Een bruiloft te Oran. Werkloosheidscongres. TWEEDE BLAD. Woensdag 7 Februari 1923. 66sie Jaargang. No. 7176. rr iii.'i i m. Daar ik gehoord had, dat er op den dag van onze terugkomst om 5 uur te Oran een bruiloft fn de Syna- gogo zou zijn, spoedde ik mij dien middag naar dezen iempel der Joden. De „Gardien" had mij op het hart gedrukt, vooral tijdig te komen en koo stapte ik een xlein halfuur vóór den tijd de kerk binnen. Een lange, nagcre man, met een stock op, waarop Tle Fransene cotiarde, wees rechtuit naar een vierkant blok stoelen, zijdelings in de kerk, dicht bij ik zou haast zeggen het tooneel, want de halfronde verhooging met vijf U'eden op is een leeg platform, met enkef oen rij .cunstoelcn tegen den muur en in het midden een paar rood fluweelen gordijnen, waarop enkele joodsche letters. Hierachter is de Wet geborgen. Erboven op twee „tafelen" tegen den wand, de tien geboden in 't debreeuwsch en daarboven een gesloten, vergulde kroon. Op onze vraag wat deze kroon daar deed, had de bewaarder gezegd: „Cest la couronne de notre roi Salomo." Het* vlerkante vak stoelen vulde zich met iames, modieus gekleed en fraai „behoed". Inderdaad le rcigerveeren, struis- en para dij sveeren wiegelden en vaggclden op cle groote glimlachende satijnen of gestre- ;en pluche hoofddeksels en de hoofden daaronder cnikten, draaiden, schudden, wenkten en lachten. Was iit een kerk? Ik ben nog nooit in esn Godshuis geweest, vaar niet even bij het begin, vlak oa 't gaan zitten een itil, kort gebed gezegd of gedacht werd. Hier niets /an dit al .Het gebed hoorde hier niet thuis. Aan den werkant was nog zoo'n vierkant vak zetels, waarop ie mannen plaats namen, allen hielden natuurlijk hunne dophoeden op. 1 Er was een baldakijn in het midden der synagoge, waaronder een vergulde canapé, met lichtgroen gebro cheerd satijn bekleed, daarnaast aan iederen kant een fauteuil, in denzelfden stijl, op 'n kleine verhoogring, doch ook onder de rood-fluweelen, met vergulde koor den versierde hemel, met opgenomen zij gordijntjes, alles even smakeloos, ,saion-achtig uit de toon vallend van de strenge, sobere omgeving. De dames babbelden en beke ken eikaar, hingen over eikaars stoelleuningen en infor meerden naar ëTkaar s gezondheid. Enkele waren veront waardigd dat zij geene uitnoodiging voor het diner ontvangen hadden. „En ik ben toch familie" zeide er eenc. „De tante van de bruid is eene nicht van eene tante van mij." Er liep een man in uniform rond mét een klein tenu pet op, een soort sjako. „Kijk eens zei mijn buurdame, „politie, wat een schandaal1, 't Lijkl wel of we in de comedie zitten". Maar deze agent bleek wei degelijk noodig te zijn, want eenige dames wilden met alle geweld op plaatsen zitten wei'ke voor de familie bestemdf waren, nauwelijks had de man zijn rug toegedraaid of de drie weerbarstigen waren weer naar de hoekstoelen van de tweede rij verhuisd, vanwaar ze even dikwijls weer verjaagd wer den. Hare beweringen dat ze na verwand waren, konden den dienaar des heiligen Hermandad's niets vermurwen. Hij stond op zijn stuk. „Kijk eens hier", zei hij, „er is nog de tante van moeders zijde en als de stoet komt kan ik toch niet zeggen, gaat U maar 'ergens achteraan zitten met uwe dochters". Eindelijk, flink prut telend, kwamen deze dames achter mij te land. De voorste rij zetels was, aan beide zijden, met touwen afgezet. Ook al een voorzorgsmaatregel tegen de ai ic brutale toeschouwsters, om deze vrir te houden voor Je bruidsmeisjes en —jonkers. Achter de sofa en stoelen onder den baldakijn was een vierkante verhooging mei treden erheen, omsloten door een mooi gebeeldhouwde eikenhouten balustrade. Op deze balustrade, waarvan aan iederen kant een „kroon van Salomo", allerlei vreemde koperen versierselen, in den vorm van tafel schellen, pagode-tjes en kinderrammelaars, kleine en groote, naast eikaar. Waar er eerst maar enkele lampen brandden werd langzamerhand de geheele ruimte schitterend verlicht. Alle ronde en waaiervormige Jodeniampen met zeven tuitjes naast eikaar begonnen uit hunne koperen armen en schuitjes een zee van licht af te stralen, 'n Welgedaan geestelijke in lange zwarte samaar, van den hals tot de voeten met knoopjes gesloten, een zwart ceintuur om, het raiddel, een wit platstijf befje voor en een platte ronde hoed op, waarvan de randen op zij door een elastiek óf band naar boven toe omge bogen waren, trad naar voren. 'Hij ontvouwde een lange wit zijden sjaal met franje en drie donkerblauwe strepen aan de uiteinden, hield deze in de hoogte, beklom de treden van hét tooneel. strekte de armen met de sjjaal recht vooruit, in de richting van het roode gordijn, hield de sjaal .cgen het voorhoofd en légde deze toen over znne schouders. Zoo uitgedost daalde hij de treden weer af en stond de steeds voiier wordende kerk in te kijken. De deuren piepten en kraakten onstichtelijk en boem. bard vielen deze dicht achter eik groepje, dat iuia pralend en lachend binnenkwam. Een tweede „geestelijke" verscheen, eveneens in 'n zwarte pij, deze was niet welgedaan, zooals de eerste, met zijn roode baardje, maar lang. donker en vergees telijkt droomerig, hij droeg een kalot-achtig mutsje met uitgeschulpte, opstaande randen en een knoopje in het midden. Zij klommen op het vierkapte bordes en keuvelden, inmiddels had zich links onder het tooneel een klein orkest opgesteld: drie violen, twee violoncel len, een bas en een kapelmeester. Een vroolijke inarsch werd ingezet, men had er best een two-sLp op kunnen dansen. Plotseling gingen alle deuren wijd open en de stoet jewam binnen. Eerst een oude man, men zou kunnen denken aan eene schildery van den Faust als ehemiker of een undere4 ouden toovenaar, zoo vreemd was h(j uitgedost. Een wijd, sleepcnd gewaad, waarover een wynroode pelerine met capuchon, die hem op den rug hing en waaraan een wit-vlassige kwast bungelde. Op het hoofd droeg hh een ronde muts, zooals de Chince- sclie bandarijnen plachtteu te dragen, van roode satijn, met roodo kwast uit het midden, op den rug: de randen opstaand, vanlzwart fluweel met roode steekjes bewerkt. Achter hem aan kwamen een paar dozijn koorknapen, in het lichtblauw, met blauwe mutsjes t>p, de oudste jongens hoogstens veertien jaar. Deze schaarden zich alle in een groep onder aan het Dodium, tot waar het orkestje stond. Nu kwam het bruidje alléén, de twee paar ouders en de stoet juffers en jonkers. Allen wandelden onder do tonen van een triumfmarsch uit eene opera voorbij, langs het podium, de jonkers met hunne hooge zijden hóeden op, namen plaats op de eerste rij vóór het heerenpubliek, de juffers vóór do dames, nadat de agent een 'n man met den steek op, ijlings de koorden losgetrokken hadden die de stoelen tegen de aanvallen der èl te vrijpostigen had den beschermd. Het bruidje nam plaats op de canapé en zat daar als een schuchter prinsesje, uit een sprookje, dat op den prins wacht, want ae bruigom heeft aan eenige geheime formaliteiten to voldoen in een andere omge ving Een mooie mélodie wordt gespeeld, terwijl de ouders links en rechts voor de anderen heeren en dames staan. De bruid is in zware, doch soepele satijn gedost, do japon is laag uitgesneden en er zijn in t geheel geen mouwen in. Haar sluier is rondom het hoofcf gehecht, gezicht en schedel vrijlatend, zij zit met de handen in den schoot zonder bloemen. Alle bloemen in de kerk. onder aan het podium, in een verguld zilveren bekken, wat een geschenk is van eene joodsche weduwe in Californië, langs de balustrade 'van het podium, zijn kleine rose roosjes. 7H braffwra fcora* tilvm toafm «tfwisKUMtat, gevolgd door tww® met op. heft een plechtig choraal Mn; helder en zuiver ec'nal- len de jongenssopranen «n -alten deor d® hoefge-- welfde ruimte. Als het gezang ten eind® is, neemt de bruigom plaats naast da bruid, de moeders ter weerszijde op de fauteuils en de vaders op de klei nere stoelen aan den. buitenkant. De drie geestelij ken gaan tegenover hen zitten, de fraai gecostumeer- de heer in het midden. De moeders zijn trotsche pronkstukken; beide kunnen zij bogen op een flin- Ken boezem en. majestueuze onderkin; zij fonkelen van edelgesteenten en trots. De groote, uitvoerige hoeden prijken op fraai gekapte, natuurlijk krullen de haren. De vaders zien eruit, alsof ze flink onder den duim gehouden) worden, maar rustig en tevreden kijken ze nu rond. Do bruigom heeft een aristocra tiseh, Israëlitisch voorkomen. Zijn ietwat achterover staande hooge hoed laat een achterover hellend voor hoofd vrij. Dik krult het pluimend zwarte hanr bij de slapen; zware wenkbrauwen overschaduwen goe de. ietwat bolle oogen, zijn niet te dikke lippen met 'n zwart snorretje steken wat naar voren onder den zwak gebogen neus. De kin fs zeer weinig ontwik keld, een teeken dat hij ook wel onder den pantof fel van het bruidje zal geraken.. Zij ziet er in elk op zicht lief en aanvallig uit. 'n Bleek, tenger gezichtje met kort, recht neusje en. zachten mond. De groote oogen kijken rustig rechtuit. De oude geestelijke in 't midden is opgostaan en begint zonder hegeleiding een vreemd, eentonig ge zang. Op-en-neer preludeert de stem, met halve noten en tierelantijntjes, 't lijkt wel Arabisch. Hij gaat woer zitten. No. 2 staat op en praat in 't Hebreeuwsch gaat zitten. No. 8 zegt iets op, naar het me schijnt; hij haalt telkens diep Adem voor een nieuwen zin. De oudste geestelijke ié weggewandeld, terwijl het koor met orkestbegeleiding een mooien rang aan heffen. Hij komt terug met een rol en een zijden doek. De roodgebaarde neemt den doek aan en ont vouwt dien. De ouds toovenaar ontrolt het perka ment met de vele vreemde hieoglyphen en begint hieruit weer met vele stembuigingefr voor te zingen. Onderwijl heeft de roodbehaarde den aj^al over de hoofden van het bruidspaar gelegd. Zij zijn opge staan en houden met éen hand den sjaal, die boven hun hoofd ligt, vast. Als dit zingen van de wet voorbij is, gaan pries ters en paar weer zitten. Het koor zingt, a c&pella, ook zoo'n vreemd gezang. Terwijl dti Hebreeuwsche gezang welluidend en vreemd-eentonig onze ooren verbaast en streelt, komen een half dozijn jonge meisjes in hunne.luchtige tolletjes met jongelui, welke de chapeaux huit reflets (hooge hoeden) we- reldsch-schuin op hebben, tusschen de rijen belang stellenden en zamelen geld in ronde mandjes,'1 dié lichtblauw bekleed en. met witte tulle- kant overtrok ken zijn. 't Lijkt wel een liefdadigheidsbazaar. Grcot zijn de giften niet. Een. franc is wel het hoogste. Nu 19 ct. waard 1 Nu komt de priester, welke tot nogtoe, niet in functie was, met een doosje en overhandigt dit den fraai uitgedoste, welke op het paar toetreed. Hij; spreekt eenige raadselachtige woorden en schuift een ring aan des bruigoms zijn vinger, geeft hem den anderen ring, welke deze, onder het gezang van de koorknapen aan den vinger der bruid schuift. Het bruidspaar staat hand in hand en de oude breidt de handen naar hen uit; steeds hebben ze den sjaal over hun hoofd. Een mooie hooge jongensstem zingt met enkel een viool als begeleiding een solo. De roodgebaarde houdt een toespraak. Zenuwachtig zit de moeder der bruid met een waaier zich koelte toe te wuiven. De dames van het publiek staan steeds op en de agent heeft meer dan twintig maal „wilt u gaan. zitten?" geroe pen. Ze klimmen achteraan op de stoelen; driftig wordt naar haar gewenkt, maar gichelend gaan ze toch haai* gang. De toespraak is vleiend en 'beleefd. De geestelijke zegt, dat nu het verbond gelegd wordt voor een leven van twee wezens, dat veel goeds kan afwerpen. „Gij, jonge bruid", zegt hij, komt hier in de lente van uw bestaan, giji heibt uw jeugd, uwe bekoorlijkheid, uwe schoonheid, uwe geestesgaven, en gij, bruigom zijt met oardsche goederen gezegend en hebt een zuiver karakter. Leeft voor elkaar, maar ook voor de ge meenschap, voor deze gemeenschap vooral; voorde onze, voor den bond der Israëlieten, weest trouw hieraan en mild. Nu zijt gij vereenigd, voor altijd." Rrrangl klonk het, maar ik was de eenige die schrok. Kletterend vloog een glas aan scherven. Dit werd' door den welgedanen geestelijke rechts van het podium tegen de trap aangeslingord. Dit geluid was het sein voor de menigte om in wilde vaart op het bruidspaar af te stuiven en hen de handen te druk ken. Het breken van het glas beduidt dat de bruigom op dit tijdstip met zijn geheele vorig leven gebroken heeft. Willens en wetens is hij vernieuwd en stapt een nieuw leven in; het verleden bestaat niet meer. Elke man, vooral in de deftige Israëlietische kringen wordt toch verondersteld een verleden te hebben, ja dat strekt hem zelfs tot eer! Een joodsch bruidje moet niets van een braven Hendrik hebben, dat is niet chic. De intieme vrienden eh verwanten volgden den snel opgestelden stoet tot in de consistoriekamer. De belangstellenden wandelden de kerk uit. Ik zag hoe de welgedane de zijden sjaal opvouwde, de eerwaar de mannen beklommen het bordes midden in de kerk en vergaderden om zoo te zeggen, zij hadden t druk over wat niet goed gegaan was. Ik zag ben druk gesticuleeren, de agent spoedde zich naar bul ten. Wat een mooi gebouw, 8 bogen op zullen, waar op het balcon rust; hier hadden eenvoudige joden- vrouwen in hare Perzische sjaals, met hoofddoeken overheen gehangen om te kijken. De zuilen zijn van groen marmer uit de Vogezen; de voetstukken en vierkante blokken bovenaan zijn van bewerkt car- rarisch marmer. In de hooge boogramen en boven de deuren is in gebrand glas de „ingesloten ster", cLi. de twee driehoeken door elkaar gevlochten en omsloten door een cirkel, aangebracht, alle in verschillende kleurschakoeringen. Eiken Vrijdag moeten de leden der joodsche ge meente, de mannen, wel te verstaan, hier te samen een soort avondmaaltijd nuttigen, rijk en arm, had die „gardien" ons vlrteld. Aan de oude gebruiken wordt hier nog streng de hand gehouden. Buiten stonden aan weerszijden van den rooden looper geduldige nieuwsgierigen, die niet bet zelf vertrouwen gehad hadden in de kerk het bruids paar te gaan zien. Eenvoudige meisjes, vrouwen roet kinderen, Jonge kantoorbedienden. Een donkere agent, met negertronie, hield op zijn manier orde, d.w.z. hij duwde, drong en dreigde de dociele me nigte en sloeg nu en dan met een dun stokje near menschen die er niet aan dachten last te veroorza ken, Het bruidsrijtuig stond voor. Een span witte paarden in wit tuig trappelde, met de hoofden schud dend, voor een kleine coupé, die met bloemen kwistig van binnen versierd was; bloemen waren om de zweep gewonden en de koetsier die bezig was zijn enorme handen in witgaren handschoenen te wringen, droeg een reusachtige touffe bloemen in zijn knoopsgat. Hij had een groote sigaar in den mond en zijn gore jas en verkleurde dophoed vloek ten met al het andere feestelijk vertoon. Hij zat niet, zooals ik wel andere bruidskoetsiers gezien heb, star en zelfbewust, voor zich uit te kijken, neen, hij bab belde en grapte met het publiek. Daar verscheen de gewichtige agent van zooeven binnen; de menigte werd nog eens flink achteruit geduwd en het bruids paar verscheen, fijn en teer het bruidje, (een klein meisje en jongetje droegen haar sleep), goedig en correct de bruigom. Welgedaan, eongestief en tevre den de ouders, dan de lange stoet flirtende Jonge lui. Da rijtuigen slokten het gezelschap op en de menigte verspreidde zich, onder loftuigingen over wat zij gezien hadden, meer enthousiast dan de vrienden in de kerk, die zich enkel kritisch hadden uitgedrukt, tonder e«n zweem van vriendelijkheid. Té Se» Jrg*iRMfmw Wt* gvdrukt «B WM* Sk wti vta dió «ooie en vreeasde muziek ko» machtig worden, Komt U mor gen na 10 uur bier, had hij gezegd. En zoo ®to«d ik den volgends» dag sven na tienen, aan de deur van het wachterskamertje. Aan den overkant, ook in ten zijvertrekje, zat de administrateur der syna goge. Daarheen werden we geleid, om voorgesteld te worden en nog enkele vriendelijke inlichtingen te ontvangen. De administrateur was gevleid dat we zoo'n belangstelling toonden. „Ja", zei hij, „wij mar ken bijzonder veel werk van de muziek en we hebben een uitstekenden orkestmeester. U moet straks eens naar onzen muziek-organisateur gaan, ik heb hem al van uwe komst verwittigd. U weet toch zeker wel dat de meeste componisten van naam Joden waren?" vVij knikten toestemmend, zochten in ons brein, noemden: «Mendelssohn, Meijeiheer..-....", „Jlftl, wi ie administrateur, „zelfs Beethoven, niet waar? Het va toch immers bij onderzoek gebleken dat deze :>ok een Jood wasSprakelooze verbazing van ons, hiervan wisten we niet». „Hier «JJt u gisteren getuige geweest van eene unieke plechtigheid, welke U op de heele wereld niet zoo zult zien, ging de vriendelijke man voort, wij hebben onzen dienst aan gepast aan het land waarin wij wonen. Wij hebben 'deze half Arabisch gemaakt. Enkele bijzonderheden bijv. van costuum en gezangen zijn onder Arabi- schen of Afrikaanschen invloed gemaakt". Ik zap in mijn verbeelding weer de man met de wljnroodc pij en hoorde het op-en-neer galmen der mineur tonen. Geen godsdienst ter wereld zou zich ooit in een land aan volk of gebruik „aanpassen". Wat 'n tact, wat 'n slimmigheid, wat 'n soepelheid, dat „aanpas sen". Zelfs de Arabieren zouden nooit zoo iets doen Men moet de ruggen toch maar kunnen krommen, om ergens vasten voet te krijgen. Wij begaven ons met den „gardien" naar bet kan toor van den advocaat, welke tevens componist en organisateur i». Een levendige, kleine* donkere man Monsieur Hoesan. Met groote welwillendheid haalde hij boeken en manuscripten voor den dag, toonde ons de namen \an componisten en uitgevers, vsrtel- de waar hij dit en dat had uitgenomen, liet eigen composities zien. naar Arabische motieven. Heel oude Hebreeuwsche muziek is wel ln plechtige ko- raalvorm, eenigszins gelijk aan de onze; in al die. klanken stijgt de wijding ten Hemel. We zagen ook den Jeugdigen tenorzanger die den solo gezongen had en Mr. Hassan's kantoorjongen was. De balconramen werden wijd voor ons open gezwaaid, zoodat we de zonnige blauwe baai zagen. Ült het wezen van dezen begaafden man straalde een groote liefde voor kunst voor melodie, kleu ren, harmonie. Ik peinsde: dit warmvoelende, enthousiaste volk heeft een koud, groot, hol gebouw als kerk, zonder orgel; maar de innige, warme kur.- itenaarsgeest schept de sfeer. Het gegoede' publiek is niet gevoelig, het is trotsch en critisch, wereldsch. babbelig en kijkerig. maar op Vrijdagavond, ééns per week, wordt het met de minsten gelijk gesteld wordt het kleingehouden. Wat nu als men niet kunstzinnig is en niet zich wil laten klein houden en de Intieme gebruiken verwaarloost? Dan wordt men hard en modern een middelaar is er niet in deze geloofsbelijdenis. Gelukkig zij die bijtijds een lief, zacht bruidje vinden, of een goedhartigen brui degom en die dan onder sluier, en baldakijn ver eenigd worden om samen een nieuw leven te begin nen. Zondag werdr te Alkmaar een vergadering gehou den, waarvoor waren uitgenoodigd de leden van de vereeniging van Soc.-Dem. raadsleden en de bestuur dersbonden in Noordholland Noord. Als spreker trad op de heer Kupers, voorzitter van het Ned. Vakverbond. In deze vergadering wa ren vertegenwoordigd 32 raadsfractie* door 45 afge vaardigden, en 12 bestuurdersbonden door 53 afge vaardigden. Ais voorzitter trad op de heer Jb. de Vries van Fjhi merend, die in hooge mate verheugd was over de groote opkomst, waaruit wel blijkt, dat hei ernstige vraagstuk der werkeloosheid veler belangstelling heeft. Spreker hoopt, dat de besprekingen aanleiding mogen geven tot een aangename discussie en er het gevolg van mag zijn, een gesloten optredon van be- stuurdersbonden en Soc.-Dem. raadsfracties. Men moet zich niet voorstellen, dat na afloop dezer ver gadering de zaak zich wel op zal lossen* doen wat gesproken wordt, dient verder gedragen te worder om er te zijner tijd een nuttig gebruik van te makon Hierna verkreeg de heer Kupers het woord, die «w op wees, dat de werkeloosheid nooit zoo'n grooten omvang heeft aangenomen, als nu het geval is. Bijna 11000 arbeiders, alleen reeds in de steden boven 5000 zielen, zijn reeds als werkeloozen ingeschreven. Het aantal werkeloozen kan veilig op 180.000 geschat worden. Het is een erisis niet als in de jaren 190T en 1*08, doch ze zal zeer waarschijnlijk nog jaren en jaren duren. De oorzaak daarvan is natuurlijk den oorlog. Voor den oorlog emigreerden steeds verscheidene landgenooten naar andere werelddeelen en vonden c.a. 10000 arbeider* regelmatig w*rk in Daitschland. De tijdsomstandigheden iljn oorzaak, dat dit nu niet bet geval ia en het zal de vraag zijn, sf dit de eerst* jaren beter wordt. Nu komen veel Duitecber* en ook Belgen ln ons land werken, waardoor een zeer sterke concurren tie op de arbeidsmarkt wordt teweeg gebaeht. Speker wijst hierna op de straffe bezuinigingfpo- litiek, waarbij veelal zeer drastisch wordt opgetre den. In vele bedrijven worden arbeiders uitgestoten. Dit, en het feit dat de bevolking jaarlijks m^t c.a. 100.000 zielen toeneemt, is oorzaak dat de toestand vrij zeker slechter en slechter wordt. Het N.V.V. heeft zich tot taak gesteld een goede steunregeling zooveel mogelijk te bevorderen, al zal deze natuur lijk nooit van dien aard zijn, dat hij is zooals wij hem wenschen. Daarvoor hebben we niet de macht en met een ons macht komt men meestal verder dan met een pond recht. De politiek der regeering is steed* de contrihutiën der werkeloozenkassen op te voeren en de uitkee- ringen zoo laag mogelijk te stellen. De steunre geling daarnaast is zoo zwak mogelijk. Gemeentebesturen, die een vrij goede regeling be sluiten, krijgen daarop van Ged. Staten of Minister geen goedkeuring. Als gemeentebesturen echter niets doen, wordt het goedgevonden. Hoe minder voor de werkeloozen wordt uitgegeven* hoe liever ze het hebben. Zoo was de uitwerking van de circulaire van den Minister van Nov. 1921 en nu, na de circulaire van Doe. '22 is het er niet beter op geworden. De minister heeft in veel sterkere mate het zwaar tepunt verlegd van de regeering naar de gemeen ten, welke taktiek de regeering ook toegepast heeft, bv. bij de onderwijswet. Veel kwam men naar voren met een zgn. arbeidsschuwheid van vele arbeiders, die liever van de kas trokken dan arbeid gingen ver richten. Hierop zal ook de minister sommige zijner maatregelen gebaseerd hebben. Het was echter bij de interpellatie van den Tempel, toen bleek dat er slechts 4000 menschen gesteund werden, terwijl er op dat oogenblik reeds een kleine 100.000 waren Hiermee zonk zeker genoemd argument in het niet. Werden in de oude circulaire speciale bedrijven ge noemd die voor steun In aanmerking kwamen, in de nieuwe is dit niet hot geval, doch is de beoordeeling aan deri Minister. Wat dit beteekent heeft de practijk reeds bewezen. Er is nu geen onderscheid meer te maken of een be drijf te leiden heeft, door de crisis of door andere om standigheden, w^Li^por enkele jaren terug nog wel het geval is. Ook^fittinistor kan hier tueschen geen goede lijn trekken/7* Wfty.&r. Steunbedragen worden evenmin ia de circulaire genoemd. Dit hangt af van tf» welwillendheid der gemeentebesturen, onder nadere sanctie van de re geering. Buitengewoon voorzichtig dient men te zijn dat de Burgemeeeters de plaatselijke loonen niet te iMff opgeven. Velen van hen willen dien kant wel op, doch de regeering bepaalt, naar die maatstaf den steun. De ongehuwde vrouwen zijn bijna alle van de steunregeling uitgesloten, terwijl ook zij die na 1 Ja nuari huwen of gehuwd zijn, niet voor steun in aan merking kunnen komen. Huwen, speciaal om meer deren steun te krijgen, is zeker af te keuren, doch er zijn omstandigheden waarop geen andere weg openstaat. In het algemeen zijn de maatregelen tegenover de vakbeweging van dien aard, dat de paupers ge kweekt worden, waaruit zeker in de naaste toekomst een maatschappelijk kwaad geboren wordt. Den laat- sten tijd is geen enkele positie meer vast. Dio meent nog een vaste positie te hebben, wordt soms zonder pardon op straat gezet. De circulaire is net oen stuk elastiok, en de taak van het N.V.V. en do plaatselijke jrganisaties is: er uithalon wat or inzit. Verder geeft spreker oen uiteenzetting van de wij ze waarop do plaatselijke commissies kunnen wor den samengesteld en geeft een elk den rand op do bres to staan, dat eón zoodanige commissie zoo cle- mocratisch mogelijk wordt samengesteld. De minis ter logt hot zwaartepunt van den steun op werkver schaffing, wat zeker toe te juichen is. Het verschaf fen van productief werk moet zeker in zoo sterk mo gelijke mate bevorderd worden. De uitkeering voor werkverschaffing is gebaseerd op 75—90 pet. van het loon, waaruit wol blijkt, dat de heele politiek der re geering er op gebaseerd is terug to gaan naar den toestand van voor den oorlog, met de uitkeering van loonen. Het beste is, niet bij den minister van binnen!, za ken aan te kloppen, zoolang een gemeente zich nog redden kan. AU bewijs voor dezen raad geeft spre ker de voorbeelden van Amsterdam .Arnhem, Haar lem, Alkmaar, e.a., die slecht# steun ontvingen, na dat een belangrijk lager uurloon was vastgesteld. Met voorbeelden toont spreker aan, de moeilijkhe den voor de land- en tuinbouwarbeiders, doordat ze zoo buitengewoon zwak georganiseerd zijn en toont met voorbeelden aan, dat een Burgemeester of wet houder beter persoonlijk in den Haag de belangen der werkeloozen kan bepleiten, dan zich er af te ma ken met een brief of een telegram, wat nog al eens schijnt voor te komen. Het is noodzakelijk, dat de toestand voldoende onder oogen wordt gezien. Ver grooting van productiemogelijkheid is noodzakelijk, vooral omdat emigratie niet mogelijk is. Bij de regeering komt men echter meer en meer op vroeger genomen besluiten terug. Voor de droogma king van de Zuiderzee bv. wordt nu jaarlijks 2 in- plaats van 4 millioen uitgetrokken. Toch is er alles voor, dat dit plan zoo spoedig mogelijk afgewerkt wordt. 40.000 gezinnen zullen daar kunnen wonen. Eenige duizenden werkeloozen kunnen er werk vin den, Velen zullen er blijvend werk vinden, terwijl ook de metaalindustrie op groote opdrachten zal kunnen rekenen. Spreker wijst verder op het drie kanalenplan in Friesland, Groningen en. Drente, door Van der Walle bij de commissie voor werkverruiming ingediend en op het Westfriesche kanaalplan. Het is noodzakelijk dat een ieder, landelijk, provinciaal en. plaatselijk:, zich inspant om zooveel mogelijk voor de werkeloo zen te doen. Het bevordert het in standhouden, van de volkskracht. Veel meer dient voor de werkeloozen uitgegeven dan nu het geval is. Het is tot schade van, de gehee le Nederlandsche bevolking, wanneer do arbeiders tot paupurisme vervallen. Wat we vooral in den komenden tijd te doen heb ben, is, een verdedigende houding aannemen tegen den loon-druk die in alle bedrijven aan de orde van den dag is en er op toe te zien, dat de toestand van den werkeloozen arbeider zoo min mogelijk slecht is. De werkelooze arbeiders zijn veelal de verschoppe lingen. Spreker herinnert ten slotte aan de woorden, des tijds door Lloyd George gesproken: Zoolang er nog een broodkorst in de kast is, mag door geen enkele honger geleden worden. Na de pauze ging de vergadering over in een aan gename gedachtenwisseling, waar verschillende der aangevoerde punten in een nader licht bezien wer den, verschillende meer plaatselijke aangelegenhe den werden besproken, waarbij o.a. ook het'wegplan Langendijk-Koedijk-Bergen ter sprake gebracht werd, welke weg zeker niet minder dan de weg Hel der—Cal lantsoog voor Rijks en provincialen steun in aanmerking kan komen, Het was ongeveer vier uur toen de vergadering met een, opwekkend woord en dank voor de opkomst door den voorzitter gesloten werd. PLANTENZIFKTENLEER. XXXII. (Vragen deze rubriek betreffende, in te zenden aan den den heer K. van Keulen, Veenenlaan 88, Hoorn. Ge- wenscht is, goed verpakt materiaal bij te voegen. Sproek- tyti Zaterdagsmorgens van 9—12 uur.) KERKUILEN. Zooala ik reeds mededeelde, heeft de heer R. van der Meer, koster Westerkerk Enkhuizen, mij in de gele genheid gosteld om proppen van kerkuilen te verzamelen. Het onderzoek van den heer Wolda, te Wageningen, heeft nu het volgende uitgewezen. De uilenproppen' bestonden uit de resten van122 musschen, 4 spreeuwen, 1 mees, 116 spitsmuizen, 49 veldmuizen, -i ratten* Wie weet nog andere plaatsen, waar ook kerkuilen voor komen? VOGELGULTUUR. Gratis is bij ondergeteekende een brochure verkrijg baar, die over genoemd onderwerp handelt. VRUCHTBOOMEN SPROEIEN. Als het niet regent, niet vriest en niet te hard waait, Si men vooral door met het spuiten met carbolineüm. ij die nog niet in het bezit zijn van carbolineüm, besteik die nu spoedig. Weer kwakzalvers op het gebied van sproeien van Uw tuin. NogmaalsVALSCHE MEELDAUW KOOLPLANTEN. Zoo langzamerhand beginnen de uitslagen van de proeven met Bordeausche pap en harszeep of tarwe bloem binnen te komen. Mijn dank nan de heeren F. J Burger en R. Bouwman te Venhuizen; J. de Haas Tzn. en S. Droog Kz. te 'Andijk; Jb. Roemer te De Ryp; S. Veerman Azn. en Mantel te Oostwoud voor hun berichten. Zes van de zeven proefnemers zijn goed tevreden. De heer Bouwman schrijft„Met genoegen kan ik U mededeelen, dat de bestrijding van den vallschcn meel dauw, in mijn vroege roode koolplnntcn met Bordo- auxsche pap zeer goed geslaagd is." De heer De Haas bericht„Ik kan U mededeelen dat miin kooiplanten na do tweede bespuiting langzaam ophalen." De heer Droog zegt; „Ik heb B.-pap met tarwebloem gebruikt, en heb daar prachtige resultaten mee be haald. Mijn planten waren erg aangetast en nu, na tweemaal sproeien zijn ze heelémaal opgehaald." De heer Roemer meldt: „De ziekte \s door de be spuiting minder dan eenige weken terug. De kleefkracht van de zeep vond ik goea." De heeren Veerman en Mantel doelen mede: „We zijn uitstekend voldaan over de bcspuiting met B.-pap en harszeep. De-\planten ajn spoedig na de bespuiting flink gaan groeien en de pap is minstens vier weken goed ziohtbaar gebleven op de planten." De controleur bij den planten- ziektenkundigen dienst te Hoorn K. VAN KEULEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 5