ROMMELKRUID.
Klein Anneke.
Even laehen.
lijken, die eïk oogenblik kwamen aanspoelen:
ook was de dijk met verdronken vee en huisraad
als bezaaid.
Mijn vader, die ooggetuige dezer overstrooming
was, heeft mij, onder andere voorvallen, welke
destijds plaats hadden, als een voorbeeld van
zorgeloosheid en een' vasten slaap, verhaald, dat
zeker timmermansknecht, Oojenberg genoemd,
die met zijne vrouw' en drie kinderen in eenc
poldcrschuit (1) woonde, eu te dier tijd, met
dezelve, aan de bocht der Zijpe lag, zich, met
Zijn gezin, ondanks den storm, en de vrees voor
doorbraak, gerust te bed begaf; en die schuit, des
nachts losgerukt zijnde, tol aan het gehucht den
Lagendijk dreef, zonucr dat een hunner van
dat alles iets gemerkt had. Hoe ellendig had het
er intusschen voor hem uitgezien, indien de "Wind
oens veranderd ware, en nen in zee hadde ge
dreven.
De wond, door "deze overstrooming geslagen,
was nog niet geheeld, toen zich het voor deze
gemeente allertreurigst gerucht verspeldde, dat haar'
geliefde pastoor, na eenc driejarige gevangenis,
in den Haag veroordeeld was, om levend verbrand
te worden §5).
„Maar, waarmede beschuldigt men dien goeden
^man tochf vroeg de Heer dezer plaats, bij
gedegenheid, 'dat zijn baljuw hem zulks berigtte.
..Vooreerst," antwoordde de baljuw, „beschul-
„digt men hem, dat hij, op eigen gezag, eenige
„veranderingen in het misboek gemaakt heeft;
„ten tweede, dat hij, staande deze onlusten, wei-
„nig missen deed, maar des te ijveriger predikte;
,'ten derde, dat hij een oud kerkelijk goedgekeurd
„gebed, onder voorwendsel, dat men daarin de
„Moeder Gods meer eer bewees, dan den Zalig
maker, zeil afgekeurd heeft; ten vierde, dat
„hij den doop niet in het Latijn, maar in het
„Nedrrduitsch bediende; cn eindelijk, dat hij,
ten tijde, dat bier ecne bende rondzwierf, welke
[kerken plunderde, het beeld van den H. Chris-1
tuffel, en andere, benevens cene lade met over-!
wiifceis van heiligen, hoewel met overleg van
„kerkmecsteren, uit de kerk heeft laten wegne
men, en naar elders vervoeren. Dit was niets
minder dan heiligschennis."
,en alzoo in meerdere veiligheid gebragt (3). bij zijn dood een algemeen zoeken plaats onder
,Alle andere beschuldigingen mogen schijn van de pasgeborenen in Tibet naar de nieuwe vleesch-
waarheid dragen, deze is echter geheel van wording van den Dalai Lama. En daar de Chinee-
allen grond ontbloot, en behoort zijn lot niet zen veel invloed hebben in Tibet, zorgt de Chi
pte verzwaren; derhalve, heer baljuw, meen ik, necsehe regeering er steeds voor, dat alleen een
„dat wij verplict zijn, iets voor dien braven man kind uit een Chineesch gezinde familie als nieuwe
„op wiens zedelijk 'gedrag niets te zeggen valt, Dalai Lama wordt erkend. Daarbij deinst men
„te doen.'' niet terug voor de grofste misleiding der gtüoovige
Tibetanen.
I'Het wordt ook voor mogelijk! gehouden, dat er
(1). Deze schuit, waarin zich een overdekte tegelijkertijd meerdere incarnaties bestaan. Zoo
timmermans-winkel bevond, diende slechts, om gebeurt het, dat nevens den Dalai Lama nog een
met dezelve naar die bruggen en molens te va- tweede en derde hcerscht met ongeveer den-
ren, waaraan iets gemaakt, of hersteld moest wor- zelfden invloed, bijv. de Tashi Lama of Bogdo
den. I Lama.
(2). Behalve door Brandt, Geschiedenis der Re- De macht van den Tibetaanschen hoerseher is
formatie, Hooft en anderen, wordt van dit voor- in werkelijkheid vaak niet groot. Veelaf hebben Chi-
val gewag gemaakt, in een, in den noordweslhock 1 ncesche mandarijnen grooten invloed. Maar hij
der Kerk tc lezen, vers, door JVluizenvoet^ de wordt steeds met een praai omringd, die den
vermoe()delijko steller van' dit stuk. Zie het Voor-
berigt.
(3). Hot is opmerkelijk, dat, toen in 1826 dit slot
geheel gesloopt werd, inen in een der muren
schijn wekt, dat hij de van God gegeven hccrscher
is.
's Zomers woont hij in een paleis op twee mijlen
afstand van de hoofdstad, in een breed dal
gcucu gvsuuopt wexu, mcu ui cku uw muan oasuiuu vau uo nooiusiaa, m een breed dal ge-
eene houten, maar geheel tot stof vergane, lang- I legen, waardoor de Kyitsjoe of rivier van geluk"
werpige lade vond, waarin zich twee stukjes van stroomt. Het dal ligt 12000 voet Loven den zeespie-
een ijzeren kettingje twee ijzeren pennen, eénó gel en is door heuvels ingesloten, dio zich 5Ö00
langwerpig ronde glazen pijp, ecnig haar, en j. tot 8000 voet boven het dal verheffen, en natuuriij-
1riimitran ..n. U.< i1i
eeriïgc kleine beentjes bevonden. De overschrij
ver bezit dezelve, doch alles is zoo verroest en
onoogiijk, dat het niet bezienswaardig is.
Wordt vervolgd.
Wat het laatste betreft," antwoordde de Heer,
dït geschiedde ook met mijne "voorkennis. Ten
"einde die heilige zaken voor de plundcrzucht
"der beddstormers te beveiligen, zijn dezelve thans
"geplaatst in een nis, welke ik in dgn muur der
[benedenzaal van mijn slot heb laten maken,
spreekwoord voorkomeh; telkens één woord in
©lk antwoord.
Laten we een voorbeeld nemen: degene, die
weggezonden is, en nu *t spreekwoord moet ra
den, vraagt: „Jan. hoe laat is het?" Jan, die T
woordje „de" in zijn antwoord moet brengen,
zegt: „De klok wijst acht uur!"
De volgende vraag luidt b.v.: „Hou jij van
borstplaat, Anna?" Anna kan dan zeggen: „Ja
wel, maar ik krijg er altijd kiespijn van, ik heb
liever een appel!"
Je begrijpt, dat het wel eens moeilijk is, om
een goed antwoord te geven. Is b.v. de vraag
aan Anna: „Hoe laat gaat de trein naar Alk
maar?" dan is het voor Anna Hang niet gemak
kelijk om het woord ^ppel" zóó in T antwoord
ie jku ie Liciigcu, üal u6i ilitil opvalt:
Zijn all© woorden gebrluikt, dan moet de vra
ger 1 spreekwoord raden. *t Is niet zoo moeilijk
als jullie misschien denken zult Probeert het
maar eens! Ik wed, dat je er veel plezier mee
zult hebben!
Op vrien lelijk verzoek nog eens een sprookje.
Ik weet niet, of het moeders schuld was, dat
kleine Anneke de achterdeur kon uitloopen.
Misschien was moeder even een boodschap
gaan doen bij de kruidenier of stond ze te pra
ten met buurvrouw. Ik zou *t heusch niet kun
nen zeggen, maar Anneke was de achterdeur
uitgeloopen in het kleine bleekveld, waar Trees
de oude geit, rustig de aardappelschillen opat,
dei moeder bij haar had neergegooid, en waar
Baa de hond, lekker in het zonnetje lag te sla
pen.
Het was niet erg, dat kleine Anneke in het
ke muren vormen om het grootsche oord.
De Dalai Lama wordt bijgestaan door twee
bestuurslichamen een Raad van State en een
Nationale vergadering. De eerste beslaat uit drie
leeken en een monnik, met een vijfde lid ais
president. Dat is de minister-president dié als
tusschenpersoon optreedt tusschen den Dalai La
ma en den Raad.
De Nationale vergadering bestaat uit vertegen
woordigers van alle standen Maar de abten, als
vertegenwoordigers van de 20.000 monniken oefe
nen er de meeste macht uit.
Het schijnt, dat het Tibetaansche volk zeer
onzindelijk is. De tegenwoordige D. L. is een
groot voorstander van zindelijkheid, maar is tac
tisch genoeg zijn zindelijkheid niet aan zijn on
derdanen op te dringen. Hij vergenoegt er zich
mee een voorbeeld te steilten.
Ambtenaar worden is voor een Tibetaan het
- meest begeerlijke. De inwijding van de nieuwe
een blanke daar een kijkje te nemen en eenigszms j ambtenaren is het grootste feest van het nar dl
op de hoogte te komen van de gebruiken der NieuwjaaiSplechtigheid. Zoodra iemand ambtenaar
bevolking.
De hoofdstad is Lhasa en aan 't hoofd van het
rijk staat de Dalai Luma, die naast wereldlijk
beheerscher van Tibet- de hoogepriester is van alle
Boeddhisten, die in hem zien de incarnatie van
den als God vereerden Bodhisattwa Awalohita
TIBET.
Tibet is een eigenaardig land in Azië gelegen
op een hoogvlakte ten Noorden van het Himalaja-
gebergte. Wc weten nog niet alles van dat land,
doordat het zoo uiterst moeilijk is er in door tc
dringen. De vreemdelingen worden er stelselmatig
geweerd. En flechts een enkelo keer gehikt het
'f _,v. ambtenaar
wordt brengt hij verandering in zijn haardracht.
Dan draagt hij zijn haar in cirkelvormige krullen
boven op zijn hoofd en niet meer in eca vlecht
zooals voor dien tijd. s
Scholen zijn er slechts weinige, in de hoofdstad
slechts twee. Het onderwijs wordt mivsi in da
Men gelooft, dat de Dalai Lama bij het sterven huizen der edelen en boeren gegeven En wat
dadeüjk als kind herboren wordt. Daarom heeft er we! een merkwaardigheid is ïn zód'n feodaal
bleekveld liep, maar achter het bleekveld) was
een sloot, een heel diepe sloot.
Daar zwom Jans, de eend, in met haar 12 kin
dertjes, lieve kleine rolletjes geel dons met
zwarte kraaloogjes.
Ze pikten met hun snaveltjes van het mal-
sche gras, dat aan den kant van de sloot groei
de. Ook doken ze wel eens onder water, om 'n
vlug waterdiertje te verschalken.
Moeder Jans keek goed uit, of er geen ge
vaar was voor haar kindertjes, maar niets was
er, dan de zou en do blauwe hemel.
Klein Anneke liep naar de sloot. „Dag Jans",
zei ze. Jans zei niets, maar keek met haar hel
dere oogen oven naar klein Anneke. Toen
richtte ze zich op in het water, klapte met haar
vleugels, en snaterde luid.
„Ga weg, Anneke, ga weg!" beteekende dat.
Maar Anneke begreep het niet. Ze wilde Jans
aaien over haar kop, boog zich voorover
toen gebeurde het, dat klein Anneke viel in het
water van de sloot.De sloot keek even boos,
met diepe rimpels in het voorhoofd maar-even
tjes! Toen keek do sloot weer of er niets ge
beurd was.
Even was kleine Anneke geschrokken van
het koude water, heel even maar; ze viel op een
bank van groen mos, en die was heel zacht.
Mooie kleuren zag ze, groen en goud en blauw,
en heel rood. En alles draaide in het rond, over
en door elkaar.
Toen hoorde ze muziek. Het k'.onk als, het or
gel, dat in de kerk speelde, maar veel zach
terEn engeltjes in groene kleedjes dansten
om kleine Anneke heen en zwaaiden met
sluiers. Daar waren ook kleine mannetjes, met
bruine pakjes aan, en die zongen, maar klein
Anneke kon hot niet verstaan. Ze begonnen
heel zachtjes, maar langzaam gingen ze luider
I en luider zingen. Ze klapten in de handjes en
duikelden over elkaar heen. En nóg luider zon
gen. ze.
Klein Arihoke ward bang. Ze wildo opstaan,
maar de .mannetjes hielden haar vaat en tilden
haar op „Naar den Waterkoning", zeiden ze. En
ze brachten Anneke bij hem
De Waterkoning was al heel oud! Hij had
lange haren, dio golfden als het water. De man
netjes brachten klein Anneke bij hem.
„Je moet maar bij me blijven", gromde hij, en
ruw pakte hij klein Anneke bij de hand' én
trok haar naar zich toe.
„Kr zijn hier meer kleine meisjes, die ondeu
gend zijn geweest en in 't water gevallen".
Anneke begon te huilen, maar de Wa
ter» mg stoorde er zich niet aan en begon
haar «en groen kleedje aan te trekken, juist
zooals de engeltjes aan hadden.
Nog harder huilde klein Anneke.
De bruine mannetjes dansten om haar heen.
Ze hadden nu een groen masker voor en sta
ken hun tong tegen haar uit.
Plotseling werd klein Anneke ruw beetge
pakt en zweefde ze omhoog. Ze zag nu de brui
ne mannetjes niet meer en ook de engeltjes
waren verdwenen. De orgelmuziek werd al
zachter en zachter
„Ze leeft!" riep moeder, toen Klein Anneke
heel langzaam de oogjes opende.
„Goddank", zei vader en tranen blonken in
zijn oogen.
Zachtjes streek hij Bas over de natte kop.
„Dat zullen we nooit vergeten, Bas. dat jij on
ze Anneke hebt gered.'
Bas zei niets, hij knipte met de oogen en likte
heel voorzichtig klein Anneke's handje.
land, de kinderen van knechts en pachters krijgen
van denzelfden onderwijzers les als de kinderen
des huizes.
Kunst wordt bijna uitsluitend in de kloosters
beoefend. Voorat schilderen op zijde is er een ge
liefkoosde bezigheid, waarin sommigen het een
heel eind gebracht hebben. En elk klooster heeft
zijn orkest van strijk- en blaasinstrumenten.
Geneesheeren zijn er niet erg in aanzien. Bij
ziektegevallen wendt men zich eerst tot den pries
ter, die besluit of de ziekte te wijten is aan oen
boozen geest of aan gewoon lichamelijk lijden.
Van drinken houdt een Tibetaan bijzonder,, en
vooratbij feestelijke gelegenheden. Dan is het
een eerezaak zooveel te drinken, dat men onder
do tafel roltx dan stroomt het gerstebier, de ge-
lieflioosde drank. Overigens is Tiet zedelijkheids
peil nu niet bepaald laag. De Tibetaan is meer
natuurlijk dan conventioneel, zoodat polygamie,
veel voorkomt, ofschoon olficieel de monogamie in
acht wordt genomen. M.
POKKEN IN DE 18DE EEUW.
Pokken is een ziekte, die in West-Europa te
genwoordig maar zeer sporadisch meer voor
komt. Door d* inenting met koepokstof, een
substantie uit de lebmaag van het kalf getrok
ken, zijn de mensehen over 't algemeen onvat
baar geworden voor de ziekte. Alleen in tij
den dat de ziekte hier of daar opdoemt, is her
inenting noodig, omdat het voorbehoedmiddel
slechts oen jaar of zéven werkt.
Bovenstaande overwegingen mogen nog wel
eens onder de aandacht van het publiek ge
bracht worden, nu er groepen in onze bevolking
zijn en wat erger is: in het parlement die
er op aandringen de verplichte vaccinatie af te
schaffen.
Dat zulks een ramp zou kunnen worden is
recht duidelijk, wanneer men een blik in het
verleden werpt, toen nog niet bekend was, dat
inenting zoo goed als geheel vrijwaarde voor
de vrceselijke ziekte.
In de 18e eeuw bedroeg de gemiddelde sterfte
aun de pokken 2.32 per 1000 inwoners, wat en
kele jaren zelfs opliep tot 8.58 per 1000. Gemid
deld stierf er van de 9 kinderen beneden de
tien jaar één aan pokken. Wat een en ander
beteekebt wordt pas duidelijk door een verge
lijking te maken met de sterfte, zooals die nu
in Amsterdam zou zijn, indien er sinds de 18de
eeuw niets veranderd was. Deze stad zou dan
weer jaren krijgen, dat er meer dan 1000 aan de
pokken stierven. En de gelukkigen, die er het
leven afbrachten, zouden hun verdere leven
met een van de pokken geschonden gezicht
rondloopen, wat ook niet zoo pleizierig is. Men
kent de scheldwoorden van toen nog wel: de
pokdalige, de mottige.
Neen, de vaccinatie is een zegen, geweest voor
de bevolking. En hoe verder de wetenschap
op dit terrein voortschrijdt, hoe gelukkiger
voor het menschdom. Men ent tegenwoordig al
in tegen diphtheritis, tegen typhus en cholera,
en met succes. Misschien beleven we nog den
tijd, dat we tegen de meeste en ergste besmet
telijke ziekten worden ingeënt en daarmede die
ziekten uit de rij der menschel ijko kwalen ge
bannen worden. m.
DUIDELIJK GEZEGD
Liszt speelde eens aan het Peterburgsche hof,
De czaar zit onder het concert met zijn buur
dame te praten. Een oogenblik houdt Liszt zijn
ergernis in. Als echter het gesprek steeds lui
der wordt, breekt hij plotseling zijn spel af.
Verwonderd kijkt de vorst op en vraagt naar
de reden. En Liszt antwoordt met een diepe
buiging: Als vorsten spreken, moeten de die-
naren zwijgen.
VAN EEN POSTDUIF.
De beroemdste postduif ter wereld overleed
onlangs in Derby (Engeland) in den leeftijd van
14 jaren. Dezo beroemdheid, koning van Ro
me geheeten, vloog in 1913 van Rome naar Der
by. 'n afstand van meer dan 1600 K.M. De duif
verliet Rome bij de internationale wedvlucht
op 29 Juni 1913 en kwam precies een maand
later te Derby terug.
EEN NIEUWE METHODE TOT VERDELGING
VAN SCHADELIJKE DIEREN.
Reeds rneermalen, zoo lezen wij in „Wetensch.
bladen", heeft men vooral in Amerika, van in
secten en visschen gebruik gemaakt om scha
delijke insecten te bestrijden. Zoo lang als het
bestrijding door wezens van een andere soort
betrof, is het lukken van deze pogingen alge-
meen toegejuicht.
Onlangs publiceerde „Die Umschau" achter
het bericht, d$t men op Java proeven neemt
om de ratten .te bestrijden door zo tot ratten-
eters op te voeden. Hierdoor sluit men drie
ratten samen in een hok op en gooft hun geen
eten. De uitgehongerde dieren beginnen dan el-
kandór op te eten, eerst twee sterksten de
zwaksto en daarna een der twee overblijven
de de andere. Men heeft opgemerkt, dat de
dan o verblijven den aan rattenvleesch boven
andere spijzen de voorkeur geven; daarom laat
men ze in vrijheid rondloopen. In hoever dit
middel succes heeft, weet de briefschrijver niet
mede te deelen.
Afgezien van de wreedheid van dit middel
zal men eerst moeten nagaan, of deze ratten-
eters niet in het algemeen liefhebbers van
vleesch zijn geworden en daardoor gevaarlijk
voor kinderen pn rnsischien ook voor zieke of
slapende menscben, -
DEUGDELIJKER DAN IJZER,
Hot zal menigentimmerman goeddoen het
volgende te vernemen.: De Westminster Abdij
te Londen wordt nagekeken en bijgelapt. Nu is
gebloken, dat sinds 1399 (het. jaar van de vol
tooiing) het dak bijna 40 centimeter doorgezakt
is. Reeds lang zou er een geweldig ongeluk ge
beurd zijn, als niet de dekking van het- majes
tueuze gebouw steunde op gesteelde eikenhou
ten balken en sparren van zoo'n prachtkwali-
teit, dat zij het eeuwen lange proces der ver
zakking beter droegen dan ijzer of staal had
den kunnen doenl
KONING EN DOKTERS.
Koning Ernst August van Hannover, die van
1837 tot 1851 regeerde, leefde uiterst matig en
mocht zich verheugen in een uitstekende ge-
zondhoid. Als ieder mensch gevoelde hij zich
wel eens minder lekker; de hofarts schreef dan
't eene of andere geneesmiddel voor, dat de ko
ning liet klaarmaken, doch waarvan hij nooit
iets gebruikte. Zoo als het van den apotheker
kwam, riep de koning zijn kamerdienaar en
reide: „Zet het in de kast". Eens echter duurde
do ongesteldheid wat langer dan de gebruike
lijke paar dagen en was dp koning zelfs een
paar weken bedlegerig. De lijfarts riep verschei
dene kunstbroeders in consult en dezen beijver
den zich 's ochtends, 's middags, 's avonds en
zelfs 's nachts den patiënt te bezoeken, en hem
iets voor te schrijven; doch telkens als er een
drankje, een pakje poeders of een doosje pillen
word gebracht, klonk het: „Zet het in de kast".
Dioot, rust en. geduld gaven den koning zijn
eetlust terug en op zekeren ochtend stond hij
heel in de vroegte op, klocdde hij zich en ging
hij naar zijn werkkamer. Toen ook de kamer
dienaar zich vertoonde, gelastte de koning
hom, alle fleschjes, pakjes en doosjes uit de
kast te halen en op tafels langs den muur der
werkkamer ten toon te stellen. De kamer was
niet groot en weldra besloegen de drankjes,
poeders en pillen bijna de geheole lengte van
den muur. Zoodra de dokters hadden verno
men, dat Z.M. was opgestaan en aan zijn werk
gegaan, kwamen zij hem geluk wenschen met
zijn herstel en. verklaarden zij, dat zij er zeer
verheugd over waren, dat Z.M. er zoo goed uit
zag en dat zijn kostbaar leven voor het vader
land een halve waarheid, want de koning
was de 5e zoon van George II van Engeland
en zijn getrouwe onderdanen was gespaard ge
bleven. „Ja heeren, dat is zoo', zei de koning
droogjes, „ik ben boter, maar zoudt u niet den-''
ken, dat ik reeds lang begraven, zou zijn als ik
en met koninklijk gebaar wees hij naar de
expositie dien rommel werkelijk had ge
slikt?"
De dokters keken elkaar eens aan, bogen en
verdwenen.
SCHOLIEREN EN STUDENTEN.
Londen telt 900.000 scholieren en studenten.
1264 Treinen komen iederen dag aan in of
vertrekken van Liverpool Street Station te
Londen.
DE EERSTE BRIL.
De eerste bril is waarschijnlijk omstreeks 1289
in Italië uitgevonden en van daar over Europa
verspreid. In 1483 lezen we reeds in de kronie
ken van een brillemakersambacht. Deze brille-
makers waren meest reizende joden, die waar
schijnlijk ook uit Italië de bril verspreid heb
ben. Meestal verkochten die Joden behalve bril
len nog andere koopwaar, "die met groot ge
schreeuw werd aangeprezen. Brillenwinkels
kende men' toen nog niet. die kwamen eerst
veel later in de mode.
WARE WOORDEN.
Van iedereen te willen leeren, getuigt van
hooge wijsheid.
Het kind moet men niet te vroeg groot doen
zijn, want dan hebben zij een kinderwil op la-
Uren leeftijd.
Er is niets nuttigs, wat niet ook zedelijk is;
ma ar niets is zedelijk omdat het nuttig is, doch
alles ontleent zijn nut aan zijn zedelijke waarde
Men ziet de bloemen verwelken en de blade
ren vallen, maar men ziet ook vruchten rijpen
en nieuwe knoppen ontluiken.
Ontvangen vreugd is groot'geneugt;
Geschonken vreugd is grooter vreugd;
Gedeelde vreugd is vreugd en deugd.
VICTORIA!
Hoera, ons volk? eischt weer een vloot,
De Kamer heeft gesproken,
Die was weer zeer bewust zichzelf,
Ondanks 't geniepig stoken 1
Er komt in dezen weeldetijd,
Met weinige millioenen,
Een vlootje, dat er wezen mag,
Een zeemacht om te zoenen 11
De vuren aan, de touwen los,
Dat gaat er op een varen 1
We zoeken weer den ouden roem
Op d'ongewisse baren!
Al wie zich iets brutaals vermeet,
Aan Indië durft raken,
Zal met het zwaarste scheepsgeschut
Van Holland kennis maken!!
Japan is ganschelijk bekeerd,
Amerika lacht lieflijk,
Dat eischt geen oliebronnen meer....
Zoo'n vloot is zeer gerieflijk!
Wie Insulinde's kusten naakt,
Dio schieten we aan partjes,
Tot heil van 't vreedzaam voortbestaan
Van al die arme zwartjes!!
Michiel de Ruyter kom terug,
Piet Hein ga weer herleven,
Uw volk heeft met een prachtgebaar,
Uw la©d een vloot gegeven!!
Uw volk doorvoelt den geest des tijds,
Het windt hierom geen doekjes
En smijt in gulle harflijkheid*
Met volle spaarbankhoekjes!
- Welaan dan trotsche vloot, vaart uit,
Als sterke kampioen en
Al hapert het soms hier en daar
Aan sommiger pensioenen.
De zee is ons! Japan blijf kalm,
Want anders, als ik goed zie,
Dan is je vrije volksbestaan
In veertien dagenfoetsie!II!
Nadruk verboden.
Jan. 1923. KROES.
0»r'«
EEN VRAAG VAN JANTJE.
Jantje ziet voor 't eerst de zon ondergaan in
zeec
„Moesje, kruipt de zon iederen avond in het
water?"
„Ja, jongen".
„Maar hoe krijgen ze haar dan 's morgens
weer droog genoeg om ze aan te steken?"
GOED GEANTWOORD.
Verkiezingsagent: .„Wel, Stoffenson, ik hoor,
dat je tegen ons gestemd hebt. Ik kan me niet
begrijpen, dat jij conservatief bent."
Boer: „Kunt u dat niet? Nou, mijn vader was
het, en mijn grootvader was het en daarvoor
mijn overgrootvader."
Agent: „O, cn als je vader nu eens idioot ge
weest was en je grootvader idioot en je over
grootvader idioot?"
Boer: „Ja, dan, mijnheer, dan zou ik waar
schijnlijk liberaal geweest zijn."
DAT WAS DE BEDEN.
„Zou je mijn zoon niet op je kantoor kunnen
plaatsen?"
„Jawel, wat kan hij?"
„Wat ie kan? Als ie wat kon, zou 'k hem na
tuurlijk zelf wel nemen".
EEN ROOS MET DOORNEN.
De derde vrouw van Milton was een allesbe
halve gemakkelijke tante. Wel had ze een
prachtige huid, een zeldzame teint, wat een be
zoeker van den dichter deed uitroepen:
Mijnheer Milton, uw vr<Jliw heeft de frisch-
heid van een roos!
Ik kan dat niet zien, antwoordde Milton,
zuchtend, ik voel alleen de doornen 1