ROIMELKRÜID.
OE SCHOONE SLAAPSTER.
DAMRUBR1EÜ.
Even laehen.
hare kamer; maar in baar binnenste woedde de
▼reesetijkste zieleangst. Ach, hoe gaarne liad zij
om vergeving en zielcrust voor haren geliefden
gebeden. Maar mogt zij voor een afvalligen,
welke door de kerk verdoemd was bidden? Hij
geloofde immers aan goene voorbidding der heili
gen, noch aan hun middelaarschap? O, hoe
gscüjk was zijn lot. Hier wachtte hem een
ontijdige wroede doodginds was hij eeuwig ramp
zalig. „Arm meisje, had men u, in stede van
„dorre onvruchtbare godsdienst-plegtighedcn, meer
„met de ware troostvolle leer van onzen Verlosser
bekend gemaakt (2)." Dan dacht zij weder
aan haren vader, en wederhieid zich met moeite,
cm dezen als de oorzaak van dit onheil te
beschouwen. Hij was gevlugt, werd vervolgd,
«ai zou welligi ook eenmaal, even als Michaël,
een slagtoffer van zijnen blinden ijver worden,
en dan was zij hier op deze wereld slechts eene
verlatene en verstootcne van beide oar'.ijLn. en
hier rmmnah wegens hare onoverwinnelijke ver
kleefdheid aan eenen ketter, eeuwig ongelukkig.
Waar was hier uitkomst? „Weg van hier, zuchtte
zij, en haar besluit was genomen. Den morgen,
waarop Michaëi, ter dood gebragt zoude worueu,
scheen zij nog oen bedaard te zijn; evenwei stelde
Ada haar voor, om met haar rijtuig eens te
toeren, ten einde zich wat te verstrooijen. „Laat
„mij, goede Ada,'r zeide zij, .laat mij nog eenigen
„tijd aan mij zelve over; slechts nog maar weinige
„uren, en alles is voorbij." Men verstond haar
niet; zelfs Ada meende, dat zij de weinige levens
uren van Michaël bedoelde, en men liet haar
met rust. Zij begaf zich weaer naar hare kamer.
Daar hoorde zij de klokken luiden; daar zag
Zij, met strakke blikken, eenigen voorbijgaan,
wélke hunne nieuwsgierigheid, door het bijwonen
dezer treurige pittigheid, trachtten te bevredigen.
Ongemerkt gin; zij nu naar een bosch je. achter
het huis. Daar lag het slot, waarin zich Michaël
bevond, vóór haar; daar zag zij de hooge boomen,
c^ï het voorplein- alwaar men het doodvounis aan
nem zoude voltrekken, boven alles uitsteken,
terwijl eene diepe stilte Del gedruiscli in het dorp
verving. Daarop hoorde zij de trommels met
«en dof geluid slaan^ eo kort daarna iemand, die
uit het dorp kwam, tegen een' ander zeggen; „Hij
is er geweest." „Hij is er dan geweestzeide
jÉj zacht, en begaf zich, uw door niemand gezien
te woreden, door den moestuin naar het meer,
achter den hof van het bierhuis de witte Koos,
bij den witten Kaal. Hier legde zij hare tuite,
kuif, kraag, opschortkleed cn schoenen af. en
zonk in het meerZeker iemand, welze haar
van de overzijde had zien wandelen, en nu
zoo plotseling verdwijnen, kwam ademloos langs
den oever toeschieten; dan, helaas, hij kwam
i te laat; ook zij was er geweestO, hoe deerlijk
ontstelde dit berigt Ada en hare nuisgenootcn,
welke allen meenden, dat zij'zich op hare kamer
bevond, ten einde voor haren geliefden vriend
te bidden. Daar Yond men een geschrift van haar,
waarin zij hare denkbeelden over, en de drijfveer
vau dezen haren dood ontwikkelde; ook had zij
eene zekere som tot het doen van ^zielmissen, zoo
voor hein als voor haar, aangewezen, alsmede
de voorbidding van alle vromen verzocht. Ondel
hetzelve stond, met groote onregelmatige letters,
waarvan de inkt nog nat was„Maar Ülle6 zal
„gewis te vergeefs zijn."
Keeren wij nu naar den ongel'ukkigen jongeling
zelve tl terug.
Toen zich het gerucht verspreidde, dat hopman
Krok. wegens subordinatie in den dienst, veroor
deeld was, om onthoofd te worden, was de geheele
gemeente in diepe treurigheid gedompeld: hij'
was, niettegenstaande zijn onverantwoordelijk ge
drag, toch eenmaax hun medeburger, en, nevens
zijn vader, van allen geacht cn bemind. Vele zijner
jeugdige vrienden, met zijn treurig lot bewogen,
leverden vertoogen en smeekschriften te zijnen be
hoeve in, doch te vergeefshij' moest, tot afschrik
van andéren, cn om aan de bevelen van Sonoi
meerdere klem te' geven, voorbeeldig gfeatraft wor-
deu. De dag tot het volvoeren van zijn vonnis
was eindelijk diuuyen voor het laatst ging de zon
over hem op, die Zich nog zoo vele blijde dagen
aan de zijde zijner beminde beloofd had. Des
morgens om zeven ure werden de klokken geluid,
en do, met zwart fibers overtqgen, trommels in
alle wijken gehoord, terwijl de huizen, op uitdruk
kelijk bevel, gesloten bleven; alde welke toebereid
selen voor hen, die hem zoo van nabij kenden, ten
uiterste aandoenlijk waren. In diezelfde kamer,
waarin de reeds gemelde folteringen plaats had
den, hield hij zich, alleen door eenen predikant
vergezeld, op. Te regt behield deze, aan de reg-
terhund zich bevindende, benedenkamer, uffi
naam van treurkamer. Met klokslag van acht ure
werd hij tusschen den leeraar en eeüen groot
-provoost op het voorplein geleid. Hij gedroeg
zich manneLqk, en sprak weinig over Helena,
want wanneer hij zulks beproefde, scheen hem
zijne bedaardheid geheel te ontzinken.
„Den dood, 'zeido hij des morgeus vroeg, „welken
I „men mij doet ondergaan, heb ik verdiendik
„gaf mij aan oeae zondige wraakzucht over,
„cn verbrak do banden aer maatschappijik
„vergedP 6uu, welke dien onëdelen hartstogt,
„door voorbeeld en terging, in mij opwekten,
„en hoop op vergeving mijner zonden bij God,
„eenig en sdleen door dien eenigen Middelaar,
„welke voor zondaren leed en stierf."
(1). Men le«e over dezen hopman Krok, onder
anderen, Boomkamp, Geschiedenis van Alkmaar.
(2). Later ingevoegd.
Wordt vervólgd.
VRIJEN EN TROUWEN IN VROEGERE
eeuwen.
Vrijdil en trouwen hebben altijd de belang
stelling der menschen gehad. En de gebruiken,
'die len doel hebben de jongelui van beiderlei
geslacht bij elkaar te brengen, zijn legio. Vooral
vroegei
Bij de beoordeeling van die gebruiken en
van de terminologie, waarin men over 't huwe
lijk sprak, moet men niet uiti het oog verliezen,
dat er vroeger nog van geen vrouwenemanci
patie sprake was. De vrouw was slechts de
huishoudster en de onderdanige dienares van
den man. De ©enige bestemming van de vrouw
was liet huwelijk. Een vrouw, uie niet trotiw-
de. bloef een lastpost voor het huisgezin. Van-
daar, dat alle streven van de ouders er door-
gaans op e-ericht was, te zorgen, dat de doch
ters vroeg gingen trouwen. Want .dochters cn
doode brasems moet men niet lang bewaren".
2L Boom Zet deze woorden zoodanig onder
Roos elkaar, dat er van boven naar be-
Slak neden een plaats in Zuid-Holland
Klip ie lezen komt. Van elk woord
Loon één letter geruiken.
Oester
.Viphen
4. Met angst ontwijkt de zeeman mij.
Wie moe is, en mij vindt, is Hij!
Hebt gij geer geld, geef dan een pand.
En 'k help je dadelijk uit de brand!
Wie ben ik?
Oplossingen zenden aan L. Roggeveen, Nie ï-
«re Rijn 49, Leiden.
DE DUIF EN DE BIJ.
Aan den rand van een vijver stond een boom
en in dien boom zat een duif. Daar kwam een
bij aanvliegen. Het diertje wou over het water
Wiegen, maar kwam midden in den vijver te
recht Een tijdlang dreef de bij op haar vleu
gels, maar spoedig was ze op het punt van te
zinken. Dit zag de duif. Haastig brak zij een
takje af en gooide dit in het water. Nu kon de
bij zich redden. Zij kroop op het takje, en een
oógenblik daarna vloog ze weer door de lucht.
Ondertusschen was er een jager voorbij ge
komen. Pas heeft hij de duif gezien, of hij
neemt het geweer van den schouder. Hij spant
de haan, l gt aan en wil aftrekken. Dat had de
bij gemerkt. Opeens vloog zij toe en stak de
jager in de hand, zoodat deze van pijn het ge
weer liét vallen.
Zoo'waren beiden gered: duif en bij!
(Twee vriendinnetjes.)
Op veler verzoek nog eens een sprookje.
Een lief Prinsesje was geboren. Van heinde
en verre stroomden belangstellenden naar het
groote paleis, om den koning en koningin te fe-
Bcrteeren en het pasgeboren Prinsesje, dat
rustig in haar wiegje sluimerde, eventjes te
De koning gaf een groot doopfeest Hij noo-
digde al de edelen, die in zijn land woonden,
uit, en ook twaalf tooverfeeën. De dertiende
tooverfee, die geen goede naam in het land had
(men zei, dat ze niet te vertrouwen was) werd
niet uitgenoodigd.
Op den dag van het feest verdrong een groo
te menigte zich, om den intocht van de feest-
genooten bij te wonen. De dertiende tooverfee,
was ook, vermomd in eenvoudige kleoren, het
kasteel binnengekomen.
Wat was dat een prachtig feest! In een groo-
te zaal at en dronk men van de lekkerste spij-
1 zen en dranken, zooveel men wilde. Na afloop
kwamen de tooverfeeën bij. het wiegje van de
kleine Prinsesje en -spraken over haar hoofdje
een wensch uit, die vast in vervulling zou gaan
De eerste wensch te haar schoonheid, de twee-
j de gezondheid, de derde een goed verstand, de
vierde gehoorzaamheid-, de vijfde medelijdend
heid, en zoo had ieder iets. Toen de elfde fee
gesproken had, drong de dertiende fee plotse-
j ling naar voren en zei: „Op uw achttiende jaar
i zult gij u verwonden aan het spinnewiel en den
j dood sterven!' Toen verdween ze. Groot was de
i verslagenheid in het kasteel! Nu trad de twaalf
do fee naar voren en zei: „Geheel de uitspraak
van mijn voorgangster te niet doen, is mij on
mogelijk. Wat ik kan zeggen, is dit: Het Prin
sesje zal niet sterven, maar 100 jaar lang sla
pen!"
Achttien jaren waren voorbijgegaan. De Prin
ses was opgegroeid tot een lief en gehoorzaam
meisje. Niemand dacht meer aan wat de booze
fee gezegd had. Op dien verjaardag van het
Prinsesjé was een groot feest gegeven. Vele
menschen waren vroolijk bijeen! Na afloop van
het verjaarfeest ging de prinses naar boven en
zag tot haar verwondering in een torenkamer
tje een oude vrouw bij een spinnewiel zitten.
Het spoeltje blonk en snorde in *t rond. Lachend
raakte de Prinses het schitterende spoeltje
aanhet verwondde haar vingereen die
pe loomheid beving de Prinsesze ging op
haar bed liggenen sliep....
Maar niet alleen de Prinses sliep, ook de ko
ning en de koningin, de hofdames, de paarden
in deu stal, de bedienden. De kok, die net den
koksjongen een oorvijg wou geven, omdat hij
het vleesch had laten aanbranden, sliep met
opgeheven hand in.
Zijn vrouw, die aardappelen zat te schillen,
sliep met een aardappel ïn haar hand in; de
katten sliepen, de honden sliepen, de musschen
op het dak, de kippen in het hok, de duiven öp
den duiventilallesalles sliep 1
Alleen de boomen groeiden door, totdat ze het
geheele kasteel omringden met een dicht, on
doordringbaar woud, waarin niemand een weg
kon vinden
Na 100 jaar kwam er een sterke jonge Prins
in het land. Hij maakte een Toote reis en
kwam bij het dichte bosch. M rijn bijl hakte
hij zich moeizaam een openii^, door de strui
ken. terwijl zijn paard achter hem aan kwam.
Eindelijk kwam hij bij het kasteel, waarin nog
iedereen rustig sliep. Verwonderd liep de prins
door de zalen, totdat hij bij het kamertje kwam
waar de Prinses in haar bedje lag. Zoo mooi
vond hij haar, dat hij zacht een kus op haar
voorhoofd drukte. Maarnu werd de Prin
ses wakker, keek de Prins aan en zei: ..Ik ge
loof. dat ik-lang geslapen heb!"
Maar ook de koning en de koningin werden
opeens wakker, en de hofdames, de paarden in
dien stal en de bedienden. De kok gaf zijn leer
ling een oorvijg. Ziéin vrouw schilde de aard
appelen verder; de" katten, de honden, de mus
schen, de kippen, de duivenalles werd
weer wakker!
Ik behoef je nu niet te vertellen, dat eenigen
tiïd later de prinses en de prins hun huwe
lijksfeest vierden, en dat weer de twaalf too
verfeeën kwamen! De dertiende bleef wég en
dat was maar goed ook!
Zoo is 't verhaaltje van de schoone' slaaoster!
en „een huis vol dochters is een kelder vol zuur
bier."
Zoo sprak men over de ongehuwde dames,
waar we ons tegenwoordig wei heilig voor zul
len wachten.
Was een meisje 30 jaar geworden, cn nog
niet getrouwd, dan zei men: „Ze komt op Sint-
Anna's bankske". En in Vlaanderen heette het:
„Hein-van-pas wil maar niet komen" of men
sprak: „Ilaar vent woont te-Wachtebeke".
Op dergelijke wijze werd over de meisjes ge
sproken als ze drie kruisjes achter den rug had
den. Meer in de stad, dan op 't platteland, waar
het aantal „oude vrijsters" blijkbaar zeer gering
bleef. Op 't land zei men dan ook: „Er i-s geen j
potje zoo scheef, of er past wel een dekseltje
op" en „Daar is geen schip zoo oud, of t doet
nog wel eens een reisje."
De gelegenheid, om elkaar te ontmoeten, be
stond oudtijds hier en daar in de vrijenmarkten
Die kende men op hot plalteland van Noord-
Holland bijna overal. Vooral de vrijersmarkt
te Schermerhorn stond algemeen bekend.
Wanneer een boerenzoon een meisje wilde,
liet hij dit door den omroeper bekend maken.
De trouwlustige boerendochters werden dan
uitgenoodigd in de herberg „De Valk" te komen
waar de zaken verder afgehandeld werden. I
Het geld speelde bijl die keuze vaak een groote
rol, zoodat we volkomen in stijfl blijven met te
zeggen, dat na ernstig wikken en wegen ein
delijk de koop gesloten werd.
Ook bestond de gewoonte, dat de meisjes des
Zondags na kerktijd op het muurtje van het
kerkhof gingen zitten, waar ze afwachtten, ef
er niet een vrijer kwam opdagen, die dan oen
der dames uitnoodigde met hem mee te gaan j
naar de herberg. Daar werden dan de verdere
afspraken gemaakt.
In den Gelderschen Achterhoek word ook een
meisjesmarkt gehouden, de Maartekeur. Deze
markt werd in Maart gehouden, waar de jon- j
gelui voor de Mei-markt afspraakjes maakten.
De boerinnetjes stonden in een lange rij op hel i
marktplein.
Deze soort van markten zijn evenwel lang
zamerhand in onbruik geraakt, men gaf er j
meer de voorkeur aan de meisjes thuis op te
zoeken, want „de beate koeien worden op stal
verkocht". Bij zulke bezoeken trachtte de vrijer
•eerst de genegenheid van de moeder te verwer-1
ven, want „wie eerst do dochter en dan de moe
der vangt, vat het varken bij de ooren".
Zoo ontstond het ..uit vrijen gaan", wat op
het platteland nog vaak de gewoonte is. De
Zondagavond is hiervoor het moest geschikt.
Ook Woensdagavond gaat nog. maar Zaterdag
avond is minder gewenscht, want „Zaterdag-
avondloopers zijn koopere". En de Donderdag
avond is meer speciaal bestemd voor weduw
naars. die uit vrijen gaan.'
In Drente komen de vrijere op Zondagavond
eerst samen in de dorpsherberg, en tegen een
uur of acht gaan ze naar hun respectievelijke
meisjes. Op de meeste dorpen mag het bezoek
niet tot na achten verschoven worden. „Die na
achten komen, kunnen voor negenen weer
gaan". Dit beteekent dat er van „vrijen" niets
komt. Want een uurtje is de moeit© niet. Van
achten tot negenen zitten de ouders en de an
dere huisgenooten er ook nog bij. Soms is men
niet zoo streng op den tijd. maar na tien uur
gaat niemand meer uit vrijen.
Vrijers, die *t mcenen.
Komen voor tienen
En gaan niet voor eenen.
Als de vrijer een huis binnen gaat. waar een
ionge jiochter woont, dan kan hij uit de wijze
van ontvangst wel opmaken, of zijn komst wel
kom is of niet. Biedt het .meisje hem een stoel
aan. dan is de zaak gezond, maar doet een der
overige huisgenooten dit. dan kan hii wel weer
gaan.. Hii heeft dan een blauwtje geloopen of
een blauwen scheen gekregen. M.
OP ZOEK NAAR OERM*"NSCHEN.
Pater Geurtjens is op zoek geweest naar oer-
menschen en schrijft daarover in de Tilburg-
sche Annalen van Januari en Februari:
Had hij niet vooraf gezegd dat hij de gast was
van de officieren van deh Gouvernements-
stoomer De Zwaan, dan zou men allicht denken
de beschrijving te lezen van een Lindemans-ge-
zelschapsreis naar oenige rivieren die op de
Zuidkust van Nieuw-Guinea uitmonden. Op
deze manier het land binnen te dringen waar
menschen wonen die zelden blanken zagen, die
het ijzer niet kenden cn een hut boven in een
boom tot woning hebben zal velen aanlokkelijk
schijnen. Op de kaart behoorende bij het Ver
slag van de militaire exploitatie van Ned.
Nieuw-Guinea. 19071915 kan men de reis goed
volgen. De Eilanden-rivier was de eerst die
werd opgevaren en al dadelijk heeft pater
Geurtjens gelegenheid oin te toonen, dat hij
goed schrijft, al smeedt hij soms rare woorden;
dat de rivieren op breede lanen gelijken in een
dichtbegroeid groot park, blijkt al dadelijk een
bijster gelukkig beeld wanneer men de eerste
der lang niet fraaie afbeeldingen bekijkt. Op
de verrukking die deze natuur in den beginne
teweeg brengt volgt spoedig de verveling eener
eindelooze eenvormigheid; bij iedere bocht, bij
iederen kronkel rijst do verwachting van iets
nieuws, maar er komt alleen wat men reeds
zag, en teleurstelling volgt op teleurstelling.
Overal dezelfde boomen, hetzelfde woud, drin
gend naar de oevers, alloen soms een malsch
biezenveld waarin reigers statig peinzen. De
boomen doken hun beeltenis in de diepten van
net water; zoo min als glas in een spiegel, zag
men water in de rivier vóór het schip, dat al
leen achter zich lange sluiers sleepte van glin
sterend rimpelende banen.
De ontmoetingen met inlanders geleken spre
kend op elkander: eerst niets, dan een prauw,
die plotseling verdwijnt, met één inlander; kort
daarop twee prauwen die eveneens verdwijnen;
dan langen tijd niets. Een kampong waarbij
wordt geankerd, blijkt verlaten; uit het bosch
dagen enkele mannen op, vrouwen cn kinderen
blijven den geheelen tocht onzichtbaar of zoo
goed als. Het gebrul van de stoomfluit doet de
mannen op den oever door elkaar tuimelen en
de wildernis inrollen. De Wildeman-rivier is
een linkerzijtak van de Eilanden-rivier en haar
voer men op met de .motorboot omdat er geen
peilingen zijn gedaan; een paar hutten liggen
in de takken van een boom, ongeveer twaalf
meter uit den grond. Het blijkt ondoenlijk met j
de motorl>oot een vluchtende prauw in te ha
len: staande in het ranke bootje stuwt de inlan-
der met zijn lange pagaai voort, zoodat het als
een vliegende visch ovor het water schiet. Wan
neer de bemanning bijlen en messen laat schit
teren voor de begeerige ©ogen dezer natuur-
meuschen komen ze zenuwachtig lachend na
derbij en flapperen op oer-komieke manier,
stuipachtig mot de beenen.
Toen volgde de Vriendschapsrivier, een
rechteraffluent van de Eilanden-rivier. Tot het
reisgezelschap behoorde ook de ethnograaf dr.
P. Wirz; dat is de man van de Marind-anim,
en over hem verscheen onlangs in de cóurant
van 22 Nov., een uitvoerig artikel. Pater Geurt
jens heeft hem, tenzij we ons vergissen, niet au
serieux genomen. „Zijn zakken puilden uit van
allerlei snorropijperij om ethnografica te koo-
pen. Hij verheugde zich in bijzondei- veel be
langstelling en op een boomstronk zat hij naar
stig woordjes op te teekenen. Doch terwijl
sommigen hem wijs maakten(!) hoe zij de be
grippen oog. neus, mond, verklanken, hadden
anderen ondorwijl de zakken van den dokter
even leeggeplunderd."
Ook de Oetoemboewe en de Lorentz-rivier
heeft De Zwaan bezocht. Op eerstgenoomde ont
wikkelde zich een levendige ruilhandel; zelfs
kinderen boden ze voor een bijl te koop. Op de
Lorentz-rivier zat de honger naar ijzer er go-
ducht in; een der inlanders kreeg van den ma
chinist een oud roosterijzer, zóó zwaar, dat de
man in de prauw met zijn last voorover viel:
ook ginds zijn 't sterke beenen die de weelde
kunnen dragen. Wij moeten het bij deze enkele
trekjes laten. Bij een vluchtige aanraking als
deze ziet men alleen het leuke van 't geval, zegt
de schrijver. Dientengevolge is zijn verhaal van
een weldoende oppervlakkigheid.
Verzoeke alles betreffende deze rubriek te
zenden aan C. Amels Wz, Winkel.
Oplossing
PROBLEEM, No. 3.
Auteur P. de Groot.
Wit: 49-43 50-44 22—17 38-33 47—41 36-81
31—26 26 10.
Zwart: 29 40 40-49 12 21 49 24 24 47 47 86
36 22 4 :15 25 1 t—18 18 9, 9-17 wint.
18—22 gedw.: 2228 gedw.: 28 87.
Oplossing
PROBLEEM Nou 4.
Auteur P. de Groot.
Wit: 26-21 50—44 27—22 22 22, wint.
Zwa#:: 40:49 49:18 14:17.
Goede oplossingen ontvangen van A. Slooves
Kz„ D. Kleen, Winkel, A. Wit, Lutjewinkel, J.
Sterk, Hoogwoud, L. Schuitomaker, Wognum,
T. Langedijk, M. Grootes, Langereis.
PROBLEEM Nou 7.
Auteur C. Amels Wz, Winkel.
zwart.
wit.
Stand Zwart, 11 schijven, op: 2 4 7 8 9 18
19 21 24 27 34, dam op 49.
Stand Wit, 11 schijven op: 15 25 80 88 96
37 38 45 47 48 50.
PROBLEEM No. R.
Auteur J. Sterk, Hoogwoud.
zwart.
ADRES BEKEND.
Schoonmoeder: Emma i3 gisteren met pak
en zak bij mij gekomen. Wat is er toch tus-
schen jullie voorgevallen
Schoonzoon: Wel ik hob haar gezegd: Loop
naar den duivel!
HOE MOEST HET NU7
John (die weet dat orders strikt opgevolgd
moeten worden): Hoor eens, Moeder, als Hugh
overreden of gestolen wordt of zoo iets moet
ik dan eerst mijn wandeling verder doen en het
u erna pas komen zeggen, of u het eerst komen
zeggen en daarna mijn wandeling verder doen?
TOEN ZELFS ZWEEG HIJ.
Een vKgenier nam een echtpaar mede in zijtf
machine voor 10 gulden, onder voorwaarde ech
ter, dat hij telkens 10 gulden meer zou krijgen
wanneer een van de echtelieden een kreet
slaakte. Eenmaal in het luchtruim beijverde
de piloot zich het echtpaar uitroepen van angst
te ontlokken, door series van loopings, schijn-
vallen en zoo meer te voeren. Echter tever
geefs. Weer bij moeder aarde terug keerde hij
zich om en zei: Gij zijt geboren sportlui!"
„Ja" antwoordde de man, „maar het koste
mij toch even moeite om m'n mond dicht te
houden, toen m'n vrouw d'er uitviel".
WIT.
Stand Zwart, 12 schijven, op: 7 8 9 18 16
tot 19 26 28 35 36.
Stand Wit, 11 schijven op: 24 27 29 30 84
37 38 39 43 47 48.
Wit begint, geldt voor ieder probleem.
Oplossingen steedis binnen 8 dagen.
De volgende aardige zet in de opening werd
me nog toegezonden:
Wit: 33—28 31—27 37—31.
Zwart: 17—21 12—17 21—26.
Speelt wit nu 27—21 om van zwart een schijf
te winnen, dan is door zwart 26 37 1117 eis
17—22 juist andersom het geval.