AIiEittn NiEiws-
C. Roggeveen Cz.,
Meubelmagazijn, Hoogzijde 26, S C H A G E N.
C. ROGGEVEEN Cz.
Groote Prijsvermindering
Zaterdag 14 Juli 1923.
66ste Jaargang, No, 7263.
Uitgevers i N.V, v.b. TRAPMAN Co, Scbageo
EERSTE fiLAB.
Ingezonden Stukken.
Gemengd Nieuws.
Let s.v.p. op onderstaande aanbieding.
Prijs f 110.
SCHA
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, wdrden Adver-
tentjën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
POSTREKENINQ No. 23330. - INT. TELEF. no. 20 inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN.
Burgerbrug, 12 Juli 1923b
Geachte Redactie,
Verleen mij s.v p. nog eenige plaats voor het vol
gende. Bij voorbaat vriendelijk dank.
Aan den Heer JOH BRUIN,
Lid van den Zijper Gemeenteraad.
Waarde Heet-,
Het spijt mij heel erg, dat ik mij niet bevredigd
revoel door Uw antwoord op mijn schrijven van de
vorige week. Gij zegt daarin, dat de bekende aan
vrage bekrachtigd was door de handteekening van
de ouders der schoolgaande kinderen. Bij de eerste
aanvrage was déze bekrachtigd door een lijst van
namen der ouders. Wat verschil is dat eigenlijk? De
eerste keer zijn de ouders persoonlijk gtevraagd of ze
hun kinderen naar de op te richten Roomsche school
wilden zenden. Toen heeft bijna niemand het aan
gedurfd om „neen" te zeggen. Natüurlijk niet, de
pastoor was zelf de vrager. Voor de tweede aanvrage
heeft de pastoor iemand met een papier rondgestuurd
met verzoek, daarop de handteekening te zetten. Toen
durfde ook bijna niemand weigeren. Ook weer natuur
lijk, want een Roomsche weigert zijn pastoor niet
graag een dienst .Maar dat alles is nog geen bewijs,
en dat weet u ook wel, dat de Roomschen hier de
bijzondere school verlangen; dat die school een be
hoefte geworden is. Als dat zoo was, hadt ge reden
gehad Om nu voor de aanvrage te stemmen, maar
als ge u even het verloop van die schoolgeschiedenis
herinnert van de eerste vergadering uwer parochi
anen af, toen er met vuisten pp de tafel geslagen,is,
door de vele tegenstanders van een bijzondere 3chool
en de daaropvolgende woelige bijeenkomsten tot het
ocgenblik, waaroD de eerste aanvrage 'in zee gezonden
werd, waarover u zoo boos was, omd.at het uw oordeel
was, dat de school niet begeerd werd om de hooge
onkosten, en toen een poos daarna, nu 3 maanden ge
leden uw houding in den gemeenteraad volkomen
werd goedgekeurd door uw kiezers d,an begrijpt gij
wel, dat we uwe handelwijze, ook na uw schrijven,
nog even raadselachtg vinden.
En nu over onze school. Ik begrijp niet goed hoe het
mogelijk is, dat ook na een totstandkoming eener
Rcomsche school men spijt zou kunnen hebben over
al die duizenden die aan den verbouw zullen worden
besteed.
Tusschen twee haakje wil ik even zeggen, dat ik
weet, dat dat aantal duizenden zoo erg groot niet
is en maar een heel klein deeltje wezen zal van het
aantal duizenden dat de bouw van een Roomsche
school zal kosten, want dat hakt er nog al in.
Maar nu verder. Zie, de openbare school wordt niet
vergroot. Ze wordt alleen maar lekvrij gemaakt en
uit een gezondheidsoog.punt worden de privaten ver
anderd. 't Is waar, 't is een groote reparatie, maar
't is geen vernieuwing! En waarom was u daar
nu tegen? Moeten onze niet-Roomsche kinderen dan
maar in den regen of 's winters in de kou zitten,
terwijl de andere kinderen lekkertjes in een mooi
zaaltje den schooltijd zullen doorbrengen? Is dat voor
ons, niet-Roomschen niet grievend? Gij kunt u niet
verdedigen met te zeggen: „Als de Roomsche School
komt, zal de openbare natuurlijk minder bevolkt wor
den en dan kan die met twee lokalen toe, want als
gemeenteraadslid wist gij, dat de invoering van de
gewijzigde leerplichtwet in de naaste toekomst te
verwachten was, en dat daardoor met 't oog op het
7e leerjaar toch alle drie lokalen in gebruik blijven!
Had ik dus reden om te zeggen: gij wilt eerst geld
voor de Roomsche school en als er dan nog wat over
blijft is dat goed om de openbare wat op te lappen?
Ten slotte zoudt ge willen, dat er niet meer in de
krant geschreven werd, en dat wij samen bet zaakje
wat zouden bespreken. Ja, ziet ge, als die Roomsche
school-kwestie nu iets was tusschen u en mij, was ik
er dadelijk voor te vinden. Maar dat is helaas zoo
niet. Bovendien zou ik, als ik niet meer schreef,
ontslag moeten nemen als lid van het comité van
actie; die comité vereenigt in zich bijna alle niet
Roomsche bewoners van Zuid-Zijpe en dat blijft
protesteeren tegen de voorgenomen oprichting eener
b'.zondere school omdat:
le. een Roomsche school het onderwijs en dus het
algemeen belang schaadt, daar een groote school
in twee kleine wordt veranderd;
2e. een roomsche school de bewoners op nieuwe be
lastingen komt te staan;
3e. een Roomsche school twist en tweedracht en
haat ruimschoots zal uitstrooien in onze rusti
ge omgeving, waar in den omgang van de men-
schen nooit gevraagd js naar geloofsverschil.
Ik wil daarover nu niet verder uitweiden. Ge weet
dat allemaal en zult er wel van overtuigd zijn. dat
wij samen een zaak van zoo groot gewicht niet kun
nen uitvechten.
Alleen nog dit. Het trof mij in uw brief, dat u
sprak van onze school Ik dacht, dat is niet ge
weest .a slip of the pen", maar dat heeft de héér
Bruin zoo gemeend: ..onze school". Hij is ook ge
weest leerling van de openbare school. Van die
schooi waarin hij tegelijk met andersdenkenden een
ueei zijner oovoeding ontving, heeft hij nog de aan-
fphaaimTte ker*nneringem die school is nog zijn
u-Ave Hoe kan die man onze scho°l dan een trap
tLJi» i0n?..er de andere, waarin de opvoeding toch
kriïgen? eenzijdiger moet zijn, er boven op te
h2VanaI?e ^®?p» eindig nu. Mocht ge plezier heb-
Den persoonlijk met mij eens over de zaak te spre
ken, gaarne ben ik bereid, maar als het noodig is,
er actie gevoerd moet worden, dan zal ik de
meeningen van ons comité openliik meedeel en, als
ï£iiTJVrapmim Co- Plaatsruimte wil af-
veelgelezen blad.
Met beleefde groeten teeken ik:
Een lid van het Comité van Actie
tegen de R. S. te Burgerbrug.
DE VERKLARING VAN DE ENGELS C HE REGEE
RING.
Baldwin. heeft Donderdagmiddag in het Lagerhuis
zijn met zoo veel spanning verwachte rede gehou
den. Ongeveer op den zelfden tijd legde Curzon een
verklaring van denzelfden inhoud in het Hoogerhuis
af. Ondanks de groote hitte, waaronder vele leden
van het Huis klaarblijkelijk te lijden hadden, bleef
geen plaats onbezet. De tribunes waren eveneens
stampvol, ev|nzoo de voor de diplomaten bestemde
plaatsen. Ook in het Hoogerhuis waren de buiten-
landsche diplomaten goed vertegenwoordigd. In het
Lagerhuis was van de Duitsche diplomaten o.a. de
gezantschapsraad Bernstoff, een neef van den vroege-
ren gezant te Washington, aanwezig.
„Het kan niet duidelijk genoeg gezegd worden, zoo
wel in het belang van de betrokken mogendheden als
van wie hopen mocht profijt te trekken uit hun ge
schillen, dat de eenige grond voor een mogelijke af
wijking de meest doeltreffende middelen betreft om
de doeleinden te bereiken, welke van het hoogste be
lang zijn voor allen en waaromtrent alleen het eens
zijn. Deze doeleinden zijn nog steeds en zijn altijd ge
bleven de betaling van schadeloosstelling en het her
stel van de veiligheid in Europa. Om deze te verzeke
ren, hebben de geallieerden nimmer onderling ge
mekt. en zullen zjj nimmer mokken. Deze verantwoor
delijkheid wordt gelijkelijk erkend en gedragen door
Frankrijk, Italië, België en onszelf. Mogelijkerwijze
kan men haar in zeer hooge mate toeschrijven aan
het Fransche en Engelsche volk, wegens de groote op
offeringen, welke zij zich aan eikaars zijde getroost
hebben in de jaren van beproeving, het nauw verband
van feiten en herinneringen, dat hen heden ten dage
vereenigt en niet het minst wegens de ervaringen,
welke deze beidé oude cultuurlanden-sinds eeuwen
gedeeld hebben. Eenzelfde eenheid van gedachte en
daad bindt ons in den huidigen nood aan onze andere
bondgenooten, wier belangen in geen enkel opzicht
van de onze afwijken.
In het gemeenschappelijk verlangen naar een rege
ling en naar den vrede kunnen wij vrijuit tot elkaar
spreken in de juiste waardeering van deelgenooten,
die door hetzelfde lot en met hetzelfde doel verbon
den zijn.
Wij zijn even vast besloten als wie ook onzer bond
genooten, dat Duitschland vergoeding zal betalen voor
de schade in den oorlog aansrericht. voor zoover h->t
daartoe maar in staat is. Wij hebben op dit punt
nimmer getwijfeld en ik geloof niet, dat ons volk dat
VAN RIJSWIJK'S
Schoenhandel Schoenmakerij.
„HEVEA" Rubber Zolen en Volhakken
merk ECONOMIE.
toenemende werkloosheid. Indien wij geroepen waren
om de zaak van ons eigen land alleen vast te stel
len of te verdedigen, zouden wij zonder moeite de
ernstige gevolgen kunnen aantoonen, die dit reeds
op Engeland's handel heeft gehad. Ondanks de zeer
groote uitgaven van staatswege het cijfer bedraagt
ongeveer 400 millioen pond sterling sedert den wa
penstilstand hebben wij nog steeds op groote
schaal werkloosheid in het land. Niet alleen houdt
deze vernieling aan, in plaats dat er verbetering
komt, maar zij gaat in toenemende mate verder,
daar de moreele gevolgen zich steeds meer over ons
volk verspreiden.
De openbare meening in geheel Europa en niet
alleen in Engeland, wordt steeds gevoeliger voor
deze toestanden en meer verontrust door het voortdu
ren daarvan. Het is niet teveel gezegd, dat het her
stel van de wereld in gevaar verkeert en dat de
vrede, Waarvoor zoo vele offers gebracht zijn,, op het
spel staat. Onder deze omstandigheden is de noodza
kelijkheid voor handelend optreden steeds meer op de
schouders van de regeering gelegd. Vriendschappe
lijke gedachtenwisselingen hl ijken niet tot positieve
resultaten in alle gevallen te hebben geleid. Het
wordt duidelijk, dat de houding der voornaamste
daarbij betrokken partijen duidelijker moet worden
bepaald. Indien de toestand boven juist is omschre
ven, kan men dien niet zoo maar laten gaan.
Men zal, naar ik meen, het algemeen met deze
voorstellen eens zijn. Oiver de volgende punten dient
overeenstemming bereikt te worden:
Ten eerste dat zoo spoedig mogelijk een einde moet
komen aan de periode van geweldadige conflicten.
Ten tweede dat een onbepaalde bezetting van grond,
gebied van het eene land door het andere in vredes
tijd een zeldzaam en betreurenswaardig verschijnsel
is en zoo spoedig mogelijk moet ophouden.
Ten derde, dat een schuldenaar niet alleen gedaagd
moet worden om zijn schulden te betalen doch ook
in staat gesteld moet worden dit te kunnen doen.
Ten vierde, dat zijn draagkracht, indien daarover
twijfel bestaat, onderzocht en vastgesteld moet wor
den en dat gemeenschappelijke pogingen in 't werk
moeten worden gesneld om dit doel te bereiken. De
vrede zal niet definitief worden verkregen, en het
herstel zal niet verzekerd zijn, zoolang geen oplos
sing voor de drie volgende groote vraagstukken zal
Vouwstoelen mei prima looper i 3 65
Vouwstoelen en
Armleuningen f 4.85
Opvouwbare Hangmatten
Keismanden vanai f 2.25
Extra aanbieding in Moqnelte garnituren
bestaande uit: 4 Stoelen en 2 Fau
teuils, gestoïLerd met springveeren en
bekleed met prima Moquette,
AANBEVELEND,
ooit zal. Wij zijn bereid alle mogelijke maatregelen
te nemen om Duitschland te dwingen tot betaling van
het volle bedrag van zijn draagkracht.
Wij beseffen evenwel als een volk van zakenmen-
schen, dat w& als wij van Duitschland vergen, dat
het meer zal betalen dan waartoe het in staat is, niet
zullen slagen en dat wij en onze bondgenooten dan
het meest zullen lijden en wij zijn er vast van oyer-
tuigd, dat de methoden, welke slechts op den onder
gang van Duitschland kunnen uitloopen, ^noodlottig
zullen zijn voor ons land, onze bondgenooten en heel
Europa. Van het begin af hebben wij duidelijk te ver
staan gegeven, dat naar onze meening de bezetting
van het Roergebied er niet op berekend is om de ge
allieerden het maximum te laten trekken aan ver
goeding. In Januari hebben wij te Parijs een aan
bod gedaan, dat wij zeer edelmoedig achten, ter ver
mijding van wat ons een oeconomische ramp toe
scheen. Wat aanbod is verworpen en sindsdien zijn
wij toeschouwer gebleven, vervuld van een geest van
eerlijke goede trouw jegens het bondgenootschap, dat
naar onze meenng was en blijft de voornaamste waar
borg voor den Europeeschen vrede. Verschillende
verwachte gevolgen blijken thans uit te komen. De
geallieerden krijgen minder vergoeding op het oogen
blik, dan voor de bezetting.
De vergoeding, welke zij ontvangen, wordt verkre
gen ten koste van een toenemende ontwrichting van
het Duitsche bedrijfsleven en, naar het schijnt, ten
slotte een totale ineenstorting daarvan. De Fransche
en de Belgische regeering verzekeren ons, dat hun
eenig doel met de bezetting is het verzekeren van de
betaling van de vergoedingen.
Indien dat zoo is, heeft het verschil tusschen ons
meer betrekking op de methoden dan op het doel,
maar wij zijn overtuigd, dat een onbepaalde voort
zetting van dezen staat van zaken ernstige gevaren
met zich brengt. Duitschland zelf schijnt zich snel
te bewegen/in de richting van een oeconomische
chaos, die op zijn beurt gevolgd zal worden door eèn
scciale en industrieele ruine. De plaatselijke bevol
king lijdt in vele gevallen ernstig en er zijn onmis
kenbare aanwijzingen voor een te kort aan voed
sel. Ook deze toestand treft Duitschland niet alleen.
Naar mate de productieve kracht van dat land uit
geput wordt, verzinkt het herstel van zijn crediet en
de betaling van zijn schulden steeds meer in het
duister. Ieder land in Europa betaalt zijn prijs voor
dezen staat van zaken. Het eene land betaalt dien in
een gelijdelijke daling van den wisselkoers, het an
dere in vermindering van zijn handel, het derde in
zijn gevonden, nl. voor de betaling der schadever
goeding, voor een regeling der geallieerde schulden
onderling en voor de veiligheid van een gepacifi
ceerd Euroüa. Op deze vraagstukken moet de aan
dacht der wereld worden gevestigd. Onze wensch is
dit te bevorderen, indien dit kan geschieden en tot
een definitieve regeling te geraken, indien dit be
reikt kan worden. Bij het streven hiernaar verwach
ten wij, dat wij de medewerking van Frankrijk en
België en niet minder, die van Italië nog steeds zul
len kunnen verkrijgen.
Wij hebben inderdaad alle reden om te gelooven,
dat de opvatting der Italiaansche regeering in
hoofdzaak met de onze overeenstemt. Wat zijn nu
de stappen, die naar ons oordeel zonder uitstel moe
ten worden gedaan. De Duitsche nota van 7 Juni
stelde een onderzoek naar Duitschland's draag
kracht door een onpartijdig lichaam voor, waaraan
de verplichting verbonden werd om de vastgestelde
bedragen te betalen op de wijize, die zal worden voor
gesteld. Verder bevatte de nota het aanbod van een
reeks concrete waarborgen. Wij zijn niet van oor-
deqj, dat deze voorstellen, hetzij zij al dan niet redelijk
zijn, geïgnoreerd moeten worden. Wij: zijn van oor
deel, dat zij onderzocht moeten worden. Wij zijn van
oordeel, dat zij onderzocht moeten worden^ opdat wiji
mogen ontdekken, waar in deze voorstellen de mogen
lijkheid van vooruitgang ligt. Vernemende, dat de
Fransche en Belgische regeeringen niet bereid wa
ren het initiatief tot het voorstel voor een antwoord
te nemen, hebben wij:, hoewel wijl met vreugde iede
re handeling van hun zijde zouden hebben begroet,
deze regeeeringen en ook de Italiaansche regeering
ervan in kennis gesteld, dat wij: bereid zijn de ver
antwoordelijkheid voor de voorbereiding van den
tekst van een antwoord op ons te nemen.
Wij' zullen dit antwoord met 2oo weinig mogelijk
vertraging ter overweging aan onze bondgenooten
voorleggen en vleien ons met de hoop dat wij: in staat
zullen zijn tot overeenstemming met hen omtrent de
bewoordingen te geraken. Bij het formuleeren van
deze opvattingen is de Engelsche regeerin g niet
zonder vertrouwen dat zij zoowel de gevoelens der
geallieerden als die van ons zelf tot uitdrukking
zullen brengen. Wij gelooven niet dat wij in begin
sel ver van onze gealleerden verwijderd zijn. Het
verschil in de opvatting omtrent de methode behoeft
niet het nemen van een besluit te beletten. Voor zoo
ver een gemeenschappelijk opreden mogelijk is zul
len wij voortgaan met daarnaar te streven evenals
wij dit reeds hebben getracht en wij zullen met ver
trouwen de welwillende opmerkingen) van al onze
geallieerden en van alle belanghebbende staten vra
gen op de voorstellen, die geen ander doel zullen
hebben dan de pacificatie van Europa en het herstel
van de uitgeputte wereld.
o
De indruk die deze verklaring der Engelsche re
geering in Engeland heeft gemaakt, is hijzonder gun
stig; er is maar een heel kleine groep ontevredenen*
De pers is over het algemeen zeer tevreden.
In Frankrijk is de ajgemeene indruk: vriendelijk
voor Frankrijk, maar welwillend voor Duitschland.
Maar Frankrijk wil betaald worden en daarvoor
eischt het waarborgen, daar zal Frankrijk) bij1 moeten
blijven.
fieerenkleeding
- Heerenmodes.
SPAANDER Co. - ALKMAAR.
DE FINANCI6N VAN RUSLAND.
Op de agenda van de op 29 Juni te Moskou bijeen
gekomen 2e zitting van het al-Russisch centraal uit
voerend comité vermeldde niet alleen de ratificatie
van het verbonds-verdrag van de verschillende sow-
j et-republieken, maar ook het vraagstuk van verbete
ring der staatsfinanciën. Dit vraagstuk schijnt op
het oogenblik in het brandpunt van de belangstel
ling van Russische politici en van de pers te staan.
De desorganisatie van de financiën en de oeconomi
sche ontwrichting in algemeenen zin, waarvan men
op het oogenblik in Rusland getuige is, beschouwen
de bolsjewiki in dé eerste plaats als een gevolg van
de omstandigheid, waaronder de omverwerping van
het vroegere gezag plaats gehad heeft. Die omstandig
heden waren zoo moeilijk, dat vaö een rustige ont
wikkeling van de revolutie in de eerste jaren geen
sprake kon zijn en toen in 1920 de mogelijkheid leek
aangebroken, om de oeconomische relaties met an
dere landen te herstellén, bleek die toch tamelijk be
perkt. „Principieel" wenschte men geen handel met
Rusland te drijven; maar voor vele kooplieden was
de macht van het goud sterker dan de macht van
het principe. Rusland had echter behoefte aan veel
en velerlei en zoo geraakten de betrekkelijk groote
goudvoorraden waarover de staat aanvankelijk be
schikte, uitgeput.
Bovendien is het nut, dat deze handel heeft opge
leverd daargelaten dat hij in staat heeft gesteld
in eenige oogenhlikkelijke behoeften te voorzien
minder groot gebleken dan men verwacht had,
tuige het feit. dat de staatsindustrle, thans na U.
jaar van de nieuwe oeconomische politiek, niet alleen
niet in staat is, den Staat eenige inkomsten te ver
zekeren, maar zelfs groote bedragen aan subsidies
en z.g. „crediet" uit de staatskas opslokt. Verder is,
zeer zeker ook onder invloed van den geheelen hon
gersnood, de koopkracht van dé bevolking zeer ge
daald en tegelijkertijd bestaan er groote behoeften,
op allerlei gebied, die oogenblikkelüJte voorziening
eischen. Niettegenstaande deze ongunstige omstandig
heden vallen toch, hoe vreemd en ongerijmd het ook
moge lijken, twee zeer gunstige verschijnselen te con-
stateeren; in de eerste plaats dat er bepaalde takken
van industrie zijn, welks reeds winst beginnen te
maken en de tweede: de sterke inkrimping van de
staatsemissies in den laatsten tijd.
Uit de jongste, aan de zitting van het al-Russische
centraal uitvoerend comité ter inlichting overgelegde
begrooting blijkt, dat op het oogenblik slechts 16.1
percent der staatsinkomsten uit emissies verkregen
wordt, terwijl het aandeel dat belastingen in het to
taal der staatsinkomsten hebben, is gedaald van 74.7
percent tot 45.7 percent. Niet vergeten mag worden,
dat in sówjet-Rusland, waar de voornaamste pro
ductie-middelen zich in handen van den staat bevin
den, de belastingen voornamelijk gedragen worden
door de gedenationaliseerde mid<l§l- en kleine in
dustrie. Erkend wordt, dat de belasting, die van de
bedrijven geheven wordt, geen rekening houdt met
de gemaakte (en dikwijls niet gemaakte) winst, maar
eenvoudig van het bedrijfskaptaal worden afgenomen.
(De Ekonomitsjeskaja Sjisn van 30 Juni). Men ziet
evenwel het principieel onjuiste van deze, op het
oogenblik overigens noodzakelijke, methode in en
hoopt daar zoo spoedig mogelijk wijziging in te bren-
8en-
De begrooting beloopt een bedrag aan uitgaven van
1.566.359.074 gouden roebel Ivoor het loopende begroo-
tingsjaar, waarhij het tekort 515.818.597 gouden roe
bel bedraagt.. De inkomsten uit het staats-bezit
groeien steeds aan, zij bedroegen in April 37.575.000
gouden roebel tegen 17.931.000 in OctoberDecem
ber. Op grond hiervan hoopt men, dat het volkscom
missariaat van financiën spoedig in staat zal wezen
een grondige wijziging in rijn politiek te brengen.
HET ALCOHOLGEBRUIK IN DENEMARKEN.
Naar In- en Uitvoer meldt, heeft het Deensche Bu
reau voor de Statistiek onlangs een overzicht gepu
bliceerd over het geraamde alcoholgebruik in Dene
marken sedert 1911. Belangwekkend is de hieruit blij
kende daling van het gebruik in de laatste jaren. De
volgende cijfers (berekend op de basis van 100 pet.
zuivere alcohol) geven het alcoholverbruik per hoofd
aan, waarbij het alcoholgehalte van likeuren, wijn
en bier in aanmerking ia genomen.
1911/15 gemiddeld 6.7 liter
1918 gemiddeld
1917 gemiddeld
1918 gemiddeld
1919 gemiddeld
1920 gemiddeld
1921 gemiddeld
1922 gemiddeld
In 1922 bedroeg het Ibier 1.8(
wijn 0.24 liter tot het totaal bij; de overige 0.56 life
kwamen op rekening van alcoholische likeuren. He
gebruik dezer laatste 'bedroeg in 1911/15 gemiddeld
4.45 liter en in 1916 4.34 liter. Sedert dat jaar is e
een sterke daling ingetreden; het zuivere alcoholge
bruik (excl. wijnen én bieren) bedroeg nl.: 1.26 lite
in 1917., 0.20 in 1918, 0.46 in 1919, 0.76 in 1920, 0.61 in
1921 en 0.56 in 1922.
6.7 liter
3/4 liter
1.7 liter
2.5 liter
3.0 liter
2.7 liter
2.6 liter
liter alcohol per hoof