ROMMELKRUID, Jantje's droom. Even laehen. „ik weet, de eerste maal, dat gijlieden met el kander te doen hebt; vecht dan ditmaal „slechts op eené wond, en steekt elkander bij „eene tweede gelegenheid dood; dus doende „spaart gij nog eenige uwer jeugdige dagen." „Neen!" brulde Miehaël. „de jonker spreekt, „in zijne uitdaging, bepaaldelijk van leven en „dood en ik vecht in eene zaak, die mijne eer, „en die mijner bruid betreft, ook nimmer dan „op leven en dood." „Alzoo kan deze zaak niet beslist worden, „zonder dat een uwer sterve" hernam de gees- me zielen aan te bevelen; meer kan ik toch niet voor u doen. Wordt vervolgd. DANSEN. w--- j Dansen is een geliefkoosd vermaak, wij telijke. „Intusschen is het rapier den jonker te zouden haast zeggen voor jong en oud. nxuar „pijnlijk, en schietgeweer maakt u te veel ge- j lorh in de eerste plaats w>r Je jeugd. Sommi- „raas. Welaan, ik heb iets anders van veel min- J gen halen wel eens de schouders op voor het „der omslag bedacht. Een van beiden, dit is vele dansen onzer jongelui en spreken van „dan bepaald, moet volstrekt stenen. Ik zal danshartstocht. Het kan toegegeven worden, „twee glazen met bier vullen; in het eene zal ik J ook dansen wordt overdreven, evenals men „suiker, en- in het andere een spoedig werkend trouwens in alles hier of daar overdrijving kan „vergif mengen; uitwendig zal men geen ver-aanwijzen. En wij zouden niet graag beweren, „schil kunnen zien. De jonker zal, als edelman dat er geen gevaren aan het dansen zitten, „en uitdager, de eer der keuze genieten; het Gaan we de danspartijen na, die in de danshui- „andere zal de manhaftige heer kornet Michaël zen der groote steden gehouden worden en in „uitdrinken." de danstenten, en andere gelegenheden op onze „Ik ben tevreden", riep Michaël; ook Hoog- keimissen, dan vinden we daar veel, dat mo- land keurde dit voorstel goed, terwijl Baltus peel niet door den beugel kan en dat soms er evenzeer mede ingenomen was, dewijl dezelfs walging wekt. Het gebruik van alcohol jonker daardoor van de vrees, om met het ra- t>ij die danspartijen is misschien wel een van de pier te vechten, op eens ontheven werd; maar hoofdoorzaken der ontaarding, deze, wiens bevende lippen hem het spreken Afgezien van sommige excessen evenwel, is beletten, gevoelde tot zulk gevaarlijk drinken J het dansen iets moois en edels, en dan ook een niet den minsten trek. uiting van blijdschap en opgetogenheid. Ie mand, die treurig gestemd is, zal moeilijk een Terwijl de geestelijke met den waard in eene dansje kunnen uitvoeren, andere kamer ging, om het bier gereed te ma- Bij ons is de dans bijna uitsluitend een ver ken, riep de jonker Hoogland ter zijde: „Is er maak. Als vorm van ernstige kunst komt hij „dan nu in het geheel geene uitkomst voor nagenoeg alleen voor op het tooneel. „mij?" vropg hij angstig. „Gij ziet," natwoordde j» Bij vele Oostersche volken is de dans veel Hoogland, „dat ik alles heb aangewend." Intus-jmeer een plechtigheid. En daar spelen niet de schen kwam de geestelijke al spoedig met twee voeten de hoofdrol bij den dans. maar is het glazen bier, waarin men werkelijk iets troebels geheele lichaam er bij betrokken, en is vooral zag, terug; uitwendig kon men echter, noch inj de rhytmische beweging van armen en handen kleur, noch in bezinking, eenig verschil zien. i datgene, wat bet schoone effect moet sorteeren. De Oostersche volken kennen ook niet de ge mengde dansen zooals hier, mannen en vrou wen dansen er altijd afzonderlijk. De inlanders zouden hei niet kunnen ook, hun plechtige ernstige dansen uitvoeren zonder scheiding der geslachten. En in onze Westersche dansen zien zij al dadelijk iets onoorbaars, iets onzedelijks, ook al worden ze in alle eer en deugd uitge voerd. Een Inlandsch opperhoofd, die eens een Eu- ropeesche danspartij had gezien, was ten zeer ste verontwaardigd over de gemeenzaamheid der geslachten, die hij meende op te merken. Aan een zendeling, die hem vroeg hoe hij die dansen vond, antwoordde hij: „Toean, als ik De Geestelijke. Ziet daar, mijne edele heerenl drinkt nu spoedig, want ik verlang naar rust. MichaëL (Met eene donderende stem.) Wel aan, jonker, drink! ik zal u bescheid doen. De Jonker. Ik ik wilik heb mij nog niet tot den dood voorbereid. De Geestelijke. Zulks is voor alsnog ook niet noodig; gij leeft, na het gebruik van dit bier, voor het minst nog vijf en dertig minuten; tijds genoeg voor u, om te biechten, en voor mij. om u aan de voorbidding van alle heilige en vro- (Een Nieuwjaarsvertelling.) Om negen uru had Moeder Jantje naar bed gebracht, t Was oudejaarsavond en daarom mocht hij zoo lang opblijven. Anders ging Jan tje al om zeven uur slapen. Dat was ook laat genoeg voor zoo'n klein ventje van vijf jaar. Maar voor zoo'n enkele keer hinderde bet niet, had vader gezegd. Jantje had wel tot twaalf uur op willen blijven, net ais vader en moe der en grootvader en grootmoeder, die op visite wariUi, uiu -ubu oudejaai savend te vieren. Maar om kwart voor negen was heel stilletjes Klaas Vaak binnengeslopen en zachtjes, heel zachtjes had hij slaapzand in Jantje's oogen ge" strooid en de kleine baas kon zijn kijkers niet meer openhouden, hij leunde met zijn kopje te gen moeders borst eu was bijna op moeders schoot in slaap gevallen. Vlug had moeder hem toen uitgekleed en om 9 uur lag Jantje in bed. Moeder stopte hem fijn in, want *t was koud in de slaapkamer. Hij lag nog geen vijf minuten^ of daar kwam Droomelot al op.zijn bed zitten. „Ga je met me mee, Jantje, dan gaan we in Droomenland cadejaarsavond vieren," zei ze met een lief stemmetje. Dat was naar Jantjes zin! Lachend blies Droomelot op een aal veren fluitje, en daar kwam de droomkoets aangere den. Wat was die mooi! De koets glom van goud en zilver, en overal waren spiegels. Als je daarin keek, moest je lachen, of je wilde of niet t Was ook wat gek! Je kreeg een erg lang iemand zoo mijn vrouw zag omhelzen en haar adem inademen,dan had ik de pijl reeds ge merkt, dien ik hem door het hart zou jagen" Zoo is het Oostersche oordeel over onze Eu- ropeesche dansen. Hun dansen zijn veel meer rhytmische bewe gingen, die door een aantal personen tegelijk worden uitgevoerd, op de maat van trommel slag en zang. Vele dansen der Inlanders zijn ook huldebetuigingen, die bij feestelijke gele genheden worden gebracht. Als een jong bruidje wordt ingehaald, ver welkomt men haar door dans. Evenzoo wordt, een opperhoofd geëerd door dans. Dit zit zoo diep in de Inlandsche bevolking vastgeroest, dat zelfs die Christen geworden bruidjes hun Chris telijke feestdagen vieren door veel en lang te dansen. De katholiek geworden Inlanders gaan zelfs op Sacramentsdag, wanneer de processie door het dorp trekt, al dansende voor het Aller heiligste uit. Wanneer de mannen ten oorlog getrokken zijn, voeren de achtergebleven vrouwen thuis dansen uit ter bescherming van de strijders. Daarbij gebruiken ze fijne waaiers uit hout ge- i sneden. Die zwaaien zij heen en weer. De dan- seresaen zingen daarbij hun lied, dat meteen de maat aangeeft. En in het refrein, waarbij met de waaiers afwuivende bewegingen gemaakt worden, komt de beteekenis hiervan duidelijk uit, dat de komende wapens mogen missen en de gaande wapens goed mogen treffen. Een heel andere soort van dans is de krijgs dans. Daarbij kan de trom niet gemist worden. Met een vlug tempo drijft de trom de dansers aan tot rappe en sierlijke bewegingen en spron gen, die een spiegelgevecht voorstellen. De dan sers vallen aan, steken en stooten, wijken weer terug en pareeren denkbeeldige aanvallen, alles onder een rhythmische beweging van het slanke, vlugge lichaam. Een lang schild van 'hout, met kralen en veeren versierd, en mooi besneden, wordt hierbij gebruikt Weer een andere dans is bijv. de roeidans. Men bootst een boot na met bamboestokken, klapperlakken en katoen. Die boot wordt door eenige personen gedragen, terwijl de roeiers daarbinnen met mooi versierde roeispanen al dansende roeibewegingen maken. Binnen en buiten de boot voeren een aantal Inlanders dan sen uit die met het andere een mooi geheel vormen. Zoo kent men ook een slangendans, en wor den ook allerlei bedrijven als schildpadsteken en vischvangst voorgesteld in den dans. Voor deze soort dansen zijn de Inlanders altijd zeer gevoelig. Uren lang kunnen zij zich er mee vermaken, maar voor de Westerlingen zijn die dansen heel gauw eentonig en dus vervelend. M. hoofd en beencn als lantarenpalen, of je werd net zoo dik als een kikker. Jantje stapte maar gauw in, anders was hij omgerold van het la chen. „Naar Droom eu stad", zei Droomelot tegen den koetsier, en die klapte met de zweep, en daar ging de koets, zoo hard, als de paarden i loopen konden. En dat konden ze! 't Leek wel een sneltrein, zoo hard ging het! In 'n ommezien waren ze in Droomenstad. en daar stapten ze uit. nog nooit gezien. De heele stad was versierd met bloemen en overal waren prachtige eexc poorten gemaakt met rood en blauw licht. De menschen liepen arm in arm te zingen en te juichen. Ze waren allemaal verkleed, en hadden rare mutsen op. Sinterklaas was er ook bij. Die reed op zijn schimmel, en Zwarte Piet liep er naast. Vlug liep Jantje naar hem toe, om hom te bedanken voor al het mooie speelgoed, dat hij gekregen had, maar juist wilde hij Sinterklaas bij zijn mantel pakken, ofhup! weg was hij weer! „Zullen we nu naar de feestzaal gaan?" vroeg Droomelot, „daar is 't nog veel mooier dan hier." „Graag", zei Jantje en arm in, arm gingen ze er heen. Nee maar, die feestzaal had je moeten zien! Die was vol bloemen en rood, groen, blauw en geel licht scheen over de menschen. Alles straalde en schitterde, dat je er bijna pijn in je oogen van kreeg. In een hoek zat een stelletje muzikanten, die vroolijke deuntjes speelden en de menschen dansten in het rond. Aan het einde van de zaal was een groote troon, die van goud en diamanten glinsterde. Daarop zat een stokoude man met een lange witte baard, die bijna op den grond hing. Hij had een zilveren staf in de hand ere keek heel leelijk. „Bat is koning' 1922," zei Droomelot. „Hij is boos, omdat hij aanstonds weggejaagd wordt door prins 1923. Kijk, daar komt hij al aan. Jantje keek om, en daar zag hij de prins. Hij had een pak aan van. gekleurde zijde en fluweel Hij zat op 'n pikzwart paard' en lachte vriende lijk tegen de menschen. Iedereen riep: „Leve Prins 1923!" De prins reed heel kalm naar koning 1922. Die keek nog boozer dan daar straks. Hij stond op en wilde de prins-met zijn staf slaan, maar hij sloeg mis, en toen rolde hij languit op den grond en de staf viel uit zijn hand. Dat gaf een bons,'zóó hard, dat Jantje wak ker schrok en verschrikt in zijn oogjes wreef. „Wat is dat? "vroeg hij aan zijn moeder, die bij zijn bedje stond. „Do menscfien schieten het oudejaar dood. Hoör maar eens!" En weer knalden de schoten. „Ga nu maar weer lekker slapen, Janneman", zei moeder, en ze stopte hem weer lekker toe. En Jantje sliep verder zonder droomen, den ganschen nacht. Volgende week: „Bij Grootvader", vervólg. iemand en Niemand. Eens zou het blijspel Iemand en Niemand opgevoerd worden in een dorpsherberg ergens in Zuid-Holland. Het was midden in den winter en ten gevolge van een sneeuwstorm was de helft van het tooneelgezelschap uit de stad on derweg blijven steken. Alleen de directeur en een paar spelers, die reeds vroeger vertrokken waren om het een en ander aan het gebrekkige dorpstooneel in orde te brengen, waren gearri veerd. De herbergzaal liep tegen den bepaalden tijd vol met boeren en boerinnen, die zich spitsten op het zien spelen van een mooi blijspel door echte tooneelspelers uit de stad. Maar de directeur van het gezelschap zat in groote verlegenheid. Hij wist dat de andere spelers onderweg ingesneeuwd waren en dus niet op den bepaalden tijd aanwezig zouden zijn, en hij had heel wat aan entrée-gelden ge beurd, waarvan hij niet graag afstand zou doen, omdat het spel niet door kon gaan. Dus zon hij op een middel, om zich uit de moeilijkheid te redden, wat bij na lang peinzen gevonden scheen te hebben. Toen het tijd was om te beginnen, liet hij het gordijn ophalen en stapte het tooneel op. 'Hij boog eenige malen, heel diep voor de toe schouwende boeren en boerinnen en zei: „Ik ben Iemand-en- na mij komt Niemand". Daar na maakte hij weer een zeer beleefde buiging, en stapte het tooneel af, terwijl het gordijn weer neergelaten 'werd. De boeren in de zaal dachten, dat dit de aan kondiging van het stuk was, en bleven rustig zitten. Geruimen tijd hielden zij hun oogen op het gordijn gericht en wachtten met open mond op de dingen, die komen zouden. Toen er evenwel na een poosje nog maar steeds niets kwam, werden zij ongeduldig en begonnen te schreeuwen en trappelen en fluiten "Maar dit gaf niets en daarom vlogen er eenigen het tooneel op, maar daar was niemand. En Iemand was al lang met de recette verdwenen en veilig voor de woedende boeren, die hun centen terug wilden hebben, maar er naar kon den fluiten. VL de gierige prof. Chapelain was bovenmatig gierig. Eens wilde hij naar een academische bijeenkomst gaan om een paar toehoorders voor zijn colleges te winnen. Toen hij in de Rue St, Honöré vlak bij de kloosterpoort kwam, wilde hij niet voor een plank die men over een door den regen ont- stanen plas water gelegd had, een sou betalen, maar bleef staan in afwachting dat het water wel weer zou zakken. Hij wachtte uren, maar het water zakte niet. Chapelain ging toen dwars door het water, dat hem tot aan de knieën reikte. Aangekomen in de academie ging hij zich niet droogmaken aan den knap penden haard, maar ging terstond aan zijn schrijftafel zitten, om daarachter zijn voeten te verbergen, opdat niemand zou merken, hoezeer ze dropen. Hij vatte natuurlijk verschrikkelijk kou. kreeg een longontsteking en stierf. (22 Febr. 1674). kostbare zakdoeken* In vroeger eeuwen was de zakdoek een luxe artikel, evenals ook thans nog in zekere krin gen, waar zij nog steeds niet een gebruiksarti kel is geworden. Bijzonder kostbaar waren de zakdoeken in de 16e en 17e eeuw. Zij waren versierd met het duurste kantwerk, het fijnste borduursel in den vorm van initialen, familie wapens en spreuken. Zij waren vervaardigd van het fijnste linnen, en eenige bekende per soonlijkheden uit de groote wereld schiepen zelfs bepaalde zakdoeken-modes. Natuurlijk was Frankrijk het land, waar de zakdoeken- vereering tot de hoogste extase werd opgevoerd. De hertogin van Chevreuse, die leefde ten tijde van kardinaal! Richelieu en in de geschiedenis bekend staat als een verbitterde vijandin van den grooten minister, had zakdoekjes, welke ge heel geborduurd! waren met guirlandes van ro zen en liefdegoden en de nicht van Lodewijk XIII droeg zakdoeken met heliantrope-takjes. De zakdoeken van de gravin van Castiglione pasten in kleur aan bij de toevallige stemming en gemoedstoestand; van hun eigenares. Beeld de deze zich in op dezen! of genen harer bewon deraars verliefd te zijn, dan droeg zij licht-blau" we zakdoekjes, doch deze maakten voor gele plaats, wanneer het voorwerp harer liefde geen teekenen van toenadering gaf. Verkeerde de gravin in 'n zonnig humeur, dan vertoonde zij zich met groene zakdoekjes, was haar humeur minder vriendelijk, of voelde zij zich ongesteld, dan ging zij over tot mauve. Haar kousenban den moesten steeds met de kleur van de zak doekjes overeenstemmen. Deze en dergelijke dames hebben op de geschiedenis van Frank rijk een niet geringen invloed uitgeoefend, maar opgemerkt moet worden, dat Frankrijk onder de modegrillen niet geleden beeft, want het bereikte het toppunt zijner bloei, toen de mode het toppunt der dwaasheid bereikt had. Marie Antoinette hechtte groote waarde aan zakdoeken. Het Engelsche tijdschrift „Tit Bits" weet melding te maken van een edict van Lode wijk de zestiende, dat zich bezighoudt met den vorm der zakdoeken. De vormen, welke zich hadden ingeburgerd, waren vierkant, langwer pig, of rond. Op zekeren dag zeide de koningin tot haar gemaal, dat het aardiger en passent- der zou staan, wanneer voortaan alleen de vier kante vorm werd ingevoerd. Als gevolg van dien wensch werd het edict van' 2 Jan. 1785 uit gevaardigd, krachtens hetwelk „in het geheele koninkrijk de lengte der zakdoeken gelijkmoest zijn aan de breedte", en daar zich de geheele wereld in modezaken naar Frankrijk richtte, waren er spoedig nog slechts vierkante zakdoe ken, en zoo is het gebleven tot op den dag van heden. Mane Antoinette was eigenares van een- kost bare verzameling zakdoeken. Daaronder was er een, die, met paarlen bestikt, een waarde van 20.000 francs had. Madame Du-bar bezat een niet minder kost- haren zakdoek, waarop haar naam in edelge steente was gestikt. De allerkostbaarste zak doek van alle tijden bevindt zich in het bezit van de koningin van Italië. Zij bestaat uit een enkel stuk Venetiaansch kant uit de 15de eeuw, en is zoo prachtig bewerkt, dat haar waarde op meer dan 50.000 francs geschat wordt. In onzen tijd is de zakdoek bijna uitsluitend gebruiksvoorwerp; zij blijft dus in den zak of in bet tasnhje, wanneer hij niet gebruikt wordt, en voor buitensporigheden bestaat dus geen aan leiding meer. De heeren zijn langen tijd ver slaafd geweest aan de mode de punt van een gekleurden zakdoek uit hun borstzak te laten sieken; deze mode wordt echter weinig meer gehuldigd. De luxe op het gebied der zakdoe ken beperkt zich nog slechts in hoofdzaak tot.d meer of minder fijne stof, waaruit ze zijn ver vaardigd, en het meer of minder kostbare bor duursel, of kantwerk, waarvan zij zijn voorzien. Alleen aannemelingen en bruiden dragen nog veelal, naar oud gebruik, haar kanten doekje zichtbaar. Msb. het jaar. De aarde draait om de zon, en heeft daar voor noodig een tijd van 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 49 7/10 seconden. Deze tijdruimte is precies een jaar. Reeds 45 jaar voor de geboor te van Christus kwam Julius Caesar tot een be rekening die ongeveer met bovenstaande over eenkomt. De wijsgeer Sosigenes was hem bij die berekening behulpzaam. Julius Caesar stel de toen vast, dat er om de vier jaar een schrik keljaar zou zijn, om weer in te halen de uren en minuten, die in een jaar van 365 dagen ver waarloosd werden. Maar deze maatregel had tengevolge dat de tijd weer 11 minuten en 103/10 socinde vooruit liep. In 1582 was de tijd daardéor reeds 10 dagen vooruit. Toen was het paus Gregorius, die de fout herstelde. Op den vijfden October van dat jaar sloeg men 10 dagen over en men beschouw de dien dag als den 15en. Ep om inu de toe komst niet weer voor dezelfde fout te komen staan, bepaalde hij verder, dat de eeuwjaren, die niet door 4 deelbaar zijn (1700, 1800, 1900, 2100, 2200) enz. niet als schrikkeljaar zouden worden geteld. Men noemt dit de „Gregoriaansche tijdreke ning." In Europa heeft men in alle landen, behalve in Rusland, deze tijdrekening ingevoerd. Dat Rusland op de oude wijze is d'oorgegaan en dus ook de eeuwjaren 1700. 1800 en 1900 als schrik keljaren heeft geteld, heeft tot gevolg gehad, dat de Russische tijd nu 13 dagen, met onzen tijd verschilt. Als men in Rusland 1 Januari heeft, is het bij ons reeds 14 Januari. In correspondenties uit Rusland las men aan den kop van den brief dan ook doorgaans een dubbelen datum, b.v. 4/17 November of 25 No vember/8 December. ware woorden. Voor medelijden heeft dë natuur velen een talent gegeven, voor mede-verblijden slechts weinigen. Hebbel. De keuze van den levensstaat moet vrij zijn en blijven; alleen wanneer hët tegen1 het belang van het kind gaat, moeten de ouders ingrijpen, maar dan ook zorgen dat men de keuze heet kunnen leiden. Blijmoedigheid is innerlijke tevredenheid, niet veroorzaakt door uitwendige oorzaken, maar door aangeboren opgeruimdheid van geest. De getuigenis der menigte ia niet het gewich tigst. Want in elk streven, in elke kunst, in elke wetenschap, ja zelfs in de deugd is het beste het zeldzaamste. Cicero. Wie een kast moet wrijven denke daarbij uit sluitend aan de kast en niet aan den glans, dien ze krijgen moet. haar nieuwjaar. D*r oudje raakte aan dén sukkel En was soms dagen lang benauwd, 's Nachts lag ie in z'n bed te rillen, Heel z'n gestel was zwaar geknauwd. Soms zat ie uren suf te kijken, Totdat er weer een hoestbui kwam En zij z'n grijze, ouwe tronie Zacht in d'r rimpelhanden nam. Ze hadden trouw elkaar geholpen, Zoo'n goeie vijf en dertig jaar, Ze hoorden voor hun heele leven Als twee getrouwen! bij elkaar. En toen ie ziek was komen liggen Had ze in stilte vaak geschreid. Want als ie eenmadl kwam te sterven, Dan wachtte haar de eenzaamheid;! Ze zorgde als een liefdezuster, Al was ze 's avonds op en moe, Ze klutste eitjes door z'n koffie En dekt' 'em als een jochie toe! Soms in den valen, grijzen schemer, Als weemoed aandreef over 't land, Dan streelde ze herhaalde malen Z'n klamme, ruige, ouwe hand Maar op een nacht lag1 ie te sterven, Zij wist de komst van donker leed, Hij dankte haar, naar adem hijgend, Voor alles, wat ze voor 'em deed. Zij prevelde wat dankb're woordjes Voor jaren liefde, sterk en warm En toen z'em stil wat recht wou leggen. Stierf ie onmerkbaar in d'r arm. En buiten knalden vreugdeschoten, De menschen zongen in den nacht, De ouwe klok sloeg twaalf slagen.... Ze hoorde 't wel en snikte zacht, Ze streelde stil z'n grijze haren, Z'n doode handen, smal en min En ging, voorgoed alleen gelaten, Het eenzaam lange Nieuwjaar in 11 Nieuwjaar 1923 KROES. Nadruk verboden. p J. toen wist hij het nog niet. „Jack, schat, ik heb je wijs gemaakt, dat het me geen ernst was toen ik je vertelde dat ik niet gemeend had' wat ik zei, is 't niet zoo?" „Ik geloof het wel." „Nuik neem alles terug." in den kleerwinkel. Kleermaker: „Ik kan u van deze stof een keu" rig costuum maken voor 18 guineas." Klant: ,Dat is niet mijn auto, die daar buiten voor de deur staat. Kleermaker: Ik wou zeggen, mijnheer, voor 18 guineas verleden jaar, nu kan ik het u ma ken voor tien. zij wist het beter. „Wat moet dat hard! zijn", merkte hij spot tend op, „als een vrouw een minnebrief vindt in de zak van haars mans jas, juist als zij die jas met liefderijke zorg en- toewijding heeft zit ten naaien". „Dat gebeurt nooit", zei zij, „een vrouw is ge woon eerst de zakken leeg te hallfo, alvorens zij de jas begint te naaien". te veel haast. De boot was nog maar een paar voeten van de wal, toen op de kade een man kwam aan rennen. Toen hij de boot naderde, mikte hij zijn bagage op het dek, en met' een vaart sprong hij over de reeling- aan boord. „Goddank", blies hij toen hij recht op z'n voe ten stond. „Net getroffen, een minuut later had ik de boot gemist." „Gemist, gemist?" vroegen de pasagiers ver wonderd, „man déze boot komt juist binnen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 12