ROIMELKRUID. DE JONGENS VAN DEN MOLEN DAMRUBRIEK. re, elkx na zyn ibeloope, en geen kerve te ge ven, dan van Doodslagen. 11. Item: zoo wanneer Pagten en Schot-reekenen zal, zoo zal elkx van zeven Scheepenen, een ander goede man van den ryksten en de vroet- ste tot hem neemen, en die veertien zullen te ïamen Pachten en dat Schot-reekenen by ha ren Eede, en die zal onze Schot van onzer Stee- de voorschreve, daar toe Eede, en men zal dan Pachten tot eiken vyf jaren eens, ten waare dat het onzer Steede langer staan wou de laten op dat iemand Poorter wierde, die z?ou men Pagten. 12. Item: zoo zullen vier Scheepenen cf meer, een goede man te Waarschappen uitzenden mogen, om by ons en by onze Raade te trek ken, als zy by ons ontboden werden, of om nutschap onzer Steede, daar wy te doen heb- Item: zoo zullen onze goede Luiden en Poor teren voornoemt, quit en vry weezen van alle breuken ende misdaden die zy ter deezen da ge toen gebruikt en misdaan mogen hebben, uitgenomen van Moorden, Moordhranden, Vrou- wekragt, Veeroof, Doodslagen, Zuurgoude- end» Vrecde breuk. 14. Item: zoo zal men alle breuken binnen den jaare aanspreken, of zy zullen quit weezen, uit genomen Moord, Moord-brand en, Vrouwe- kragt, Veeroof, of zaken die aan den Lyve gaan, ende ten waare vreemde Gasten. 15. Item: zoo zal een iegelyk Poorter of Gaste, koopen én verkoopen mogen, ende elks den anderen voldoen ende betalen zonder iemands toezeggen, zy geld en payementen te heften op te beuren, na zulke Ordonnantiën ende zettin- ge voor payement, als wy of onze nakomelin gen in der tyd by gemeen© Raaden gezet zul len hebben. 16. Item: zoo men geen Poorter van onzer Steede voorschreve, te gyzel dage om eeniger hande breuken wille, alzoo voor hy goede Bor gen heeft te zetten toeregt, te staan van zulke breuke als men hem aan 't einde mag weezen; ten waare of hy ons gebruikt had de aan onze Wïldernisse, aan Tiendien, aan Visserye met ongewairder hand. 17. Item: zoo en zal die Proost nog die Deeken van Vriesland, nog niemand van harent we gen, eenige van onze Poorteren voorschreve, mogen dagen buiten haaren Regtstoel, dat is, voor haar Autaar, hy en zy, met regten ver wonnen, behoudelyk den heiligen Kerken haars Regts. niet vinden. En wat was nu de oplossing? Dit: «en spruitje, dat aan een vliegmachine zit vast gebonden! Flauw hè? Op dezelfde manier heb ik hier nog een raad sel: Jantje komt in de kamer en ziet zijn va der, zijn moeder en zijn zusje aan de tafel zit ten. Jantje blijft aan de deur staan en zegt: „Aan de tafel zitten vier menschen!" Hoe kan dat? Denk er om: 't is een aardigheidje! Brieven aan L. Roggeveen, Spui 97, den Haag Vervolg. Nu was de voetbalwedstrijd, die zooveel drukteen vroolijfcheid had gebracht, al weer voorbij. Nog dikwijls spraken de jongens over hun eersten grooten wedstrijd en vol trots be keken ze Lig dikwijle hun mooie medaille, die door Henk bewaard werd. Ze hadden afgespro ken, om in *t najaar de voetbalclub B.M.T. te gaan bezoeken, om een tegenwedstrijd te gaan spelen. Nu zaten Henk en Jan met hun vriend Wil lem van Rijn op een bank voor den molen en ze praatten over allerlei dingen, 't Was avond. Het werk was gedaan. De molen rustto uit, evenals de molenaar, die rustig een pijpje stond te rooken op *t erf. ,,*t Is nu net een mooie gelegenheid, om een verhaaltje te hooren vertellen!" zei Jan. „Ja", lachte Willem, maar wie zal er wat vertellen?" 18. Item: waar 't zake dat eenige van onze Poor teren ontboden wierde, met onze Brieven by ons te komen, of by iemand van onzer wege, om eenigerhande zake wille, die zoude dan geleide hebben veilig te komen en weder te keeren. 19. Item: zoo zal een iegelyk Scheepenen, dewyle dat hy Scheepen is, vreede mogen nemen en eischen, gelyk onze Schout. 20. Item: zoo en zal niemand binnen onzer Stee de Schagen, of R&ndo weozen mogen, zy heb ben eerst naast drie jaaren te vooben al een Poorter geweest in onze Steede voorschreve, en met zyne aling Woonstad aldaar den tyd' voor schreve gewoont, en ongelden van zyne goede ren betaalt en voldaan, gelyk andere Poorteren al daar toe behoort. 21. Item: zoo hebben wy voort toegedragen dien voorschreve Poorters al dusdanige Vryheden, dat is te verstaan©; want dat eenig manjer let- tede tegen een Poorter van Schagen, die en zal daar niet af hebben dan Vonnisse van Schee penen, dog wy nog onze nakomelingen daar op niet anders zullen begeeren. Wordt vervolgd DE BRAND TE PEKING. Het bericht dat het paleis van de voormalige keizers in de Verboden Stad te Peking door brand totaal vernield is, moet wel treffen, al heeft ook de nimbus van geheimzinnigheid, die vóór de Revolutie in China de Verboden Stad omstraalde, geen stand gehouden, en was hét paleis der Mantsjoe keizers ook niet langer een voor den Westerling verborgen en ontoeganke lijk gebouw. Henri Borel heeft in zijn mooi boeflc: „Het daghet in den Oosten" over de poëzie van die yerboden Stad verteld Dat was nog in de da gen, dat de keizerlijke dynastie er troonde, en machtig was. Wij ontleenen aan Borel's be schrijving met behoud van zijn deskundige spelling den eigennamen het volgende: Na den grooten. buitenmuur komt de Chinee- zen Stad, dan, achter grauwen, grimmigen muur de Tartarenstad, dan achter derden, hoo- gen walmuur ligt een derde stad, de Ho&ug Gh'êng, d .i. Gele Stad, of Keizerstad, en daar- „Henk!" antwoordde Jan. „Die weet zooveel verhaaltjes, hè Henk?w „Ik weet niet", zei Henk. „Alles wat ik weet, heb ik jullie al verteld, wel twee- of driemaal!" „Dat geeft niet", zei Willem, „doe 't dan maar eens voor de vierde maal! Vertel nog maar eens wat vanvan. „Nou weet hij 't zelf niét", zei Henk. „Maar daar schiet me wat te binnen, iets van den. ba ron van Münchausen. Jullie kennen wel die geschiedenis van de kersenpitten, die ln de kop van een hert waren gaan groeien, zoodat er een kersenboompje uit z'n kop groeide!" „Ja", zei Willem. „Nu een ander verhaal!" zei Henk. En hij begon: „Op een dag had de baron van Münchausen uren lang op zijn paard gereden. De streek, die hij doorreisde, was heelemaal vreemd voor hem. Hij was er nog nooit geweest 't Was win ter en heel koud. De dagen waren kort, en al heel gauw zag de 'baron de zon achter den ho rizon verdwijnen. *t Werd1 donker en 't begon te sneeuwen. Langzaam dwarrelden de vlok ken naar omlaag en bedekten na een poosje den kouden grond met een dicht kleed De baron huiverde. Hij zette de kraag van zijn dikke pelsjas omhoog en gaf zijn paard de sporen. Hij had honger en wilde zoo spoedig mogelijk een herberg binnengaan, om daar wat te eten en om er den nacht door te bren gen. Maar de streek, waar hij reed, was bed eenzaam. Af en toe kwam bij bij een laag buis je, dat met een dikke sneeuwmantel bedekt in, achter wonder-rooden muur met goud-gele tegels, 't heilige der heiligen, bet hart der har ten, de Verboden Stad 1Chin Ch'ang waar de Keizer der Keizeren woont Zóó is de reusachtige aanleg van Peking, met eindelooze, breede Boulevard-alléeën van alle vier windstreken, door driemaal boogen muur na muur been, gehéél geconcentreerd om één mysterieuse Stad, der Steden .heen, die verborgen en. verboden is, en waar alle wegen eigenlijk heenleiden en alle wegen van uit gaan. Historici en sinologen hebben er niet meer dan een strategische structuur in gezien. Als één muur voor den vijand was gevallen, zou een andere optorenen om hem weêr te weêr- staan. Zij. hebben zich wèl verwonderd; dat Peking, in zulk een dorre, onvruchtbare woes tijn was gelegen, op zulk een weinig aantrek kelijke plaats. Maar wie, die wel eens heeft gelezen van de oude, heilige steden van Arlantis van de „Ci ty of the Golden Gates" b.v. die ook in drie con centrische deelen was gebouwd, met een Kei- zer-Paleis in 't midden en wie, die dè occulte beteekenis heeft gevoeld van. de oudste, reli- gieuse architecturen, zal met éénige intuïteit en met éénige gevoeligheid voor fijner trillin gen dan gewone, door Peking dwalend1 en droo- mend ,niet aanstonds om drie groote inwijdin gen, en 't mystieke getal Drie denken, en niet tot het besef komen, dat Pekings architectuur oorspronkelijk niet strategisch, maar symbo lisch moet zijn geconcipieerd? Niet dan na door drie donkere Poorten, na drie lange, schier eindelooze alléeën door drie steden, te zijn gegaan, kwam de pelgrim op den weg naar den heiligen Keizer, den Zoon des Hemels, althans zoo hij daartoe ingelaten werd. Men moet de grimmige, grauwe muren van Peking hebben gezien, men moet de holle, don kere tunnel-Poorten, zijn doorgegaan, men moet daar tusschen door de schier eindelooze breede Boulevard-alléeën zijn langs geschreden om een idee te voelen van de ontzetting en den eerbied, dien een pelgrim of een afgezant moeten bevangen bebben op zijn weg naar den Keizer. Zulke zware gangen doet men niet naar een gewoon, stoffelijk mensch toe, maar naar een heilig wezen. En de geheele aanleg van Peking is berekend op een waardig omsluiten, een vei lig, ongenaakbaar herbergen van dit méér dan menschelijke, heilige schepsel, wiens vader de Hemel is. Eigenlijk is geheel Peking één groote tempel, omsluitend de nis die de Ver boden Stad is en waarin de Godheid woont, die Keizer ia Zijn de drie buitenste muren, die van de Chi- neezen-Stad, van de Tartaren-stad1 en van de was; maar nergens zag hij een herberg. Steeds dichter vielen de vlokken., steeds donkerder werd de lucht, steeds eenzamer voelde de ba ron zich. Waar hij ook tuurde, nergens zag (hij iets. Hij zag geen huizen, geen boomenaf en toe stak een paal boven bet sneeuwdak uit. Uren. reed de baron door, tot hij doodmoe, en. nee! slaperig van zijn paard steeg, het met een touw aan een ijzeren paal, die boven, de sneeuw uitstak, vastbond, en, dich in zijn jas gewik keld, in de sneeuw ging liggen slapen.... Toen de baron wakker werd, lag hij op een groen grasveldje, in de nabijheid van een. kerk. Hij keek naar zijn paard, maarzag het nergens. Dat was vreerad! Opeens hoorde hij een luid gehinnik boven, in de lucht en daar hing zijn paard aan het haantje van den toren te spartelen. „Wat is dat?' dacht de baron. „Aha, ik begrijp het al. De sneeuw lag zoo d.ik, dat bij de kerk geheel bedekte. Wat ik voor een paal aanzag was de spits van den toren. In mijn slaap is de sneeuw gesmolten. Ik ben meegezakt, ter wijl mijn arm paardje Hij nam zijn pistool, mikte, en schoot het touw door!' Het paard viel naar beneden, kwam op zijn vier pooten terecht, de baron- sprong or op, en reed door, alsof er niets ge beurd was!" Henk zweeg. „Is 't waar gebeurd?" vroeg Jan. „Welnee," zei Wim, „maar 't is toch aardig bedacht!" Keizerstad somber en grauw, met eerbied en ontzetting slaande, de muur van de Verboden Stad, verre van krijgshaftig, is van een liefe lijk, bloesem-kleurig lichtrood, dat bijna rose is en bedekt met heldere, goud-gele pannen, die glorieus schitteren in de zon. Alle ge bouwen in de Verboden Stad! zijn met die goud gele pannen-tegels bedekt, die hier en daar uit de verte in perspectief gezien, boven den muur uitsteken, en op iederen hoek van den muur staat een magnifiek paviljoen, met die goud gele tegels. De licht-rood-rose muur met die blinkende gouden tegels is van een sprookjes-achtig ef fect. In het heldere transparante zonlicht, dat bijna altijd klaar over Peking wordt uitgestort uit wolkenloozen, hemel, staat die Verboden Stad te glanzen als een oude sprookjes-stad uit gulden eeuwen. Het zien er van is een telkens weer even heerlijk-hevig terugkeerende emotie. Het is het lang verloren Mahrchen mooi uit kinderja ren teruggekomen, bet is in vollen, allerweel- derigsten bloei de oude romantiek, midden in de moderne tijden, het is bet wondere, nooit opengaande mysterie in de eenvormige, banale realiteit. Want mysterisch is het, in de meest abso lute beteekenis. Niemand woont er dan de Kei zer, en keizerlijke vrouwen en weduwen met euneuchen. Zelfs de Prins-Regent woont bui ten de Verboden Stad en komt er alleen over dag voor Staatszaken. Slechts zéér hooge mi nisters en staatsraden mogen er niet intreden dan met speciale permissie. Achter dien rosen wal met goud-geel, in de snrookjesachtige ongeziene paleizen, waarvan hier en daar achter dien muur een schitterend goudgeel dak in de blinkend-blauwe lucht op staat, wonen het fabelachtige, kleine keizertje Süan Toung, en de Keizerin-Weduwe van den sympathieken. droomerigen keizer Kuang Sü, en de weduwen van keizer Tung Chi, een gan- sche keizer-familie van half-heilige afkomst. Het innerlijke leven van China's allerhoog ste Regeering al wat daar in die Verboden Stad wordt gewikt en gewogen, het eigenlijke in tiemste binnen-Wezen van het Rijk, met zijn verborgen, warmen hartslag en zijn geheimste gedachten, blijft binnen die sprookjesachtige rose muren ongenaakbaar afgesloten, <*i niets er van gaat uit. De beste garde-troepen bewaken de poorten met geladen geweren, en mogen, op straffe des doods, niemand binnenlaten, zonder het kei zerlijke zegel op een speciale toelating, nie mand komt er in of uit dan onder speciale voorwaarden, en van heimelijk binnensluipen of omkooping der wachten is in de verste ver- len geen sprake. De Verboden Stad is ondoor dringbaar en ongenaakbaar troont er de Mand- sjoe-dynastie, veilig met haar innerlijkste leven en innerlijkste gedachten, voor de buitenland^ sche gezanten, voor de buitenlandsche pere. De Ghineesche Regeering in de Verboden Stad achter hechte muren, door gardetroepen bewaakt, de Europeesche, Amerikaansche en Japansche gezanten achter hooge muren in bun legatie-vestingen, door militaire wachten be zetwelk een afstand, welk eeen gesloten heid, en boe onmogelijk gemaakt allo intiem verkeer! Er is iets in die afgescheidenheid, in die on genaakbare eenzaamheid van de hoggste Cbl- neesche Regeering binnen de Verboden Stad, dat subliem is van majesteit-volle isolatie. RINGEN. y Het dragen van ringen is een gewoonte bij alle volken. Door de ooren, neus of lippen, om de armen of beenen. om de vingersop ver schillende wijzen worden ringen gedragen, af naar de gewoonten van het land meebrengen. Vingerringen'zijn in onze Westersche landen wel het meest geliefd. Welke jonge dame zou het kunnen stellen zonder een ringetje, een snoezig ringetje om een harer vingers? En wel ke O.W.'er zou niet al zijn vingers vol hangen, met kostbare gouden ringen, bij voorkeur ver sierd met groote en schitterende brillanten? Het dragen van ringen om de vingers is schier algemeen .vooral bij verloofde dames en hoe ren. die elkaar een gladden ring offreeren als teeken van eeuwige liefde en trouw. Hoe de menschen er toe gekomen zijn, ringen aan de vingers te dragen? Er wordt dit van verteld: In de oudheid leefde ér volgens de Grieksche godenleer, op aarde een vriend' van de men schen, die Prometheus heette. Het was in den tijd, dat de menschen het vuur nog niet ken den, omdat de opperste der goden, Zeus, niet gedoogde, dat het vuur uit den hemel op aar de werd gebracht. Het vuur moest uitsluitend voor de goden blijven. Maar Prometheus bad medelijden met de menschen, die bet zonder vuur moesten stellen op die soms koude aarde. Zij konden zich 's winters niet koesteren aan de heerlijke vlammen van het vuur, ze konden de nachte lijke duisternis niet verdrijven door het stra lende licht van het vuur, zij konden hun eten niet koken en zich geen zwaarden smeden of andere wapenen om zich tegen te wilde dieren te verdedigen. Kortom, Prometheus voelde diep medelijden met die ongelukkige menschen, en hij besloot, stilletjes het vuur uit den hemel op aarde te brengen, ondanks het strenge verbod1 van Zeus. Prometheus begaf zich met een bos droog riet naar den hemel en wachtte op die zon. Toen die 'kwam, ontstak hij het riet aan de heete stralen der zon en bracht het naar de aarde, waar spoedig overal vlammetjes oplaaiden, zoo gauw hadden de menschen de zegeningen van het vuur begrepen en er gebruik van weten te maken. Maar toen Zeus bemerkte, dat de menschen het vuur bezaten, en toen hij er ook spoedig achter kwam, dat Prometheus het vuur aan de menschen gebracht had, was hij zeer vertoornd en bedacht een ontzettende straf voor den over treder van zijn nadrukkelijk verbod; Twee goden begaven zich naar de aarde, om Prometheus mede te nemen. Zich verzetten zou nutteloos geweest zijn, dit begreep hij ook heel goed, en daarom ging hij. gewillig inee. De bei de goden brachten hem naar den Kaukasus, het woeste gebergte tusschen de Zwarte- en de Kaspische Zee. Een der heide goden was een bekwaam smid en die smeedde handen en voeten van Prome theus met onverbreekbare kluisters vast aan 'een róts, zooals Zeus had bevolen. Maar hier mede was Zeus nog niet tevreden. Eiken dag kwam er voortaan een groote adelaar, die met zijn scherpen snavel het lichaam van den ge boeide openpikte en zich aan zijn lever ver gastte. Des nachts groeide de lever weer aan en sloot de wonde zich. Dit spel herhaalde zich dagelijks en Prometheus leed ontzettende pij nen, maar hij klaagde nooit en vroeg geen ge nade, want hij verheugde zich in het geluk der menschen, die nu het vuur bezaten. Er was een geweldig jager, Herakles genaamd die medelijden kreeg met Prometheus. Die ging naar den Kaukasus, met pijl en boog gewapend en schoot den arend dood. i Nu was het Zeus genoeg en hij schonk den gekluisterde de vrijheid. Maar van de ijzeren ketenen, waarmede hij aan de rots geklonken was, werd een ring gesmeed, dien hij in 't ver volg steeds aan zijn vinger moest dragen. En van dien tijd af dragen de menschen ook ringen. M. WARE WOORDEN. Wanneer men van de menschen plichten eischt en hun geen rechten wil toestaan, moet men ze goed betalen. Er is maar één Moraal, dezelfde voor alle tij den en voor alle menschen. Om waarlijk zachtmoedig te zijn, behoort men kracht en zelfbeheersching te bezitten. Het bitterste treft het ons, een vreemde in eigen huis te zijn. Liefde zonder tucht is te week, tucht zonder liefde is te hard. Vergeet nooit de hand, die in moeilijke oogen- blikken u troostend werd togestoken. Even lachen. DAT SLAAT ALLEEN DIT JAAR IN. Gelezen bij een confectiemagazijn: ,3ij elke regenjas een stroohoed cadeau". EEN MAN VAN ZIJN WOORD. Vrouw: „Wanneer krijg ik nu geld voor een nieuwe japon?" Man: „De volgende week". „Ja, dat heb je de vorige week ook al gezegd." „En dat zag ik nu en zal ik de volgende week ook weer zeggen. Ik ben de man niet om de eene week zus en de andere week zoo te zeg gen." HIJ WIST HET. „Zeg, Karei, geloof jij aan droomen?" „Zeker, Kees". „Wel, wat zou dat dan beteekenen, als een getrouwd man droomt, dat hij vrijgezel is?" „Wel dat ibeteekent, dat hij een leeüjke strop haalt, als hij wakker wordt." ZIJ WIST HET NIET MEER. De familie had een vliegenier te gast, en de man vertelde aangenaam van zijn sensaties in de lucht. „Ik weet mij er niets meer van te herinne ren", zei de kleine meid, die aandachtig geluis terd had. „Maar kindje",verbaasde zich moeder, ,4iJ bent toch nooit in de lucht geweest?" „Nou moeder", antwoordde het kind, „dat is toch ook watl En toen de ooievaar mU dan heeft gebracht?" Verzoeke alles betreffende deze rubriek ie zenden aan C. Amels Wt, WinkeL Oplossing PROBLEEM No. 40. Wit: 88—33 37—32 47 43 43-48 48 20, wint. Oplossing PROBLEEM No. 4L Wit: 42—37 38—32 49-43 45-40 46-41 87—31 30-25 20—14 25 23 50 19, wint. PROBLEEM Nol 44. Auteur D. Kleen, WinkeL ZWART. WIT. Stand Zwart, 12 schijven, op: 8 9 10 13 II 18 20 22 23 25 28 30. Stand Wit, 12 schijven, qp: 21 31 32 34 37 tot 42 45 48. o PROBLEEM Nol 45. Auteur D. Olie Ax, N. Niedorp. ZWART. WIT. Stand Zwart, 11 schijven, op: 4 5 8 11 IS 13 21 22 25 26 3L Stand Wit, 11 schijven, op: 15 19 24 20 30 33 42 43 44 46 49. 4 Goede oplossingen ontvangen van L. Schui temaker, W. Galis, Wognum, P. de Groot. P. Berkhout, Warmenhuizen, A. Wit, J. Ham, Lut jewinkel, M. Grootes, Langereis. Wit speelt en wint geldt voor ieder probleem* Goede oplossingen steeds binnen 8 dagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 12