Schager Courant
BE LIEFDE VIN EEN OUDEN MIN.
DERDE BLAD.
Gemengd Nieuws.
Riimmtandsch Nieuws.
Zaterdag 7 Juli 1923.
66sli Jaargang. Mo. 7259.
I.
De heer Verheijen stond voor den spiegel, haalde
her kleine borsteltje uit zijn vestzak en begon ijverig
zijn snor te borstelen. Toen hij hiermede gereed was,
nam hij de punten tusschen duim en vinger en draai
de ze in een kleinen sierlijken krul, borgde het bors
teltje weer «weg, trad een pas of wat terug en keek
opnieuw in den spiegel..
Hij was tevreden, over zijn uiterlijk; niemand zou
htm vijf en vijftig geven. I|oe kwam het dat majoor
Verheijen, de vuurvreter, zooals men hem een twin
tig jaar geleden in Indië noemde, op zijn ouden dag
zoo coquet, ja bijna zoo fatterig werd?
Want in het uitborstelen van zijn knevel zat hst
"m niet alleen. De slipjas had sinds 'n paar maanden
plaats gemaakt voor een jeugdiger colbert en de
stemmige zwarte strikdas was in de lade gelegd om
to worden vervangen door een fleurig dasje, waarin
het rood de hoofdkleur was.
De oud-vaderlandsche Gouwenaar, waaruit hij bij
voorkeur rookte, boog het hoofd, als van verdriet, in
het pijpenrek, sinds de heer Verheijen geregeld siga
ren rookte, ja zelfs af en toe een sigaret.
Hoe dit alles kwam? Och, doodeenvoudig omdat
majoor Verheijen verliefd was, tot over zijn ooren
verliefd op zijn charmant jong huishoudstertje Lila
Denker.
De heer en mevrouw Verheijen waren, nu ruim
vijf jaar geleden naar Holland teruggekeerd, in de
eerste plaats omdat het hun beter toescheen, het
eenig overgebleven kind, Fred, een jongen die weldra
zestien jaar werd, een Europeesche opvoeding te ge
ven en in de tweed'e plaats omdat mevrouw Verheijen
het. nooit met het Indische klimaat had kunnen vin
den, ginds voortdurend sukkelend was en zeker al
lang bezweken zou zijn, als niet een» maandenlang
verblijf in de hoogere streken haar nu en dan weer
had opgeknapt.
Ze hadden zich in Den Haag gevestigd, omdat de
heer Verheijen er van overtuigd was daar de noo-
dige conversatie te vinden en heel wat vrienden te
ontmoeten, onder wie zijn oude kameraad Bartels,
die op Lombok een kogel in het been had gekregen en j
indertijd, gepensioneerd als kapitein, hen naar pa-
tria was voorgegaan.
Het niet te groote huis aan de Laan van Meer-
dervoort was smaakvol gemeubeld en toen Bartels
zijn eerste visite maakte en het gezellig nestje in I
oogenschouw nam, sloeg hij de handen ineen van
verbazing, klopte mevrouw Verheijen op den schou
der en zei:
Mevrouwtje, dat is nu een huisje om oud in
te worden en jon® te blijven. Hein krijgt je er ge
woon niet uit!
Maar de dood1 wist mevrouw Verheijen er, wèl te
yinden.
Het eerste gure Hollandsche voorjaar bracht haar,
naar 't kerkhof.
liet vriendelijke huisje leek nu zelf wel een graf
en als Bartel's stem niet nu en dan door de kamers
had geklonken:
Kom, oude jongen, laat je kop nou niet han
gen! Je hebt daarginder je vrienden toch ook wel
naast je zien vallen!
Als Bartel's stem zoo af en toe niet geklonken had,
zou men hebben gemeend, dat de bewoners de doode
gevolgd waren en het! huis leeg hadden achtergelaten.
De meid zong niet meer en liep op de teenen,* de
heer des huizes zat meestal stil in een hoek der serre,
rookte zijn pijp, poogde wat te lezen of mijmerde
voor zich heen.
Fred was naar Breda en kwam enkel in de var
cantie naar huis.
Het leven van den heer Verheijen was duf en saai
en Bartel's vrees, dat hij weg zou kniezen, was niet
geheel zonder grond.
'tWas Fred, die hem nog aan het leven deed hech
ten; hij hield afgodisch van den jongen en omring
de met een bezorgdheid en teederheid, welke de gren
zen van het overdreven© vaak raakten.
In den vacantietijd leefde hij weer heel op.
't Was maar zeer zelden dat Bartels hem dan be
reid vond een1 spelletje domino of schaak te spelen en
de studiemakker, die een dag of acht kwam logee-
ren, kon er vrij zeker van zijn, dat de invitatie Fred
het volgend jaar te zijnent te ontvangen, onder aller
lei voorwendsels niet werd aangenomen.
Fred beantwoordde de vaderlijke toegenegenheid
in alle opzichten. Als kleine jongen had men veel
met hem te stellen gehad, was hij een lastig, verwend
kind geweest, doch eenmaal tot de jaren des onder
scheids gekomen, was dat veranderd, en vooral na
zijn moeders dood was hij1 een serieuse hartelijke
jongen geworden, die zich menig genot ontzegde, om
dat hij wist dat dit genot zijn vader verdriet zou doen.
Den dag nadat hij weer vertrokken was, vond
Bartels den ouden heer altijd stil en in zichzelf ge
keerd,
Wat ben ik blij, dat ik nooit getrouwd ben en
geen kinderen heb!, lachte hij. Kom, zet niet zoo'n
benepen gezicht, 't is al haast weer vacantie en over
een jaar of wat blijft hij voor goed bij je.
Bij die gedachte klaarde het gezicht van Vertieijen
op. Nog maar een jaar of wat, ja! Naar fndië ging
hij niet, hij moest in Holland blijven. Hij zou zijn
eenig kind niet aan den kogel van qen Balinees of
den klewanghauw van een Atjeher wagen. De dienst
was hier in Holland wel eentonig, de promotie uiterst
langzaam, maar de kans er zijn hachje bij in te
schieten was eveneens uiterst gering, tenzij men bij
de manoeuvres een ongeluk kreeg, doch voor onge
lukken stond men ook in 't burgerleven. Hij zou hem
natuurlijk naar zijn garnizoensplaats volgen
Toch benijd ik je niet, gaf hij Bartels ten ant
woord. Je weet niet wat het zegt, trotsch op je jon
gen te kunnen wezen 1 Bovendien, waar leef jij voor?
Ik weet wel, wat je ontvangt maak je op, je leeft
voor je zelf, maar wat voor satisfactie heb je daar
van?
Bartels haalde de schouders op, 't was een quaeetie
van opvatting, meende hij.
Ze stopten hun Gouwenaar en speelden hun do-
minootje.
De oude dienstmeid kwam binnen en1 bracht hun
een kop thee.
Zes om vijf! Ik heb de laatste vijf in mijn han
den, koop ze allemaal maar, riep Bartels zegevierend
uit.
De majoor zette een zuur gezicht en de nieuwe
steenen bij de oude.
Een mooie boel, bromde hij. Jij hebt spellen
van avond 1
Maar de kans keerde. Verheijen bleef aan de win
nende hand, alles gelukte hem, alles liep hemi mee.
Te drommel, lachte Bartels, het zaakje is heel
en al gekeerd, sinds jij een kop thee hebt gekregen.
Die oude Da is toch geen Mascotta?
Dat remedie tegen de liefde? grinnikte Verheijen.
Die opmerking is niet onjuist, mijn waarde, en
ik begrijp me waarachtig niet hoe je altijd tegen
zoo'n meubel kan zitten aankijken
2<e ie goed voor 't huishouden, wat moet ik
meer verlangen?
Wat je meer verlangen moet? Jij mag wel wat
vroolijkheid verlangen, een leuke, aardige meid, die
je eens laat lachen, die je eens opfleurt.
Kom, kom!
Ik meen het! Vier om drie! Jij moet zetten!
II.
„Een leuke aardige meid, die je eens wat op
fleurt-
Da was er niets over gestemd, dat haar de scepter
uit de hand werd genomen.
Op de advertentie in het Nieuws waren een veer
tigtal brieven gekomen en een predikantsdochter,
meer hartelijk dan gezellig, was de uitverkorene, die
voortaan met behulp van Da voor den geregelden
gang van zaken in het huishouden van den majoor
zou zorgen.
C'est pas gal zei Bartels, maar 't is in elk geval
beter dan Da.
Ze bleef drie jaar. Verheijen had1 weinig pretenties,
was gewend alles^goed te vinden wat zijn vrouw deed
en schikte zich dus al heel gemakkelijk in de enkele
veranderingen, die het meisje aanbracht. Zij van haar
kant kon het eveneens best met den stillen, nooit
onvriendelijken, man vinden en zij had er niet aan
gedacht haar betrekking op te zeggen, ware niet haar
moeder gestorven, wier plaats zïj voortaan in het
vaderlijk, huis zou innemen.
Ruim een half jaar bleef de majoor weer alleen
met Da. 'tWas ditmaal Fred, die vond, dat het toch
gezelliger was met een juffrouw dan zonder.
Opnieuw werd een advertentie geplaatst met het
rsultaat dat Lilas Donker op een goeden morgen de
teugels van het huishoudelijk bewind in handen nam.
Ze was eigenlijk wel wat erg jong, had Verheijen
gevonden, maar Bartels, die toevallig bij het eerste
onderhoud tegenwoordig was, had gezegd:
C'est ga, c'est tout fait ga!
Toen de eerste week voorbij was en het jonge meisje
zich langzamerhand thuis ging gevoelen, begreep de
majoor dat Bartels gelijl^ had.
Lilia was een alleraardigst, babbelaarstertje en als
zij hem 's avonds zijn kop thee bracht, bleef zij vaak
zóó lang, tegen een hoek der tafel geleund, staan
praten, dat Bartels haar daar nog vond, als hij zijn
partijtje kwam spelen.
Bravo, bravo, riep hij dan uit, ik zie mijn ouden
vriend weer lachen, dat is een goed teeken!
Zijn opgeruimdheid keerde inderdaad terug en toen
Fred met vacantie thuis kwam, waren zijn eerste
woorden, tegen de nieuwe huisgenoot©:
U is een toovenaarster, juffrouw!
Het viel den jongen man tevens op, dat zijn vader
de wandeling niet half zoo lang maakte als vroeger
en toen h^j hierop eens zinspeelde, keek de oude heer
zelf verwonderd op.
Je hebt groot gelijk, zei hij', maar we zitten
thuis ook goed en ik word iederen dag een dagje
ouder!
Dat kan ik sinds mijn vorige vacantie anders
niet bemerken, lachte Fred. Ook in zijn uiterlijk zag,
de heer Verheijen er beslist jeugdiger uit. Hij besteed
de meer zorg aan zijn toilet en aan zijn kleeding,
omdat hij Lilia niet wensebte te mishagen.
Eerst was deze meerdere soigneering van zijn uiter
lijk een onwillekeurige geweest, een waartoe hij zich
gedrongen gevoelde, zonder zich verder rekenschap ie
geven.
Hij; was er echter de man niet naar iets te doen,
zonder te weten waarom hij het deed en in een rustig
oogenblikje had hij rich eens afgevraagd of dit alles
nu plaats vond uit pure beleefdheid tegenover het
jonge meisje of dat er andere gevoelens in 't spel
waren.
Aan die pure beleefdheid dacht hij niet lang. Maar
wat dan? Was hij verliefd? Hij moest er om lachen.
Hij verliefd! Och kom! Dat was goed voor jonge
in enschen, maar voor iemfi.nd van zijn- jaren en zijn
levenservaring! Toch kon hij zich niet verhelen, dat
het meisje indruk op hem maakte, dat hij het aan
genaam vond in haar nabijheid te zijn,- dat hij iets
voor haar voelde, wat naar een zeer warme genegen
heid zweemde.
Toen hij zoover met zijn zelf-onderzoek gekomen
was, dacht hij er een oogenhlik aan zich van haar
te ontdoen, het huishouden desnoods weer geheel
aan Da over te laten of een ander te nemen. Hij begon
in Lilia een gevaar te zien; liefde begon dikwijls, ja
meestal op deze wijze. Mocht hij' echter het ouderlooze
meisje de wijde wereld inzenden? Wie weet wat haar
daar wachtte! En dan,, hij, de oude soldaat, de oude
vuurvreter, moest hij het gevaar schuwen? Het halve
gevaar was al geweken, wanneer hij zich volkomen
op de hoogte van den toestand stelde. En dat poogde
hij te doen.
In de allereerste plaats vraagde hij zich af waartoe,
ondersteld dè.t hij verliefd werd, een zoodanige ver
liefdheid leiden kon. Natuurlijk tot niets.
Aan een huwelijk dacht hij niet meer en zoo hij
er al aan dacht, Lilia zou er zeker hartelijk voor
bedanken te trouwen met iemand, die beter haar va
der dan haar man kon wezen.
En dan Fred! Wat een verhouding! Neen, dat was
a! te dwaas. Minder edele gedachten kwamen niet
bij hem op, daarvoor was zijn genegenheid voor het
meisje te echt. Hij voelde iets voor haar als voor
Fred en daarnaast nog iets anders, iets dat hij zich
herinnerde vroeger ook eens gevoeld te hebben, lang
geleden, toen hij nog jong was en zijn droomen als
Mauwe vogels rond fladderden in een tuin vol zon
en bloemen.
Toen Fred weg was, kwam Bartel's 's avonds weer
zijn partijtje maken. Lilia bracht den heeren een kop
thee en wat later de flesschen bier. Zij schonk de
glazen vol en zocht daarna haar kamer op.
Voor het slaapmutsje zorgde de majoor zelf.
Op een avond, dat zij het schuimend glas bier vqpr
Bartels neerzette, maakte deze van de gelegenheid
gebruik om haar even onder den kin te strijken.
Te drommel, juf, ik zie u toch liever dan een
Balinees!
Lilia trok haastig het hoofd terug en bloosde. Ze
wist wel dat de oude heer het niet zoo kwaad meen
de lachte even en antwoordde guitig:
Heeft u dat als een complimentje bedoeld?
Ik had voor dien Balinees wel wat beters in de
plaats kunnen stellen, meent u?
Lilia lachte opnieuw, schoof den majoor zijn glas
toe en gang met een „wel te rusten" heeren!" naar
boven.
Toch een verdomd aardige meid- zei Bartels,
toen ze weg was. Kerel, ik moest niet in je plaats
wezen, ik geloof waarachtigs, dat ik op mijn ouden
dag nog verliefd werd!
Dien nacht sliep de majoor onrustig.
Hij iiad bij 't weggaan zijn ouen vriend minder
hartelijk de hand gedrukt dan anders.
'tWas toch ellendig kinderachtig van hem. Wat
drommel, de beste vent had het toch zonder eenige
kwade bedoeling gedaan! En wat gaf dat nog,?
Hij had haar heel even onder den kin gestreken,
dat was alles. Moest hij daar boos om wezen, moest
hij zich daarover ergeren? Hij was toch nietja-
loersch? Ja, waarachtigs, als hij goed naging was hij
jaloersch, was 't of zijn vriend iets gedaan had, waar
op hij recht had,, of zijn vriend de hand had uitgesto
ken naar iets, dat zijn eigendom was.
Jaloersch! Jaloersch!
Hij was jaloersch!
O, maar dan was *t ook erger dan hiji zelf wel
wist.
Iemand, die jaloersch is, is verliefd.
Lieve hemel, als 't dan toch eens waar was, als hij
op zijn vijf en vijftigste jaar eens verliefd was gewor-
denl
Wordt vervolgd.
ESN BEROEMDE INDIAAN.
Op dit ©ogenblik is aan een Londensch operagezel
schap een Indiaan als gast verbonden. De roode man
heeft zeer veel succes. Hierboven geven wij den po-
pulairen heldentenor, in zijn origineels kleederdracht
de opera vertalend.
NOG EENS MR. FORD.
De correspondent der N.ROt. schrijft uit New
York d. 23 Juni.:
Mr. Ford i3 geweldig met het presidentschap aan
het coquetteeren wat voor hem geen kwaad kan.
omdat hij zoodoende de a'lgemeene belangstelling
gaande houdt. Men zegt dat hij op het oogenhlik de
best geadverteerde man in de Staten is. Of hij dit
geheel aan zich te danken heeft, dan wel of het toe
te schrijven is aan anderen (althans gedeeltelijk) ze
ker is dat hij er buitengewoon handig gebruik van
weet te maken. Zoo ziet hij zich zelf sinds eenigen
tijd middelpunt der algemeen© attentie. Aller oogen
zijn op hem gevestigd en in die oogen leest hij duide
lijk de vraag: „Mr. Ford, doe je 'het, of doe je het
niet?" De eerste berichten' waarin Ford als eventueel
eandidaat genoemd worden, werden met hoongelach
ontvangen. De berichten zijn sterker en sterker ge
worden, maar niemand lacht er meer om. Als een
loopend vuurtje heeft het zich verspreid: „Ford,
Ford, Ford." Hij blijft uiterlijk vrij kalm onder de
aJgemeene belangstelling. Zoo nu en dan zegt hij een
paar woorden in het openhaar, die de onzekerheid
nog grooter maken: „Wat denkt u wel? Ik me ver
kiesbaar stellen voor president? Denkt u dat ik niet
genoeg te doen heb met mijn eigen zaken?" Of: „Ik
president, meneer? Ziet u daar dien stoel staan? Ik
zou niet de moeite willen nemen naar dien stoel te
loopen om koning van Engeland te worden." Maar
hoever hij wel zou willen loopen om President van
de Vereenigde Staten te worden, zegt de leeperd
niet, Zijn familie maakt de verwarring nog grooter
en 8raat er „Pa" trouw in bij, het publiek dp een
dwaalspoor te leiden. Nadat eenige bladen met groo
te zekerheid verklaard hebhen, „uit de beste bron"
■vernomen te hebben, dat Ford de candidatuur niet
ambieert", zegt zoonlief: „Pa wil wel"; en Ma ver
zekert een paar dagen later: „Als Henry het krijgt,
zullen ze mij niet zien in Washington". Nadat den
vorigen Zondag een krant ergens in Massachusets
hom te pakken kreeg, en weet mee te deelen dat
Ford gezegd had: „Ik heb het veel te druk om me
met de politiek te bemoeien," interviewt een andere
krant hem den volgenden dag en vraagt: „Is het
waar dat u gezegd heeft, dat u geen President wor
den wilt?" waarop Ford antwoordt: „Ik heb zoo iets
nooit beweerd, en dat is alles wat ik u te zeggen
heb", of te wel: „A bon entendeur
Sommige bladen geven er hem geweldig van langs.
In een lang artikel dat als titel draagt: „Waarom
Ford geen President worden moest", neemt Oswald
Garrison Villard hem in The Nation, een vooruit
strevend. weekblad geducht onder handen en eindigt
met te zeggen dat hij, Villiard, de dertig jaar dat hij
de politiek volgt en er over schrijft, nooit iemand
als eandidaat heeft hooren voorslaan die zoo abso
luut ongeschikt is om President van de Ver. Staten
te worden als Ford. De redenen die hij opgeeft zijn:
gebrek aan menschel ijk gevoel, aan ontwikkeling,
aan innerlijke beschaving, een surplus aan koppig
heid:, onbesuisdheid, grilligheid, Hoewel Villard
vroeger voor Ford, dien hij goed kende uit den tijd
van het Peace ship. veel symnathie had, is Villard
zelf te veel een emotioneel man om zijn oordeel als
doorslaand' te kunnen aanvaarden; echter staat hij
in zijn oordeel volstrekt niet alleen. De Chicago
Tribune zegt, nog liever Lenin hier te willen zien,
andere bladen noemen het een 'ramp. Wallstreet een
de groot-jndustrieelen zien in hem een doordrijver
en een radicaal element, die de arbeiders geheel be
dorven heeft. Voor de politici was Ford ten tooneele
verschenen als „Banauo's schim on het feest" en de
Joden zullen hem niet licht vergeven dat hij, zooal
niet de anti semitische actie in dit land' opgewekt,
dan toch zeker heel sterk aangemoedigd heeft. Maar
veel sterker dan al deze afkeurende stemmen, zijn
de stemmen ten zijnen gunste die uit het Westen en
Zuiden tot ons komen: Ford de wonderdokter. Ford
de toovenaar. Men is beu van politici van het type
Harding en van intellectueelen van het type Wilson.
Ford de zoon uit het volk, vóór het volk; Ford het
ideaal van en voor iederen Amerikaan^ Hij heeft
zich opgewerkt, hij is een Rockefeller, een Carnegie
voorbijgestreefd, hij is practlsch, hij heeft wils
kracht, hij is „een der onzen", hij zal nieuw bloed en
nieuw leven brengen, hij zal ons beschermen tegen
de uitzuigers van Wall street, enz. enz.
Wat zullen de komende maanden brengen? Hard
werk, kuiperijen, steminen werven. Hardi-g is zijn reis
door de Staten begonnen om poolshoógte te nem^n,
om te zien hoe hij staat. Veel'kan er ook nog verande
ren. Toen William Randolph Hearst eenige weken gele
den uitkwam inet de verklaring aan een van zijlrt eigen
bladen, dat hij geheel op Foras hand was, werd daatf
door iedereen groote waarde aan gehecht, daar Hearst
velen uit zijn millioenen-lezerskring in zijn sympathie
mee treken zou. Nadat hij1 geweldig op zijn kop heeft,
gekregen van alle Joden en pro-Joden beweert hij gister
ietwat laf: „Ik heb het nooit gezegd dat ik Ford helpen
zat. Dat ls een misverstand van de bladen geweest.*
Of Ford dat verlies zal kunnen dragen? Of net hem
sterker zal doen staan' Hij zegt niets, maar gaat zijn
gang, en verheugt zich in de reklame aie knderen voor
nem maken. Gister verscheen er in de bladen een reu-
Zengroote advertentie die een heel1 blad besloeg en waarin
met groote letters te lezen stond:
„Ford spreekt over zijn Moeder."
„Heeft uw Moeder u ooit geslagen?" Vele intervie
wers hebben Ford vele vragen gesteld, maar waarschijn
lijk heeft niet één hem dit ooit vroeger gevraagd.
Toch nam hij' het met prettige humor op. Het Interview
werd gegeven in het witte farmhuisje waar hij geboren
was. Het huis is sinds lang niet meer bewoond, maar
het vuur wordt er altijd brandende gehouden. Ieder
deeltje van iedere kamer is precies zooals zij het achter
gelaten heeft. En soms, in den avond, rijden. Ford en
vrouw en zijn zoon en kleinkinderen er naar toe. ze
koken bus avondeten, en ze zingen oude liederen bij
hef harmonium. „Dat is toch een grappige manier van
doen voor zoo'n man", zullen velen zeggen, „dat Is juist
wat wij doen." Wöérom niet... enz.
Deze advertentie is geplaatst door een maandblad, dat
zegt dit interview met Ford in het komende nummer te
geven en daarom de menschen opwekt 'het te koopem.
Een 'advertentie, die Teklame maakt voor Ford en
hem niets kost. Het is op dit soort reklame dat een
dagblad te Allinois doelde, toen het schreef: „Wat
ook het einde der verkiezingen zijn zal', Mr. Ford zal
het tooneel van den strijd niet als een verliezer verlaten,
want zijn boeken zullen altijd op een milliard dollars
gratis reklame kunnen wijzen."
DE HONGERSNOOD EN RUSLAND.
De voor het congres van sowjet-slaten te Moskcfc
vertoevende vertegenwoordiger van de Tartaren-repu
bliek Moechtojacol, de voorzitter van den Tartaarschen
raad van volkscommissarissen, heeft aan het presidium
van het al-Russisch centraal uitvoerend comité een
rapport uitegbracht, waarin hij het volgende zegt
„Hoe dit jaar de oogst zal zijn in het Woiga-gebied
moet nog worden afgewacht, maar wat de Tartarenrepu-
bliek aangaat: Onze bevoelking heeft al lang de hoop
verloren zich den komenden winter uit eigm midde en
te voeden. Dit voorjaar heeft slechts een derde gxLé.té
van de boerenbevolking land tot dezelfde oppervlakte als
voor den oorlog in cultuur zijnde oppervlakte grónd
bezaaid; het overige gedeelte heeft niets gézaaid, ten
gevolge van het gebrek aan of niet tijdig ontvangen
van zaaikoren.
De toestand van de hongerlijdenden in de Tartarenre-
publiek "is nog niets verbeterd vergeleken bij het vorige
jaar en de voorstellen van de centrale commissie tot
bestrijding van degevolgen van den hongersnood om de
hulpactie in de Tartaren-republiek te staken 4jn niet
alleen voorbarig, maar zelfs misdadig. De bevolking
kan na twee volle jaren van hongersnood de huidigq
overgangsperiode niet alleen doorkomen en de centrale
regiering zal de lVs millioen hongerlijdenden In deze
streek te hulp moeten komen. Een onlangs gehouden^
medische conferentie is tot de conclusie gekomen, dat
de levenskracht van den boerenstand gedaald is tot
70 percent vegsleken bij voo dn erro,orlog en dat zijn*
weerstandsvermc gen tegen ziekte zoo gering ls gewor
den, dat de lichte ongesteldheid den vorm eener noogst
ernstige ziekte aanneemt. Maagkwalen, typhus en uit-
puttii g hebben 50 percent van de eertijds gezonde
arbeiders ten grave doen dalen. Op het oogenb.ik zijn
bijna alle kleine kinderen, zwakken en grijsaards van
voedsel beroofd, zulks tengevolge van het feit. dat de
buitenlandsche hulporganisaties nun actie geëindigd heb
ben. De plaatselijke middelen zijn niet toereikend om
ook maar ty5 gedeelte van de hulpbehoevenden, die tot
nu toe door die buitenlandsche hulporganisaties gevoed
werden, te onderhouden. Wij verzoeken daarom de
centrale regeering ons tegen den heri'si tijdig van zaad
te voorzien en verder ons te helpen door het béschikbaar
stellen van geld voor het inkoopen van graan of dóór
de voeding van allen, die tot nog toe ten laste van dq
buitenlandsche hulpacties waren, voor haar rekening te
nemen. Wanneer de centrale regeeriing dergelijke maat
regelen niet treft is de bevolking van de Tartaren-
republiek gedoemd langzaam uit te sterven.
Naar de Prawda meldt, heerscht er in het gouverne
ment Pleskau zoo'n gebrek aan brood, dat de boeren hun
jonge vee en kleeren tot eiken prijs verkoopen om aan
koren te komen. Hier en daar treden honger-epideunieëin
op.
HOOGHEEMRAADSCHAP NOORDHOLLANDS
NOORDERKWARTIER
Op Woensdag 11 Juli a.s. zal Hoor het Hoogheemraad
schap Noordnol'lands Noorderkwartier een spoedvergade
ring worden gehouden voor het opmaken van de aanbe
veling voor de benoemuing van een Hoogheemraad ten
gevolge van de onts agname door den heer D. Komman
van Purmerend, die zooals bekend, gekozen Is tot na
van Ged. Staten dezer provincie.
ANNA PAULOWNA.
A. Kromhout en Annie Visser bèhaalden te Helder
het einddiploma Middelbare Handelsschool.
OUDESLUIS.
Op een heden gehouden vergadering is ook mede
besloten de te houden jubi eumfecsten te houden,
mogelijk op Zondag '2 September a.s.
WINKEL.
Op de Dinsdag a.s. te houden raadsvergadering zal
plaats hebben de aanbesteding van de verbouwing
van het Raadhuis en van de school te Lutjewinkel.
BREEZAND.
Woensdag reed. de heer Glorie met een zoontje van
den heer Van Steijn langs de Zandvaart alhier. Plot
seling schrikte het paard voor een hoopje hooi en
sprong op zij. Door den schok viel het jongetje van
Van Steijn van den wagen, met het noodlottig gevolg
dat zijn arm uit den kop raakte en een pols brak,-
zoodat geneeskundige hulp direct moest worden in
geroepen.
OUDESLUIS.
Naar wij vernemen, is de caféhouder S. alhier, de
dupe geworden van een gemeen© oplichter. Een als
heer gekleed persoon, welke voorgaf reiziger te zijn
voor een papierwarenfabriek, wenschte Donderdag
avond bij den heer S. te logeeren. Nadat hij eerst
zich had te goed gedaan aan een middagmaal en na
te hebben geslapen 's morgens een goed ontbijt had
gebruikt, wenschte mijnheer Vrijdag de omgeving
te bereizen en bestelde voor dien dag wederom een
middagmaal, de afrekening kwam natuurlijk later.
Bedoeld persoon is echter niet teruggekeerd en toen
de heer S. na den middag geld moest hebben uit een
kastje, vond hij dit open en he t geld daarin wa9
verdwenen, naar men zegt f80. Zulke logé's kan men
missen. S. heeft er aangifte van gedaan bij de politie.
DE STOOMTRAM HAARLEM—ALKMAAR.
Op verzoek van den minister is door Ged. Staten
van Noordholland aan de gemeentebesturen tusschen
Haarlem en Velzen het verzoek gericht, ten spoedigste
mede te deelen, of die gemeenten bereid zijn een bij
drage te verleenen voor de electrificatie van de lijn
HaarlemVelzen.
Voorts is aan de gemeentebesturen tusschen Vel
zen en Alkmaar verzocht, te willen mededeelen, of
zij bereid zijn bij te dragen tot instandhouding van
de stoomtram.
ZUIDSCHARWOUDE.
De brood-, koek- en banketbakkerij' van den heer
Kuiper, zal a's gevolg van een strenge toepassing van
een hypotheekovereenkomst yan den kant des hypotheek-
nemers, in het pub'iek worden verkocht. Het is de bak
kerij, waar de vroegere Coöp. Verbruiksvereeniging
in gevestigd was.
LANGENDIJK.
De schoenmakers besloten dit jaar geen vacantie
te houden. De ongunstige toestanden schijnen daar
aan debet te rijn.
CALLANTSOOG.
Naar men ons mededeelt is in de laatst gehouden ver
gadering van het fanfarekorps Callantsoog bes'oten om
de contributie van kunstlievende leden en donateurs te
verlagen van resp. f 2.50 op f 1.50 en van f 5 op f 3,
zulks in verband met de t%enwoordige tijdsomstandig
heden.
CALLANTSOOG.
Naar we vernemen zullen Zaterdag en Maandag a.s.
alhier ter plaatse oefeningen worden gehouden met
vliegtuigen. Inkwartiering van matrozen van de kust
wacht en geniesoldaten nad reeds plaats. Wanneer het
weer ©enigszins behoorlijk is. zal er vermoedelijk wel
publiek rijn, dat in deze oefeningen belang Stelt.
DIRKSHORN.
Vergadering van het Onderlinge Paardenfonds te Ha-
renkarspel op Vrijdag 6 Juli 1923. Verzekerd waren 154
paarden; net fonds had een verlies van 2 stuks- het
verzekerd bedrag was I 547.35; de omslag werd be
paald op f 0.50 per verzekerde f 100, met een saldo van
t 265.56.