan weer een grooter getal eigen hoeren kwam, maar ook omdat het dé in verhouding tot den prijs der producten te hooge grondprij zen eenigszins zou doen dalen, hetwelk van gunsti- gen invloed zou zijn zoowel op de vaak nog te hooge pachten als op de bijna overal te lage loonen van de veldarbeiders. ALKMAAR. Te SCHA0EH Donderdaos ia HÖIel Vredelnsl. OUDESLUIS. Zondag werd alhier in het lokaal'Sluis tweemaal een uitvoering gegeven door de Wieringer Bioscoop. Het eerst hadden wij 's namiddags een kindervoorstelling. Naar wij vernemen, waren er heel wat kinderen aan wezig en hebben deze volop genoten van hetgeen hun werd voorgesteld. De afgedraaide films waren zeer duidelijk en bijzonder voor kinderen geschikt: zij heb ben dan ook geschaterd van pret. Tijdens de avondvoorstelling was het lokaal bijna geheel gevuld en hetgeen toen werd gepresenteerd, was een bezoek ten volle waard. De tafercelen waren zéér duidelijk en van die trillende bewegingen, die zich soms bij bioscoopvoorstellingen voordoen, en zeer hin derlijk rijn, heeft men hier hoegenaamd niets bemerkt. Afgaande op het applaus, hebben de Wieringers hier wel succes gehad OUDESLUIS. Zaterdagavond hield de sociëteit „Burgerkring" al hier in het lokaal Sluis haar eerste gewone vergade ring in dit seizoen. 16 Leden waren aanwezig. Na opening en voorlezing der notulen, was het eerste punt rekening en verantwoording van den penning meester. Deze, wegens ongesteldheid niet aanwezig, had rijn boeken en bescheiden aan het lokaal afgegeven. Hieruit bleek, dat er een batig saldo was van f 13.86. Daarna was aan de orde verkiezing bestuurslid. De secretaris moest periodiek aftreden en was niet 'herkies- oaar. Als zoodanig werd nu gekozen de heer H. Jonker, welke de functie aannam. Hierna werd besproken de eerst te houden buitenge wone vergadering. Besloten werd, deze door eigen krachten, met eén tooneelstukje en voordrachten, te doen plaats hebben. Als datum werd bepaald 9 Decem ber a.s. Na de rondvraag, die niets opleverde werd door Voorzitter dank gebracht aan den aftreaenden secre taris, den heer Jippes, voor hetgeen hij voor Burger kring had gedaan, waarna sluiting volgde. vlek van e$n roodachtige kleur. Holley, de oude pikeur met de haviksoQgen, bekeek die vlek het eerst. ,Dat komt van een kogel, dat is zoo-klaar als do zeide Holley. „Wie heeft op hem geschoten?" vroeg Bostil. Bolley schudde zijn grijs hoofd. „Hij ruikt naar rook," zeide Farlane, die bij de bee- nen van het paard neergeknield was. „Hij heeft door vuur gelloopen. Kijk maar. De kuitgewrichten rijn alle gezengd." Al de pikeurs keken er naar §n dan met ernstige, vragende oogen naar elkander. „Je kan er op rekenen, dat zij het zwaar te verant woorden gehad hebben.' prevelde Holley somber. Enkele pikeurs brachten de paarden naar ae corrais Bostil ging weer naar het Noorden zitten kijken. Zijn gezicht was bleek en ingevallen en stond strak. De pikeurs kwamen en gingep, maar Bostil bleet op rijn post. De uren verliepen. De middag kwam en sleepte zich voort. De zon verloor haar helderheid en orandde rood. Weer stofwolken, thans als 'rood geworden reek aan de rots. Een paard, dat een donkere gestalte droeg, verscheen boven de salie. Bostil sprong op. Is dat een grijs paard of ben ik blind?" riep nij met onvaste stem. De pikeurs durfden niet antwoorden. Zij moesten zekerheid hebben. Zij keken door hun half dichte oog leden; de stilte werd drukkend. Holley legde zijn hand boven rijn oogen. Grijs is hij Bostil grijs als de salie... En God sta mij bij, J iiv/iiaalij, «IcCl alsof zij dof geworden waren, en staarde weer Wip »il orAn 9" irrnnrl l>Jï „Wie zit erop?" vroeg hij.' „Slone. Ik heb nooit iemand anders zoo op een paard zien zitten, antwoordde Holley. >En wat houdt hij zoo stevig vast?" Duidelijk voor alle scherpe oogen was de glans van Lucy Bostil s gouden haar. Doch alleen Hölley/had den moed om te spreken. .Het is Lucy. Ik heb het al lang gezien." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 1