ROMMELKRUID.
Bij Grootvader.
DAMRUBRIEK.
n
NP
a
ff:
a
m
H
KI
S
H
B
B
B
B
a
B
12
Hf
B
8
B
a
Hl
a
n-
x
x
Even lachen.
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
M
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
m
9
m
m
fl
m
m
fl
fl
Nu stelde de jonker zich in postuur, om de
xqmogt er dan uitzien, zoo zq wilde,
trad einde-
nog altoos pratenden
jonker haar buigende
regt hoffelijk aan te
aan de zijde van
Heer, in de zaal, terwijl de
te gexnoet ging.
„Hemd, Johan,'" güde de freule, zijt gij he*L_
„Mijn God, 3enne, vind ik u hierf-riep de
jonker, en bevende vielen zy in dkander armen.
„Eilieve, Sjoukje," riep de Heer, ,hdp mij'
„anders vallen ze zoo waar nog omver van
„vreugde.' Men hielp hen op een sopha. Zuiver
water, met edik gemengd, diende, om hen weder
tot bedaren te brengen, en nu agen zij elkander
met verrukking aan, terwijl de woorden Johan,
Jenne, gestadig floof hen herhaald werden.
is dat
i een
huis vol toestel en de jonge lieden slaan zoo i
maar een dozijn bladxi.den van het boek hun
ner vrijeery over.
De Vrouwe. Maar mijn hemd, Koemaad, wat
oet men daarvan aenkm zy schijnen dkanrfer
te kennen
De Heer van O. C. Geen wonder, Sjoukje, zn
zyn immers dorpsgenooten; maar goed gezegd
hier schuilt eene oude vete, die mij wd bekend
xl Wy zuilen hen nu een wetnig alleen laten,
oen Jenne tyd te geven, den jonker eens regt
te beknorren, want dat heeft bij verdiend. Dat
hij dan nm in pfeats van haar beeld, hetwelk nog
zijne kamer, onder dat van den
De Heer van O. C. Wat zegje, Sjoxikje. is
dan no niet eens regt grappig» wij maten
mijn berouwhebbend hart kondet leezen. Ik
zweer
Jenne. Stil, jonker, zweer niet weder. Gij hoeft,
en te regt Ja, ik neb dubbele redenen om u
nimmer, zeffs nfet op ecdei^, te gelooven. Hoe
plegtig nebt gij mij eenmaal trouw gezworen.
Maar zulks Js voorbij1. Gij1 zegt veel geleden
te hebben: ik geloof u; ware dit zoo niet,
dan was uw hart geheel bedorven. Uw geweten
ontwaakte, en gii hadt berouw, weliigt waar be
rouw; mij waandet gij verloren, en toen was het
mijn beeld, dat gij vereerdet. Dit is nu alles
goed en wei maar wanneer gij Tuij in mijnen
vorigen, minder aanzienlijken staat wedergevon-
den haat, hoe zoudt gij u dan jegens mij gedragen
hebben 7 Jonker, mag ik mij voor de tweede
maal op uwe betuigingen verlaten i Kan men van
mij vorderen, dat ik gehoor zal verleenen aan
iemand, welke mij eenmaal het hart verscheurde?
Nu stortte Jenne een Vloed van tranen, terwijl
de jonker sprakeloos zat en snikte, want hij
gevoelde, hoezeer hy' dit verwyt verdiend had.
Wordt vervolgd.
bestendig
H. Johannes, hangt, haar zrirr hartelijk
ring saneebe; en die zal hg
^«Uyerwerven,
wad zy zijn in hunne harten de zaak teel eens
rang en vermogen staan nn niet meer in den
weg. Kom, Sjoukje, laat or
Toen beiden vertrokken waren, staarden de ge
lieven elkander lang sprakeloos aan. De jonker
niet weinig verbaasd, haar, die hy dood
ode, hier te vinden, en zij niet minder, we
gens den wonderbaren zamenïoop, welke hen we
der bij bragt Hij meende eene wanscha-
pene freule, en *q een' wv.lpschen jonker van B.
te ontmoeten. Boden verrast, verbaasd en ver
heugd, zonken weder in elkanders -armen. „Wat
„eg 'j n oom daar zoo even, betreffende mijne
«Ut zoo, JohanT' vroeg
De Jonker. Ja, 'Jenne, dit is
Ach, voor o, voor n «Been beken ik zulks gaarne.
De waande u dood, en toen gevoelde ïk, wat gij
waart: toen ontwaakte mijn
Jenne, ik heb veel, zear
lar God heeft
genadig aan-
Jenne, mijne
Jenne, ach, zoo gij in
«ÏET ZONNEDANSFEEST.
De prairieën ten Westen van de Missisippl
in Noord - Am erika werden eertyds bewoond door
verschillende Indianenstammen, waarvan de Crow
Indianen en de Sioux-Indianen wel de meest
bekende zijn voor ons. Wij hebben ze m onze
jeugd ïeeren kennen uit de boeken van Aimard,
Gooper e.a., die ons hebben doen genieten van
j de spannende Indianen-verhalen.
I Al deze stammen er Waren er veel meer
dan de twee genoemde vat men samen onder
i de benaming prairie-Indianen.
De Godsdienst dezer natuurmenschen, die tegen
de indringende „witmcnschen" een hardnekki-
gen strijd hebben gevoerd met hun tomahawk
en hun skalpeermessen, stond nog zeer laag. Zij
geloofden, dat ieder mensch meer dan één ziel
bezat, waarvan er een tegelijk met het lichaam
stierl De dooden werden op hooge stellages of
in de takken der boomen gelegd. In ieder dorp
had men een heilige paal, waarvoor men offerde
en die vóór de jacht rijkelijk biet buffervet
werd ingesmeerd.
Een dergelijke paal werd ook opgericht bij het
zoogenaamde zonnedans feest. Dit was een feest,
dat overeenkomstig afgelegde beloften gevierd
werd, als b.v. in den winter gebrek had ge-
neerscht Ook werd men soms tot zoo'n geloftó
gedreven, tengevolge van droomen en geestver
schijningen.
NIEUWE RAADSELS.
L KruisraadseL Vul In:
X
X
xxxxxxxxx
x
x
X
1. een klinker.
2. een lirbaaznsdee
5. een vrucht
4. een vogel.
5. een plaats nabij Schagen.
6. een provincie.
7. een muziekinstrument
8. een kleur.
8. een medeklinker.
Op de rijen kruisje* moet dezelfde plaats
naam te lezen komen.
2. Vul op de puntjes letters in, zoodat spreek
woorden ontstaan:
..d.r.n d.g ..n dr..dj. .8 ..n h.mds-
m..w .n h.t j..r.
..at w.st, th..s b.st
3. *t Is een meubelstuk, dat in elke huiska
mer te vinden is. *t Bestaat uit 9 letters.
2-485 is het tegenovergestelde van koud.
967 is niet dapper.
F.en 139 duurt niet lang.
Dat zijn maar drie kleine en niet moeilijke
raadsels. Ik verwacht dan ook een groote sta
pel oplossingen, net zoo veel, of liefst nog meer
dan de vorige week.I Brieven zenden naar L.
Roggeveen, Spui 97, den Haag.
BROERTJES DROOM.
Klein broertje ligt in 't bedje,
In 't bedje warm en zacht.
Klein broertje ligt te droomen,
Z'n roode mondje lacht.
„Ja, broer, jij droomt iets grappigs
Dat zie 'k wel,- kleine man!
Kijk toch z'n mondje lachen!
Ook praat hij nu en dan!
Stil zal 'k Jiem laten slapen,
In 't bedje, warm en zacht,
Maar morgen zal 'k hem vragen:
Wat droomde je vannacht?"
't Is nu weer dag geworden,
De zon kijkt door de ruit.
Klein broertje is nu wakker,
En wrijft zijn oogjes uit.
up den feestdag kwam men dan Mjeen op 'n
ronde omheinde plaats, in 't midden waarvan de
zonnepaai was opgericht Om dien paal werd
dan een 'dans uitgevoerd. Als een teeiken van
bijzondere vroomheid liet men zich insnijdingen
in de huid aanbrengen. Door die insnijdingen
werden pennen gestoken, die met touwen aan den
zonnepaai verbonden werden.
Met het gelaat strak naar de zon gekeerd, voerde
men dan een wilde dans uit En men danste zoo
lang en zoo woest dat de pennen uit de huid
scheurden en tot men bewusteloos neerviel.
Zaehtzinning ging het dus niet toe. Maar zacht
zinnig waren de Indianen ook niet, vooral niet,
indien hun Godsdienstige overtuiging een oi an
dere handeling voorschreef.
Wanneer bijv. een hunner in den droom of in
een visioen dc morgenster verschenen was, dan
moest een meisje geofferd worden. Er werd een
meisje opgepakt, vastgebonden op palen, en daar
na met pijlen doodgeschoten. Daarbij moest dan
tegelijkertijd een vruchtbaarheids touverspreuk uit
gesproken worden. M.
DE PARSEN.
In Voor-Indië leeft nog een merkwaardige volks
stam, de Parsen. Zij zijn afstammelingen van de
uit Perzië gevluchte aanhangers der leer van
Zorcaster. Die uittocht vond plaats in de 7e
eeuw na Christus, toen Perzië door de Turken
veroverd werd en de bevolking te vuur en te
zwaard tot den Islam werd gebracht.
l>e uitgewekenen moesten van den Islam niets
hebben en kozen zich een woonplaats in Voor-
Indië, in de nabijheid van Bombay, waar zij
zich door de eeuwen heen hebben weten te
handhaven tot op den huidigen dag. De Parsen
zijn een welvarend volk. Hun aantal ligt tus-
schen de 100.000 en 150.000, waarvan een zeer
klein gedeelte nog in Perzië woont
Zij zijn in hoog aanzien, wegens hun onkïenk-
baarheid, hnu iatsoen, ijver en geestelijke ont
wikkeling. De meesten hunner beoefenen den
landbouw.
Zij zijn bijna blank van gelaatskleur en hebben
veel overeenkomst met Europeanen.
Hun Godsdienst berust op de heilige boeken
van Zoroaster, die in tien Awesta (hun bijbel}
bijeengebracht zijn.
Hun kleeding onderscheidt zich van de overige
bevolking van Hindocsfan, doordat zij behalve
de lange wijde broeken sinds hun 7e levensjaar
een gewijd onderkleed dragen (sudrab) en een
gewijde wollen gordel (kusti).
Maar vooral hun Godsdienst is zeer eigenaardig.
Zij aanbidden het vuur en zullen nooit een ficht
uitblazen, maar met hun mouwen uitwaaien. Ook
mag het heilige vuur niet in aanraking komen
met de doode substantie. En daar de Amesta
tevens verbiedt de lijken te begraven, moesten
de Parsen hun dooden op een andere wijze be
handelen.
Aanvankelijk bracht men de lijken gewoon naar
de bergtoppen en Eet ze daar liggen ten prooi
„Zeg mammie", zegt hij eensklaps,
En kijkt me lachend aan,
„Wat denkt U, dat ik droomde?
Toe, U moet raden gaan!"
„Nee, mammie, *k zal 't zeggen maar,
U kunt het toch niet weten:
Ik was een echte olifant,
En U gaf me te eten!"
Vervolg.
Mijnheer van der Horst stond, denkende aan
de kinderen, bij het vuur. Eensklaps keerde hij
zich om naar juffrouw Jansen.
„Wanneer moeten de kinderen naar school?"
vroeg hij.
,Mij dunkt, de volgende week", antwoordde
juffrouw Jansen.
„Ik heb met m'n zoon en dochter afgaspro
ken, Loes en Henk allebei op de dorpsschool te
deen. Loes zal er dan nog pianoles en les in ta
len bij krijgen, 't Volgende jaar of een jaar daar
na kan zij dan in de stad op school. Henk kan
't voorloopig wel met de school hier af. Hij is
toch pas elf jaar."
..En wie moet Louise apart les geven?" vroeg
juffrouw Jansen.
Wordt vervolgd.
van de aasgieren. Later heef! men die lugubere
kerkhoven ommuurd, want niemand mocht aan
schouwen, hoe de ujken ontbonden. Deze om
muurde plaatsen noemt men dakhma's of torens
van de stilte. In 't midden der dakhma's heeft
men diepe putten gegraven, waarin van tijd
tot tijd cfe beenderen geworpen worden, die niet
zoo spoedig vergaan en die niet door de aas
gieren verorberd „worden.
De oude .wet van Zoroaster schreef dus voor,
dat de lijken door de roofvogels en de zon
vernietigd moesten worden. Vandaar dat de torens
der stilte aan de bovenzijde open moesten blijven.
Maar de vliegmachine deed haar intocht in
Europa en daarna ook in Voor-Indië. De vliege
niers vlogen over de dakhma's en namen bij
gelegenheid ook een kijkje daarbinnen. Dit vonden
ae Parsen verschrikkelijk. De ontbinding der
lijken moest juist ongezien plaats vinden, Zoro
aster had het zoo voorgeschreven. Maar Zoroaster
heeft niet kunnen droomen, dat er in latere
eeuwen aviateurs zouden verschijnen, die zelfs
- ongewild zouden zien, wat voor geen menschen-
oogen bestemd was.
De Parsen hebben toen hun hoofdman naar
den gouverneur van Bombay gezonden, met het
verzoek het vliegen boven de torens van de
stilte te verbieden.
Er is nu een verbod uitgevaardigd door het gou
vernement en wie het overtreedt, stelt zich bloot
aan hooge geldboeten.
De torens worden dus door de aviateurs ge
meden en de Parsen zij'n tevreden, nu de lijken
weer ongezien door zon en aasgieren ontbon
den worden. M.
SCHIJNBARE VETZUCHT.
Het gebeurt vaak, dat mannen die reeds de
veertig achter den rug hebben, een opvallend
grooten lichaamsomvang krijgen. Bij vrouwen
komt dat niet zoo dikwijls voor, als bij mannen
Zulke menschen imponeeren als „dikbuik" en
dit lichaamsdeel contrasteert heel dikwijls met
de overige deelen van bet lichaam, die normaal
zijn.
Tegen deze schijnbare vetzucht is betrekke
lijk weinig te doen. Hier helpen geen gymnasti
sche oefeningen, en allerlei behandelingen als
stoom-, licht-, heetelueht-, modder of zandba
den. Daarentegen ondergaat de lichaamsom
vang door laxeermiddelen, buikmassage en
warmtetoepassing bijna zonder uitzonderingen
en gewoonlijk binnen korten tijd (in twee a drie
weken) een belangrijke vermindering. Regel
matig wordt het lichaam minder van omvang,
wanneer de therapeutische behandeling op een
groote „darmschoonmaak" aanstuurt.
Deze patiënten klagen, behplve over de lee-
lijkheid, hoofdzakelijk over een onaangenaam
gevoel van volheid, vooral na den maaltijd, ook
al eten zij zeer matig. Vooral hindert zoo'n pa
tiënt de kortademigheid, bij het trappenklim-
men e.d. en een spoedige vermoeidheid, die een
gevolg is van het „uitzetten" van den hartslag.
PROTESTEERENDE GOLVEN.
In een kleine Fransehe provinciestad speelde
zich onlangs een kostelijk tooneel af. Men gaf
in den schouwburg Shakespeare's „Storm".
Vijftien figuranten vervulden de rol van „gol
ven". Deze figuranten lagen onder een zeegroen
doek verborgen en moesten zich op en neer be
wegen en aldus het golvenspel nabootsen. Daar
voor kregen die „watermannen" vijf francs.
Daar de schouwburg in den laatsten tijd niet
goed bezet was, had de directeur het arbeids
loon van de zee verminderd en vastgesteld op
drie francs. Toen bruiste de zee op en besloot
te staken en den directeur bij de volgende voor
stelling in den steek te laten.
Onlangs werd weer de ..Storm" gegeven. Toen
de donder achter de coulissen bulderde en reus
achtige groote boonen als hagelsteenen op het
tooneel vielen, bleef de zee onbewogen. De van
boosheid en schrik bleeke inspecient speelde op
tegen de onwillige golven en beval hun. dade
lijk ..aan te zwellen" en „op te bruisen". De zee
bewoog zich niet. Plotseling werd vanonder bet
zeegroene doek gefluisterd:
Wilt ge twee francs meer geven?
Neen. vijftig centimes, was het antwoord.
De zee bleef spiegelglad.
Het publiek lachte geamuseerd.
Vijftig centimes? vroeg de spreker nog
maals.
Neen!
Nu goed. een franc!
Langzaam begonnen de golven zich iets tej
verheffen, alsof een zachte avondwind er over
streek.
Een franc vijftig? vroeg de benauwde in
specient.
Nog iets hooger stegen de golven.
In de zaak barstte een orkaan loe: Men siste
joelde, floot.
Dan maar twee francs, maar wee je ge
beente, als de golven niet goed zijn.
I En de zee steeg en steeg, als door den storm
opgezweept, op een ontzettende manier. Het
suiste en bruiste, tot" plotseling midden in het
gevecht de golven braken, het zeegroene doek
scheurde en tot vermaak van het publiek alle
vijftien de figuranten op het tooneel tevoor
schijn kwamen.
Zoo eindigde de Storm! R.N.bld.
ZELFKENNIS.
Een hoveling, die de bijzondere gunst van
Lodewijk XIV, den Zonnekoning, bezat, de her
tog de Roquelaure, was een buitengewoon lee-
lijke man en aan het hof ging hij voor den lee-
lijksten man van heel Frankrijk door.
Óp zekeren dag kwam hij in de Tuilerieën
een boer tégen, die een verzoekschrift aan den
koning wilde afgeven. De hertog verbaasde zich
over het leelijke gezicht van den man en inte
resseerde zich dadelijk zeer voor zijn zaak.
Zelf bracht hij het verzoek aan den koning over
en toen deze hem vroeg hoe hij daartoe kwam
zeide hij, dat hij dien boer zeer veel verplicht
was.
De koning willigde het verzoek in, doch wil
de weten, waarom de hertog den boer zoo'n
grooten dank verschuldigd was.
Sire, antwoordde de Rocquelaure, de man
heeft mijn goeden naam gered, want indien dit
monster niet bestond, zou ik werkelijk de lee-
lijkste man van Frankrijk zijn.
WARE WOORDEN.
Wij komen niet achter menige zaak, omdat
we ze alleen van voren bekijken.
De opvoeding moet het kind tot zelfstandig
heid opkweeken.
De herinneringen zijn de schemeringen van
het leven, waarvan de hoop de dageraad is.
Voorspoed heeft vaak meer bidden noodig
dan tegenspoed.
Er is een hoofsche wijze van behandeling die
meer pijn doet dan de ruwste aanval.
I
Getrouwheid in het kleine maakt een mensch
bekwaam tot heldendaden wanneer de groote
moeilijkheden komen.
Ons hart is nooit zoo zwaar te dragen al9
wanneer het ledig is.
PROBAAT MIDDEL.
Dat haarmiddel, dat je mij verleden week
verkocht hebt, heeft m'n vrouw voor politoer
gebruikt"
Barbier: „Den wenscht u zeker een andere
flcsch."
Klant: „Neen, ik kom ie halen om thuis de
kapstok te komen,scheren.
VOOR DE DERDE EN LAATSTE MAAL: DOOD
Het kon in Holland gebeurd zijn, men oor-
De landeigenaar Guillaume uit Serbannes vocht
als een dapper soldaat bij het 3e regiment Zou-
aven in 191d en zijn familie kreee bericht, dat hü
gesneuveld was. Men beweende aen held, tot hij
zdl tegenbericht zond...
Heel den oorlog ma^Jcte Guillaume mede, en
keerde vrij ongedeerd in den schoot van zijn
gezin terug.
Ten tweeden male kwam er onlangs van het
departement van oorlog een schrijven, dat de
soldaat Guillaume daar-en-daar gesneuveld wis.
Toen Gufllaume zelf protesteerde, kwam er ten
derden male en ditmaal een boos docu
ment dat hij morsdood was.
Wat ze toch tegen me hebben t ^zuchtte toen
de ex-zonaaf Guillaume.
HIJ HAD HET HEEL GOED GEDAAN.
JZeg eens. Hans, wat heeft de kapper je toe
getakeld! Die malle kerel heeft je haar maar
voor de helft geknipt!"
„Hoor eens, vriendje, d e kapper heeft het
heel goed gedaan. Maar met mijn salaris als
hoofdwerker kan ik mij in een maand maar
voor de eena helft laten knippen. De andere
kant krijgt in April een beurt."
RAAKI
Sentimenteele juffrouw: „Er zijn oogenblik-
ken, mijnheer Simpkins, dat ik overtuigd ben
dat ik in het oude Egypte op aarde geweest
ben.'
Jongeling: „Nu, ziet u, het is wel een hooge
uitzondering, om een jongedame zoo'n grapje
te hooren maken over haren leeftijd."
NIET ERG AARDIG.
Kennis (die een dokter kort na Nieuwjaar op
de begraafplaats aantreft): Zoo, zoo, aan hef
balans-opmaken, dokter?
Verzoeke alles betreffende deze rubriek, te
zenden aan C. Amels Wz. WlnkeL
Oplossing
PROBLEEM No. 13.
Wit: 39—34 36—31 27—21 48—42 42 33 45:1,
wint.
Oplossing
PROBLEEM Nol 14.
Wit: 37—32 47—41 32—28 28 10 25 3. wint
PROBLEEM Nol 17.
Auteur A. Renooij, Hoogwoud.
ZWART.
1
6
11
16
21
26
31
m
36
41
46
6
10
16
20
2S
30
35
40
4*
50
WIT.
Stand
18
Stand
38
Zwart, 11 schijven, op: 8 tot 12 14 18
20 34 35
Wit, 10 schijven, op: 21 27 29 32 37
40 41 44 45.
PROBLEEM Nol 18.
Antenr C. Amels Wz, WlnkeL
ZWART.
-
i
10
16
20
26
30
35
48
46
in
WIT.
Stand Zwart, 12 schijven, op: 4 7 8 9 11
12 14 16 18 19 20 28'en dam op 45.
Stand Wit, 13 schijven, op: 25 26 27 29 30
31 34 37 38 40 43 47 48.
Goede oplossingen ontvangen van L. Schuf-
temaker, Wognum; P. de Groot, Warmenhui-
zen; A. Wit, Lutjewinkel, J. Sterk, Hoogwoud.
Wit begint geldt voor ieder probleem.
Oplossingen steeds binnen 8 dagen.