AIiEittn NiEiws- C. Roggeveen Cz., Meubelmagazijn, Hoogzijde 26, S C H A G E N. C. ROGGEVEEN Cz. Groote Prijsvermindering Zaterdag 14 Juli 1923. 66ste Jaargang, No, 7263. Uitgevers i N.V, v.b. TRAPMAN Co, Scbageo EERSTE fiLAB. Ingezonden Stukken. Gemengd Nieuws. Let s.v.p. op onderstaande aanbieding. Prijs f 110. SCHA Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, wdrden Adver- tentjën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. POSTREKENINQ No. 23330. - INT. TELEF. no. 20 inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. Burgerbrug, 12 Juli 1923b Geachte Redactie, Verleen mij s.v p. nog eenige plaats voor het vol gende. Bij voorbaat vriendelijk dank. Aan den Heer JOH BRUIN, Lid van den Zijper Gemeenteraad. Waarde Heet-, Het spijt mij heel erg, dat ik mij niet bevredigd revoel door Uw antwoord op mijn schrijven van de vorige week. Gij zegt daarin, dat de bekende aan vrage bekrachtigd was door de handteekening van de ouders der schoolgaande kinderen. Bij de eerste aanvrage was déze bekrachtigd door een lijst van namen der ouders. Wat verschil is dat eigenlijk? De eerste keer zijn de ouders persoonlijk gtevraagd of ze hun kinderen naar de op te richten Roomsche school wilden zenden. Toen heeft bijna niemand het aan gedurfd om „neen" te zeggen. Natüurlijk niet, de pastoor was zelf de vrager. Voor de tweede aanvrage heeft de pastoor iemand met een papier rondgestuurd met verzoek, daarop de handteekening te zetten. Toen durfde ook bijna niemand weigeren. Ook weer natuur lijk, want een Roomsche weigert zijn pastoor niet graag een dienst .Maar dat alles is nog geen bewijs, en dat weet u ook wel, dat de Roomschen hier de bijzondere school verlangen; dat die school een be hoefte geworden is. Als dat zoo was, hadt ge reden gehad Om nu voor de aanvrage te stemmen, maar als ge u even het verloop van die schoolgeschiedenis herinnert van de eerste vergadering uwer parochi anen af, toen er met vuisten pp de tafel geslagen,is, door de vele tegenstanders van een bijzondere 3chool en de daaropvolgende woelige bijeenkomsten tot het ocgenblik, waaroD de eerste aanvrage 'in zee gezonden werd, waarover u zoo boos was, omd.at het uw oordeel was, dat de school niet begeerd werd om de hooge onkosten, en toen een poos daarna, nu 3 maanden ge leden uw houding in den gemeenteraad volkomen werd goedgekeurd door uw kiezers d,an begrijpt gij wel, dat we uwe handelwijze, ook na uw schrijven, nog even raadselachtg vinden. En nu over onze school. Ik begrijp niet goed hoe het mogelijk is, dat ook na een totstandkoming eener Rcomsche school men spijt zou kunnen hebben over al die duizenden die aan den verbouw zullen worden besteed. Tusschen twee haakje wil ik even zeggen, dat ik weet, dat dat aantal duizenden zoo erg groot niet is en maar een heel klein deeltje wezen zal van het aantal duizenden dat de bouw van een Roomsche school zal kosten, want dat hakt er nog al in. Maar nu verder. Zie, de openbare school wordt niet vergroot. Ze wordt alleen maar lekvrij gemaakt en uit een gezondheidsoog.punt worden de privaten ver anderd. 't Is waar, 't is een groote reparatie, maar 't is geen vernieuwing! En waarom was u daar nu tegen? Moeten onze niet-Roomsche kinderen dan maar in den regen of 's winters in de kou zitten, terwijl de andere kinderen lekkertjes in een mooi zaaltje den schooltijd zullen doorbrengen? Is dat voor ons, niet-Roomschen niet grievend? Gij kunt u niet verdedigen met te zeggen: „Als de Roomsche School komt, zal de openbare natuurlijk minder bevolkt wor den en dan kan die met twee lokalen toe, want als gemeenteraadslid wist gij, dat de invoering van de gewijzigde leerplichtwet in de naaste toekomst te verwachten was, en dat daardoor met 't oog op het 7e leerjaar toch alle drie lokalen in gebruik blijven! Had ik dus reden om te zeggen: gij wilt eerst geld voor de Roomsche school en als er dan nog wat over blijft is dat goed om de openbare wat op te lappen? Ten slotte zoudt ge willen, dat er niet meer in de krant geschreven werd, en dat wij samen bet zaakje wat zouden bespreken. Ja, ziet ge, als die Roomsche school-kwestie nu iets was tusschen u en mij, was ik er dadelijk voor te vinden. Maar dat is helaas zoo niet. Bovendien zou ik, als ik niet meer schreef, ontslag moeten nemen als lid van het comité van actie; die comité vereenigt in zich bijna alle niet Roomsche bewoners van Zuid-Zijpe en dat blijft protesteeren tegen de voorgenomen oprichting eener b'.zondere school omdat: le. een Roomsche school het onderwijs en dus het algemeen belang schaadt, daar een groote school in twee kleine wordt veranderd; 2e. een roomsche school de bewoners op nieuwe be lastingen komt te staan; 3e. een Roomsche school twist en tweedracht en haat ruimschoots zal uitstrooien in onze rusti ge omgeving, waar in den omgang van de men- schen nooit gevraagd js naar geloofsverschil. Ik wil daarover nu niet verder uitweiden. Ge weet dat allemaal en zult er wel van overtuigd zijn. dat wij samen een zaak van zoo groot gewicht niet kun nen uitvechten. Alleen nog dit. Het trof mij in uw brief, dat u sprak van onze school Ik dacht, dat is niet ge weest .a slip of the pen", maar dat heeft de héér Bruin zoo gemeend: ..onze school". Hij is ook ge weest leerling van de openbare school. Van die schooi waarin hij tegelijk met andersdenkenden een ueei zijner oovoeding ontving, heeft hij nog de aan- fphaaimTte ker*nneringem die school is nog zijn u-Ave Hoe kan die man onze scho°l dan een trap tLJi» i0n?..er de andere, waarin de opvoeding toch kriïgen? eenzijdiger moet zijn, er boven op te h2VanaI?e ^®?p» eindig nu. Mocht ge plezier heb- Den persoonlijk met mij eens over de zaak te spre ken, gaarne ben ik bereid, maar als het noodig is, er actie gevoerd moet worden, dan zal ik de meeningen van ons comité openliik meedeel en, als ï£iiTJVrapmim Co- Plaatsruimte wil af- veelgelezen blad. Met beleefde groeten teeken ik: Een lid van het Comité van Actie tegen de R. S. te Burgerbrug. DE VERKLARING VAN DE ENGELS C HE REGEE RING. Baldwin. heeft Donderdagmiddag in het Lagerhuis zijn met zoo veel spanning verwachte rede gehou den. Ongeveer op den zelfden tijd legde Curzon een verklaring van denzelfden inhoud in het Hoogerhuis af. Ondanks de groote hitte, waaronder vele leden van het Huis klaarblijkelijk te lijden hadden, bleef geen plaats onbezet. De tribunes waren eveneens stampvol, ev|nzoo de voor de diplomaten bestemde plaatsen. Ook in het Hoogerhuis waren de buiten- landsche diplomaten goed vertegenwoordigd. In het Lagerhuis was van de Duitsche diplomaten o.a. de gezantschapsraad Bernstoff, een neef van den vroege- ren gezant te Washington, aanwezig. „Het kan niet duidelijk genoeg gezegd worden, zoo wel in het belang van de betrokken mogendheden als van wie hopen mocht profijt te trekken uit hun ge schillen, dat de eenige grond voor een mogelijke af wijking de meest doeltreffende middelen betreft om de doeleinden te bereiken, welke van het hoogste be lang zijn voor allen en waaromtrent alleen het eens zijn. Deze doeleinden zijn nog steeds en zijn altijd ge bleven de betaling van schadeloosstelling en het her stel van de veiligheid in Europa. Om deze te verzeke ren, hebben de geallieerden nimmer onderling ge mekt. en zullen zjj nimmer mokken. Deze verantwoor delijkheid wordt gelijkelijk erkend en gedragen door Frankrijk, Italië, België en onszelf. Mogelijkerwijze kan men haar in zeer hooge mate toeschrijven aan het Fransche en Engelsche volk, wegens de groote op offeringen, welke zij zich aan eikaars zijde getroost hebben in de jaren van beproeving, het nauw verband van feiten en herinneringen, dat hen heden ten dage vereenigt en niet het minst wegens de ervaringen, welke deze beidé oude cultuurlanden-sinds eeuwen gedeeld hebben. Eenzelfde eenheid van gedachte en daad bindt ons in den huidigen nood aan onze andere bondgenooten, wier belangen in geen enkel opzicht van de onze afwijken. In het gemeenschappelijk verlangen naar een rege ling en naar den vrede kunnen wij vrijuit tot elkaar spreken in de juiste waardeering van deelgenooten, die door hetzelfde lot en met hetzelfde doel verbon den zijn. Wij zijn even vast besloten als wie ook onzer bond genooten, dat Duitschland vergoeding zal betalen voor de schade in den oorlog aansrericht. voor zoover h->t daartoe maar in staat is. Wij hebben op dit punt nimmer getwijfeld en ik geloof niet, dat ons volk dat VAN RIJSWIJK'S Schoenhandel Schoenmakerij. „HEVEA" Rubber Zolen en Volhakken merk ECONOMIE. toenemende werkloosheid. Indien wij geroepen waren om de zaak van ons eigen land alleen vast te stel len of te verdedigen, zouden wij zonder moeite de ernstige gevolgen kunnen aantoonen, die dit reeds op Engeland's handel heeft gehad. Ondanks de zeer groote uitgaven van staatswege het cijfer bedraagt ongeveer 400 millioen pond sterling sedert den wa penstilstand hebben wij nog steeds op groote schaal werkloosheid in het land. Niet alleen houdt deze vernieling aan, in plaats dat er verbetering komt, maar zij gaat in toenemende mate verder, daar de moreele gevolgen zich steeds meer over ons volk verspreiden. De openbare meening in geheel Europa en niet alleen in Engeland, wordt steeds gevoeliger voor deze toestanden en meer verontrust door het voortdu ren daarvan. Het is niet teveel gezegd, dat het her stel van de wereld in gevaar verkeert en dat de vrede, Waarvoor zoo vele offers gebracht zijn,, op het spel staat. Onder deze omstandigheden is de noodza kelijkheid voor handelend optreden steeds meer op de schouders van de regeering gelegd. Vriendschappe lijke gedachtenwisselingen hl ijken niet tot positieve resultaten in alle gevallen te hebben geleid. Het wordt duidelijk, dat de houding der voornaamste daarbij betrokken partijen duidelijker moet worden bepaald. Indien de toestand boven juist is omschre ven, kan men dien niet zoo maar laten gaan. Men zal, naar ik meen, het algemeen met deze voorstellen eens zijn. Oiver de volgende punten dient overeenstemming bereikt te worden: Ten eerste dat zoo spoedig mogelijk een einde moet komen aan de periode van geweldadige conflicten. Ten tweede dat een onbepaalde bezetting van grond, gebied van het eene land door het andere in vredes tijd een zeldzaam en betreurenswaardig verschijnsel is en zoo spoedig mogelijk moet ophouden. Ten derde, dat een schuldenaar niet alleen gedaagd moet worden om zijn schulden te betalen doch ook in staat gesteld moet worden dit te kunnen doen. Ten vierde, dat zijn draagkracht, indien daarover twijfel bestaat, onderzocht en vastgesteld moet wor den en dat gemeenschappelijke pogingen in 't werk moeten worden gesneld om dit doel te bereiken. De vrede zal niet definitief worden verkregen, en het herstel zal niet verzekerd zijn, zoolang geen oplos sing voor de drie volgende groote vraagstukken zal Vouwstoelen mei prima looper i 3 65 Vouwstoelen en Armleuningen f 4.85 Opvouwbare Hangmatten Keismanden vanai f 2.25 Extra aanbieding in Moqnelte garnituren bestaande uit: 4 Stoelen en 2 Fau teuils, gestoïLerd met springveeren en bekleed met prima Moquette, AANBEVELEND, ooit zal. Wij zijn bereid alle mogelijke maatregelen te nemen om Duitschland te dwingen tot betaling van het volle bedrag van zijn draagkracht. Wij beseffen evenwel als een volk van zakenmen- schen, dat w& als wij van Duitschland vergen, dat het meer zal betalen dan waartoe het in staat is, niet zullen slagen en dat wij en onze bondgenooten dan het meest zullen lijden en wij zijn er vast van oyer- tuigd, dat de methoden, welke slechts op den onder gang van Duitschland kunnen uitloopen, ^noodlottig zullen zijn voor ons land, onze bondgenooten en heel Europa. Van het begin af hebben wij duidelijk te ver staan gegeven, dat naar onze meening de bezetting van het Roergebied er niet op berekend is om de ge allieerden het maximum te laten trekken aan ver goeding. In Januari hebben wij te Parijs een aan bod gedaan, dat wij zeer edelmoedig achten, ter ver mijding van wat ons een oeconomische ramp toe scheen. Wat aanbod is verworpen en sindsdien zijn wij toeschouwer gebleven, vervuld van een geest van eerlijke goede trouw jegens het bondgenootschap, dat naar onze meenng was en blijft de voornaamste waar borg voor den Europeeschen vrede. Verschillende verwachte gevolgen blijken thans uit te komen. De geallieerden krijgen minder vergoeding op het oogen blik, dan voor de bezetting. De vergoeding, welke zij ontvangen, wordt verkre gen ten koste van een toenemende ontwrichting van het Duitsche bedrijfsleven en, naar het schijnt, ten slotte een totale ineenstorting daarvan. De Fransche en de Belgische regeering verzekeren ons, dat hun eenig doel met de bezetting is het verzekeren van de betaling van de vergoedingen. Indien dat zoo is, heeft het verschil tusschen ons meer betrekking op de methoden dan op het doel, maar wij zijn overtuigd, dat een onbepaalde voort zetting van dezen staat van zaken ernstige gevaren met zich brengt. Duitschland zelf schijnt zich snel te bewegen/in de richting van een oeconomische chaos, die op zijn beurt gevolgd zal worden door eèn scciale en industrieele ruine. De plaatselijke bevol king lijdt in vele gevallen ernstig en er zijn onmis kenbare aanwijzingen voor een te kort aan voed sel. Ook deze toestand treft Duitschland niet alleen. Naar mate de productieve kracht van dat land uit geput wordt, verzinkt het herstel van zijn crediet en de betaling van zijn schulden steeds meer in het duister. Ieder land in Europa betaalt zijn prijs voor dezen staat van zaken. Het eene land betaalt dien in een gelijdelijke daling van den wisselkoers, het an dere in vermindering van zijn handel, het derde in zijn gevonden, nl. voor de betaling der schadever goeding, voor een regeling der geallieerde schulden onderling en voor de veiligheid van een gepacifi ceerd Euroüa. Op deze vraagstukken moet de aan dacht der wereld worden gevestigd. Onze wensch is dit te bevorderen, indien dit kan geschieden en tot een definitieve regeling te geraken, indien dit be reikt kan worden. Bij het streven hiernaar verwach ten wij, dat wij de medewerking van Frankrijk en België en niet minder, die van Italië nog steeds zul len kunnen verkrijgen. Wij hebben inderdaad alle reden om te gelooven, dat de opvatting der Italiaansche regeering in hoofdzaak met de onze overeenstemt. Wat zijn nu de stappen, die naar ons oordeel zonder uitstel moe ten worden gedaan. De Duitsche nota van 7 Juni stelde een onderzoek naar Duitschland's draag kracht door een onpartijdig lichaam voor, waaraan de verplichting verbonden werd om de vastgestelde bedragen te betalen op de wijize, die zal worden voor gesteld. Verder bevatte de nota het aanbod van een reeks concrete waarborgen. Wij zijn niet van oor- deqj, dat deze voorstellen, hetzij zij al dan niet redelijk zijn, geïgnoreerd moeten worden. Wij: zijn van oor deel, dat zij onderzocht moeten worden. Wij zijn van oordeel, dat zij onderzocht moeten worden^ opdat wiji mogen ontdekken, waar in deze voorstellen de mogen lijkheid van vooruitgang ligt. Vernemende, dat de Fransche en Belgische regeeringen niet bereid wa ren het initiatief tot het voorstel voor een antwoord te nemen, hebben wij:, hoewel wijl met vreugde iede re handeling van hun zijde zouden hebben begroet, deze regeeeringen en ook de Italiaansche regeering ervan in kennis gesteld, dat wij: bereid zijn de ver antwoordelijkheid voor de voorbereiding van den tekst van een antwoord op ons te nemen. Wij' zullen dit antwoord met 2oo weinig mogelijk vertraging ter overweging aan onze bondgenooten voorleggen en vleien ons met de hoop dat wij: in staat zullen zijn tot overeenstemming met hen omtrent de bewoordingen te geraken. Bij het formuleeren van deze opvattingen is de Engelsche regeerin g niet zonder vertrouwen dat zij zoowel de gevoelens der geallieerden als die van ons zelf tot uitdrukking zullen brengen. Wij gelooven niet dat wij in begin sel ver van onze gealleerden verwijderd zijn. Het verschil in de opvatting omtrent de methode behoeft niet het nemen van een besluit te beletten. Voor zoo ver een gemeenschappelijk opreden mogelijk is zul len wij voortgaan met daarnaar te streven evenals wij dit reeds hebben getracht en wij zullen met ver trouwen de welwillende opmerkingen) van al onze geallieerden en van alle belanghebbende staten vra gen op de voorstellen, die geen ander doel zullen hebben dan de pacificatie van Europa en het herstel van de uitgeputte wereld. o De indruk die deze verklaring der Engelsche re geering in Engeland heeft gemaakt, is hijzonder gun stig; er is maar een heel kleine groep ontevredenen* De pers is over het algemeen zeer tevreden. In Frankrijk is de ajgemeene indruk: vriendelijk voor Frankrijk, maar welwillend voor Duitschland. Maar Frankrijk wil betaald worden en daarvoor eischt het waarborgen, daar zal Frankrijk) bij1 moeten blijven. fieerenkleeding - Heerenmodes. SPAANDER Co. - ALKMAAR. DE FINANCI6N VAN RUSLAND. Op de agenda van de op 29 Juni te Moskou bijeen gekomen 2e zitting van het al-Russisch centraal uit voerend comité vermeldde niet alleen de ratificatie van het verbonds-verdrag van de verschillende sow- j et-republieken, maar ook het vraagstuk van verbete ring der staatsfinanciën. Dit vraagstuk schijnt op het oogenblik in het brandpunt van de belangstel ling van Russische politici en van de pers te staan. De desorganisatie van de financiën en de oeconomi sche ontwrichting in algemeenen zin, waarvan men op het oogenblik in Rusland getuige is, beschouwen de bolsjewiki in dé eerste plaats als een gevolg van de omstandigheid, waaronder de omverwerping van het vroegere gezag plaats gehad heeft. Die omstandig heden waren zoo moeilijk, dat vaö een rustige ont wikkeling van de revolutie in de eerste jaren geen sprake kon zijn en toen in 1920 de mogelijkheid leek aangebroken, om de oeconomische relaties met an dere landen te herstellén, bleek die toch tamelijk be perkt. „Principieel" wenschte men geen handel met Rusland te drijven; maar voor vele kooplieden was de macht van het goud sterker dan de macht van het principe. Rusland had echter behoefte aan veel en velerlei en zoo geraakten de betrekkelijk groote goudvoorraden waarover de staat aanvankelijk be schikte, uitgeput. Bovendien is het nut, dat deze handel heeft opge leverd daargelaten dat hij in staat heeft gesteld in eenige oogenhlikkelijke behoeften te voorzien minder groot gebleken dan men verwacht had, tuige het feit. dat de staatsindustrle, thans na U. jaar van de nieuwe oeconomische politiek, niet alleen niet in staat is, den Staat eenige inkomsten te ver zekeren, maar zelfs groote bedragen aan subsidies en z.g. „crediet" uit de staatskas opslokt. Verder is, zeer zeker ook onder invloed van den geheelen hon gersnood, de koopkracht van dé bevolking zeer ge daald en tegelijkertijd bestaan er groote behoeften, op allerlei gebied, die oogenblikkelüJte voorziening eischen. Niettegenstaande deze ongunstige omstandig heden vallen toch, hoe vreemd en ongerijmd het ook moge lijken, twee zeer gunstige verschijnselen te con- stateeren; in de eerste plaats dat er bepaalde takken van industrie zijn, welks reeds winst beginnen te maken en de tweede: de sterke inkrimping van de staatsemissies in den laatsten tijd. Uit de jongste, aan de zitting van het al-Russische centraal uitvoerend comité ter inlichting overgelegde begrooting blijkt, dat op het oogenblik slechts 16.1 percent der staatsinkomsten uit emissies verkregen wordt, terwijl het aandeel dat belastingen in het to taal der staatsinkomsten hebben, is gedaald van 74.7 percent tot 45.7 percent. Niet vergeten mag worden, dat in sówjet-Rusland, waar de voornaamste pro ductie-middelen zich in handen van den staat bevin den, de belastingen voornamelijk gedragen worden door de gedenationaliseerde mid<l§l- en kleine in dustrie. Erkend wordt, dat de belasting, die van de bedrijven geheven wordt, geen rekening houdt met de gemaakte (en dikwijls niet gemaakte) winst, maar eenvoudig van het bedrijfskaptaal worden afgenomen. (De Ekonomitsjeskaja Sjisn van 30 Juni). Men ziet evenwel het principieel onjuiste van deze, op het oogenblik overigens noodzakelijke, methode in en hoopt daar zoo spoedig mogelijk wijziging in te bren- 8en- De begrooting beloopt een bedrag aan uitgaven van 1.566.359.074 gouden roebel Ivoor het loopende begroo- tingsjaar, waarhij het tekort 515.818.597 gouden roe bel bedraagt.. De inkomsten uit het staats-bezit groeien steeds aan, zij bedroegen in April 37.575.000 gouden roebel tegen 17.931.000 in OctoberDecem ber. Op grond hiervan hoopt men, dat het volkscom missariaat van financiën spoedig in staat zal wezen een grondige wijziging in rijn politiek te brengen. HET ALCOHOLGEBRUIK IN DENEMARKEN. Naar In- en Uitvoer meldt, heeft het Deensche Bu reau voor de Statistiek onlangs een overzicht gepu bliceerd over het geraamde alcoholgebruik in Dene marken sedert 1911. Belangwekkend is de hieruit blij kende daling van het gebruik in de laatste jaren. De volgende cijfers (berekend op de basis van 100 pet. zuivere alcohol) geven het alcoholverbruik per hoofd aan, waarbij het alcoholgehalte van likeuren, wijn en bier in aanmerking ia genomen. 1911/15 gemiddeld 6.7 liter 1918 gemiddeld 1917 gemiddeld 1918 gemiddeld 1919 gemiddeld 1920 gemiddeld 1921 gemiddeld 1922 gemiddeld In 1922 bedroeg het Ibier 1.8( wijn 0.24 liter tot het totaal bij; de overige 0.56 life kwamen op rekening van alcoholische likeuren. He gebruik dezer laatste 'bedroeg in 1911/15 gemiddeld 4.45 liter en in 1916 4.34 liter. Sedert dat jaar is e een sterke daling ingetreden; het zuivere alcoholge bruik (excl. wijnen én bieren) bedroeg nl.: 1.26 lite in 1917., 0.20 in 1918, 0.46 in 1919, 0.76 in 1920, 0.61 in 1921 en 0.56 in 1922. 6.7 liter 3/4 liter 1.7 liter 2.5 liter 3.0 liter 2.7 liter 2.6 liter liter alcohol per hoof

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 1