ROIMELKRÜID. OE SCHOONE SLAAPSTER. DAMRUBR1EÜ. Even laehen. hare kamer; maar in baar binnenste woedde de ▼reesetijkste zieleangst. Ach, hoe gaarne liad zij om vergeving en zielcrust voor haren geliefden gebeden. Maar mogt zij voor een afvalligen, welke door de kerk verdoemd was bidden? Hij geloofde immers aan goene voorbidding der heili gen, noch aan hun middelaarschap? O, hoe gscüjk was zijn lot. Hier wachtte hem een ontijdige wroede doodginds was hij eeuwig ramp zalig. „Arm meisje, had men u, in stede van „dorre onvruchtbare godsdienst-plegtighedcn, meer „met de ware troostvolle leer van onzen Verlosser bekend gemaakt (2)." Dan dacht zij weder aan haren vader, en wederhieid zich met moeite, cm dezen als de oorzaak van dit onheil te beschouwen. Hij was gevlugt, werd vervolgd, «ai zou welligi ook eenmaal, even als Michaël, een slagtoffer van zijnen blinden ijver worden, en dan was zij hier op deze wereld slechts eene verlatene en verstootcne van beide oar'.ijLn. en hier rmmnah wegens hare onoverwinnelijke ver kleefdheid aan eenen ketter, eeuwig ongelukkig. Waar was hier uitkomst? „Weg van hier, zuchtte zij, en haar besluit was genomen. Den morgen, waarop Michaëi, ter dood gebragt zoude worueu, scheen zij nog oen bedaard te zijn; evenwei stelde Ada haar voor, om met haar rijtuig eens te toeren, ten einde zich wat te verstrooijen. „Laat „mij, goede Ada,'r zeide zij, .laat mij nog eenigen „tijd aan mij zelve over; slechts nog maar weinige „uren, en alles is voorbij." Men verstond haar niet; zelfs Ada meende, dat zij de weinige levens uren van Michaël bedoelde, en men liet haar met rust. Zij begaf zich weaer naar hare kamer. Daar hoorde zij de klokken luiden; daar zag Zij, met strakke blikken, eenigen voorbijgaan, wélke hunne nieuwsgierigheid, door het bijwonen dezer treurige pittigheid, trachtten te bevredigen. Ongemerkt gin; zij nu naar een bosch je. achter het huis. Daar lag het slot, waarin zich Michaël bevond, vóór haar; daar zag zij de hooge boomen, c^ï het voorplein- alwaar men het doodvounis aan nem zoude voltrekken, boven alles uitsteken, terwijl eene diepe stilte Del gedruiscli in het dorp verving. Daarop hoorde zij de trommels met «en dof geluid slaan^ eo kort daarna iemand, die uit het dorp kwam, tegen een' ander zeggen; „Hij is er geweest." „Hij is er dan geweestzeide jÉj zacht, en begaf zich, uw door niemand gezien te woreden, door den moestuin naar het meer, achter den hof van het bierhuis de witte Koos, bij den witten Kaal. Hier legde zij hare tuite, kuif, kraag, opschortkleed cn schoenen af. en zonk in het meerZeker iemand, welze haar van de overzijde had zien wandelen, en nu zoo plotseling verdwijnen, kwam ademloos langs den oever toeschieten; dan, helaas, hij kwam i te laat; ook zij was er geweestO, hoe deerlijk ontstelde dit berigt Ada en hare nuisgenootcn, welke allen meenden, dat zij'zich op hare kamer bevond, ten einde voor haren geliefden vriend te bidden. Daar Yond men een geschrift van haar, waarin zij hare denkbeelden over, en de drijfveer vau dezen haren dood ontwikkelde; ook had zij eene zekere som tot het doen van ^zielmissen, zoo voor hein als voor haar, aangewezen, alsmede de voorbidding van alle vromen verzocht. Ondel hetzelve stond, met groote onregelmatige letters, waarvan de inkt nog nat was„Maar Ülle6 zal „gewis te vergeefs zijn." Keeren wij nu naar den ongel'ukkigen jongeling zelve tl terug. Toen zich het gerucht verspreidde, dat hopman Krok. wegens subordinatie in den dienst, veroor deeld was, om onthoofd te worden, was de geheele gemeente in diepe treurigheid gedompeld: hij' was, niettegenstaande zijn onverantwoordelijk ge drag, toch eenmaax hun medeburger, en, nevens zijn vader, van allen geacht cn bemind. Vele zijner jeugdige vrienden, met zijn treurig lot bewogen, leverden vertoogen en smeekschriften te zijnen be hoeve in, doch te vergeefshij' moest, tot afschrik van andéren, cn om aan de bevelen van Sonoi meerdere klem te' geven, voorbeeldig gfeatraft wor- deu. De dag tot het volvoeren van zijn vonnis was eindelijk diuuyen voor het laatst ging de zon over hem op, die Zich nog zoo vele blijde dagen aan de zijde zijner beminde beloofd had. Des morgens om zeven ure werden de klokken geluid, en do, met zwart fibers overtqgen, trommels in alle wijken gehoord, terwijl de huizen, op uitdruk kelijk bevel, gesloten bleven; alde welke toebereid selen voor hen, die hem zoo van nabij kenden, ten uiterste aandoenlijk waren. In diezelfde kamer, waarin de reeds gemelde folteringen plaats had den, hield hij zich, alleen door eenen predikant vergezeld, op. Te regt behield deze, aan de reg- terhund zich bevindende, benedenkamer, uffi naam van treurkamer. Met klokslag van acht ure werd hij tusschen den leeraar en eeüen groot -provoost op het voorplein geleid. Hij gedroeg zich manneLqk, en sprak weinig over Helena, want wanneer hij zulks beproefde, scheen hem zijne bedaardheid geheel te ontzinken. „Den dood, 'zeido hij des morgeus vroeg, „welken I „men mij doet ondergaan, heb ik verdiendik „gaf mij aan oeae zondige wraakzucht over, „cn verbrak do banden aer maatschappijik „vergedP 6uu, welke dien onëdelen hartstogt, „door voorbeeld en terging, in mij opwekten, „en hoop op vergeving mijner zonden bij God, „eenig en sdleen door dien eenigen Middelaar, „welke voor zondaren leed en stierf." (1). Men le«e over dezen hopman Krok, onder anderen, Boomkamp, Geschiedenis van Alkmaar. (2). Later ingevoegd. Wordt vervólgd. VRIJEN EN TROUWEN IN VROEGERE eeuwen. Vrijdil en trouwen hebben altijd de belang stelling der menschen gehad. En de gebruiken, 'die len doel hebben de jongelui van beiderlei geslacht bij elkaar te brengen, zijn legio. Vooral vroegei Bij de beoordeeling van die gebruiken en van de terminologie, waarin men over 't huwe lijk sprak, moet men niet uiti het oog verliezen, dat er vroeger nog van geen vrouwenemanci patie sprake was. De vrouw was slechts de huishoudster en de onderdanige dienares van den man. De ©enige bestemming van de vrouw was liet huwelijk. Een vrouw, uie niet trotiw- de. bloef een lastpost voor het huisgezin. Van- daar, dat alle streven van de ouders er door- gaans op e-ericht was, te zorgen, dat de doch ters vroeg gingen trouwen. Want .dochters cn doode brasems moet men niet lang bewaren". 2L Boom Zet deze woorden zoodanig onder Roos elkaar, dat er van boven naar be- Slak neden een plaats in Zuid-Holland Klip ie lezen komt. Van elk woord Loon één letter geruiken. Oester .Viphen 4. Met angst ontwijkt de zeeman mij. Wie moe is, en mij vindt, is Hij! Hebt gij geer geld, geef dan een pand. En 'k help je dadelijk uit de brand! Wie ben ik? Oplossingen zenden aan L. Roggeveen, Nie ï- «re Rijn 49, Leiden. DE DUIF EN DE BIJ. Aan den rand van een vijver stond een boom en in dien boom zat een duif. Daar kwam een bij aanvliegen. Het diertje wou over het water Wiegen, maar kwam midden in den vijver te recht Een tijdlang dreef de bij op haar vleu gels, maar spoedig was ze op het punt van te zinken. Dit zag de duif. Haastig brak zij een takje af en gooide dit in het water. Nu kon de bij zich redden. Zij kroop op het takje, en een oógenblik daarna vloog ze weer door de lucht. Ondertusschen was er een jager voorbij ge komen. Pas heeft hij de duif gezien, of hij neemt het geweer van den schouder. Hij spant de haan, l gt aan en wil aftrekken. Dat had de bij gemerkt. Opeens vloog zij toe en stak de jager in de hand, zoodat deze van pijn het ge weer liét vallen. Zoo'waren beiden gered: duif en bij! (Twee vriendinnetjes.) Op veler verzoek nog eens een sprookje. Een lief Prinsesje was geboren. Van heinde en verre stroomden belangstellenden naar het groote paleis, om den koning en koningin te fe- Bcrteeren en het pasgeboren Prinsesje, dat rustig in haar wiegje sluimerde, eventjes te De koning gaf een groot doopfeest Hij noo- digde al de edelen, die in zijn land woonden, uit, en ook twaalf tooverfeeën. De dertiende tooverfee, die geen goede naam in het land had (men zei, dat ze niet te vertrouwen was) werd niet uitgenoodigd. Op den dag van het feest verdrong een groo te menigte zich, om den intocht van de feest- genooten bij te wonen. De dertiende tooverfee, was ook, vermomd in eenvoudige kleoren, het kasteel binnengekomen. Wat was dat een prachtig feest! In een groo- te zaal at en dronk men van de lekkerste spij- 1 zen en dranken, zooveel men wilde. Na afloop kwamen de tooverfeeën bij. het wiegje van de kleine Prinsesje en -spraken over haar hoofdje een wensch uit, die vast in vervulling zou gaan De eerste wensch te haar schoonheid, de twee- j de gezondheid, de derde een goed verstand, de vierde gehoorzaamheid-, de vijfde medelijdend heid, en zoo had ieder iets. Toen de elfde fee gesproken had, drong de dertiende fee plotse- j ling naar voren en zei: „Op uw achttiende jaar i zult gij u verwonden aan het spinnewiel en den j dood sterven!' Toen verdween ze. Groot was de i verslagenheid in het kasteel! Nu trad de twaalf do fee naar voren en zei: „Geheel de uitspraak van mijn voorgangster te niet doen, is mij on mogelijk. Wat ik kan zeggen, is dit: Het Prin sesje zal niet sterven, maar 100 jaar lang sla pen!" Achttien jaren waren voorbijgegaan. De Prin ses was opgegroeid tot een lief en gehoorzaam meisje. Niemand dacht meer aan wat de booze fee gezegd had. Op dien verjaardag van het Prinsesjé was een groot feest gegeven. Vele menschen waren vroolijk bijeen! Na afloop van het verjaarfeest ging de prinses naar boven en zag tot haar verwondering in een torenkamer tje een oude vrouw bij een spinnewiel zitten. Het spoeltje blonk en snorde in *t rond. Lachend raakte de Prinses het schitterende spoeltje aanhet verwondde haar vingereen die pe loomheid beving de Prinsesze ging op haar bed liggenen sliep.... Maar niet alleen de Prinses sliep, ook de ko ning en de koningin, de hofdames, de paarden in deu stal, de bedienden. De kok, die net den koksjongen een oorvijg wou geven, omdat hij het vleesch had laten aanbranden, sliep met opgeheven hand in. Zijn vrouw, die aardappelen zat te schillen, sliep met een aardappel ïn haar hand in; de katten sliepen, de honden sliepen, de musschen op het dak, de kippen in het hok, de duiven öp den duiventilallesalles sliep 1 Alleen de boomen groeiden door, totdat ze het geheele kasteel omringden met een dicht, on doordringbaar woud, waarin niemand een weg kon vinden Na 100 jaar kwam er een sterke jonge Prins in het land. Hij maakte een Toote reis en kwam bij het dichte bosch. M rijn bijl hakte hij zich moeizaam een openii^, door de strui ken. terwijl zijn paard achter hem aan kwam. Eindelijk kwam hij bij het kasteel, waarin nog iedereen rustig sliep. Verwonderd liep de prins door de zalen, totdat hij bij het kamertje kwam waar de Prinses in haar bedje lag. Zoo mooi vond hij haar, dat hij zacht een kus op haar voorhoofd drukte. Maarnu werd de Prin ses wakker, keek de Prins aan en zei: ..Ik ge loof. dat ik-lang geslapen heb!" Maar ook de koning en de koningin werden opeens wakker, en de hofdames, de paarden in dien stal en de bedienden. De kok gaf zijn leer ling een oorvijg. Ziéin vrouw schilde de aard appelen verder; de" katten, de honden, de mus schen, de kippen, de duivenalles werd weer wakker! Ik behoef je nu niet te vertellen, dat eenigen tiïd later de prinses en de prins hun huwe lijksfeest vierden, en dat weer de twaalf too verfeeën kwamen! De dertiende bleef wég en dat was maar goed ook! Zoo is 't verhaaltje van de schoone' slaaoster! en „een huis vol dochters is een kelder vol zuur bier." Zoo sprak men over de ongehuwde dames, waar we ons tegenwoordig wei heilig voor zul len wachten. Was een meisje 30 jaar geworden, cn nog niet getrouwd, dan zei men: „Ze komt op Sint- Anna's bankske". En in Vlaanderen heette het: „Hein-van-pas wil maar niet komen" of men sprak: „Ilaar vent woont te-Wachtebeke". Op dergelijke wijze werd over de meisjes ge sproken als ze drie kruisjes achter den rug had den. Meer in de stad, dan op 't platteland, waar het aantal „oude vrijsters" blijkbaar zeer gering bleef. Op 't land zei men dan ook: „Er i-s geen j potje zoo scheef, of er past wel een dekseltje op" en „Daar is geen schip zoo oud, of t doet nog wel eens een reisje." De gelegenheid, om elkaar te ontmoeten, be stond oudtijds hier en daar in de vrijenmarkten Die kende men op hot plalteland van Noord- Holland bijna overal. Vooral de vrijersmarkt te Schermerhorn stond algemeen bekend. Wanneer een boerenzoon een meisje wilde, liet hij dit door den omroeper bekend maken. De trouwlustige boerendochters werden dan uitgenoodigd in de herberg „De Valk" te komen waar de zaken verder afgehandeld werden. I Het geld speelde bijl die keuze vaak een groote rol, zoodat we volkomen in stijfl blijven met te zeggen, dat na ernstig wikken en wegen ein delijk de koop gesloten werd. Ook bestond de gewoonte, dat de meisjes des Zondags na kerktijd op het muurtje van het kerkhof gingen zitten, waar ze afwachtten, ef er niet een vrijer kwam opdagen, die dan oen der dames uitnoodigde met hem mee te gaan j naar de herberg. Daar werden dan de verdere afspraken gemaakt. In den Gelderschen Achterhoek word ook een meisjesmarkt gehouden, de Maartekeur. Deze markt werd in Maart gehouden, waar de jon- j gelui voor de Mei-markt afspraakjes maakten. De boerinnetjes stonden in een lange rij op hel i marktplein. Deze soort van markten zijn evenwel lang zamerhand in onbruik geraakt, men gaf er j meer de voorkeur aan de meisjes thuis op te zoeken, want „de beate koeien worden op stal verkocht". Bij zulke bezoeken trachtte de vrijer •eerst de genegenheid van de moeder te verwer-1 ven, want „wie eerst do dochter en dan de moe der vangt, vat het varken bij de ooren". Zoo ontstond het ..uit vrijen gaan", wat op het platteland nog vaak de gewoonte is. De Zondagavond is hiervoor het moest geschikt. Ook Woensdagavond gaat nog. maar Zaterdag avond is minder gewenscht, want „Zaterdag- avondloopers zijn koopere". En de Donderdag avond is meer speciaal bestemd voor weduw naars. die uit vrijen gaan.' In Drente komen de vrijere op Zondagavond eerst samen in de dorpsherberg, en tegen een uur of acht gaan ze naar hun respectievelijke meisjes. Op de meeste dorpen mag het bezoek niet tot na achten verschoven worden. „Die na achten komen, kunnen voor negenen weer gaan". Dit beteekent dat er van „vrijen" niets komt. Want een uurtje is de moeit© niet. Van achten tot negenen zitten de ouders en de an dere huisgenooten er ook nog bij. Soms is men niet zoo streng op den tijd. maar na tien uur gaat niemand meer uit vrijen. Vrijers, die *t mcenen. Komen voor tienen En gaan niet voor eenen. Als de vrijer een huis binnen gaat. waar een ionge jiochter woont, dan kan hij uit de wijze van ontvangst wel opmaken, of zijn komst wel kom is of niet. Biedt het .meisje hem een stoel aan. dan is de zaak gezond, maar doet een der overige huisgenooten dit. dan kan hii wel weer gaan.. Hii heeft dan een blauwtje geloopen of een blauwen scheen gekregen. M. OP ZOEK NAAR OERM*"NSCHEN. Pater Geurtjens is op zoek geweest naar oer- menschen en schrijft daarover in de Tilburg- sche Annalen van Januari en Februari: Had hij niet vooraf gezegd dat hij de gast was van de officieren van deh Gouvernements- stoomer De Zwaan, dan zou men allicht denken de beschrijving te lezen van een Lindemans-ge- zelschapsreis naar oenige rivieren die op de Zuidkust van Nieuw-Guinea uitmonden. Op deze manier het land binnen te dringen waar menschen wonen die zelden blanken zagen, die het ijzer niet kenden cn een hut boven in een boom tot woning hebben zal velen aanlokkelijk schijnen. Op de kaart behoorende bij het Ver slag van de militaire exploitatie van Ned. Nieuw-Guinea. 19071915 kan men de reis goed volgen. De Eilanden-rivier was de eerst die werd opgevaren en al dadelijk heeft pater Geurtjens gelegenheid oin te toonen, dat hij goed schrijft, al smeedt hij soms rare woorden; dat de rivieren op breede lanen gelijken in een dichtbegroeid groot park, blijkt al dadelijk een bijster gelukkig beeld wanneer men de eerste der lang niet fraaie afbeeldingen bekijkt. Op de verrukking die deze natuur in den beginne teweeg brengt volgt spoedig de verveling eener eindelooze eenvormigheid; bij iedere bocht, bij iederen kronkel rijst do verwachting van iets nieuws, maar er komt alleen wat men reeds zag, en teleurstelling volgt op teleurstelling. Overal dezelfde boomen, hetzelfde woud, drin gend naar de oevers, alloen soms een malsch biezenveld waarin reigers statig peinzen. De boomen doken hun beeltenis in de diepten van net water; zoo min als glas in een spiegel, zag men water in de rivier vóór het schip, dat al leen achter zich lange sluiers sleepte van glin sterend rimpelende banen. De ontmoetingen met inlanders geleken spre kend op elkander: eerst niets, dan een prauw, die plotseling verdwijnt, met één inlander; kort daarop twee prauwen die eveneens verdwijnen; dan langen tijd niets. Een kampong waarbij wordt geankerd, blijkt verlaten; uit het bosch dagen enkele mannen op, vrouwen cn kinderen blijven den geheelen tocht onzichtbaar of zoo goed als. Het gebrul van de stoomfluit doet de mannen op den oever door elkaar tuimelen en de wildernis inrollen. De Wildeman-rivier is een linkerzijtak van de Eilanden-rivier en haar voer men op met de .motorboot omdat er geen peilingen zijn gedaan; een paar hutten liggen in de takken van een boom, ongeveer twaalf meter uit den grond. Het blijkt ondoenlijk met j de motorl>oot een vluchtende prauw in te ha len: staande in het ranke bootje stuwt de inlan- der met zijn lange pagaai voort, zoodat het als een vliegende visch ovor het water schiet. Wan neer de bemanning bijlen en messen laat schit teren voor de begeerige ©ogen dezer natuur- meuschen komen ze zenuwachtig lachend na derbij en flapperen op oer-komieke manier, stuipachtig mot de beenen. Toen volgde de Vriendschapsrivier, een rechteraffluent van de Eilanden-rivier. Tot het reisgezelschap behoorde ook de ethnograaf dr. P. Wirz; dat is de man van de Marind-anim, en over hem verscheen onlangs in de cóurant van 22 Nov., een uitvoerig artikel. Pater Geurt jens heeft hem, tenzij we ons vergissen, niet au serieux genomen. „Zijn zakken puilden uit van allerlei snorropijperij om ethnografica te koo- pen. Hij verheugde zich in bijzondei- veel be langstelling en op een boomstronk zat hij naar stig woordjes op te teekenen. Doch terwijl sommigen hem wijs maakten(!) hoe zij de be grippen oog. neus, mond, verklanken, hadden anderen ondorwijl de zakken van den dokter even leeggeplunderd." Ook de Oetoemboewe en de Lorentz-rivier heeft De Zwaan bezocht. Op eerstgenoomde ont wikkelde zich een levendige ruilhandel; zelfs kinderen boden ze voor een bijl te koop. Op de Lorentz-rivier zat de honger naar ijzer er go- ducht in; een der inlanders kreeg van den ma chinist een oud roosterijzer, zóó zwaar, dat de man in de prauw met zijn last voorover viel: ook ginds zijn 't sterke beenen die de weelde kunnen dragen. Wij moeten het bij deze enkele trekjes laten. Bij een vluchtige aanraking als deze ziet men alleen het leuke van 't geval, zegt de schrijver. Dientengevolge is zijn verhaal van een weldoende oppervlakkigheid. Verzoeke alles betreffende deze rubriek te zenden aan C. Amels Wz, Winkel. Oplossing PROBLEEM, No. 3. Auteur P. de Groot. Wit: 49-43 50-44 22—17 38-33 47—41 36-81 31—26 26 10. Zwart: 29 40 40-49 12 21 49 24 24 47 47 86 36 22 4 :15 25 1 t—18 18 9, 9-17 wint. 18—22 gedw.: 2228 gedw.: 28 87. Oplossing PROBLEEM Nou 4. Auteur P. de Groot. Wit: 26-21 50—44 27—22 22 22, wint. Zwa#:: 40:49 49:18 14:17. Goede oplossingen ontvangen van A. Slooves Kz„ D. Kleen, Winkel, A. Wit, Lutjewinkel, J. Sterk, Hoogwoud, L. Schuitomaker, Wognum, T. Langedijk, M. Grootes, Langereis. PROBLEEM Nou 7. Auteur C. Amels Wz, Winkel. zwart. wit. Stand Zwart, 11 schijven, op: 2 4 7 8 9 18 19 21 24 27 34, dam op 49. Stand Wit, 11 schijven op: 15 25 80 88 96 37 38 45 47 48 50. PROBLEEM No. R. Auteur J. Sterk, Hoogwoud. zwart. ADRES BEKEND. Schoonmoeder: Emma i3 gisteren met pak en zak bij mij gekomen. Wat is er toch tus- schen jullie voorgevallen Schoonzoon: Wel ik hob haar gezegd: Loop naar den duivel! HOE MOEST HET NU7 John (die weet dat orders strikt opgevolgd moeten worden): Hoor eens, Moeder, als Hugh overreden of gestolen wordt of zoo iets moet ik dan eerst mijn wandeling verder doen en het u erna pas komen zeggen, of u het eerst komen zeggen en daarna mijn wandeling verder doen? TOEN ZELFS ZWEEG HIJ. Een vKgenier nam een echtpaar mede in zijtf machine voor 10 gulden, onder voorwaarde ech ter, dat hij telkens 10 gulden meer zou krijgen wanneer een van de echtelieden een kreet slaakte. Eenmaal in het luchtruim beijverde de piloot zich het echtpaar uitroepen van angst te ontlokken, door series van loopings, schijn- vallen en zoo meer te voeren. Echter tever geefs. Weer bij moeder aarde terug keerde hij zich om en zei: Gij zijt geboren sportlui!" „Ja" antwoordde de man, „maar het koste mij toch even moeite om m'n mond dicht te houden, toen m'n vrouw d'er uitviel". WIT. Stand Zwart, 12 schijven, op: 7 8 9 18 16 tot 19 26 28 35 36. Stand Wit, 11 schijven op: 24 27 29 30 84 37 38 39 43 47 48. Wit begint, geldt voor ieder probleem. Oplossingen steedis binnen 8 dagen. De volgende aardige zet in de opening werd me nog toegezonden: Wit: 33—28 31—27 37—31. Zwart: 17—21 12—17 21—26. Speelt wit nu 27—21 om van zwart een schijf te winnen, dan is door zwart 26 37 1117 eis 17—22 juist andersom het geval.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 12