^ptiaw
uuliüUw
Za'.erdag 28 Juli 1923.
6651e Jaargang. No. 7271.
TWEEDE BLAD.
ÖÊTiÊFDE WH EEN OUDEN MAX.
De dingen om ons heen.
FEUILLETON.
Een Levensweg
Honi^s
(Vervolg.)
V.
De dokter kwam nog slechts twee maal in de
week. Hij mocht daags weer een paar uur opzitten en
als hij zich niet vermoeide was de totale genezing nog
slechts een kwestie van een paar weken.
Als hij over zijn dagen van aanhoudend te bed
liggen eens nadacht, waren er toch enkele dingen,
waarvoor hij een verklaring zocht, maar niet vond,
bijv. waarom Fred en Lilia meestal samen 'bij, hem
kwamen of juister gezegd waarom Fred, wanneer
Lilia bij hem kwam, haar bijna steeds op den voet
volgde.
Zou hij jaloersoh wezen? Zou hij wat bemerkt
hebben van zijn genegenheid voor het meisje?
Maar dit was weer niet in overeenstemming met
het feit, dat hij de gelegenheid om alleen bij zijn
vader te zijn, doorgaans onbenut liet en voorgaf op
zijn eigen kamer te zitten studeeren.
Toen Bartel's *s middags een dominootje kwam ma
ken, het eerste in zooveel weken zei hij:
i En ben je nu heel genezen, amice?
De dokter zegt tenminste zoo goed als-
Wat weet de dokter ervan?
Wel sapperloot. Moet ik 't aan Da vragen?
Je longen zullen wel beter zijn, daar twijfel ik
niet aan, maar daar had ik het niet over.
Wel donders, kerel, denk je dan dat ik ook
nog lever- of nierziekte heb?
Dat direct, niet, maar ik was bang voor een
hartkwaal, je weet wel!
Ik heb vergeten te vragen of ik al raadsels op
mag lossen en dus
Nu, nu, zoo moeilijk is de oplossing van dat
raadsel anders niet te vinden. Het antwoord is geloof
ik: Lilia.
Alle duivels, meen je dat?
—4 Je behoeft me niet zoo verschrikt aan te zien!
Ik kijk je nijdig aan!
O zoo, is dat nijdig? Nu, zet je gezicht dan
eens anders!
Maar je weet toch heel goed, dat het maar
gekheid was, dat helb ik je vroeger al gezegd.
Gezegd ja, maar ook gemeend?
Ik zeg altijd wat ik meen, daar ken je me voor.
Nn, dat is dan maar goed ook.
Je bedoelt?
Wel, dat je kans zoowat op een /honderdste
van vroeger gedaald is.
De majoor zei niets, maar zag met open oogen
en mond zijn ouden vriend aan.
Wat? Heb jij?.™...
Ik? Dat moest er nog bij komen! Wat zouden
mijn neefjes zeggen?
Je neefjes?
Ik geloof waarachtig, dat die dokter van jou
ook alles maar ten halve doet. Je hebt een) begin van
hersenvorweeking ook.
Hij zei het eenigszins ongeduldig, maar voegde er
aanstonds op kalmer toon aan toe:
Natuurlijk! Ze erven wel niet veel, maar als
oompje ging trouwen bestond er toch alle kans, dat
ze heelemaal niets kregen.
Neen, amice, heb geen vrees, ik heb mijn tijd
in dat opzicht gehad en dat is ook maar goed ook.
voor mijn neefjes tenminste.
Best, maar nu weet ik nog niets. Wat heeft
dat te maken met
Met de daling van je papieren?
-- Precies!
Wel,zooveel tenminstedat het meisje zelf
verliefd is of hard op weg om het te worden.
De majoor liet de dubbele zes, die hij juist aan
wou zetten, uit zijn vingers op den vloer glijden.
Wat vertel je me nu?
Och, iets heel gewoons. Als jij vuur en stroo
jij elkaar brengt, gaat het stroo ook branden.
Zou Fred
Fred? Dat weet ik nietMaar Lilia positief,
daar geef ik mijn lammen poot op.
o
Dat men in enkele weken zoo'n heel 'bijzonderen
kijk oo de wereld kon krijgen!
's Avonds in zijn bed, toen allen ter ruste waren,
dacht hij eens kalmpjes over een en ander na.
OfKalmpjes?
Die Fred, die Fred!
Maar de goede jongen wist blijkbaar van den prins
geen kwaad. EnMisschien was 't van Bartela maar
verbeelding! Die kon zich óók vergissen( al was zijn
blik in den regel vrij zeker.
Er was iets vreemds in Lilia's doen en laten, dat
viel heir wel op; ze was min of meer schuchter, ge
geneerd, vooral nu hij haar eenigszins oplettend aan
keek, ais wilde hij op haar gezicht lezen wat in haar
omging.
Het trof hem, dat het gezegde van Bartel»: Lilia
is verliefd, hem niet onaangenaam had aangedaan,
nu het voorwerp van die liefde zijn eigen zoon was.
Hij vroeg zich af hoe hij zich gevoeld zou hebben,
wanneer een vreemde de gelukkige was geweest en
alleen bij de gedachte steeg hem 't bloed naar 't hoofd.
Zij had iets lief, dat van bèm was, dat bracht
zijn egoisme tot zwijgen.
o
Een paar dagen later vraagde hij Fred of hij niet
weer naar Breda terug moest, doch haast was hier
volstrekt niet bij en bovendien de vacantie stond voor
de deur, verzekerde de jonkman.
Hier was weinig tegen te zeggen, maar bij zich
zelf dacht de majoor: Zou er geen andere reden voor
zijn treuzelen zijn?
Zou 'tniet van één kant komen, maar van twee?
In onzekerheid zou hij, niet te lang worden ge
laten.
Op een morgen kwam Lilia de kamer binnen,
I schuchterder dan ooit. 't Was of ze iets gedaan had,
waarvoor zij vreesde een verre van malsche berisping
te ontvangen.
Verheijen zag hkar verbaasd aan. Zouden ze wat
gehad hebben? Vraagde hij zich af. En hij was al
druk bezig Fred van allerlei onaangenaams te ver
denken, toen deze zelf binnen kwam, bedeesd naar
i zijn gezondheid informeerde, zachter praatte dan ge
woonlijk en voor Lilia zoo goed as geen oogen
scheen te hebben.
Nu werd 't Verheijen te machtig en het 'boek dicht
slaande en voor zich op tafel leggend, zei hij half
grappig, half ernstig:
Zeg eens, is er wat?
Fred moest even lachen.
Hoe bedoelt u dat, pa?
Wel, alle duivels, of er wat is! Jelui ziet er
allebei uit of je iemand tegen bent gekomen, dien je
liever niet zag.
Dat is toch niet zoo, pa. We zijn wel iemand
tegen gekomen, maar dien zien we wel graag ook.
't Lamste is maar, dat hij ons allebei vast heeft ge
grepen en we nu niet weg kunnen.
Als 'teen Balinees was, hakte ik 'm zijn kop
af, maar 't is zeker iemand anders.
Lilia lachte schuchter voor zich heen. Aan dien
Balinees had ze kennis.
Nu, kinderen, zeg (het maar, hielp hen Ver-
heijen. Ik geloof ik het al lang weet: jelui zijn 't eens,
nietwaar?
Ja, pa, antwoordde Fred, we zijn 't heel erg eens
en als u
Ik wensch niets liever, mijn jongen.
Hij stond op en trok Lilia naar zich toe.
En jij, ondeugd, zeg jij niets?
Ze schreide zacht en 't eenigste wat zij uitbracht
was:
Wat moet ik zeggen? Ik durfde haast niet ho
pen
Vrij ontstemd riep Da naar binnen:
Daar is mijnheer Bartels! Die heeft al een
kwartier staan schellen, zegt hij.
Mijn lamme 'poot werd zoo moe, zei de kapi
tein, de kamer binnen tredende en, die drie daar
bijeen ziende, Fred gegeneerd, Lilia schreiend, riep
hij uit:
Ik kom toch niet op je begrafenis, ouwe jon-
£ell? A W
Neen, zei Verheijen, zoover is t nog niet. Mag
iik je mijn aanstaande schoondochter voorstellen?
Van heeler harte geluk gewenscht! Je had me
geen aangenamer tijding kunnen meedeelen.
I Hij drukte de jongelieden de hand en zich lachend
tot Verheijen keerend zei hij:
Dat is de mooiste zet van alle: Koning en Ko
ningin, die jij als raadsheer dekt!
Is dat abacadabra? vraagde Fred.
Neen, zei de kapitein, dat is een doodgewoon
apartje tusschen je vader en mij. Jij zult ook wel eens
een apartje gehad hebben, denk ik?
op een gegeven oogenblik volgt D© bewijzen, dat do
harmonie tusschen het Engelsche en he.t Fransche
volk sedert geruimen tijd zoek is, zijn voor het opra
pen. Het vraagstuk van den Levant, dat door
Fransch toedoen is „opgelost" door het sjovele ver
drag van Lausanne, waaraan de meest gelntereseer-
de volken als het Servische hun goedkeuring ont^
houden en dat door andere, slechts noode wordt ge- j
teekend, is er slechts het jongste bewijs van. Ook de
debatten in het Lagerhuis over de credicten voor
de landsverdediging in de lucht zijn sprekend ge
noeg. Een dergelijke bewapening van Engeland kan
slechts zijn gericht tegen Frankrijk, d.w.z. tegen
een aanval door Frankrijk. Immers uitdrukkelijk
wordt betoogd, dat een tegenoffensief vaak het boste
defensief is en in één adem beweert men, dat de
aan te schaffen vliegtuigen zoo zullen worden inge
richt, dat zij uitsluitend voor verdediging dienen, j
daar zij aan hun basis gebonden zijn.
Niemand kan ontkennen, dat vliegtuigen als die j
waarvan in het parlement sprake was alleen, aan
hun offensief-defensieve bestemming kunnen beant-i
woorden, als de eventueele tegenstander vlak bij de(
deur ligt, te treffen is zonder dat de Engelsche lucht
vloot feitelijk van huis gaat.
Waar niemand deze consequentie der parlements-
verklaringen zal ontkennen, wordt elk land als mo
gelijk vijand uitgeschakeld, behalve de landen aan
Noordzee en Kanaal, zeg met inbegrip van Duitsch-
land. Welnu, voor Nederland en België meenen wij
te mogen instaan, al was het slechts, dat de Engel
sche luchtvloot ook zonder de voorgenomen uitbrei
ding tegen die van Noord- en Zuid-Nederland is op
gewassen. Duitschland bezit geen luchtvloot van
eenige beteekenis en kan die ook niet uit den grond
too veren.
Blijft dus slechts een land over: de bondgenoot
over het kanaal.
Op dit feit wezen wij hier, zoodra de plannen tot
uitbreiding der Engelsche luchtvloot ter sprake kwa
men, doch toenmaals was nog niet zoo scherp ge
formuleerd, als door de debatten van Maandag jl.
het geval is, dat die wapening alleen ten doel heeft
een luchtaanval af te weren, dien men uit Frankrijk
vreest.
Vreest, natuurlijk nog niet heden of morgen, doch
dien men toch niet uitschakelt van de mogelijke ge
beurtenissen.
De koek-en-ei periode is achter den rug, Nu zitten
de twee landen vol op in die van de haken-en-oogen
en niemand weet wat zich daaruit zal ontwikkelen.
Vermoedelijk zal die toekomst voor een groot deel
afhangen van de beschikking, die Parijs neemt op
het antwoord van Baldwin. Komt men wat de hoofd
punten betreft, tot overeenstemming, dus: wordt het
diplomatieke eenheidsfront ten opzichte vanDuitsch
land hersteld, dan is alles weer, voor een poosje, in
orde tusschen Londen en Parijs. Althans als er niet
te veel concessies noodig zijn van beide zijden, om
tot die overeenstemming .te geraken.
Herhaaldelijk hebben wij betoogd, dat ieder com
promis tusschen deze twee opvattingen, als -het door
wederzijdsche concessies, d.w.z. door gesjaggel, moet
worden bereikt, nieit anders is dan een overpleisteren
van de bestaande breuken en barsten. Een over-
pleistering, die als alle reparaties van stukadoors en
snel witters niet zeer lang houdten die, als zij
zich begeeft, de oude scheuren nog onoogelijker
De ontwerp-uota van Baldwiin, thans die der En
gelsche regeering, heeft als eerste doel te pogen het
eenheidsfront der bondgenooten weder op te bou
wen. Men weet hoezeer het in den loop der tijden is
geschokt en hoe fel de economische en politieke
overtuigingen der twee groote Ententelanden tegen
over elkaar staan.
Op den duur moet dit gehakketeer de stemming
tusschen de twee volken in den grond bederven en
waarlijk, het gaat reeds ernstig dien weg op.
Als de eerste natie meent, dat het er de andere om
te doen is haar op politiek- of handelsterrein vlie
gen af te vangen en als dan bovendien de verhou
ding tusschen die twee nog wordt bemoeilijkt door
I ernstige finanoieele vorderingen, is er geen regee-
1 ring denkbaar die kan beletten, dat die stemming
hoe langer hoe meer verzuurt en dat de uitbarsting
naar het Engelsch van E. TEMPLE THURSTON
door W. J. A. ROLDANUS Jr.
13.
BOEK III.
De wereld, het vleesch en de wet.
HOOFDSTUK I.
Het is een bedriegelijk denkbeeld te denken, dat
men naar Londen moet gaan om het leven te zien.
Het leven manifesteert zich op vele plaatsen vóór
men de groote metropolis bereikt. De spil waarom de
§roote menschelijke machine draait, is ongetwijfeld
aar; in werkelijkheid is alles mechanisch deugl,
ondeugd, arbeid, zelfs het simpele feit van adem ha
len. Men ademt de Londensche lucht niet in met de
bedoeling zijn longen wel te doen; men doet het
werktuigelijk: om te blijven leven. Wanneer, zooals
dat in die atmospheer onvermijdelijk het geval moet
zijn, de eerzucht dood is, arbeiden de menschen werk
tuigelijk. Aalmoezen geven, bidden tot een God
als het überhaupt gebeurt geschiedt met een me
chanische accuratesse, die haren kloven of de punt i
van een naald nog onderverdeel en zal. En met on
deugden-is het precies zoo gesteld. De werkman be
drinkt zich op Zaterdagavond; wanneer den jongen
klerk zijn salaris uitbetaald wordt, bevredigt hij zijn
lusten. Zij die, het betalen kunnen; gaan na afloop
van het seizoen de stad uit en- zijn hetzij op het land,
hetzij in den vreemde, schepen zonder ballast, ma
chines zonder smeerolie. Wanneer zij lang uit hun
omgeving waren, zouden zij roesten of verouderen;
zij kunnen niet leven zonder hun voortdurenden ma-
térieelen voorraad brandstof. Niets is bij1 hen spon
taan. De conversatie is mechanisch; iedereen praat
alsof hij een machine in werking was, waarvan de
zuigerstangen op bepaalde oog-emblikken, die moet
vaneeren. in en uit den cylinder gaan. Wanneer
iemand éénmaal zegt wat hij voelt, wanneer hij, zon
der te letten op het eentonig gesnor der machine,
éénmaal zegt wat hij op zijn hart heeft, wordt hij
verbannen en veroordeeld. Zelf» ingetogenheid is
mechanisch. De dingen, die we allen weten, maar
waarover we liever niet spreken, worden- verborgen
in poézie of bedekt te kennen gegeven in proza., en de
menschen, die een kat liever geen kat noemen, beta
len onmogelijke prijzen om ernaar te luisteren. Doch,
wanneer de dingen eerlijk besproken worden op een
wijze, dat men er leering uit trekken kan, dan slaat
de maatschappij de geestelijkheid de city haar
banden van schande in de lucht. In Londen wordt
het naar waarheid een wetenschappelijke eeuw ge-
noomd. Hoe te leven is de eeuwigdurende vraag;
nooit waarom te levert. En geleerden worden in hun
laboratorium grijs door hun pogingen om een ma
nier te vinden om het te doen.
Dat is het leven in Londen, zooals het in alle groo
te wereldsteden is.
In zulk een atmospheer leefde, werkte en verkeer
de vreemd genoeg zonder erdoor aangetast te
worden Philip Jerningham. Overdag ging hij de
werkplaatsen binnen, waar het gekraak van riemen
en het gesnor van raderen bijna oorverdooverd was.
en daar weefde hij aan de draaibank, die wij allen
draaien moeten, het patroon van zijn leven. De con
currentie was scherp. Hij bekommerde*er zich niet
om. Zoolang die duurde, gaf hij zijn volle kracht;
maar wanneer de werkplaats gesloten werd en de
mannen hun machinerieën wegdroegen, om pret en
dergelijke te gaan zoeken, werdi Jerningham een
heel ander mensch. Gedurende de uren, dat hij rust
te. leefde hij en het was een niet mechanisch leven.
Een rok hing in zijn kleerenkast. in Plowden Build
ings, maar was bijna versleten van het hangen. Dik
wijls lachte hij, als hij ernaar keek. Wanneer hij
naar een schouwburg ging, deed hij dat voor het
stuk en niet omdat hij dezen acteur of gene actrice
in hun laatste rol wilde zien. Bij die gelegenheden
zat hij in het parterre, terwijl de man. die in den
loop van den dag op de beurs een aanzienlijk bedrag
aan hem verloren had, in een rok gemakkelijk in de
stalles zat. Ging hij 's Zaterdags naar buiten, dan
trok hij een oud pak aan en ging alleen. Hij was zijn
eigen brandstof., zijn eigen 'beweegkracht. Als hij
eens ergens ging dineeren, dan sprak hij over ditjes
en datjes, die hij den vorigen dag aan een lunch ge
hoord had.
Hij zeide bovendien wat hij voelde, in plaats van
na te kauwen wat alle anderen voelden. En om al
die redenen was hij in de „society" niet gezien, waar
om hij de „society" vermeed "en zoo goed als niet
verkeerde met die klasse vrouwen, waarmede hij zou
met Maizenavla is een heer
lijk en gezond nagerecht op
eenvoudige wijze te bereiden
met Honig's Maïzena» het
zuivere product voor tel van
toespijzen.
Let op de slaitzegela als
bewijs van echtheid,
maakt, nog duidelijker in het oog laat vallen.
Aan den anderen kant staan de opvattingen zoo
ver van elkaar, dat de kllove, zonder handreiking, te
breed blijft.
In Engeland vreest men blijkbaar of een directe
weigering uit Parijs of een stel zoo ingrijpende amen
dementen, dat het oorspronkelijk ontwerp van ant
woord waardeloos wordt.. Zoowel die weigering als
een principieele verandering in het antwoord, wordt
natuurlijk gemakkelijker gemaakt door het feit, dat
het ontwerp geheim is gehouden en dat, in tegen
stelling met vroegere gelegenheden, ook geen enkel
blad te Londen of Parijs den tekst of een samenvat
ting er van machtig wist te worden.
Frankrijk had op die goheimhouding aangedron
gen. Dit nu is wel in overeenstemming met het ge
wone diplomatieke gebruik, omdat dan partijen de
gelegenheid hebben het voor en tegen te overwegen
en voorstel en antwoord worden gepubliceerd zon
der (ongevraagd) inmenging van anderen. De Fran
sche pers. evenals de Engelsche trouwens, heeft er
echter nooit veel been in gezien om toch een en an
der uit geheime stukken en onderhandelingen te
„vernemen" en door het wereldkundig maken van
zulk een geheim invloed uit te oefenen op de richting
van het antwoord. Men weet, hoe bijv. Pertinax in
den Echo de Paris een tijdlang de Fransche politiek
aan een touwtje had en hoe de diplomatieke mede
werker van de Daily Telegraph bijv. in Londen vrij
wel hetzelfde deed. Of poogde.
Thans zwijgen de bladen. Zelfs te Parijs en dit
laatste maakt de Engelsche kranten kopschuw.
Alls de Fransche collega-s niets zeggen over de
voorgestelde nota kan dit geen anderen grond heb
ben, dan dat Parijs poogt ons een kool te stoven.
Bijv. door tegelijk met het antwoord een voorstelling
der feiten te geven, die maakt dat de publieke opi
nie op Fransche hand raakt, zegt men in Londen. En
men voegt er aan toe, dat de regeering verkeerd
deed door die geheimhouding zoo angstvallig to be
waren. Als zij dit niet had gedaan, zou de wereld
weten wat Engeland precies wilde en aangezien En
geland gelooft, dat in Downingstreet de stem van
het gezond verstand heeft gesproken, zou de wereld
opinie dan ook met Engeland accoord gaan en zou
daardoor op Frankrijk zulk een moreele pressie wor
den uitgeoefend, dat het niet zou kunnen weigeren.
Aldus de opinie van eenige der voornaamste En
gelsche bladen.
Deze opinie is niet in alle deelen juist. De open
bare meening was ook tegen de Ruhrbezetting, toen
Parijs en Brussel niettemin daartoe overgingen en de
openbare meening is het herhaaldelijk ook met an
dere daden en besluiten der Entente oneens geweest
zonder dat de dictators er zich aan hebben gestoord
Bovendien is het een onomstootelijk feit, dat
Frankrijk er recht op heeft zijn oorlogsschade ver
goed te krijgen en dat het volstrekt niet zeker is, dat
Duitschland feitelijk zoo arm is, als het zich houdt.
Het Duitsche „geld" moge pl.ni. waardeloos zijn,
elk Duitscher heeft er zooveel 10.000 malen meer
van dan vroeger, dat het vrijwel op hetzelfde uit
komt en bovendien zijn bodem, huiseigendom, fa
brieken, werkkracht, ervaring en intelligentie der
Duitsche bedrijven zeker (in goud uitgedrukt) niet
minder waard geworden.
Er heerscht alleen een financieel© verwarring, die
ter oplossing meer kunde vereischt dan het potlood
en de blocnota van prof. Gustaf Cassel tot dusverre
aan de wereld hebben laten zien en waar „zelfs"
bankierscommissies alleen eenige frasen voor over
hebben, omdat zij het vraagstuk beschouwen als een
van financiën inplaats van behoorend tot muntwe
zen, wat het. feitelijk isl
Nu de wereld weigert in Duitschland, dat door zijn
monarchie eerst en thans door zijn democratie op
den verkeerden weg is gebracht, een ruine te zien
die het dan ook totaal niet is gaat het niet aan
Cassel, Keynes en de bankiers gelijk te geven en te
verlangen, dat Frankrijk niets of ongeveer niets te
rug krijgt van de geleden schade.
De openbare meening wordt van dag tot dag be-
iDfluenceerd, dan door de eene, dan door de andere
partij en Duitschland is steeds bereid van elke
uiting, in zijn voordeel vernomen, partij te trekken.
Toch zou het van veel belang zijn als juist thans
de wereld vernam wat Engeland wil en op welke
gronden. Dan ziou er metterdaad kans zijn, dat de
geheele wereld (die ten slotte degeen is, die zal lij
den onder een eventueele botsing tusschen Frank
rijk en Engeland, zooals zij leed onder den gr ooien
oorlog) de 'keus doet tusschen het economisch stand
punt van Londen of het politiek standpunt van Pa
rijs en dat op grond van die algemeens overtuiging
een oplossing wordt gevonden.
Die oplossing zal niet in volle overeenstemming
mogelijk blijken.
Met de publieke opinie mee, zal vermoedelijk En-
geland's opvatting zegevieren. Niet met, doch tegen
Frankrijk.
Zonder invloed der openbare meening vooraf zal
er een overeenkomst worden bereikt, van geven en
nemen, van concessies aan en concessies van Frank
rijk, die het gat weer pleisteren.
liet gat, dat straks toch weer opengaat
Uitstel van executie voor de wereld, die angstig
wacht en nog niet weet of hangen of de vrees voor
hangen het ergste kwaad is. UITKIJK.
hebben kunnen trouwen.
Er viel niet aan te twijfelen, aan een diüer was
hij niet gezellig. Dat is iemand, die zegt wat hij
denkt, tegenwoordig altijd. De eigenschap om het
tegenovergestelde van wat men voelt en de waar
heid met een welsprekende geestigheid te verdraaien
maakit u interessant voor uw medeschopselen,
Jerningham bezat die eigenschap niet. Hij was niet
geestig, hij was nooit welsprekend. De Londensche
man en de Londensche vrouw zijn gegoten in den
vorm van ongerechtigheid. Jerningham behoorde' tot
het type, dat diametraal tegenovergesteld daaraan
was. Dat was misschien de reden, waarom de men
schen, die in Plowden Buildings bij hem kwamen,
hun volle vertrouwen in hem stellen konden. Hij-ten
minste zeide hun de waarheid omtrent hen zelf, voor
zoover hij die begreep; en wanneer iemand eenige
jaren in Londen geweest is, zal hij alles doen om de
waarheid te hooren, wanneer er nog eenige flinkheid
in hem is.
Uit dit alles kan opgemaakt worden, dat Jerning-
ham's leven betrekkelijk kalm was. Onder degenen
die intiem met hem omgingen, was hij bekend als
„de vrijgezel" en zelfs met de grootste phantasie kon
geen hunner zich indenken, dat hij ooit trouwen
zcu. Niet omdat hij vrouwen schuwde. Vrouwen wa
ren, zooals reeds gezegd, op zijn kamers geweest,
maar geen harer had een plaats in zijn leven inge
nomen. 'Een portret van zijn moeder stond op een in
het oog loopende plaats op den schoorsteen, maar
verder was er in zijn kamer geen vrouwenportret te
zien. Gravures, houtsneden en oude platen waren
de eenige muurversiering. Op ende op was het de wo
ning van een vrijgezel; de kamers van een man, die
ervan houdt om de ahrdheid der stoelen en 't nooit
veranderende uiterlijk ervan. Wanneer een man al
leen woont, verandert hij nooit iets, vult hij slechts
aan. Stoelen blijven op dezelfde plek, waar ze gezet
werden, toen ze in de kamer werden gebracht.
Voor Jerningham waren, toen hij uit Terland, waar
hij een heerlijke vacantie doorgebracht had, kwam,
die oude dingen op hun oude plaatsen een groote
troost. Het viel hem ontzettend zwaar weer aan het
werk te gaan. maar het was volstrekt niet moeilijk
voor hem terug te keeren naar den Temple en te
gaan zitten in den ouden stoel met houten zitting, die
hij vroeger eens op een verkooping uit een ouden
rommel opgediept had.
Met zulk een omgeving zoudt gij u een bejaard man
met grijs haar aan de slapen voorstellen; maar dat
is voor Jerningham niet juist. In Gray's Inn, Lin-
coln's Inn, Clifford's Inn en de Temple vindt gij vele
mannen, die leven zooals Jerningham leefde, en toch
nog jong en imde kracht van hun leven zijn. Jerning
ham was vier-en-veertig, als wij den ouden familie
bijbel gelooven*'mogen. Met jonge oogen keek hij het
leven in; nog steeds had hij vage visioenen van een
toekomst. Om zich te kunnen" indenken uit welke
richting «die komen zou, daardoor was hij niet intro
spectief genoeg; maar" wanneer een tooneelstuk hem
trof of een muziekstuk zijn van nature onmuzikale
ziel ontroerde, stelde hij zich voor, dat op eem goeden
dag een vrouw in zijn leven zou kunnen komen, al
zijn principes omver gooien, zijn gewoonten verande
ren en zijn stoelen verplaatsen.
Tot dusverre was zij nog niet gekomen en hij was
I tevreden genoeg met zijn levensomstandigheden zoo
als die waren, om zelf eens naar haar uit te kijken.
De dingen nemen zooals zij waren was zijn leef
regel. Hij had het vreeselijk gevonden weer aan
het werk te gaan, maar hij had geen oogenblik ge
aarzeld het te doen. De diepste teleurstelling, die hij
in de laatste tijden gehad had, was misschien, dat
hij een dringende uitjioodiging van Fennel, om den
volgenden zomer weer naar Ierland te komen, had
moeten afslaan. De wilde vrijheid van het leven, dat
hij daar geleid had, had een blijvende echo in zijn
inconventioneele natuur. Zijn belangst Hing in de
menschen zelf en meer speciaal in Nanno, was ge
wekt. Hij begreep ze, zooals iedereen, verkeerd en dat
op zich zelf maakte hen reeds interessant. Het ge
heele daaropvolgende jaar had hij zooals iedere
Kngelschman dat na zijn eerste bezoek doet de
Iersche quaestie met ware geestdrift besproken.
Toen een cliënt hem dan ook uitnoodigde voor een
diner, waar hij een Tersch Parlementslid zou aantref-
fen, had hij die invitatie gaarne aangenomen, of
schoon 't reeds bijna twee jaar geleden was, dat hij
hij de Fennels gelogeerd had.
„Een Iersch lid van het Parlement!" had hij uitge
roepen. Een vertegenwoordiger van het volk zelf, dat
hij wilde leeren begrijpen een Ier van de Ieren!
De rok werd uit de kast gehaald en afgeborsteld,
de broek van onder, de matras van zijn bed opge-
j diept. Hijging op jacht naar een witte das maar
Ikon die niet vinden; hij vloekte over de stijfheid van
jde knoopsgaten van zijn overhemd. Het was een heele
1 gebeurtenis. Hij zou een man ontmoeten, die met
hem kon praten over een onderwerp, dat hem ten
zeerste interesseerde. Neen, hij ging niet naar een