Schager Courant BE LIEFDE VIN EEN OUDEN MIN. DERDE BLAD. Gemengd Nieuws. Riimmtandsch Nieuws. Zaterdag 7 Juli 1923. 66sli Jaargang. Mo. 7259. I. De heer Verheijen stond voor den spiegel, haalde her kleine borsteltje uit zijn vestzak en begon ijverig zijn snor te borstelen. Toen hij hiermede gereed was, nam hij de punten tusschen duim en vinger en draai de ze in een kleinen sierlijken krul, borgde het bors teltje weer «weg, trad een pas of wat terug en keek opnieuw in den spiegel.. Hij was tevreden, over zijn uiterlijk; niemand zou htm vijf en vijftig geven. I|oe kwam het dat majoor Verheijen, de vuurvreter, zooals men hem een twin tig jaar geleden in Indië noemde, op zijn ouden dag zoo coquet, ja bijna zoo fatterig werd? Want in het uitborstelen van zijn knevel zat hst "m niet alleen. De slipjas had sinds 'n paar maanden plaats gemaakt voor een jeugdiger colbert en de stemmige zwarte strikdas was in de lade gelegd om to worden vervangen door een fleurig dasje, waarin het rood de hoofdkleur was. De oud-vaderlandsche Gouwenaar, waaruit hij bij voorkeur rookte, boog het hoofd, als van verdriet, in het pijpenrek, sinds de heer Verheijen geregeld siga ren rookte, ja zelfs af en toe een sigaret. Hoe dit alles kwam? Och, doodeenvoudig omdat majoor Verheijen verliefd was, tot over zijn ooren verliefd op zijn charmant jong huishoudstertje Lila Denker. De heer en mevrouw Verheijen waren, nu ruim vijf jaar geleden naar Holland teruggekeerd, in de eerste plaats omdat het hun beter toescheen, het eenig overgebleven kind, Fred, een jongen die weldra zestien jaar werd, een Europeesche opvoeding te ge ven en in de tweed'e plaats omdat mevrouw Verheijen het. nooit met het Indische klimaat had kunnen vin den, ginds voortdurend sukkelend was en zeker al lang bezweken zou zijn, als niet een» maandenlang verblijf in de hoogere streken haar nu en dan weer had opgeknapt. Ze hadden zich in Den Haag gevestigd, omdat de heer Verheijen er van overtuigd was daar de noo- dige conversatie te vinden en heel wat vrienden te ontmoeten, onder wie zijn oude kameraad Bartels, die op Lombok een kogel in het been had gekregen en j indertijd, gepensioneerd als kapitein, hen naar pa- tria was voorgegaan. Het niet te groote huis aan de Laan van Meer- dervoort was smaakvol gemeubeld en toen Bartels zijn eerste visite maakte en het gezellig nestje in I oogenschouw nam, sloeg hij de handen ineen van verbazing, klopte mevrouw Verheijen op den schou der en zei: Mevrouwtje, dat is nu een huisje om oud in te worden en jon® te blijven. Hein krijgt je er ge woon niet uit! Maar de dood1 wist mevrouw Verheijen er, wèl te yinden. Het eerste gure Hollandsche voorjaar bracht haar, naar 't kerkhof. liet vriendelijke huisje leek nu zelf wel een graf en als Bartel's stem niet nu en dan door de kamers had geklonken: Kom, oude jongen, laat je kop nou niet han gen! Je hebt daarginder je vrienden toch ook wel naast je zien vallen! Als Bartel's stem zoo af en toe niet geklonken had, zou men hebben gemeend, dat de bewoners de doode gevolgd waren en het! huis leeg hadden achtergelaten. De meid zong niet meer en liep op de teenen,* de heer des huizes zat meestal stil in een hoek der serre, rookte zijn pijp, poogde wat te lezen of mijmerde voor zich heen. Fred was naar Breda en kwam enkel in de var cantie naar huis. Het leven van den heer Verheijen was duf en saai en Bartel's vrees, dat hij weg zou kniezen, was niet geheel zonder grond. 'tWas Fred, die hem nog aan het leven deed hech ten; hij hield afgodisch van den jongen en omring de met een bezorgdheid en teederheid, welke de gren zen van het overdreven© vaak raakten. In den vacantietijd leefde hij weer heel op. 't Was maar zeer zelden dat Bartels hem dan be reid vond een1 spelletje domino of schaak te spelen en de studiemakker, die een dag of acht kwam logee- ren, kon er vrij zeker van zijn, dat de invitatie Fred het volgend jaar te zijnent te ontvangen, onder aller lei voorwendsels niet werd aangenomen. Fred beantwoordde de vaderlijke toegenegenheid in alle opzichten. Als kleine jongen had men veel met hem te stellen gehad, was hij een lastig, verwend kind geweest, doch eenmaal tot de jaren des onder scheids gekomen, was dat veranderd, en vooral na zijn moeders dood was hij1 een serieuse hartelijke jongen geworden, die zich menig genot ontzegde, om dat hij wist dat dit genot zijn vader verdriet zou doen. Den dag nadat hij weer vertrokken was, vond Bartels den ouden heer altijd stil en in zichzelf ge keerd, Wat ben ik blij, dat ik nooit getrouwd ben en geen kinderen heb!, lachte hij. Kom, zet niet zoo'n benepen gezicht, 't is al haast weer vacantie en over een jaar of wat blijft hij voor goed bij je. Bij die gedachte klaarde het gezicht van Vertieijen op. Nog maar een jaar of wat, ja! Naar fndië ging hij niet, hij moest in Holland blijven. Hij zou zijn eenig kind niet aan den kogel van qen Balinees of den klewanghauw van een Atjeher wagen. De dienst was hier in Holland wel eentonig, de promotie uiterst langzaam, maar de kans er zijn hachje bij in te schieten was eveneens uiterst gering, tenzij men bij de manoeuvres een ongeluk kreeg, doch voor onge lukken stond men ook in 't burgerleven. Hij zou hem natuurlijk naar zijn garnizoensplaats volgen Toch benijd ik je niet, gaf hij Bartels ten ant woord. Je weet niet wat het zegt, trotsch op je jon gen te kunnen wezen 1 Bovendien, waar leef jij voor? Ik weet wel, wat je ontvangt maak je op, je leeft voor je zelf, maar wat voor satisfactie heb je daar van? Bartels haalde de schouders op, 't was een quaeetie van opvatting, meende hij. Ze stopten hun Gouwenaar en speelden hun do- minootje. De oude dienstmeid kwam binnen en1 bracht hun een kop thee. Zes om vijf! Ik heb de laatste vijf in mijn han den, koop ze allemaal maar, riep Bartels zegevierend uit. De majoor zette een zuur gezicht en de nieuwe steenen bij de oude. Een mooie boel, bromde hij. Jij hebt spellen van avond 1 Maar de kans keerde. Verheijen bleef aan de win nende hand, alles gelukte hem, alles liep hemi mee. Te drommel, lachte Bartels, het zaakje is heel en al gekeerd, sinds jij een kop thee hebt gekregen. Die oude Da is toch geen Mascotta? Dat remedie tegen de liefde? grinnikte Verheijen. Die opmerking is niet onjuist, mijn waarde, en ik begrijp me waarachtig niet hoe je altijd tegen zoo'n meubel kan zitten aankijken 2<e ie goed voor 't huishouden, wat moet ik meer verlangen? Wat je meer verlangen moet? Jij mag wel wat vroolijkheid verlangen, een leuke, aardige meid, die je eens laat lachen, die je eens opfleurt. Kom, kom! Ik meen het! Vier om drie! Jij moet zetten! II. „Een leuke aardige meid, die je eens wat op fleurt- Da was er niets over gestemd, dat haar de scepter uit de hand werd genomen. Op de advertentie in het Nieuws waren een veer tigtal brieven gekomen en een predikantsdochter, meer hartelijk dan gezellig, was de uitverkorene, die voortaan met behulp van Da voor den geregelden gang van zaken in het huishouden van den majoor zou zorgen. C'est pas gal zei Bartels, maar 't is in elk geval beter dan Da. Ze bleef drie jaar. Verheijen had1 weinig pretenties, was gewend alles^goed te vinden wat zijn vrouw deed en schikte zich dus al heel gemakkelijk in de enkele veranderingen, die het meisje aanbracht. Zij van haar kant kon het eveneens best met den stillen, nooit onvriendelijken, man vinden en zij had er niet aan gedacht haar betrekking op te zeggen, ware niet haar moeder gestorven, wier plaats zïj voortaan in het vaderlijk, huis zou innemen. Ruim een half jaar bleef de majoor weer alleen met Da. 'tWas ditmaal Fred, die vond, dat het toch gezelliger was met een juffrouw dan zonder. Opnieuw werd een advertentie geplaatst met het rsultaat dat Lilas Donker op een goeden morgen de teugels van het huishoudelijk bewind in handen nam. Ze was eigenlijk wel wat erg jong, had Verheijen gevonden, maar Bartels, die toevallig bij het eerste onderhoud tegenwoordig was, had gezegd: C'est ga, c'est tout fait ga! Toen de eerste week voorbij was en het jonge meisje zich langzamerhand thuis ging gevoelen, begreep de majoor dat Bartels gelijl^ had. Lilia was een alleraardigst, babbelaarstertje en als zij hem 's avonds zijn kop thee bracht, bleef zij vaak zóó lang, tegen een hoek der tafel geleund, staan praten, dat Bartels haar daar nog vond, als hij zijn partijtje kwam spelen. Bravo, bravo, riep hij dan uit, ik zie mijn ouden vriend weer lachen, dat is een goed teeken! Zijn opgeruimdheid keerde inderdaad terug en toen Fred met vacantie thuis kwam, waren zijn eerste woorden, tegen de nieuwe huisgenoot©: U is een toovenaarster, juffrouw! Het viel den jongen man tevens op, dat zijn vader de wandeling niet half zoo lang maakte als vroeger en toen h^j hierop eens zinspeelde, keek de oude heer zelf verwonderd op. Je hebt groot gelijk, zei hij', maar we zitten thuis ook goed en ik word iederen dag een dagje ouder! Dat kan ik sinds mijn vorige vacantie anders niet bemerken, lachte Fred. Ook in zijn uiterlijk zag, de heer Verheijen er beslist jeugdiger uit. Hij besteed de meer zorg aan zijn toilet en aan zijn kleeding, omdat hij Lilia niet wensebte te mishagen. Eerst was deze meerdere soigneering van zijn uiter lijk een onwillekeurige geweest, een waartoe hij zich gedrongen gevoelde, zonder zich verder rekenschap ie geven. Hij; was er echter de man niet naar iets te doen, zonder te weten waarom hij het deed en in een rustig oogenblikje had hij rich eens afgevraagd of dit alles nu plaats vond uit pure beleefdheid tegenover het jonge meisje of dat er andere gevoelens in 't spel waren. Aan die pure beleefdheid dacht hij niet lang. Maar wat dan? Was hij verliefd? Hij moest er om lachen. Hij verliefd! Och kom! Dat was goed voor jonge in enschen, maar voor iemfi.nd van zijn- jaren en zijn levenservaring! Toch kon hij zich niet verhelen, dat het meisje indruk op hem maakte, dat hij het aan genaam vond in haar nabijheid te zijn,- dat hij iets voor haar voelde, wat naar een zeer warme genegen heid zweemde. Toen hij zoover met zijn zelf-onderzoek gekomen was, dacht hij er een oogenhlik aan zich van haar te ontdoen, het huishouden desnoods weer geheel aan Da over te laten of een ander te nemen. Hij begon in Lilia een gevaar te zien; liefde begon dikwijls, ja meestal op deze wijze. Mocht hij' echter het ouderlooze meisje de wijde wereld inzenden? Wie weet wat haar daar wachtte! En dan,, hij, de oude soldaat, de oude vuurvreter, moest hij het gevaar schuwen? Het halve gevaar was al geweken, wanneer hij zich volkomen op de hoogte van den toestand stelde. En dat poogde hij te doen. In de allereerste plaats vraagde hij zich af waartoe, ondersteld dè.t hij verliefd werd, een zoodanige ver liefdheid leiden kon. Natuurlijk tot niets. Aan een huwelijk dacht hij niet meer en zoo hij er al aan dacht, Lilia zou er zeker hartelijk voor bedanken te trouwen met iemand, die beter haar va der dan haar man kon wezen. En dan Fred! Wat een verhouding! Neen, dat was a! te dwaas. Minder edele gedachten kwamen niet bij hem op, daarvoor was zijn genegenheid voor het meisje te echt. Hij voelde iets voor haar als voor Fred en daarnaast nog iets anders, iets dat hij zich herinnerde vroeger ook eens gevoeld te hebben, lang geleden, toen hij nog jong was en zijn droomen als Mauwe vogels rond fladderden in een tuin vol zon en bloemen. Toen Fred weg was, kwam Bartel's 's avonds weer zijn partijtje maken. Lilia bracht den heeren een kop thee en wat later de flesschen bier. Zij schonk de glazen vol en zocht daarna haar kamer op. Voor het slaapmutsje zorgde de majoor zelf. Op een avond, dat zij het schuimend glas bier vqpr Bartels neerzette, maakte deze van de gelegenheid gebruik om haar even onder den kin te strijken. Te drommel, juf, ik zie u toch liever dan een Balinees! Lilia trok haastig het hoofd terug en bloosde. Ze wist wel dat de oude heer het niet zoo kwaad meen de lachte even en antwoordde guitig: Heeft u dat als een complimentje bedoeld? Ik had voor dien Balinees wel wat beters in de plaats kunnen stellen, meent u? Lilia lachte opnieuw, schoof den majoor zijn glas toe en gang met een „wel te rusten" heeren!" naar boven. Toch een verdomd aardige meid- zei Bartels, toen ze weg was. Kerel, ik moest niet in je plaats wezen, ik geloof waarachtigs, dat ik op mijn ouden dag nog verliefd werd! Dien nacht sliep de majoor onrustig. Hij iiad bij 't weggaan zijn ouen vriend minder hartelijk de hand gedrukt dan anders. 'tWas toch ellendig kinderachtig van hem. Wat drommel, de beste vent had het toch zonder eenige kwade bedoeling gedaan! En wat gaf dat nog,? Hij had haar heel even onder den kin gestreken, dat was alles. Moest hij daar boos om wezen, moest hij zich daarover ergeren? Hij was toch nietja- loersch? Ja, waarachtigs, als hij goed naging was hij jaloersch, was 't of zijn vriend iets gedaan had, waar op hij recht had,, of zijn vriend de hand had uitgesto ken naar iets, dat zijn eigendom was. Jaloersch! Jaloersch! Hij was jaloersch! O, maar dan was *t ook erger dan hiji zelf wel wist. Iemand, die jaloersch is, is verliefd. Lieve hemel, als 't dan toch eens waar was, als hij op zijn vijf en vijftigste jaar eens verliefd was gewor- denl Wordt vervolgd. ESN BEROEMDE INDIAAN. Op dit ©ogenblik is aan een Londensch operagezel schap een Indiaan als gast verbonden. De roode man heeft zeer veel succes. Hierboven geven wij den po- pulairen heldentenor, in zijn origineels kleederdracht de opera vertalend. NOG EENS MR. FORD. De correspondent der N.ROt. schrijft uit New York d. 23 Juni.: Mr. Ford i3 geweldig met het presidentschap aan het coquetteeren wat voor hem geen kwaad kan. omdat hij zoodoende de a'lgemeene belangstelling gaande houdt. Men zegt dat hij op het oogenhlik de best geadverteerde man in de Staten is. Of hij dit geheel aan zich te danken heeft, dan wel of het toe te schrijven is aan anderen (althans gedeeltelijk) ze ker is dat hij er buitengewoon handig gebruik van weet te maken. Zoo ziet hij zich zelf sinds eenigen tijd middelpunt der algemeen© attentie. Aller oogen zijn op hem gevestigd en in die oogen leest hij duide lijk de vraag: „Mr. Ford, doe je 'het, of doe je het niet?" De eerste berichten' waarin Ford als eventueel eandidaat genoemd worden, werden met hoongelach ontvangen. De berichten zijn sterker en sterker ge worden, maar niemand lacht er meer om. Als een loopend vuurtje heeft het zich verspreid: „Ford, Ford, Ford." Hij blijft uiterlijk vrij kalm onder de aJgemeene belangstelling. Zoo nu en dan zegt hij een paar woorden in het openhaar, die de onzekerheid nog grooter maken: „Wat denkt u wel? Ik me ver kiesbaar stellen voor president? Denkt u dat ik niet genoeg te doen heb met mijn eigen zaken?" Of: „Ik president, meneer? Ziet u daar dien stoel staan? Ik zou niet de moeite willen nemen naar dien stoel te loopen om koning van Engeland te worden." Maar hoever hij wel zou willen loopen om President van de Vereenigde Staten te worden, zegt de leeperd niet, Zijn familie maakt de verwarring nog grooter en 8raat er „Pa" trouw in bij, het publiek dp een dwaalspoor te leiden. Nadat eenige bladen met groo te zekerheid verklaard hebhen, „uit de beste bron" ■vernomen te hebben, dat Ford de candidatuur niet ambieert", zegt zoonlief: „Pa wil wel"; en Ma ver zekert een paar dagen later: „Als Henry het krijgt, zullen ze mij niet zien in Washington". Nadat den vorigen Zondag een krant ergens in Massachusets hom te pakken kreeg, en weet mee te deelen dat Ford gezegd had: „Ik heb het veel te druk om me met de politiek te bemoeien," interviewt een andere krant hem den volgenden dag en vraagt: „Is het waar dat u gezegd heeft, dat u geen President wor den wilt?" waarop Ford antwoordt: „Ik heb zoo iets nooit beweerd, en dat is alles wat ik u te zeggen heb", of te wel: „A bon entendeur Sommige bladen geven er hem geweldig van langs. In een lang artikel dat als titel draagt: „Waarom Ford geen President worden moest", neemt Oswald Garrison Villard hem in The Nation, een vooruit strevend. weekblad geducht onder handen en eindigt met te zeggen dat hij, Villiard, de dertig jaar dat hij de politiek volgt en er over schrijft, nooit iemand als eandidaat heeft hooren voorslaan die zoo abso luut ongeschikt is om President van de Ver. Staten te worden als Ford. De redenen die hij opgeeft zijn: gebrek aan menschel ijk gevoel, aan ontwikkeling, aan innerlijke beschaving, een surplus aan koppig heid:, onbesuisdheid, grilligheid, Hoewel Villard vroeger voor Ford, dien hij goed kende uit den tijd van het Peace ship. veel symnathie had, is Villard zelf te veel een emotioneel man om zijn oordeel als doorslaand' te kunnen aanvaarden; echter staat hij in zijn oordeel volstrekt niet alleen. De Chicago Tribune zegt, nog liever Lenin hier te willen zien, andere bladen noemen het een 'ramp. Wallstreet een de groot-jndustrieelen zien in hem een doordrijver en een radicaal element, die de arbeiders geheel be dorven heeft. Voor de politici was Ford ten tooneele verschenen als „Banauo's schim on het feest" en de Joden zullen hem niet licht vergeven dat hij, zooal niet de anti semitische actie in dit land' opgewekt, dan toch zeker heel sterk aangemoedigd heeft. Maar veel sterker dan al deze afkeurende stemmen, zijn de stemmen ten zijnen gunste die uit het Westen en Zuiden tot ons komen: Ford de wonderdokter. Ford de toovenaar. Men is beu van politici van het type Harding en van intellectueelen van het type Wilson. Ford de zoon uit het volk, vóór het volk; Ford het ideaal van en voor iederen Amerikaan^ Hij heeft zich opgewerkt, hij is een Rockefeller, een Carnegie voorbijgestreefd, hij is practlsch, hij heeft wils kracht, hij is „een der onzen", hij zal nieuw bloed en nieuw leven brengen, hij zal ons beschermen tegen de uitzuigers van Wall street, enz. enz. Wat zullen de komende maanden brengen? Hard werk, kuiperijen, steminen werven. Hardi-g is zijn reis door de Staten begonnen om poolshoógte te nem^n, om te zien hoe hij staat. Veel'kan er ook nog verande ren. Toen William Randolph Hearst eenige weken gele den uitkwam inet de verklaring aan een van zijlrt eigen bladen, dat hij geheel op Foras hand was, werd daatf door iedereen groote waarde aan gehecht, daar Hearst velen uit zijn millioenen-lezerskring in zijn sympathie mee treken zou. Nadat hij1 geweldig op zijn kop heeft, gekregen van alle Joden en pro-Joden beweert hij gister ietwat laf: „Ik heb het nooit gezegd dat ik Ford helpen zat. Dat ls een misverstand van de bladen geweest.* Of Ford dat verlies zal kunnen dragen? Of net hem sterker zal doen staan' Hij zegt niets, maar gaat zijn gang, en verheugt zich in de reklame aie knderen voor nem maken. Gister verscheen er in de bladen een reu- Zengroote advertentie die een heel1 blad besloeg en waarin met groote letters te lezen stond: „Ford spreekt over zijn Moeder." „Heeft uw Moeder u ooit geslagen?" Vele intervie wers hebben Ford vele vragen gesteld, maar waarschijn lijk heeft niet één hem dit ooit vroeger gevraagd. Toch nam hij' het met prettige humor op. Het Interview werd gegeven in het witte farmhuisje waar hij geboren was. Het huis is sinds lang niet meer bewoond, maar het vuur wordt er altijd brandende gehouden. Ieder deeltje van iedere kamer is precies zooals zij het achter gelaten heeft. En soms, in den avond, rijden. Ford en vrouw en zijn zoon en kleinkinderen er naar toe. ze koken bus avondeten, en ze zingen oude liederen bij hef harmonium. „Dat is toch een grappige manier van doen voor zoo'n man", zullen velen zeggen, „dat Is juist wat wij doen." Wöérom niet... enz. Deze advertentie is geplaatst door een maandblad, dat zegt dit interview met Ford in het komende nummer te geven en daarom de menschen opwekt 'het te koopem. Een 'advertentie, die Teklame maakt voor Ford en hem niets kost. Het is op dit soort reklame dat een dagblad te Allinois doelde, toen het schreef: „Wat ook het einde der verkiezingen zijn zal', Mr. Ford zal het tooneel van den strijd niet als een verliezer verlaten, want zijn boeken zullen altijd op een milliard dollars gratis reklame kunnen wijzen." DE HONGERSNOOD EN RUSLAND. De voor het congres van sowjet-slaten te Moskcfc vertoevende vertegenwoordiger van de Tartaren-repu bliek Moechtojacol, de voorzitter van den Tartaarschen raad van volkscommissarissen, heeft aan het presidium van het al-Russisch centraal uitvoerend comité een rapport uitegbracht, waarin hij het volgende zegt „Hoe dit jaar de oogst zal zijn in het Woiga-gebied moet nog worden afgewacht, maar wat de Tartarenrepu- bliek aangaat: Onze bevoelking heeft al lang de hoop verloren zich den komenden winter uit eigm midde en te voeden. Dit voorjaar heeft slechts een derde gxLé.té van de boerenbevolking land tot dezelfde oppervlakte als voor den oorlog in cultuur zijnde oppervlakte grónd bezaaid; het overige gedeelte heeft niets gézaaid, ten gevolge van het gebrek aan of niet tijdig ontvangen van zaaikoren. De toestand van de hongerlijdenden in de Tartarenre- publiek "is nog niets verbeterd vergeleken bij het vorige jaar en de voorstellen van de centrale commissie tot bestrijding van degevolgen van den hongersnood om de hulpactie in de Tartaren-republiek te staken 4jn niet alleen voorbarig, maar zelfs misdadig. De bevolking kan na twee volle jaren van hongersnood de huidigq overgangsperiode niet alleen doorkomen en de centrale regiering zal de lVs millioen hongerlijdenden In deze streek te hulp moeten komen. Een onlangs gehouden^ medische conferentie is tot de conclusie gekomen, dat de levenskracht van den boerenstand gedaald is tot 70 percent vegsleken bij voo dn erro,orlog en dat zijn* weerstandsvermc gen tegen ziekte zoo gering ls gewor den, dat de lichte ongesteldheid den vorm eener noogst ernstige ziekte aanneemt. Maagkwalen, typhus en uit- puttii g hebben 50 percent van de eertijds gezonde arbeiders ten grave doen dalen. Op het oogenb.ik zijn bijna alle kleine kinderen, zwakken en grijsaards van voedsel beroofd, zulks tengevolge van het feit. dat de buitenlandsche hulporganisaties nun actie geëindigd heb ben. De plaatselijke middelen zijn niet toereikend om ook maar ty5 gedeelte van de hulpbehoevenden, die tot nu toe door die buitenlandsche hulporganisaties gevoed werden, te onderhouden. Wij verzoeken daarom de centrale regeering ons tegen den heri'si tijdig van zaad te voorzien en verder ons te helpen door het béschikbaar stellen van geld voor het inkoopen van graan of dóór de voeding van allen, die tot nog toe ten laste van dq buitenlandsche hulpacties waren, voor haar rekening te nemen. Wanneer de centrale regeeriing dergelijke maat regelen niet treft is de bevolking van de Tartaren- republiek gedoemd langzaam uit te sterven. Naar de Prawda meldt, heerscht er in het gouverne ment Pleskau zoo'n gebrek aan brood, dat de boeren hun jonge vee en kleeren tot eiken prijs verkoopen om aan koren te komen. Hier en daar treden honger-epideunieëin op. HOOGHEEMRAADSCHAP NOORDHOLLANDS NOORDERKWARTIER Op Woensdag 11 Juli a.s. zal Hoor het Hoogheemraad schap Noordnol'lands Noorderkwartier een spoedvergade ring worden gehouden voor het opmaken van de aanbe veling voor de benoemuing van een Hoogheemraad ten gevolge van de onts agname door den heer D. Komman van Purmerend, die zooals bekend, gekozen Is tot na van Ged. Staten dezer provincie. ANNA PAULOWNA. A. Kromhout en Annie Visser bèhaalden te Helder het einddiploma Middelbare Handelsschool. OUDESLUIS. Op een heden gehouden vergadering is ook mede besloten de te houden jubi eumfecsten te houden, mogelijk op Zondag '2 September a.s. WINKEL. Op de Dinsdag a.s. te houden raadsvergadering zal plaats hebben de aanbesteding van de verbouwing van het Raadhuis en van de school te Lutjewinkel. BREEZAND. Woensdag reed. de heer Glorie met een zoontje van den heer Van Steijn langs de Zandvaart alhier. Plot seling schrikte het paard voor een hoopje hooi en sprong op zij. Door den schok viel het jongetje van Van Steijn van den wagen, met het noodlottig gevolg dat zijn arm uit den kop raakte en een pols brak,- zoodat geneeskundige hulp direct moest worden in geroepen. OUDESLUIS. Naar wij vernemen, is de caféhouder S. alhier, de dupe geworden van een gemeen© oplichter. Een als heer gekleed persoon, welke voorgaf reiziger te zijn voor een papierwarenfabriek, wenschte Donderdag avond bij den heer S. te logeeren. Nadat hij eerst zich had te goed gedaan aan een middagmaal en na te hebben geslapen 's morgens een goed ontbijt had gebruikt, wenschte mijnheer Vrijdag de omgeving te bereizen en bestelde voor dien dag wederom een middagmaal, de afrekening kwam natuurlijk later. Bedoeld persoon is echter niet teruggekeerd en toen de heer S. na den middag geld moest hebben uit een kastje, vond hij dit open en he t geld daarin wa9 verdwenen, naar men zegt f80. Zulke logé's kan men missen. S. heeft er aangifte van gedaan bij de politie. DE STOOMTRAM HAARLEM—ALKMAAR. Op verzoek van den minister is door Ged. Staten van Noordholland aan de gemeentebesturen tusschen Haarlem en Velzen het verzoek gericht, ten spoedigste mede te deelen, of die gemeenten bereid zijn een bij drage te verleenen voor de electrificatie van de lijn HaarlemVelzen. Voorts is aan de gemeentebesturen tusschen Vel zen en Alkmaar verzocht, te willen mededeelen, of zij bereid zijn bij te dragen tot instandhouding van de stoomtram. ZUIDSCHARWOUDE. De brood-, koek- en banketbakkerij' van den heer Kuiper, zal a's gevolg van een strenge toepassing van een hypotheekovereenkomst yan den kant des hypotheek- nemers, in het pub'iek worden verkocht. Het is de bak kerij, waar de vroegere Coöp. Verbruiksvereeniging in gevestigd was. LANGENDIJK. De schoenmakers besloten dit jaar geen vacantie te houden. De ongunstige toestanden schijnen daar aan debet te rijn. CALLANTSOOG. Naar men ons mededeelt is in de laatst gehouden ver gadering van het fanfarekorps Callantsoog bes'oten om de contributie van kunstlievende leden en donateurs te verlagen van resp. f 2.50 op f 1.50 en van f 5 op f 3, zulks in verband met de t%enwoordige tijdsomstandig heden. CALLANTSOOG. Naar we vernemen zullen Zaterdag en Maandag a.s. alhier ter plaatse oefeningen worden gehouden met vliegtuigen. Inkwartiering van matrozen van de kust wacht en geniesoldaten nad reeds plaats. Wanneer het weer ©enigszins behoorlijk is. zal er vermoedelijk wel publiek rijn, dat in deze oefeningen belang Stelt. DIRKSHORN. Vergadering van het Onderlinge Paardenfonds te Ha- renkarspel op Vrijdag 6 Juli 1923. Verzekerd waren 154 paarden; net fonds had een verlies van 2 stuks- het verzekerd bedrag was I 547.35; de omslag werd be paald op f 0.50 per verzekerde f 100, met een saldo van t 265.56.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 9