ROMMELKRÜID, Bij Grootvader. Even laehen. hij kuste hare hand met vuur. terwijl zij sta melende vervolgde: Jonker, ik ben nog zoo „jong; ik ben in die zaken nog zoo onervaren: „gij hebt mij zoo geheel verrast, en buiten mij „zelve gebragt, dat het mg onmogelijk is, u „heden naar bchooren te antwoorden; ik bid u, „gun mij tijd tot morgen, om xnftf to beifeden, en „en met mijnen vader te spreken." Hoe verliefd ae jonker ook was, gevoelde hij echter het billijke van dit haar verzoek: ,,Gij wijst mij dan niet „geheel af?" zcide hij. „Ja, ik wil mijnen hevigen „gloed beteugelen; ik wil tot morgen beiden, om „alsdan uit uwen mond dood of leven te ont vangen. Welaan dan, dierbare Jenne, tot morgen. „Ach, ik smeek u. verstoot mij niet" Toen drukte hij nog een' brandende kus op hare hand, en ging heen. Geheel bedremmeld bleef het meisje nog een oeruimen tgd op diezelfde plaats staan. Dit was de eerste liefdesverklaring, welke zij immer hoor de. Nog nimmer had zij iets over de liefde gelezen veel minder bij de vrome gezusters Heeringsma, bij wie zij werd opgevoed, daarover hooren spre ken. Men stelle zich dus haren toestand voor. Dit was dc eerste kus, welken zij immer van eenen jongeling ontving. Lang staarde zij op die hand, en net was haar, alsof dezelve haar nu niet meer toebehoorde; ja, of de kus des jonkers nog op dezelve gloeide. „Maar, hoe zal mijn vader „dit vooral opvatten?" vroeg zij zich af En nu kwam zij min of meer tot zich zelve. Toen kon zij het geval beter voorstellen, en zij was, wat haar antwoord betrof, zeer wel over zich zelve voldaan. Zij had aen bevalligcn jonker niet afgewezen. Dit verheugde haar, want, o, zij gevoelde, dat hif, de redder van haren vader we) verdiende aangehoord te worden. Nu kwamen er tranen in haro oogen. Dit gaf hareh zwoegenden boezem lucht „O, GodP' zuchtte zij, „geef mij „krachten, om zoo te handelen, als mij, onervaren „meisje, betaamt" Haar vader kwam terug, en was spraakzamer dan gewoonlijk. I „Jenne P' reide hij, „wanneer de jonker terug-1 „komt, behandel hem dan vriendelijk, verstaat „gij wel ligt dat ons noodlot ons eindelijk wil I begunstigen." Jenne verstond hem in zee verre, oat zij begreep, dat hij de genegenheid des jonkers niet afkeurde, en dit beviel haar- want inderdaad, do vurige taal dos jonkers had haar getroffen. (Arm meisje 0 Wordt vervolgd. WATERGLAS. Waterglas is in de laatste jaren meer algemeen bekend geworden, omdat tijdens den oorlog het huishoudelijk gebruik er van sterk toegenomen is. Ze wordt gemaakt ongeveer op de wijze van glas Wagenmaker, Kolhorn; Aafje Bos, Oostwoud; Jansje en Ap Nobel, Oudesluis (Wat hebben jullie mooi postpapier!); Piet en Leida Ro-tor, Julianadorp; Elisabeth van Eeten, Sint Maar- tensbrug; Trijnie Schoorl, Harenkarspel; Griet je en Gerrit Bakker, Hollum, Ameland; Jacob en Anna Blokdijk, Wijdenes (Dezelfde raadsels zijn al eens geplaatst); Sijb Bijkersma, N. Nie- dorp; Zus en Broer van de Langere fes; J. Visser en P. Kwantes, Waardpolder, Kolhorn; *Henk en Jan, Julianadorp; C. Groet en K. van Eeten, Kelhorn (Ja, Ik ken hem well); Trijntje Keulen, Leersum; Jan Schenk, Wieringerwaard; Guur tje en Piet Ruls, Schoorl; Jacob Glas en Dirk Appel, Opmeer (Jawel!); Catharina Koster en Margaretha Kroonenhurg, Schagerbru^; Maria Delver, S< hagen; Ook nog van de vorige week van Guurtje Zon, en Marietje Zon, Breezand; Dieuwertje Breet, Schagen; Gretha en Jannie Swan, Sint Maartensvlotbrug; Jan Oudendijk, Zuidscharwoude; J. Jimmink Schagen; Piet Homan, Schagerwaard, Piet, Jan en Meindert Mare es, 't Buurtje, Schagerbrug. NIEUWE RAADSELS: 1. Mijn geheel is een bekend spreekwoord van 4 woorden en 18 letters. 5—47—13 0 151 is een bolgewas. 713811 ls een plaats in Zeeland. 2 8 9 7—14 is een rivier in de Betuwe. 210—16—3—14 is een stad in Noord-Frank rijk. door samensmelten van natriumsulfaat, steenkool, en zand, waardoor een massa ontstaat die na het stollen precies op ruw glas gelijkt. Meestal laat men de massa uit de groote bakken, waarin ze gevormd is, in dunnen straal loopen in water, waardoor het in kleine stukken kapot te breken is. Deze stukken doet men dan in een draaibaren ketel die met stoom onder een druk van onge veer 5 atmosferen (circa 150 graden G.) gehouden wordt gedurende eenigc uren, waardoor de stuk ken gaan oplossen. Men krijgt dan een vloeibare massa met vele onzuiverheden erin, die voor een deel vanzelf op den bodem zinken en voor een ander deed verwijderd moeten worden door alles in filterpersen te liltrecren. Het kan gebeuren, dat er te veel water in het waterglas zit, zoodat het te duur aan vracht zou komen, en dan verjaagt n.en een deel ervan door het in het lu« '"ledige verwarmen. Uit het voorgaande blijkt dat, hoewel waterglas oplosbaar is in water, het Oplossen zeer moeilijk is, zoodat- het noodig is de stof in onopge- Iosten toestand, in vaten of in flesschen, in den handel te brengen. In de huishouding gebruikt men de oplossing (meestal tot het tienvoudige verdund) voor het in leggen van eieren. Dit bevalt beter dan het inleg gen in kalk, omdat de bacterën evengoed afgesloten worden, terwijl er geen minder smakelijke verbin dingen met het eiwit gevormd worden, hetgeen bij kalk weJ het geval is. Een tijdje na net inleggen wordt de massa geleiachtig, hetgeen veelal toege schreven wordt aan chemische inwerking van koolzuur uit de lucht, die kiezelzuur uit het waterglas doet afscheiden en dit kiezelzuur is dan gclatineus. Ook als vervangmiddel van zeep wordt het in de huishouding nog aleens gebruikt. Ten eerste omdat het goedkooper is en ten tweede omdat de grauwe kleur, die weefsels krijgen door hel ge bruik van soda, lang niet zoo sterk aan den aag treedt, wanneer ook waterglas met soda is ge bruikt Dit is niet door een bleekende werking, maar doordat soda de vezels wel aantast en waterglas dit niet doet, zooals door laboratorium- j proeven is bewezen. Het bevordert het schuimen van de zeep, al schuimt de oplossing op zich zelf j niet, en nog steeds wordt de meening uitgesproken, j dat het schuim steric meewerkt tot net wegnemen van het vuD. In de meeste gevallen is de werking van waterglas minder scherp dan dio van reep, I zoodat voor vele gevallen aangeraden kan worden allerlei teer goed te wasschen met waterglas in1 koud water, terwijl later het laatste spoor van waterglas weggespoeld kan worden. Vooral tijdens den oorlog zijn groote hoeveelheden waterglas ge bruikt voor het „vullen" van allerlei zeep, zoowel vaste als weeke. Tegenwoordig kan men zeggen, dat de bekende meiken „huishoudzeep" geen waterglas bevatten of mogen bevatten, wanneer het «net nadrukkelijk er bij is aangegeven. Voor het reinigen van vaatwerk, hout, etc. zou dergelijke gevulde zeep beslist minderwaardig zijn. Alleen voor het wasschen van katoen zou ze in véle opzichten beter kunnen voldoen. Ook waschpoe- 12611 is een scherp voorwerp. 9—17—16 is een rivier in Afrika. 18—1314 is een nuttig viervoetig dier. Reken de ij voor één letter. En dan maar flink op de atlas zoeken, 't Is een mooi raadsel! 2. Rond ben ik als een knikkertje, Als klare wijn zoo rood! Door regen en door zonneschijn Word ik het spoedigst groot 1 Ik heb een hartje, hard als steen. I Mij dunkt, nu kent mij iedereen! Oplossingen zenden aan den heer L. Rogge veen, Turfmarkt 8, Leiden. m. Vorvolg. „Ik ben. dokter Bloemgordijn', zei 't heertje. „Ilaha", lachte Loes, „wat leuk!" Dat vind ik heeleroaal niet leuk" zei 't heer- tjo weer, ,4k vind 't heel gewoon!" „Is u uit *t gordijn komen kruipen?" vroeg I oes. „Kruipen, kruipen?" zei *t heertje een beefje boos. „Kruipen? Ik ben er fatsoenlijk en ge woon uitgestapt en toen ben 'k hierheen gewan deld, omdat ik jou ziek in je bed zag liggen, en omdat ik je beter wou maken. Maar wat praat ik toch. zoo viel 't dikke doktertje zichzelf in de rede, „ik ga nu beginnen, om je te gene zen 1 Luister eens goed: Je verkoudheid zal wel ders (die eigenlijk geen zeeppoeders genoemd mo gen worden), bestaande uit een mengsel van soda en waterglas (veelal met wat zeep er bij), worden gemaakt en zijn voor het wasscnen van weefsels wei aan te bevelen. Het is jammer, dat de wet niet dwingt op de pakjes precies aan te geven welke bestandueelen er in zitten, want er is met deze soort van dingen heef wat bedróg gepleegd. Zeer groote hoeveelheden waterglas dienen als vulmiddel voor zeep en hoewel het be schouwd moet wonden als hot minst verwerpe lijke vulmiddel (b.v. zeer veel aardappelmeel werd en wordt ook gebruikt en dat heeft hee- lemaal geen nut), zou het publiek zeker ge diend zijn mot een bindend voorschrift om tel kens aan te geven, dat een vulmiddel gebruikt is en welk. In ons land worden vrij groot hoeveelheden gebruikt voor het plakken van karton. De dik ke 9trookartons worden verkregen door eenige lagen stroopapier op elkaar te plakken en ook gegolfd karton maakt men door gegolfd stroo papier te plakken op glad. Een sterke oplossing van waterglas wordt machinaal tegen den te plakken kant aangebracht en plakt dan bij het drogen heel goed. Na het drogen- worden fijne harde kristalletjes gevormd, die maken, dat de genen die het karton moeten verwerken, de messen heel wat vaker moeten slijpen, dan wanneer andere plakmiddelen gebruikt zouden zijn. De prijs ervan bepaalt echter welk ge bruikt zal worden en de verbrukiers weten bet niet of zijn niet sterk genoeg om zich tegen het gebruik van waterglas met zijn botmakende eigenschap to verzetten. Ook voor het impregneeren van h mt en weef sels om ze onbrandbaar to maken, kan \rater- glas met goed succes gebruikt worden, bo op pervlakte wordt dan bedekt met een laagje, dat de zuurstof tegenhoudt, zoodat wel verkoling. maar geen verbranding kan optreden. Ook ge mengd met kalk, krijt, magnesia en allerlei ve zels kan ervan gebruik gemaakt worden voor het bedekken van lich* ontbrandbaar materiaal dat dan vrijwel onbrandbaar wot. In de ververij en katoendrukkerij zijn rij groote hoeveelheden noodig als beits of vod" het geven van onoplosbare verflaa.k«ui tervdl men in de zijde-industrie ervan gebruik mnakt voor bet verzwaren van zijde, die er dan schijn baar veel duurder en slechter door wordt. Ook in Amerika is in den laatsten tijd de aandacht sterk gevallen op waterglas en daar men daar to lande bezig is het geheele wa« cb- proces wetenschappelijk te bestudeeren. ij het mogelijk, dat uitgebreide toepassing van dit merkwaardige product mogelijk wordt, wan neer rnen de jusite samenstelling en het juis»e gebruik voor de wasscherij van weefsels heeft leoren bepalen. Hdbl. DE TULPENHANDEL. In de zeventiende eeuw zijn de Nederlanders een paar jaren lang door het dolle heen ge overgaan, als je maar doet, wat je grootmoeder en juffrouw Jansen je voorschrijven!" „Kent udie dan?" vroeg Loes. „Stil; val me niet in de rede! Kleine meisjes moeten luisteren, als oudere menschen spre ken! Ik wil je genezen van je ongehoorzaam heid! Want je bent wel eens ongehoorzaam, nietwaar! Nu, luister eens goed! Telkens als je weer op 't punt staat, om iets te doen, dat niet in orde is, of wat je niet moogt doen, dan zal lik, dokter Bloemgordijn, in je gedachten ko men, en dan zal je oogenblikkelijk gehoorzaam zijn! Begrepen?" „Ja dokter, maar „Nee, geen tegenspreken, daar houd ik niet van! Je zult eens zien, dat je dan heel wat an ders ook met anderen om zult gaan!" 't Kleine doktertje werd nóg kleiner. Hij sprong over de dekens van Loes' bed en ver- i dween in de gordijnen. Loes keek eens om zich heen! Ja, daar zat 't heertje, maar als je goed keelt, was 't niets an ders, dan een kromme lijn, en een schaduw. Wat was dat nu? Had ze gedroomd, of was 't doktertje hier werkelijk geweest? Och weineen, 't was maar een droom geweest! Maar toch een aardige droom! Loes besloot, om den raad van 't oude doktertje niet te vergeten! Maar ze dacht: ,,'t Is toch maar verbeelding geweest, 't Zal wel niet helpen!" Wordt vervolgd. weest met hun dwazen tulpenhandel, speciaal van 1634 tot 1637. Het scheen een razernij, men betaalde de buitensporigste prijzen voor tul penbollen. Iedereen was er door aangegrepen, zoodat sommige eenvoudige menschen in kor ten tijd schatrijk werden, maar ook even spoe dig weer straatarm. In dit opzicht leek het veel op wat wij de laatste jaren van den oor log ook hier zagen. De verhalen van O.W.-ers liggen ons nog versch in 't geheugen. Het schijnt, dat de tulpen in 't midden der zestiende eeuw ongeveer naar ons land zijn overgebracht. Dit geschiedde door 'n Vlaamsch edelman, die gezant geweest was aan het hof van Soliman II. Hij bracht de bloem uit Per- zië mee naar Vlaanderen en vandaar naar Amsterdam. In Perzië heette de bloem tuli- bant, wat hier vervormd werd tot tulipa en later tot tulp. Een Amsterdamsche apotheker had het eerste exemplaar, terwijl de eerste kweeker van de vreemde bollen een Leidsch hoogleeraar geweest moet zijn: Dr. Clusius. De hoogleeraar was zoo ingenomen met zijn schat van tulpen, dat hij er geen enkele van missen wilde. Maar op zekeren nacht werden hem de mooi- ste ontstolen en daarna werden ze overal ver spreid. Een weeldebloem bleef de tulp» een tijdlang zelfs waren tulpen kostbaarder dan juweelen, en werden ze vooral de dames ten geschenke gegeven in plaats van edelgesteen ten. Men betaalde al gauw een duizend gul den voor een mooie tulp. En voortdurend steeg de waarde der bollen. De handel erin nam steeds toe, wat weer d6 zucht tot kweeken aan wakkerde. Adriaan Pauw, de raadspensionaris van Amsterdam, legde zich ook bijzonder toe op het kweeken van tulpen. Hij had bij zijn bui tenverblijf te Heemstede een groot bed vol tulpen van de schoonste kleurenpracht. In het jaar 1634 steeg de tulpenhandel tot een ware razernij. Ieder begon er aan mee te doen. De een na den ander ging „de ne- gosi in blommen" beginnen. En daar de prij zen voortdurend stegeo, maakte ook iedereen goede zaken. Bijna geen ambachtsman, die zich afzijdig hield. De geheele natie deed in bloemen. Iedereen kocht en verkocht, maar het laatste steeds duurder dan het eerste. De weelde nam ontzettend toe. Menschen die het vroeger maar sobertjes hadden, verdienden zoo ontzettend veel geld met dien dwazen han del, dat zij er geen raad mee wisten. Zwelg partijen waren aan de orde van den dag. In een oud geschrift heet het: .JLuyden, die naulijcks, nochte in h&er vaders, nochte in haer eygen huys, scherp-bier en boeckehde- meelen-brij krijgen kosten, wisten nu niet, hoe sy haer aanstellen souden, want wijn was haer naiilicks genoeg, men most vin brule ofte met suyker daerin, ofte Spaense wijn en Haen- tjes, gelaerst en gespoort, ofte andere délica tesse hebben". Men ziet het, de wereld stond op zijn kop. Niemand voerde meer een steek uit dan han delen in tulpenbollen. Maar plotseling, in 't begin van 1637, kwam de débacle. De prijzen der bollen daalden in eens geweldig en iedereen zat met de handen in 't haar. Het was een catastrophe van zeer grooten omvang. In korten tijd waren de bol len, die duizenden guldens gekost hadden, slechts enkele centen meer waard. De nieuwe rijTcen waren met één slag geruïneerd. Een rijmelaar uit die dagen zegt het aldus: Vrou Flora had gemaakt van* Wevers en van Snijers En ander slegt gespuys, Kales' en Paerde- rijere Die stadigh in de kroeg bij Wijn en lecker Bier Men lustig teeren sagh als kleyne Heertjes schier; Dog siet wat vreemdigheyd, die 't volk voor weynigh dagen Noch op een braven Hengst zeer moedigh rijen sagen, Die sitten nu alweer op 't maeger houten Paert En speelen poff, poff, poff, na al der We WéVers aert. M. BIKKELS. Men ziet hef tegenwoordige niet veel meer. dat de meisjes met bikkels spelen. Bikkels zijn de kleine beentjes, die den voet met het scheenbeen verbinden bij mensch en dier. Speciaal de bikkels uit varicenspooten deden dienst. Ook werden ze van koper eemaakt. Er zijn een holle en bolle kant aan en twee platte kanten. Het schijnt, dat de Atheners vroeger het bik- kelspel ook kenden. Zij noemden de beentjes koten of astragaloi. De dobbelsteenen waren voor de mannen, de koten voor de knapen. Daar waren 't dus de jongens, die bikkelden. En dat het bikkelspel een der voornaamste jongensspelen was, vertelt Homerus in zijn ge dichten, waar hij den gestorven Patroclus als schim laat verschijnen naast Achilles' leger aan 't strand. De nachtelijke verschijning* smeekt om een begrafenis, opdat zij door de dooden niet langer geweerd zal worden van de plaats der eeuwige rust. De schim van Patroclus zegt: „Geef mij uw hand, Achilles, en zweer me want ook uw dood is nabij dat gij zorg zult dragen, dat uw gebeente en het mijne in één lijkbus rusten. Wij willen in den dood vereenigd zijn zooals wij dat waren in het leven. Van jongs af 1 Weet gij het nog, hoe mijn vader Menoilios mij bracht aan het hof van uw vader Peleus, ter bescherming, omdat ik had moeten vluch ten. Immers ik had een anderen knaap dood geslagen in mijn woede, driftig over het ko ten." Men riet hieruit, dat het bikkelen een zeer hartstochtelijk spel was onder de Atheensche jongens, zoodat er zelfs doodslag het gevolg van was. M. IN 16 JAREN NIET GESCHOREN OF GEKNIPT. In 1906 legde een zekero Frederick Wilkins, een herbergier te Burhg Hill, Engeland, de plechtige belofte af, dat hij zijn haren niet eer der zou laten scheren, dan wanneer de conser vatieve partij weer aan het bewind zou zijn ge komen. Thans kan hij zich duo door 'n barbier weer eens laten opknappen. Hij heeft echter besloten om te wachten met naar een barbier te gaan, totdat de lente zal zijn aangebroken. Wilkins is een groote roodwangige kerel. Zijn baard i9 ruim 60 c.M. lang. „Ik ben echter niet van plan", zeide de man in kwestie tegen een vertegenwoordiger van de Daily Mail, „kou te vatten en wacht dus met haarknippen en sche ren totdat de koekoek weer roept. Trouwens ik ben er zelfs nog niet heelemaul zeker van, dat ik mijn baard zal laten afscheren. Misschien laat ik het ding alleen maar wat fatsoeneeren. Uit Londen heb ik een aanbieding gekregen van een barbier om mij bij hem te lafen sche ren en knippen. Alle onkosten, zooals de reis kosten enz. nam de man voor zijn rekening. Ik kan hier dus op ingaan, als ik dat wil. Ver schillende conservatieve parlementsleden heb ben mij gevraagd om enkele baardharen bij wijze van aandenken. Zoo'n baard is góed be schouwd wel voordeelig, want ik heb nu reeds 14 jaar lang geen boorden of dassen noodig ge had. Als hot 's morgens vroeg nog donker was behoefde ik nooit gevallen boordknoopjes te zoeken. In den eersten tijd was die baard heelemaal niet aangenaam. Ik had last van de warmte en het gekriebel. De eerste zeven iaren waren voor mij de moeilijkste. Na dien tijd groeide mijn baard niet meer." PRAKTIJK EN THEORIE Amerika droog? Officieel ja, maar als men bijzonderheden verneemt, neen! Gedurende de drie eerste kwartalen van dij jaar hebben de artsen van Chicago twee mil- lioen attesten afgegeven voor patiënten, die lij dende waren aan de gevolgen van te veei drénk en namaak van drank. Dat misbruik maken heeft, teruggerekend, aan Chicago reeds gekost: 11 millioen dollar. VAN EEN AAP AFSTAMMENDE Men heeft in het feit, dat wij zwemmen moe ten leeren, een nieuw bewijs gezocht, dat de menschen oorspronkelijk aapsche boomklio.- m< is zijn geweest. Geen viervootig wezen, of, als het in het water wordt gegooid, zwemt „loo pende Maar de mensch zoekt direct zich vast te grijpen en ergens in te klimmen, als hem die onaangenaamheid treft. Men weet, dat do apen slechte zwemmers zijn? en dat genoem de ontdekking van een Engelsche professor af komstig* is? DE SPRINGENDE AUTO. Een nieuwe sensatie uit Amerika, het land waar men alles aangrijpt, om de verveling te verdrijven. Te Idora Park, in Californië, heeft een kleine toer-auto met eigen kracht langs een houten spoor rennende, dat aan het einde opgebogen- is. een sprong gedaan over een huls- je van 4>4 motor hoog, waarbij zij zich nog ruim 3 meter boven 'het dak verhief, volgens hetzelfde beginsel, waardoor een vliegtuig de lucht klieft. De landing „in zweefvlucht" blijft intusschen een heel waagstuk. DIEPER KON NIET. „Hoeveel moet die operatie kosten, dokter?" „Kan ik niet zeggen. Dat hangt ervan af, hoe diep ik snijden moet." „Maar ik ben maar 13 duim doorsnee!** LOGISCH. Wanneer is Rome gebouwd vroeg de meester. In den nacht, meestert luidde het ant woord. Hoe kom je daaraan? vroeg de meester verwonderd. Wel, ik heb zoo dikwijls 'hooren zeggen, dat Rome" niet op één dag is gebouwd, ze'de do knaap. OOK EEN SOUVENIR. Wat heb je daar in dat medaillon? vroeg de vriendin. O, een haariók van m'n man. Maar je man is toch nog in 't leven. Dat wel, lieve, maar hij heeftgeen haar meer. HET NUT VAN MOTIES. Op een boerendorp heeft een ems'igen brand gewoed, welke zulken omvang aannam, dat drie huizen tot den grond toe afbrandden. Niet het minst was dit toe te schrijven aan het feit, dat de brandspuit totaal defect bleek en geen water gaf. Natuurlijk volgde een interpellatie In den raad en met algemeene stemmen werd ter be ëindiging daarvan de volgende motie aange nomen: De'gemeenteraad, van oordeel dat de jong ste ramp vooral aan de defecte brandspuit is toe te schrijven, besluit, dat deze, m de toe komst, telkens acht dagen voor lederen brand moet geprobeerd worden. „VRIJ!" Hé, koetsier, ben je nog vrij? riep onlangs een tanige oude miss tot een aapjeskoetsier. Nou, en of! lachte de man. Goed, dan neem ik je, antwoordde de kloe ke miss. De hemel beware me! riep de man, lei de zweep over zijn oude knolletje en maakte dat hij wegkwam. BERUSTING. Toen hun kleine, bleeke schatje Met den dag nog bleeker zag En benauwend droogjes kuchend, 'a Avonds in d'r bedje lag, Kwam de armendokter kijken Naar z'n tobberij es-patiënt. Hij, die al de droeve kwaaltjes Van de armoe-menschjes kent. Angstig zaten ze te wachten In de vale schemering, Tot de dokter hun kwam zeggen, Dat het zoo niet langer ging. Stevig voedsel moest er komen, Eieren .melk en chocola En de arme, trieste tobbers Knikten wat verwezen: „Ja!" En ze sloofden, en ze zwoegden Voor hun kleine bleeke schat, Dat ze eind'lijk melk kon drinken En d'r havermoutje at, Dat ze weer zou kunnen spelen Met d'r popjes in de zon, Met een kleurtje op d'r wangen En weer stevig worden konl Beiden wisten ze te sparen Uit een halfgevulde maag, Ook al bleef hun liev'ling zwakjes En d'r polsje zwak en traag. Alles zou zich nog wel schikken, Nu d'r kuchje niet meer klonk En een vleugje van een lachje In d'r fletse oogjes blonk. Maar ze konden niet verdienen, Wat hun kindje noodig had, Niemand had hun wilskracht noodig, Vroeg er naar hun zieke schat! Tot ze eindelijk begrepen Arme tobber» uit het slop En ze gaven, zachtjes schreiend, Hun verloren kindje op!! Nadruk verboden. Nov. 1922. KROES.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1922 | | pagina 16