Engelsche en Schotsche Stoffen
Het Huwelijk van Lady Tancred.
TWEEDE BLAD.
HET BOEK
ALIT8HANDEN.
ONTVANGEN: prima
B. H..LHMGHAUS,
FEUILLETON.
Zaterdag 24 Maarl 1923.
66ste Jaargang. No. 7202.
van Leoned Andrejef
Vertaald door U. Wester.
De dokter drukte de stethoscoop aan den ingeval
len borst van den zieke en begon te luisteren. Het
groote, overmatig uitgezette hart stootte dof en aryth-
misch tegen den ribwand, scheen te klagen en te
snikken en bood zoó'n volledig beeld van een spoe
dig sterven, dat de dokter dacht: „Toch leeft hij",
maar hoorbaar zei: „U moet alle opwinding vermij
den. Uw bezigheden zijn toch niet te vermoeiend,
hoop ik?"
„Ik ben schrijver", antwoordde de zieke glimla
chend. „Zegt u als 't U belieft openhartig of mijn
toestand gevaarlijk is."
De dokter trok even zijn schouders op en maakte
een wijd gebaar met zijn handen.
„Gevaarlijk, och, als elke ziekte. Vijftien a twintig
jaar hebt U nog te leven. Is U daarmee tevreden 1"
schertste hij en hielp, om uitdrukking te geven aan
zijn achting, den zieke bij 't aantrekken van het
hemd.
Maar toen dat afgeloopen was, had het van den
zieke toch zooveel gevergd, dat 't gelaat overtogen
scheen met een teer blauwachtig was. en evengoed
j.n een grijsaard had kunnen zijn. De lippen glim-
.chten nog steeds vriendelijk, maar zonder vertrou
wen.
„Ik dank u voor uw bemoedigend woord", zei hij.
Schuchter wendde hij zijn blikken af van den dokter.
Zocht met zijn oogen lang, waar hij 't geld voor de
visite zou kunnen neerleggen en vond eindelijk een
geschikt, bescheiden plekje tusschen den inktkoker
en 't bakje voor de pennen. Het biljetje van drie roe
bel wak oud, ontkleurd en had omgebogen hoeken.
„Voor hen schijnen er geen nieuwe gedrukt te wor
den", dacht de dokter, toen hij het groene papiertje,
zag cn schudde medelijdend met 't hoofd.
Binnen vijf minuten ausculteerde de dokter den
volgenden zieke en wandelde de schrijver op de
straat, waar hij knipoogde, tegen de voorjaarszon en
dacht: Waarom zouden alle roodharige menschèn
des voorjaars den schaduwkant houden, terwijl ze
des zomers als 't warm is, den zonnekant nemen.
De dokter was ook rood. Indien hij nog gezegd had
vijf of tien jaar, maar twintig dat beduidt dat mijn
dood nabij is. Een beetje afschuwelijk, zeer afschu
welijk zelfs, maar
En hij aanschouwde nog eens de schatten in 't
diepst van zijn ziel geborgen en vond ze zoo groot en
rijk, dat hij toch gelukkig kon glimlachen.
Hoe heerlijk scheen de zon. Alsof ze eeuwig jong
ware. En heiq bekroop de lust, 't leven te genieten
en naar buiten te gaan.
II.
Het handschrift-was dik, de bladen ervan waren
vele: en op elk blad liepen de kleine, dichte regels,
waardoor de schrijver zijn zielsrythme had weerge-'
geven. Eerbiedvol sloeg hij met zijn magere hand de
bladzijden om en de lichtende weerschijn van 't pa
pier omhulde zijn gelaat als met een stralenkrans,
terwijl zijn vrouw, die naast hem stond, geluidloos
do andere dunne hand kuste en zij weende.
„Niet weenert, lieve", zei hij. „Het is niet noodig,
er is niet de nftnste reden voor."
„Je hart.... En ik blijf alleen achter op de we
reld. Alleen! O, mijn God!"
Zachtjes streelde de schrijver het op zijn. knieën
gezonken hoofd en zei:
„Zie hier".
De tranen verhinderden het haar. Een gedeelte der
regels scheen in golvende beweging., waren in stuk
ken gebroken of vervloeiden.
„Zie hier", herhaalde hij. „Hier is mijn hart. En
nooit zal 't ophouden te kloppen voor jou".
Zij vond het zoo zielig de overtuiging van den
stervende dat hij'in zijn boek zou bttjven leven, dat
haar tranen nog dikker werden en nog rijkelijker
begonnen te vloeien. Waaraan zij behoefte had, was
een levend, warm kloppend hart, geen dood boek, dat
iedereeh zou kunnen lezen, ook de haar onbekenden
onverschilligen en antipathieken.
Het boek stond gedrukt te worden. De titel zou
zijn: „Ter verdediging der misdeelden."
III.
De drukkers scheurden het handschrift in stukken
en elk nam slechts zijn eigen stuk, dat soms met de
laatste helft van een woord begon, waarvan de be-
teekenis niet meer gevoeld werd door hen, voor wie
het boek geschreven was.
„Dat hij spoedig tot stof moge worden, de penne-
krasser. Wat een vervloekt schrift", zei er een en
terwijl hij het voorhoofd fronste uit woede en onge
duld, bedekte hij de oogen met zijn hand. De vingers
waren zwart door de looddampen. Op 't jonge ge
zicht lag ook een donkere loodkleur, en als hij hoest
te en 't slijm uitspuwde, was dit gekleurd met de
zelfde donkere, onheilspellende tint.
Een ander werkman, ook jong ouden waren er
niet nam met de snelheid en handigheid van een
aap de letters die hij noodig had en zong zacht:
„Ach mijn lot., hoe zwaar drukt ge op mijn schou
ders".
Verder kende hij de woorden niet en 't motief werd
daardoor monotoon en ongewild-droefgeestig, als 't
geruisch van den herfstwind door de bladeren.
De overigen zwegen, hoestten en spuwden donker
gekleurd slijm. Boven elk brandde een electrisch
lampje, waardoor aan 't andere eind van de werk
plaats, achter een netwerk van staaldraad, zich de
donkere silhouetten van de rustende machines aftee-
kenden. Als in afwachting strekten ze hun mis
vormde, zwarte armen uit en zwaar drukte haar ko
lossale massa op den asfalten vloer. Haar aantal was
groot en schuchter lei zich tegen haar aan de zwij
gende duisternis, vol verborgen energie, vei zwegen
gedachten en kracht.
IV.
In bontgekleurde rijen stonden de boeken op de
Êlanken; goen plekje van den muur was meer zicht-
aar. Jn groote stapels lagen ze op den vloer en
achter 't magazijn, in twee donkere vertrekken, lagen
nog steeds boeken, steeds boeken. En 't scheen alsof
.de door hen gevangen gehouden gedachten zich woor
deloos spanden en -hun boeien slaakten en nooit
heerschte er in dit rijk der, boeken volslagen stilte
en voikomen rust.
Een grijsgebtarde heer met een welwillende uitdruk
king op 't geiaat, sprak eerbiedig met iemand door de
teletoon, schold binnensmonds idioten' en riep; „-viisj-
ka" en toen de jongen verscheen, werd t gezicht
hard en .gebiedend en werd hem, terwijl 'den vinger
dreigend werd opgeheven„Hoe vaak moet ik jou
roepen, luiaard."
Verschrikt knipte de jongen met zijn oogen en de
waardig gebaarde patroon kalmeerde. Met handen en
voeten schoof hij een zwaren bundel' boeken vooruit,
wilde hem met een hand optillen, maar liet hem
terugvallen op den vloer, toen hij bemerkte, "dat hij
te zwaar was.
„Brenc dat naar Jegor Swanowitsj."
Met beide handen omgreep de jongen den bundel,
maar hipf hem niet op.
„Gauw", schreeuwde de patroon barsch.
De jongen tilde hem op en droeg hem weg.
V.
Op 't irottoir stootte Misjk'a tegen de voorbijgangers
die hem op 't midden van de straat drongen, waar
de bruine sneeuw zoog als zand. De zware last brak
zijn rug, bij begon te struikelen; de koetsiers schreeuw
den naar bem en als hij bedacht, hoe ver hij nog moest
gaan, schrok hij en dacht, dat hij oocenblikjcelijk
zou bezwijken. Hij liet den bundel van zijn schouder
glijden en begon te schreien.
„Waarom zoo bedroefd" vroeg een voorbijganger.
Misjka antwoordde niet. Weldra verzamelden zich
om hem een groote menigte, kwam woedend een
Dolitie-agent met sabel en pistool' aangeloopen, pakte
Misjka en de boeken beet en liet ze samen door
een koetsier naar een politiepost brengen.
..Wat is daar?" vroeg het dienstdoende hoofd der
wijkpolitie, terwijl hij geméliik uit 't boek opkeek,
dat hij bezig was samen te stellen.
„Een veel te zware last, Uwe Edelgestrenge," ant
woordde de woedende agent, terwijl hij Misjka vooruit
duwde.
De dienstdoende strekte eerst zijn eenen arm naar
boven zoodat de gewrichten kraakten, toen den anderen.
Vervolgens werden de een na den ander dé bèênén
uitgestrekt, waarvan de voeten in breede lakschoenen
geborgen waren. Van terzijde, uit de hoogte neerkijkende
op den jongen, werd gedachteloos de reeks vragen uit
gesproken: „Wie, van waar, beroep, waarom?"
En Misjka gaf da passonde antwoorden: „Misjka,
burger, twaalf jaar, door patroon gezonden."
Zich nog altijd uitrekkende, ging de ontzagwekkende
naar den bundel1 boeken, zette zich schrap, 'welfde de
borst, haalde zwaar adem en hief hem langzaém in de
hoogte.
„O, V 'zei hij zelf voldaan.
Het papier waarin de bundel gepakt was, scheurde
aan de hoeken, hij verwijderde een gedeelte ervan en
las het opschrift: «Ter verdediging der misdeelden."
„Kom e^ns hier jij," riep hjj, en wenkte Misjka met
den vinger. „Lees aat."
Misjka knipoogde en antwoordde:
„Ik kan niet lezen".
De dienstdoende begon hardop fe lachen, om fle nn-
iviteit van den schrijver, die niemand van zijn cliënten
j zou bereiken.
„Ha, ha, ha."
Een ander beambte kwam op 't gelach aanloopen. Hij
was ongeschoren eh ademde over Misika de geuren
van ,uien en jenever uit. Ook hij lacnte smakelijk.
„Ha, ha, ha
Toen werd 't proces-verbaal opgemaakt, dat Misjka
teekende met een klein kruisje.
Ierland is nu weer een ander crisistijdperk ingetreden.
President Gosgrave van den Ierschen Vrijstaat heeft na
de mislukte poging om door amnestie en door de be
middeling van den gevangen^ rebel Deasy vrede in
Zuid-Ierland tot stana te brengen, weer eens de boks-
handschoenen aangetrokken en tracht door jjeweld de
Valera en zijn Republikeinen tot rede te brengen.
Daarbij bleek, aat het verzet der Republikeinen niet
alleen van uit Apaerika, door de daar wonende Ieren
en afstammelingen van Ieren gevoed werd, maar ook
van uit Engeland zelf.
Men heeft toen op een goeden Zaterdagavond ruim
110 Ieren, mannen en vrouwen in Engeland en Schot-
lang gevangen genomen, op een Britsch oorlogsschip
gezet, naar Dublin gevaren en in de Mountjoy-ge-
vangenis onder dak gebracht.
Het was gebleken, dat geld, kanonnen, machinege
weren, geweren, revolvers en amunitie door al die
lieden werden verzameld en naar de Republikeinen
gezonden.
Maar er was nog meer ontdekt.Deze ruim 100
personen waren niet alleen de agenten voor export
naar de Republikeinen, maar ook agenten voor Import.
Zij waren ae propagandisten voor het kweeken van on
lusten in Engeland zelf en die organisatie van ruim
100 Ieren, zou langzamerhand een ontzettend gevaar
voor den binnenlanaschen vrede in Engeland'en Schot
land opgeleverd hebben.
Vanaaar dat de Minister van Binnenlandsche Zaken,
Mr. Bridgeman, niet geaarzeld heeft om aan het ver
zoek van de Iersche Regeering te voldoen om deze
honderd lieden te deporteeren.
Natuurlijk yinden ae arbeiders-afgevaardigden in het
Engelsche Parlement hierin aanleiding om de Re
geering te 'bestoken.
Het schijnt nu eenmaal bij de Sociaal Democratische
Arbeiders Partij in elk land „mos" te zijn om partij te
trekken voor oproerkraaiers, die „gesnapt" worden.
Men weet dan ook natuurlijk meteen wat men van die
heeren zelf te verdachten heeft.
Het geval' der deportatie is nu reeds een paar keer
in het Parlement behandeld en daarbij' is het tot de
meest onhebbelijke uitlatingen van de zijde der Socia
listen gekomen. Mr. Kirkwood ging zelfs zoo ver, dat hij
zijne niet-socialistische medeleden beschuldigde alleen
te spreken, wanneer zij zich bedronken hadden.
Natuurlijk heeft hij dit moeten terugnemen, maar het
typeert toch de strijdwijze der heeren.
De motie van afkeuring der deportatie is met de
groote meerderheid van 119 stemmen verworpen. Er
waren slechts 147 stemmen voor.
Toch moet ik op liet voordeel 'van 'dit debat wijzen.
De Iersche Vrijstaat heeft zoo ontzettend veel 'van
die 110 lieden te verduren gehad, dat zij wel eens zonder
vorm van proces deze lieden had kunnen laten fusileeren
Dat zou natuurlijk een zeer betreurenswaardig feit
geweest zijn, waarop het Kamerlid O'Connor, de oude
Iersche afgevaardigde, die een 40 jaar lang al in de
Kamer thans voor een der Liverpool-districten
zit. gewezen heeft
Wij zijn hier met ons Ieren in Engeland en Schot
land, zei de oude heer en het zou toch bedroevend
wezen, indien onze rechtszekerheid, omdat wij1 leren
zijn, minder vast zou staan 'ais dan indien wij Fran-
♦schen, Hollanders of wat ook waren.
Daar zit ontegenzeggelijk veel in.
Verder schijnen er heel' wat „vrienden" en vrien
dinnen" der Schotsche socialistische Kamerleden bil' die
Gedeporteerden te zijn. De heeren zijn nj. woedend,
dat zij niet bij de gedeporteerden toegelaten worden. Men
behoeft weer niet te vragen of het niet goed geweest
is, dat die Iersche oproerkraaiers weggezonden zijn,
wait ze vinden hier bij velen der „vaderlandslooze
heeren" een zeer gewillig oor. r
Het is als met die Nederlandsche oproeikraaiers
in ons Nederlandsch Indië. De bruine broeder, die zich
tegen het wettig gezag verzet, is heilig, elke Neder
lander, die geen communist of extreem-socialist is,
behoort tot de vijanden.
Soms komt het onder de communisten en uitersten
wel eens tot „knokken", zooals men uit de gevalïett-
Wijnkoop en Colly en de Zaansche- en Purmerendea*
„Rooden" kan ponstateeren.
i Maar wanneer die Roode Heeren hier oj èlders
zoo aan den gang zijn, dan vraagt men zich zelf wel
eens afZijn aie nu te goeder trouw Of beeft de haat
tegen de aristocraten de lieden verblind?
In elk geval is de bevolking in Engeland uitteraard
veel beleefder dan de Nederlandsche en ,nog niet zoo
vergiftigd met die heerlijke democratie.
Verleden week was ik voor een paar uur in Am-
Sterdam en dankte den hemel', .toen ik er weer uit was.
VOOR HET A S SF.IZOHN.
LAGE PRIJZEN - VRAAGT STALEN
Aanbevelend,
Confectie- en Maalkleei makerij WINKEL
OVERAL TE OMIOIEDEM.
Allemachtig, wat een zure. onhebbelijke stemming.
Ik kwam pet de Haariemsche electriache train Am
sterdam binnen en moest een tram naar het Leidsche
nlein hebben. Mon had mij gezegd, vraag den conduc
teur, want dit ia een sneltram en dan ben je de bewuste
halte voorbij, voor je het weet Ik' vraag aus, toen wij
die lange straat ik jnéen dat zij de CJercqstraat heet
doorrijden en gaan stoppen, aan den conducteur
„Is de volgende halte die voor het overstappen op de
tram naar het Leidsche plein?" „Mot je aan een politie
agent vragen", was het antwoord. Ik' dacht dat ik ver
keerd verstaan was, dus herhaalde mijn vraag, kreeg
hetzelfde antwoord en den raad er af te gaan. Madr
ik voelde, dat ik dan verkeerd zou zijn, hetgeen ook
bleek.
De conducteur vertelde mQ, dat het niet tot zijn
plicht behoorde om mijn vraag behoorlijk 'te beant-
j woorden.
Ik heb hem daafop Verteld, dat conducteur geleider
beteekent en dat het tot zijn taak behoorde om een
„geleidend'1 antwoord te geven, maar dat ik wel be-
greep dat hij het arbeiaersstandpunt innam„geen
1 plichten, wel rechten" en verder liever zijn hersenen
inspande om een onhebbelijk antwoord te geven aan
j iemand, die toevallig tot een hoogeren stand in de,
maatschappij behoorde dan om de menschheid in het
j algemeen van dienst te zijn.
I Verder bewogen in de Amsterdamsche trams de
I conducteurs zich, zonder boe of ba te zeggen, tusschen
j de passagiers, doch waren voorkomend bij; net beant-
woorden van vragen.
In Engeland teruggekeerd was het Zondag. Er was
dus Zondagsdienst op het station en het loket ik was
ruim een uur te vroeg pog 'dicht. Een besteller
onze witkiel die miji zag kijke^ kwam öp mij af en
vroeg ot hij mij ook 'met eene 'inlichting van dienst
kou zijn.
Hij 'keek alles nauwkeurig voor mij na en verdween,
dacht niet .ébns aan een fooitje.
De controleur der kaartjes kwam met het bekende
„lickets iplease".
Zoowel bijhet koopen van mijn kaartje, als bij het
ooiilroleeren daarvan zeiden de beambten: „overstappen
te H."
Ik dacht daar op het station en in dien trein onwil
lekeurig aan mijn democratisch vaderland.
Daar is geen plaats meer voor hoffelijkheid en goede
manieren, schijnt het.
Waarom worden de lui in Holland toch allemaal zoo
zuur tegen elkaar? Een vriend van miji antwoordde op
de vraag kort en krachtig: „Dat komt door de roode
schoolmeesters".
Wanneer dat zoo is, laden die lieden, vooral omdat zij
beter weten, een ontzaglijke verantwoordelijkheid op
zich.
Men kan toch best tot verschillende standen be-
hooren en vrjcndelijn.-'tegen elkaar zijn.
Dat bevordert samenwerking.
Samenwerking tusschen arbeidsgever en arbeidsnemer.
Verleden week Zaterdag zijn de Engelsche werk-
evers en werknemers op landbouwgebied gezamenlijk
ij den heer Bonar Law, den Premier geweest
De deputatie van landbouwers en landarbeiders heeft
op de toenemende -crisis gewezen.
De woordvoerder voor de arbeiders vroeg om het
instellen van een landarbeiders loonraacL
Hij wees er den Premier op. dat er steeds tusschen
de landarbeiders en hun werkgevers een uitstekende
verhouding bestond, maar nu tengevolge van de crisis
men het loon op 5 'pence (25 ets) per uur wilde brengen
ontstond er van zeu een loonstrijd.
De werkgevers wezen op de groote fout die de
landbouwpolitiek der .Engelsche Regeering de laatste
jaren kenmerkte, n.I. het van den hak op den tak
springen, het maken van wetten met subsidie- en piini-
mumprijzen en het herroepen dier wetten.
Het gevolg was: groote teleurstelling der betrokkenen
bij het landbouwbedrijf. De verliezen waren niet gering.
Er was pp tarwe f 24, op gerst en haver f 36, op aard
appelen f 180 per acre yeriïjoren. Dat was toch
'niet, uit te houden.
Mr. Bonar Law zei, dat hq er niet aan dacht om:
een Ioonraad jn te stellen.
Verder wist hij maar twee middelen om den landbouw
te 'helpensubsidie, protectie.
S u b|gid ie iwas gébleken eene groote mislukking
te zijn.
Promotie zou geen meerderheid in de Kamer
vinden en een storm van verontwaardiging in den
•lande veroorzaken
Er was niets aan te doen. HH' Wachtte nog op het
rapport van eene commissie, die hij had opgedragen de
zaak te onderzoeken en verder was het wetsontwerp
voor landbouwkredieten bijna gereed.
I Men moest in de landbouw-inustrie, zich evengoed
1 zelf trachten te helpen ais in elkr andere industrie.
Mr. Bonar Law gaf dus geen hoop. De teleurstelling
5s groot. Vele Kamerleden die tot de Regeeringspartij
behooren hebben beloften afgelegd, tijdens hunne ver-
kiezings-campogno en zitten er nu leelijk tusschen.
Zullen zij', indien Mr. Lloyd George de Regeering gaat
aanvallen, den Oud-Minister steunen? Mr. Ooya Ge
orge liooit onlangs bij het antwoord op de troonrede
mooi over den landbouw gesproken en daaraan is die
oommissie van onderzoek dan ook te danken. Maar...,,
hoever zal' 'dat alles nu gaan Zal Llovd George pro-
beeren uit deze zaak politieke munt te slaan t
Hij zal toch geen protectie kunnen aanbevelen. Wat
dan i Zal hij bij een motie steun krijgen van zooveel
conservatieve afgevaardigden, die beloften aan hunne
22.
Naar het Engelsch van ELINOR GLYN.
HOOFDSTUK XXII.
Er werd dien avond door de dames, die zith gingen
kleeden voor het diner, heel wat heen en weer ge-
loopen naar dé verschillende kamers. Allen voelden
dat zij elkaar gewichtige, nieuwe gezichtspunten
hadden mee te deelen over de jonge lady Tancred!
En de meeningen waren over 't algemeen gunstig.
Eenstemmig wat betreft haar schoonheid en wondere
aantrekkelijkheid, verdeeld, wat betreft haar karak-
ir.
Emily en Mary en lady Betty Burns zaten bij el
kaar in de kamer, van de laatstgenoemde.
Wij vinden haar héél lief, Betty, zei Emily, maar
wij kennen haar nog niet. Zij is wat stijf en we zijn
nog wat bang voor haar. Misschien is ze wat schuw.
Wat dunkt jou?
Zij ziet er juist uit als de heldinnen uit som
mige boeken, die mama me niet wil laten lezen en
die ik dus mee naar bed moet nemen. Weet je niet,
Mary? Vooral dat eene, dat ik je geleend heb. Heel
geheimzinnig en tragisch. Je weet wel, die vrouw,
die haar man vermoordde en toen wegliep met een
Italiaansche Graaf en zoovoorts. Het was vreeselijk
boeiend.
Goeie hemel, Betty! riep Emily uit. Hoe vree
selijk? Jij vindt toch zeker niet, dat önze schoonzus
ter er zóó uitziet?
Ik weet het heusch niet, zei lady Betty, die' ne
gentien jaar oud was, en lugubere melodrama's
sqhreel die veel papier en haar moeder veel tranen
kostten. Ik weet het niet, ik heb in mijn laatste
tooneelstuk een mijner heldinnen juist zulke passie
volle oogen laten hebben en die steekt den verra
der al in het tweede bedrijf overhoop.
Ja, maar, zei Mary, die vond dat zij Tristam's
vrouw moeet verdedigen, Zara is niet in een spel. en
er is hier geen verrader en hoor eens, Betty, in het
gewone leven zijn, er nooit drama's!
.Lady Betty schudde het vlasblonde hoofdje en gaf
I met een air van diepe wijsheid een voorspelling ten
be'ste, die de beide andere meisjes bepaald schrik
aanjoeg:
Letten jullie eens op mijn woorden, Emily en
Mary ze zullen een of andere tragedie doormaken
vóór we een jaar verder zijn! En die zal ik dan in
mijn volgend stuk gebruiken!
En met deze vreeselijke bedreiging nog in haar
ooren, slopen de beide zusters angstig naar haar ka
mer.
Betty is erg vreemd, vindt je niet, lieveling?
zei Mary. Maar, Em, zou jij denken, dat daar iets
van aan was? Moeder zou het zoo héél vreeselijk
vinden, als er in onze familie eens zoo iets gebeurde
als in Betty's tooneelstukken, zou ze niet! en Tris
tam zou het toch nooit willen hebben!
Natuurlijk niet, gansje! antwoordde Emily.
Maar in één ding heeft Betty gelijk Zara
heeft een vreemd gezicht gekregen en en Ma
ry Tristam schijnt ook ietwat veranderd- Hij leek
me een enkele maal wat sarcastisch.
En toen kwam haar kamenier binnen, wat een
eind maakte aan haar confidenties.
Zij is het vreemdste persoontje, dat ik ooit ont
moet heb, Ethelrida, zei op 't zelfde oogenblik lady An
ningfort, toen zij. en de gastvrouw voor haar deur
bleven staan en lady Thornby en de jonge gravin van
vMelton alleen door lieten gaan.
i Ziij heeft een suort kwaadaardigte schoonheid en
aantrekkelijkheid, en er is iets vreemd aan haar ook
en toch geloof ik niet dat zij in werkelijkheid ook
maar in 't minste kwaadaardig is. Haar oogen zijn
net stormwolken. Ik heb gehoord dat haar eerste
man een beest was. Ik weet niet meer wie dat ge
zegd had, maar 't kwam van een lid van de gezant
schappen.
Wij weten geen van allen veel van haar'af, zei
lady Ethelrida, maar tante Jane vroeg ons in den
beginne vertrouwen te hebben in Tristams oordeel,
hij is buitengewoon trotsch, weet je. En, daarbij, me
neer Markrute, haar oom is zoo'n aardige man.
Maar, Amie.'... en lady Ethelrida zweeg opeens.
Wat dan, liefste? Tristam is vreeselijk op haar
verliefd, nietwaar? vroeg lady Anningford.
Ja, zei lady Ethelrida, maar Anna vin Ie
heusch dat Tristam er als een gelukkig man uitziet?
Ik vond als hij niet sprak, zijn ge>zicht zeer somber.
- De Spreeuw kwam niet met hem mee in den
trein, vertelde lady Anningford. Ik zal na het di
ner wel precies te hooren krijgen wat die ervan
vond en dan zal ik het je over vertellen. De Spreeuw
heeft het altoos bij het rechte eind.
Zij is zoo héél aantrekkelijk vo.or iederen man,
die haar ziet, daar ben ik zeker van, Annie. Ik hoop
dat lord Elterton Tristam nu maar niet jaloersch
gaat maken. Ik wou dat ik hem niet gevraagd had.
En dan heb je Laura nog; het leek me vreeselijk
smakeloos dat zij er zoo op stond te komen, vin je
ook niet? Anna, als zij soms weer iets afschuwelijks
wil doen of zeggen, dan zul je me helpen om Zara in
bescherming te nemen, niet?
En nu moeten we ons heusch gaan kleeden.
In een ander vertrek zat mevr. Harcourt te keu
velen met haar zuster en met lady Highford.
Ze is volmaakt schoon, Laura, zei miss Opie. 'Heur
haar moet wél tot op den grond reiken en ziet er
heusch uit of het nooit los wordt en haar hpid Is
Diet eens gepoederd. Ik heb er opzettelijk nou op zij
naar gekeken. En die oogen! Goeie hemel, wat 'n
ocgen!
Die arme lieve Tristam! zuchtte Laura senti
menteel, terwijl zij inwendig haar innigen afkeer
voor dat „Opie meisje" constateerde, hij ziet er som
ber genoeg uit voor een bruidegom, vin je ook niet
Kate? en zij sloeg haar oogen neer op een manier
die te verstaan moest geven, dat zij nog wel meer
zou kunnen zeggen, als zij maar wilde. Het is
ook geen wonder. De arme lieve jongen haatte het
denkbeeld van trouwen het kwam zoo vreeselijk
opeens. Ik denk dat die Markrute heom in zijn macht
heeft gekregen.
Dat mag je toch niet zeggen! riep mevr. Har
court uit. Zij was een veel eenvoudiger schepseltje
dan haar zuster. Jimmy heeft me verzekerd dat
lord Tancred hevig op haar verliefd was Jimmy
is altoos een dwaas geweest, lady High ford en toen
zij naar hun eigen kamers gingen fluisterde Lily
Opie:
Kate, Laura Highford is een afschuwelijke kat
en ik geloof er geen woord van dat mijnheer Mark
rute lord Tancred in zijn macht jsou hebben gekre
gen.
Dat zegt ze alleen om haar aftocht te dekken. De
hertog zou meneer Markrute nooit ontvangen, als
er iets cp hem aan te merken was. Wat drommel,
't is hier zoowat het eenige huis in Engeland, waar
wij nog komen!
Tristam was op tijd klaar voor het diner, maar hij
aarzelde aan zijn vrouws deur aan te kloppen. Als
zij hem niet liet weten dat zij klaar was, zou hij
Higgens naar de kamenier sturen om er naar te
vragen.
Zijn oogen straalden van trots op zijn vrouw. Zij
had de proef uitneinjend' doorstaan. Hij had1 'tniet
voor mogelijk gehouden, dat zij zóó lieftallig kon
zijn én had niet kunnen droomen, dat zij zich ooit
verwaardigd zou hebben zóóveel te praten. En al
zijn oude vrienden waren zoo vreeselijk aardig voor
hem geweest en hadden haar zoo eerlijk bewonderd
I— behalve Arthur Elterton die had wel iets te
veel bewonderd
Maar zijn opwinding verdween al spoedig weer:
i het was bij slot van rekening toch niets dan een heel
pover uiterlijk vertoon: in werkelijkheid waagde hij
het niet eens aan haar deur te tikken!
Hij wilde nu dat zijn trots hem maar niet in zijn
huwelijksnacht dat ultimatum had laten stellen,
want nu moest hij zich daar ook aan houden. Hij
kon nu niet de geringste avances maken en het zag
er niet naar uit of zij het ooit doen zou. In een ge
woon geval, dat zijn diepere gevoelens niet raakte,
zou Tristam wel duizend kleine vrouwen strookjes
hebben weten te verijdelen, zou hij precies geweten
hebben hoe haar te vleien, haar een bloem te geven,
te aarzelen als hij haar naam uitsprak en nog tal
van nuttige dingen meer maar het was hem te
zeer vreoselijko ernst om zich anders voor te doen
dan hij werkelijk was d.i.: gekwetst door haar
koelheid en haar tarten en bedwongen door zijn
trots.
En Zara aan den anderen kant van de deur ge
voelde zich bijna gelukkig. Dit was de eerste avond
in haar leven dat zij toilet maakte zonder door eene
zekere zware zorg te worden neergedrukt. Haar
steeds wakend instinkt van zelfverdediging konj nu
een beetje rusten; deze nieuwe familieleden waren
inderdaad en niet alleen maar uiterlijk zoo
vriendelijk gezind. De eenige, die zij onmiddellijk
en instinktmatig antipathiek vond, was lady High
ford, die druk gebabbeld en een paar bitterzoete
dingen gezegd had, welke zij niet helder en duidelijk
begreep, maar waarvdn zij voelde dat ze vijandig be
doeld waren.
En haar man Tristam. Het was .duidelijk te zien,