Een bruiloft te Oran.
Werkloosheidscongres.
TWEEDE BLAD.
Woensdag 7 Februari 1923.
66sie Jaargang. No. 7176.
rr iii.'i i m.
Daar ik gehoord had, dat er op den dag van onze
terugkomst om 5 uur te Oran een bruiloft fn de Syna-
gogo zou zijn, spoedde ik mij dien middag naar dezen
iempel der Joden. De „Gardien" had mij op het hart
gedrukt, vooral tijdig te komen en koo stapte ik een
xlein halfuur vóór den tijd de kerk binnen. Een lange,
nagcre man, met een stock op, waarop Tle Fransene
cotiarde, wees rechtuit naar een vierkant blok stoelen,
zijdelings in de kerk, dicht bij ik zou haast zeggen
het tooneel, want de halfronde verhooging met vijf
U'eden op is een leeg platform, met enkef oen rij
.cunstoelcn tegen den muur en in het midden een
paar rood fluweelen gordijnen, waarop enkele joodsche
letters. Hierachter is de Wet geborgen. Erboven op
twee „tafelen" tegen den wand, de tien geboden in 't
debreeuwsch en daarboven een gesloten, vergulde kroon.
Op onze vraag wat deze kroon daar deed, had de
bewaarder gezegd: „Cest la couronne de notre roi
Salomo." Het* vlerkante vak stoelen vulde zich met
iames, modieus gekleed en fraai „behoed". Inderdaad
le rcigerveeren, struis- en para dij sveeren wiegelden en
vaggclden op cle groote glimlachende satijnen of gestre-
;en pluche hoofddeksels en de hoofden daaronder
cnikten, draaiden, schudden, wenkten en lachten. Was
iit een kerk? Ik ben nog nooit in esn Godshuis geweest,
vaar niet even bij het begin, vlak oa 't gaan zitten een
itil, kort gebed gezegd of gedacht werd. Hier niets
/an dit al .Het gebed hoorde hier niet thuis. Aan den
werkant was nog zoo'n vierkant vak zetels, waarop
ie mannen plaats namen, allen hielden natuurlijk hunne
dophoeden op. 1
Er was een baldakijn in het midden der synagoge,
waaronder een vergulde canapé, met lichtgroen gebro
cheerd satijn bekleed, daarnaast aan iederen kant een
fauteuil, in denzelfden stijl, op 'n kleine verhoogring,
doch ook onder de rood-fluweelen, met vergulde koor
den versierde hemel, met opgenomen zij gordijntjes, alles
even smakeloos, ,saion-achtig uit de toon vallend van de
strenge, sobere omgeving. De dames babbelden en beke
ken eikaar, hingen over eikaars stoelleuningen en infor
meerden naar ëTkaar s gezondheid. Enkele waren veront
waardigd dat zij geene uitnoodiging voor het diner
ontvangen hadden. „En ik ben toch familie" zeide er
eenc. „De tante van de bruid is eene nicht van eene
tante van mij." Er liep een man in uniform rond mét
een klein tenu pet op, een soort sjako. „Kijk eens
zei mijn buurdame, „politie, wat een schandaal1, 't Lijkl
wel of we in de comedie zitten".
Maar deze agent bleek wei degelijk noodig te zijn,
want eenige dames wilden met alle geweld op plaatsen
zitten wei'ke voor de familie bestemdf waren, nauwelijks
had de man zijn rug toegedraaid of de drie weerbarstigen
waren weer naar de hoekstoelen van de tweede rij
verhuisd, vanwaar ze even dikwijls weer verjaagd wer
den. Hare beweringen dat ze na verwand waren, konden
den dienaar des heiligen Hermandad's niets vermurwen.
Hij stond op zijn stuk. „Kijk eens hier", zei hij, „er
is nog de tante van moeders zijde en als de stoet
komt kan ik toch niet zeggen, gaat U maar 'ergens
achteraan zitten met uwe dochters". Eindelijk, flink prut
telend, kwamen deze dames achter mij te land. De
voorste rij zetels was, aan beide zijden, met touwen
afgezet. Ook al een voorzorgsmaatregel tegen de ai
ic brutale toeschouwsters, om deze vrir te houden voor
Je bruidsmeisjes en —jonkers. Achter de sofa en stoelen
onder den baldakijn was een vierkante verhooging mei
treden erheen, omsloten door een mooi gebeeldhouwde
eikenhouten balustrade. Op deze balustrade, waarvan
aan iederen kant een „kroon van Salomo", allerlei
vreemde koperen versierselen, in den vorm van tafel
schellen, pagode-tjes en kinderrammelaars, kleine en
groote, naast eikaar.
Waar er eerst maar enkele lampen brandden werd
langzamerhand de geheele ruimte schitterend verlicht.
Alle ronde en waaiervormige Jodeniampen met zeven
tuitjes naast eikaar begonnen uit hunne koperen armen
en schuitjes een zee van licht af te stralen,
'n Welgedaan geestelijke in lange zwarte samaar, van
den hals tot de voeten met knoopjes gesloten, een
zwart ceintuur om, het raiddel, een wit platstijf befje
voor en een platte ronde hoed op, waarvan de randen
op zij door een elastiek óf band naar boven toe omge
bogen waren, trad naar voren. 'Hij ontvouwde een lange
wit zijden sjaal met franje en drie donkerblauwe strepen
aan de uiteinden, hield deze in de hoogte, beklom de
treden van hét tooneel. strekte de armen met de sjjaal
recht vooruit, in de richting van het roode gordijn, hield
de sjaal .cgen het voorhoofd en légde deze toen over
znne schouders. Zoo uitgedost daalde hij de treden weer
af en stond de steeds voiier wordende kerk in te kijken.
De deuren piepten en kraakten onstichtelijk en boem.
bard vielen deze dicht achter eik groepje, dat iuia
pralend en lachend binnenkwam.
Een tweede „geestelijke" verscheen, eveneens in 'n
zwarte pij, deze was niet welgedaan, zooals de eerste,
met zijn roode baardje, maar lang. donker en vergees
telijkt droomerig, hij droeg een kalot-achtig mutsje met
uitgeschulpte, opstaande randen en een knoopje in het
midden. Zij klommen op het vierkapte bordes en
keuvelden, inmiddels had zich links onder het tooneel
een klein orkest opgesteld: drie violen, twee violoncel
len, een bas en een kapelmeester. Een vroolijke inarsch
werd ingezet, men had er best een two-sLp op kunnen
dansen.
Plotseling gingen alle deuren wijd open en de stoet
jewam binnen. Eerst een oude man, men zou kunnen
denken aan eene schildery van den Faust als ehemiker
of een undere4 ouden toovenaar, zoo vreemd was h(j
uitgedost. Een wijd, sleepcnd gewaad, waarover een
wynroode pelerine met capuchon, die hem op den rug
hing en waaraan een wit-vlassige kwast bungelde. Op
het hoofd droeg hh een ronde muts, zooals de Chince-
sclie bandarijnen plachtteu te dragen, van roode satijn,
met roodo kwast uit het midden, op den rug: de randen
opstaand, vanlzwart fluweel met roode steekjes bewerkt.
Achter hem aan kwamen een paar dozijn koorknapen, in
het lichtblauw, met blauwe mutsjes t>p, de oudste
jongens hoogstens veertien jaar.
Deze schaarden zich alle in een groep onder aan
het Dodium, tot waar het orkestje stond. Nu kwam het
bruidje alléén, de twee paar ouders en de stoet juffers
en jonkers. Allen wandelden onder do tonen van een
triumfmarsch uit eene opera voorbij, langs het podium,
de jonkers met hunne hooge zijden hóeden op, namen
plaats op de eerste rij vóór het heerenpubliek, de juffers
vóór do dames, nadat de agent een 'n man met den
steek op, ijlings de koorden losgetrokken hadden die
de stoelen tegen de aanvallen der èl te vrijpostigen had
den beschermd.
Het bruidje nam plaats op de canapé en zat daar
als een schuchter prinsesje, uit een sprookje, dat op
den prins wacht, want ae bruigom heeft aan eenige
geheime formaliteiten to voldoen in een andere omge
ving Een mooie mélodie wordt gespeeld, terwijl de
ouders links en rechts voor de anderen heeren en
dames staan. De bruid is in zware, doch soepele
satijn gedost, do japon is laag uitgesneden en er zijn
in t geheel geen mouwen in. Haar sluier is rondom het
hoofcf gehecht, gezicht en schedel vrijlatend, zij zit met
de handen in den schoot zonder bloemen. Alle bloemen
in de kerk. onder aan het podium, in een verguld
zilveren bekken, wat een geschenk is van eene joodsche
weduwe in Californië, langs de balustrade 'van het
podium, zijn kleine rose roosjes.
7H braffwra fcora* tilvm toafm «tfwisKUMtat,
gevolgd door tww® met op.
heft een plechtig choraal Mn; helder en zuiver ec'nal-
len de jongenssopranen «n -alten deor d® hoefge--
welfde ruimte. Als het gezang ten eind® is, neemt de
bruigom plaats naast da bruid, de moeders ter
weerszijde op de fauteuils en de vaders op de klei
nere stoelen aan den. buitenkant. De drie geestelij
ken gaan tegenover hen zitten, de fraai gecostumeer-
de heer in het midden. De moeders zijn trotsche
pronkstukken; beide kunnen zij bogen op een flin-
Ken boezem en. majestueuze onderkin; zij fonkelen
van edelgesteenten en trots. De groote, uitvoerige
hoeden prijken op fraai gekapte, natuurlijk krullen
de haren. De vaders zien eruit, alsof ze flink onder
den duim gehouden) worden, maar rustig en tevreden
kijken ze nu rond. Do bruigom heeft een aristocra
tiseh, Israëlitisch voorkomen. Zijn ietwat achterover
staande hooge hoed laat een achterover hellend voor
hoofd vrij. Dik krult het pluimend zwarte hanr bij
de slapen; zware wenkbrauwen overschaduwen goe
de. ietwat bolle oogen, zijn niet te dikke lippen met
'n zwart snorretje steken wat naar voren onder den
zwak gebogen neus. De kin fs zeer weinig ontwik
keld, een teeken dat hij ook wel onder den pantof
fel van het bruidje zal geraken.. Zij ziet er in elk op
zicht lief en aanvallig uit. 'n Bleek, tenger gezichtje
met kort, recht neusje en. zachten mond. De groote
oogen kijken rustig rechtuit.
De oude geestelijke in 't midden is opgostaan en
begint zonder hegeleiding een vreemd, eentonig ge
zang. Op-en-neer preludeert de stem, met halve noten
en tierelantijntjes, 't lijkt wel Arabisch. Hij gaat
woer zitten. No. 2 staat op en praat in 't Hebreeuwsch
gaat zitten. No. 8 zegt iets op, naar het me schijnt;
hij haalt telkens diep Adem voor een nieuwen zin.
De oudste geestelijke ié weggewandeld, terwijl het
koor met orkestbegeleiding een mooien rang aan
heffen. Hij komt terug met een rol en een zijden
doek. De roodgebaarde neemt den doek aan en ont
vouwt dien. De ouds toovenaar ontrolt het perka
ment met de vele vreemde hieoglyphen en begint
hieruit weer met vele stembuigingefr voor te zingen.
Onderwijl heeft de roodbehaarde den aj^al over de
hoofden van het bruidspaar gelegd. Zij zijn opge
staan en houden met éen hand den sjaal, die boven
hun hoofd ligt, vast.
Als dit zingen van de wet voorbij is, gaan pries
ters en paar weer zitten. Het koor zingt, a c&pella,
ook zoo'n vreemd gezang. Terwijl dti Hebreeuwsche
gezang welluidend en vreemd-eentonig onze ooren
verbaast en streelt, komen een half dozijn jonge
meisjes in hunne.luchtige tolletjes met jongelui,
welke de chapeaux huit reflets (hooge hoeden) we-
reldsch-schuin op hebben, tusschen de rijen belang
stellenden en zamelen geld in ronde mandjes,'1 dié
lichtblauw bekleed en. met witte tulle- kant overtrok
ken zijn. 't Lijkt wel een liefdadigheidsbazaar. Grcot
zijn de giften niet. Een. franc is wel het hoogste. Nu
19 ct. waard 1 Nu komt de priester, welke tot nogtoe,
niet in functie was, met een doosje en overhandigt
dit den fraai uitgedoste, welke op het paar toetreed.
Hij; spreekt eenige raadselachtige woorden en schuift
een ring aan des bruigoms zijn vinger, geeft hem
den anderen ring, welke deze, onder het gezang van
de koorknapen aan den vinger der bruid schuift. Het
bruidspaar staat hand in hand en de oude breidt de
handen naar hen uit; steeds hebben ze den sjaal over
hun hoofd.
Een mooie hooge jongensstem zingt met enkel een
viool als begeleiding een solo. De roodgebaarde houdt
een toespraak. Zenuwachtig zit de moeder der bruid
met een waaier zich koelte toe te wuiven. De dames
van het publiek staan steeds op en de agent heeft
meer dan twintig maal „wilt u gaan. zitten?" geroe
pen. Ze klimmen achteraan op de stoelen; driftig
wordt naar haar gewenkt, maar gichelend gaan ze
toch haai* gang.
De toespraak is vleiend en 'beleefd. De geestelijke
zegt, dat nu het verbond gelegd wordt voor een leven
van twee wezens, dat veel goeds kan afwerpen. „Gij,
jonge bruid", zegt hij, komt hier in de lente van uw
bestaan, giji heibt uw jeugd, uwe bekoorlijkheid, uwe
schoonheid, uwe geestesgaven, en gij, bruigom zijt
met oardsche goederen gezegend en hebt een zuiver
karakter. Leeft voor elkaar, maar ook voor de ge
meenschap, voor deze gemeenschap vooral; voorde
onze, voor den bond der Israëlieten, weest trouw
hieraan en mild. Nu zijt gij vereenigd, voor altijd."
Rrrangl klonk het, maar ik was de eenige die
schrok. Kletterend vloog een glas aan scherven. Dit
werd' door den welgedanen geestelijke rechts van het
podium tegen de trap aangeslingord. Dit geluid was
het sein voor de menigte om in wilde vaart op het
bruidspaar af te stuiven en hen de handen te druk
ken. Het breken van het glas beduidt dat de bruigom
op dit tijdstip met zijn geheele vorig leven gebroken
heeft. Willens en wetens is hij vernieuwd en stapt
een nieuw leven in; het verleden bestaat niet meer.
Elke man, vooral in de deftige Israëlietische kringen
wordt toch verondersteld een verleden te hebben, ja
dat strekt hem zelfs tot eer! Een joodsch bruidje
moet niets van een braven Hendrik hebben, dat is
niet chic.
De intieme vrienden eh verwanten volgden den
snel opgestelden stoet tot in de consistoriekamer. De
belangstellenden wandelden de kerk uit. Ik zag hoe
de welgedane de zijden sjaal opvouwde, de eerwaar
de mannen beklommen het bordes midden in de
kerk en vergaderden om zoo te zeggen, zij hadden
t druk over wat niet goed gegaan was. Ik zag ben
druk gesticuleeren, de agent spoedde zich naar bul
ten. Wat een mooi gebouw, 8 bogen op zullen, waar
op het balcon rust; hier hadden eenvoudige joden-
vrouwen in hare Perzische sjaals, met hoofddoeken
overheen gehangen om te kijken. De zuilen zijn van
groen marmer uit de Vogezen; de voetstukken en
vierkante blokken bovenaan zijn van bewerkt car-
rarisch marmer. In de hooge boogramen en boven de
deuren is in gebrand glas de „ingesloten ster", cLi. de
twee driehoeken door elkaar gevlochten en omsloten
door een cirkel, aangebracht, alle in verschillende
kleurschakoeringen.
Eiken Vrijdag moeten de leden der joodsche ge
meente, de mannen, wel te verstaan, hier te samen
een soort avondmaaltijd nuttigen, rijk en arm, had
die „gardien" ons vlrteld.
Aan de oude gebruiken wordt hier nog streng de
hand gehouden.
Buiten stonden aan weerszijden van den rooden
looper geduldige nieuwsgierigen, die niet bet zelf
vertrouwen gehad hadden in de kerk het bruids
paar te gaan zien. Eenvoudige meisjes, vrouwen
roet kinderen, Jonge kantoorbedienden. Een donkere
agent, met negertronie, hield op zijn manier orde,
d.w.z. hij duwde, drong en dreigde de dociele me
nigte en sloeg nu en dan met een dun stokje near
menschen die er niet aan dachten last te veroorza
ken, Het bruidsrijtuig stond voor. Een span witte
paarden in wit tuig trappelde, met de hoofden schud
dend, voor een kleine coupé, die met bloemen
kwistig van binnen versierd was; bloemen waren
om de zweep gewonden en de koetsier die bezig was
zijn enorme handen in witgaren handschoenen te
wringen, droeg een reusachtige touffe bloemen in
zijn knoopsgat. Hij had een groote sigaar in den
mond en zijn gore jas en verkleurde dophoed vloek
ten met al het andere feestelijk vertoon. Hij zat niet,
zooals ik wel andere bruidskoetsiers gezien heb, star
en zelfbewust, voor zich uit te kijken, neen, hij bab
belde en grapte met het publiek. Daar verscheen de
gewichtige agent van zooeven binnen; de menigte
werd nog eens flink achteruit geduwd en het bruids
paar verscheen, fijn en teer het bruidje, (een klein
meisje en jongetje droegen haar sleep), goedig en
correct de bruigom. Welgedaan, eongestief en tevre
den de ouders, dan de lange stoet flirtende Jonge
lui. Da rijtuigen slokten het gezelschap op en de
menigte verspreidde zich, onder loftuigingen over
wat zij gezien hadden, meer enthousiast dan de
vrienden in de kerk, die zich enkel kritisch hadden
uitgedrukt, tonder e«n zweem van vriendelijkheid.
Té Se» Jrg*iRMfmw Wt* gvdrukt
«B WM* Sk wti vta dió «ooie en
vreeasde muziek ko» machtig worden, Komt U mor
gen na 10 uur bier, had hij gezegd. En zoo ®to«d ik
den volgends» dag sven na tienen, aan de deur
van het wachterskamertje. Aan den overkant, ook
in ten zijvertrekje, zat de administrateur der syna
goge. Daarheen werden we geleid, om voorgesteld te
worden en nog enkele vriendelijke inlichtingen te
ontvangen. De administrateur was gevleid dat we
zoo'n belangstelling toonden. „Ja", zei hij, „wij mar
ken bijzonder veel werk van de muziek en we hebben
een uitstekenden orkestmeester. U moet straks eens
naar onzen muziek-organisateur gaan, ik heb hem
al van uwe komst verwittigd. U weet toch zeker wel
dat de meeste componisten van naam Joden waren?"
vVij knikten toestemmend, zochten in ons brein,
noemden: «Mendelssohn, Meijeiheer..-....", „Jlftl, wi
ie administrateur, „zelfs Beethoven, niet waar? Het
va toch immers bij onderzoek gebleken dat deze
:>ok een Jood wasSprakelooze verbazing van
ons, hiervan wisten we niet». „Hier «JJt u gisteren
getuige geweest van eene unieke plechtigheid, welke
U op de heele wereld niet zoo zult zien, ging de
vriendelijke man voort, wij hebben onzen dienst aan
gepast aan het land waarin wij wonen. Wij hebben
'deze half Arabisch gemaakt. Enkele bijzonderheden
bijv. van costuum en gezangen zijn onder Arabi-
schen of Afrikaanschen invloed gemaakt". Ik zap
in mijn verbeelding weer de man met de wljnroodc
pij en hoorde het op-en-neer galmen der mineur
tonen.
Geen godsdienst ter wereld zou zich ooit in een
land aan volk of gebruik „aanpassen". Wat 'n tact,
wat 'n slimmigheid, wat 'n soepelheid, dat „aanpas
sen". Zelfs de Arabieren zouden nooit zoo iets doen
Men moet de ruggen toch maar kunnen krommen,
om ergens vasten voet te krijgen.
Wij begaven ons met den „gardien" naar bet kan
toor van den advocaat, welke tevens componist en
organisateur i». Een levendige, kleine* donkere man
Monsieur Hoesan. Met groote welwillendheid haalde
hij boeken en manuscripten voor den dag, toonde
ons de namen \an componisten en uitgevers, vsrtel-
de waar hij dit en dat had uitgenomen, liet eigen
composities zien. naar Arabische motieven. Heel
oude Hebreeuwsche muziek is wel ln plechtige ko-
raalvorm, eenigszins gelijk aan de onze; in al die.
klanken stijgt de wijding ten Hemel.
We zagen ook den Jeugdigen tenorzanger die den
solo gezongen had en Mr. Hassan's kantoorjongen
was. De balconramen werden wijd voor ons open
gezwaaid, zoodat we de zonnige blauwe baai zagen.
Ült het wezen van dezen begaafden man straalde
een groote liefde voor kunst voor melodie, kleu
ren, harmonie. Ik peinsde: dit warmvoelende,
enthousiaste volk heeft een koud, groot, hol gebouw
als kerk, zonder orgel; maar de innige, warme kur.-
itenaarsgeest schept de sfeer. Het gegoede' publiek
is niet gevoelig, het is trotsch en critisch, wereldsch.
babbelig en kijkerig. maar op Vrijdagavond, ééns
per week, wordt het met de minsten gelijk gesteld
wordt het kleingehouden. Wat nu als men niet
kunstzinnig is en niet zich wil laten klein houden
en de Intieme gebruiken verwaarloost? Dan wordt
men hard en modern een middelaar is er niet in
deze geloofsbelijdenis. Gelukkig zij die bijtijds een
lief, zacht bruidje vinden, of een goedhartigen brui
degom en die dan onder sluier, en baldakijn ver
eenigd worden om samen een nieuw leven te begin
nen.
Zondag werdr te Alkmaar een vergadering gehou
den, waarvoor waren uitgenoodigd de leden van de
vereeniging van Soc.-Dem. raadsleden en de bestuur
dersbonden in Noordholland Noord.
Als spreker trad op de heer Kupers, voorzitter
van het Ned. Vakverbond. In deze vergadering wa
ren vertegenwoordigd 32 raadsfractie* door 45 afge
vaardigden, en 12 bestuurdersbonden door 53 afge
vaardigden.
Ais voorzitter trad op de heer Jb. de Vries van
Fjhi merend, die in hooge mate verheugd was over de
groote opkomst, waaruit wel blijkt, dat hei ernstige
vraagstuk der werkeloosheid veler belangstelling
heeft. Spreker hoopt, dat de besprekingen aanleiding
mogen geven tot een aangename discussie en er het
gevolg van mag zijn, een gesloten optredon van be-
stuurdersbonden en Soc.-Dem. raadsfracties. Men
moet zich niet voorstellen, dat na afloop dezer ver
gadering de zaak zich wel op zal lossen* doen wat
gesproken wordt, dient verder gedragen te worder
om er te zijner tijd een nuttig gebruik van te makon
Hierna verkreeg de heer Kupers het woord, die «w
op wees, dat de werkeloosheid nooit zoo'n grooten
omvang heeft aangenomen, als nu het geval is. Bijna
11000 arbeiders, alleen reeds in de steden boven 5000
zielen, zijn reeds als werkeloozen ingeschreven. Het
aantal werkeloozen kan veilig op 180.000 geschat
worden.
Het is een erisis niet als in de jaren 190T en 1*08,
doch ze zal zeer waarschijnlijk nog jaren en jaren
duren. De oorzaak daarvan is natuurlijk den oorlog.
Voor den oorlog emigreerden steeds verscheidene
landgenooten naar andere werelddeelen en vonden
c.a. 10000 arbeider* regelmatig w*rk in Daitschland.
De tijdsomstandigheden iljn oorzaak, dat dit nu niet
bet geval ia en het zal de vraag zijn, sf dit de eerst*
jaren beter wordt.
Nu komen veel Duitecber* en ook Belgen ln ons
land werken, waardoor een zeer sterke concurren
tie op de arbeidsmarkt wordt teweeg gebaeht.
Speker wijst hierna op de straffe bezuinigingfpo-
litiek, waarbij veelal zeer drastisch wordt opgetre
den. In vele bedrijven worden arbeiders uitgestoten.
Dit, en het feit dat de bevolking jaarlijks m^t c.a.
100.000 zielen toeneemt, is oorzaak dat de toestand
vrij zeker slechter en slechter wordt. Het N.V.V.
heeft zich tot taak gesteld een goede steunregeling
zooveel mogelijk te bevorderen, al zal deze natuur
lijk nooit van dien aard zijn, dat hij is zooals wij hem
wenschen. Daarvoor hebben we niet de macht en
met een ons macht komt men meestal verder dan
met een pond recht.
De politiek der regeering is steed* de contrihutiën
der werkeloozenkassen op te voeren en de uitkee-
ringen zoo laag mogelijk te stellen. De steunre
geling daarnaast is zoo zwak mogelijk.
Gemeentebesturen, die een vrij goede regeling be
sluiten, krijgen daarop van Ged. Staten of Minister
geen goedkeuring. Als gemeentebesturen echter
niets doen, wordt het goedgevonden. Hoe minder
voor de werkeloozen wordt uitgegeven* hoe liever
ze het hebben.
Zoo was de uitwerking van de circulaire van den
Minister van Nov. 1921 en nu, na de circulaire van
Doe. '22 is het er niet beter op geworden.
De minister heeft in veel sterkere mate het zwaar
tepunt verlegd van de regeering naar de gemeen
ten, welke taktiek de regeering ook toegepast heeft,
bv. bij de onderwijswet. Veel kwam men naar voren
met een zgn. arbeidsschuwheid van vele arbeiders,
die liever van de kas trokken dan arbeid gingen ver
richten. Hierop zal ook de minister sommige zijner
maatregelen gebaseerd hebben. Het was echter bij de
interpellatie van den Tempel, toen bleek dat er
slechts 4000 menschen gesteund werden, terwijl er
op dat oogenblik reeds een kleine 100.000 waren
Hiermee zonk zeker genoemd argument in het niet.
Werden in de oude circulaire speciale bedrijven ge
noemd die voor steun In aanmerking kwamen, in de
nieuwe is dit niet hot geval, doch is de beoordeeling
aan deri Minister.
Wat dit beteekent heeft de practijk reeds bewezen.
Er is nu geen onderscheid meer te maken of een be
drijf te leiden heeft, door de crisis of door andere om
standigheden, w^Li^por enkele jaren terug nog wel
het geval is. Ook^fittinistor kan hier tueschen geen
goede lijn trekken/7* Wfty.&r.
Steunbedragen worden evenmin ia de circulaire
genoemd. Dit hangt af van tf» welwillendheid der
gemeentebesturen, onder nadere sanctie van de re
geering. Buitengewoon voorzichtig dient men te zijn
dat de Burgemeeeters de plaatselijke loonen niet te
iMff opgeven. Velen van hen willen dien kant wel
op, doch de regeering bepaalt, naar die maatstaf den
steun.
De ongehuwde vrouwen zijn bijna alle van de
steunregeling uitgesloten, terwijl ook zij die na 1 Ja
nuari huwen of gehuwd zijn, niet voor steun in aan
merking kunnen komen. Huwen, speciaal om meer
deren steun te krijgen, is zeker af te keuren, doch
er zijn omstandigheden waarop geen andere weg
openstaat.
In het algemeen zijn de maatregelen tegenover de
vakbeweging van dien aard, dat de paupers ge
kweekt worden, waaruit zeker in de naaste toekomst
een maatschappelijk kwaad geboren wordt. Den laat-
sten tijd is geen enkele positie meer vast. Dio meent
nog een vaste positie te hebben, wordt soms zonder
pardon op straat gezet. De circulaire is net oen stuk
elastiok, en de taak van het N.V.V. en do plaatselijke
jrganisaties is: er uithalon wat or inzit.
Verder geeft spreker oen uiteenzetting van de wij
ze waarop do plaatselijke commissies kunnen wor
den samengesteld en geeft een elk den rand op do
bres to staan, dat eón zoodanige commissie zoo cle-
mocratisch mogelijk wordt samengesteld. De minis
ter logt hot zwaartepunt van den steun op werkver
schaffing, wat zeker toe te juichen is. Het verschaf
fen van productief werk moet zeker in zoo sterk mo
gelijke mate bevorderd worden. De uitkeering voor
werkverschaffing is gebaseerd op 75—90 pet. van het
loon, waaruit wol blijkt, dat de heele politiek der re
geering er op gebaseerd is terug to gaan naar den
toestand van voor den oorlog, met de uitkeering van
loonen.
Het beste is, niet bij den minister van binnen!, za
ken aan te kloppen, zoolang een gemeente zich nog
redden kan. AU bewijs voor dezen raad geeft spre
ker de voorbeelden van Amsterdam .Arnhem, Haar
lem, Alkmaar, e.a., die slecht# steun ontvingen, na
dat een belangrijk lager uurloon was vastgesteld.
Met voorbeelden toont spreker aan, de moeilijkhe
den voor de land- en tuinbouwarbeiders, doordat ze
zoo buitengewoon zwak georganiseerd zijn en toont
met voorbeelden aan, dat een Burgemeester of wet
houder beter persoonlijk in den Haag de belangen
der werkeloozen kan bepleiten, dan zich er af te ma
ken met een brief of een telegram, wat nog al eens
schijnt voor te komen. Het is noodzakelijk, dat de
toestand voldoende onder oogen wordt gezien. Ver
grooting van productiemogelijkheid is noodzakelijk,
vooral omdat emigratie niet mogelijk is.
Bij de regeering komt men echter meer en meer op
vroeger genomen besluiten terug. Voor de droogma
king van de Zuiderzee bv. wordt nu jaarlijks 2 in-
plaats van 4 millioen uitgetrokken. Toch is er alles
voor, dat dit plan zoo spoedig mogelijk afgewerkt
wordt. 40.000 gezinnen zullen daar kunnen wonen.
Eenige duizenden werkeloozen kunnen er werk vin
den, Velen zullen er blijvend werk vinden, terwijl
ook de metaalindustrie op groote opdrachten zal
kunnen rekenen.
Spreker wijst verder op het drie kanalenplan in
Friesland, Groningen en. Drente, door Van der Walle
bij de commissie voor werkverruiming ingediend en
op het Westfriesche kanaalplan. Het is noodzakelijk
dat een ieder, landelijk, provinciaal en. plaatselijk:,
zich inspant om zooveel mogelijk voor de werkeloo
zen te doen. Het bevordert het in standhouden, van
de volkskracht.
Veel meer dient voor de werkeloozen uitgegeven
dan nu het geval is. Het is tot schade van, de gehee
le Nederlandsche bevolking, wanneer do arbeiders
tot paupurisme vervallen.
Wat we vooral in den komenden tijd te doen heb
ben, is, een verdedigende houding aannemen tegen
den loon-druk die in alle bedrijven aan de orde van
den dag is en er op toe te zien, dat de toestand van
den werkeloozen arbeider zoo min mogelijk slecht is.
De werkelooze arbeiders zijn veelal de verschoppe
lingen.
Spreker herinnert ten slotte aan de woorden, des
tijds door Lloyd George gesproken: Zoolang er nog
een broodkorst in de kast is, mag door geen enkele
honger geleden worden.
Na de pauze ging de vergadering over in een aan
gename gedachtenwisseling, waar verschillende der
aangevoerde punten in een nader licht bezien wer
den, verschillende meer plaatselijke aangelegenhe
den werden besproken, waarbij o.a. ook het'wegplan
Langendijk-Koedijk-Bergen ter sprake gebracht
werd, welke weg zeker niet minder dan de weg Hel
der—Cal lantsoog voor Rijks en provincialen steun in
aanmerking kan komen, Het was ongeveer vier uur
toen de vergadering met een, opwekkend woord en
dank voor de opkomst door den voorzitter gesloten
werd.
PLANTENZIFKTENLEER.
XXXII.
(Vragen deze rubriek betreffende, in te zenden aan den
den heer K. van Keulen, Veenenlaan 88, Hoorn. Ge-
wenscht is, goed verpakt materiaal bij te voegen. Sproek-
tyti Zaterdagsmorgens van 9—12 uur.)
KERKUILEN.
Zooala ik reeds mededeelde, heeft de heer R. van der
Meer, koster Westerkerk Enkhuizen, mij in de gele
genheid gosteld om proppen van kerkuilen te verzamelen.
Het onderzoek van den heer Wolda, te Wageningen,
heeft nu het volgende uitgewezen. De uilenproppen'
bestonden uit de resten van122 musschen, 4 spreeuwen,
1 mees, 116 spitsmuizen, 49 veldmuizen, -i ratten*
Wie weet nog andere plaatsen, waar ook kerkuilen voor
komen?
VOGELGULTUUR.
Gratis is bij ondergeteekende een brochure verkrijg
baar, die over genoemd onderwerp handelt.
VRUCHTBOOMEN SPROEIEN.
Als het niet regent, niet vriest en niet te hard waait,
Si men vooral door met het spuiten met carbolineüm.
ij die nog niet in het bezit zijn van carbolineüm,
besteik die nu spoedig. Weer kwakzalvers op het gebied
van sproeien van Uw tuin.
NogmaalsVALSCHE MEELDAUW KOOLPLANTEN.
Zoo langzamerhand beginnen de uitslagen van de
proeven met Bordeausche pap en harszeep of tarwe
bloem binnen te komen. Mijn dank nan de heeren F. J
Burger en R. Bouwman te Venhuizen; J. de Haas
Tzn. en S. Droog Kz. te 'Andijk; Jb. Roemer te De
Ryp; S. Veerman Azn. en Mantel te Oostwoud voor
hun berichten. Zes van de zeven proefnemers zijn
goed tevreden.
De heer Bouwman schrijft„Met genoegen kan ik U
mededeelen, dat de bestrijding van den vallschcn meel
dauw, in mijn vroege roode koolplnntcn met Bordo-
auxsche pap zeer goed geslaagd is."
De heer De Haas bericht„Ik kan U mededeelen dat
miin kooiplanten na do tweede bespuiting langzaam
ophalen."
De heer Droog zegt; „Ik heb B.-pap met tarwebloem
gebruikt, en heb daar prachtige resultaten mee be
haald. Mijn planten waren erg aangetast en nu, na
tweemaal sproeien zijn ze heelémaal opgehaald."
De heer Roemer meldt: „De ziekte \s door de be
spuiting minder dan eenige weken terug. De kleefkracht
van de zeep vond ik goea."
De heeren Veerman en Mantel doelen mede: „We zijn
uitstekend voldaan over de bcspuiting met B.-pap en
harszeep. De-\planten ajn spoedig na de bespuiting flink
gaan groeien en de pap is minstens vier weken goed
ziohtbaar gebleven op de planten."
De controleur bij den planten-
ziektenkundigen dienst te Hoorn
K. VAN KEULEN.