Alpmti Nitiis- Twint^ Uitgevers i N.V, v.h. Raad van Schagen. Binnenlandsch Nieuws. 1 Dinsdag 11 September 1923. 66ste Jaargang. No. 7296. Dit blgd verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. [0 ÜKllftliüï! INT. TELEF no. 20 Prij9 per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Vergadering van den Raad op Zaterdag 8 Sep tember, des# avonds 7 uur. Afwezig is de heer Koemeester. Voorzitter de heer J. Cornelissen, burgemeester; secretaris de heer A. C. Roggeveen. Na opening zegt Voorzitter, dat do notulen nog niet in orde zijn en dat de volgende stukken zijn ingekomen: le. schrijven van den heer Helder, dat hij zijn benoeming tot Wethouder aanneemt; 2e. schrijven van den heer Van Erp, waarin hij verklaart de benoeming tot Wethouder aan te nemen; 3o. schrijven van den heer Helder, waarin hij mededeelt te bedanken als wethouder (zie ons no. van Donderdag j.1.) En vanmorgen, zegt Voor zitter, is er van den heer Helder# kennisgeving ont vangen, dat hij den brief, waarin hij bedankt als wethouder, intrekt. Voorz. zegt, dat vorige keer bij de verkiezing zich een informaliteit heeft voorgedaan, er is geen rekening gehouden met artikel 46 van de gemeente wet wat vermeldt, dat: „zij onthouden zich van medestemmen over de zaken, die hen, hunne echtgenooten, of hunne bloed-1 of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaat, of waar in zij als gelastigden zijn betrokken. Eene benoeming worat geacht iemand per soonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door eene herstemming is beperkt." Vorige keer, zegt Voorzitter, is dit hier het geval geweest en hebben de heeren Van Erp en Heidér bij hun herstemming meegestemd. Daarom moet thanB weer een nieuwe stemming worden gehouden voor de vacature-Van Erp, ornaat die benoeming niet wettig is geschied. De heer Van Nuland begrijpt uit de mededeeling van 'den Voorzitter, dat bij de herstemming de heeren Helder en Van Erp niet hadden mogen meestemmen. Maar spr. meent, dat dit dan ook van toepassing is bij de benoeming van den heer Helder. Voorzitter zegt, dat het bewuste artikel niet in toepassing is gebracht bij de benoeming van den heer Van Erp. De heer Helder is bij vrije- en niet bij herstemming gekozen. De heer Helder: Bij de 12e stemming ben ik direct gekozen. Voorzitter zegt, dat dus nu weer stemming moet worden gehouden in de plaats van den heer Van Erp. De heer Van Erp vraagt, naar aanleiding van het bedanken van den heer Helder, het woord en zegt dat het zijn bedoeling is, duidelijk te maken, wat waar is en wat niet waar is. In de eerste bijeenkomst van de fractie der vrijzinnig-democratische raadsleden, werd besloten de wethouders-zetels door vrijzinnig-democraten te bezetten en werd aan den heer Hopman gevraagd, of deze weer genegen was een wethouderszetel te aanvaarden, welke vraag door den, heer Hopman bevestigend werd beantwoord. Na een pijnlijke stilte werd ook aan den heer Helder gevraagd, of deze genegen was, een zetel aan te nemen, doch hij wenschte dat alleen te doen met mijnheer Trapman, niet met mijnheer Hopman. In ae 2de bijeenkomst werd besproken het doen innemen van de wethouderszetels door de heeren Helder en Trapman en toen men tot geen overeenkomst kon komen, werd, inélaatste instantie aan mij gevraagd, of ik er voor voelde* en toen heb ik geantwoord, dat het niet aan mij was, die functie te aanvaarden, maar dat ik dan uit het zelfde vaatje zou schen ken als de heer Helder en ook condities zou stel len. Beter echter was het, mij niet te kiezen. De heer Trapman zal niet te veel over deze kwestie, zeggen, niet gewend als hij is, om derge lijke aangelegenheden in den Raad te bespreken. Het was dan ook met' volle instemming, dat spr. Voomtter in de laatste zitting hoorde zeggen, dat men hier zou zitten voor de algemeene belanden van de gemeente, met terzn de-stelling van particu liere en partü-belangen. Het zou spr. aangenaam geweest zijn, als de partijzaken hier niet ter sprake waren gekomen, maar waar door het schrijven van den heer Helder en door de woorden van den heer Van Erp, dit thans wel het geval is, moet spr. antwoorden om de zaken recht te zetten. Mijnheer Van Erp begint met het noodige pathos, dat wat hij hier zal zeggen, is de waarheid en niet anders te dienen, maar spr. protesteert tegen de uiteenzettingen, die de heer Van Erp hier doet, en waarbij hij de dingen in flagranten strijd met de waarheid naar voren brengt. Als eerste punt roert mijnheer Van Erp het bedanken door den héér Hopman aan. Spr. zal meedeelen, hoe in wer kelijkheid deze kwestie zich heeft toegedragen. Als Voorzitter der Vrijz. Dem. Raadsfractie, heeft spr. de bijeenkomst van deze fractie geleid en uit gevoel van waardeering voor de belangrijke en uitstekende diensten die de heer Hopman jarenlang als wethouder aan de gemeente heeft bewezen, is door spr. aan den heer Hopman direct gevraagd, of hij weer genegen was, de wethouderszetel te bezetten. De heer Hopman wenschte een benoeming te aanvaarden en t zei, naar lang wikken en wegen tot dit besluit te zijn gekomen, doch onder voorwaarde, dat gezien de omstandigheden, waar onder hij in B. en W. moest plaats nemen, hij van ons een zeer tegemoetkomende en loyale critiek zou ondervinden. Toen is door mij geantwoord, dat ,een .dergelijke voorwaarde niet kon ingaan, en dat, wie er ook aan de groene tafel als wet houder ging zitten, dat niet onder bepaalde voor waarde moest doen en dat ik mij ten opzichte van geen enkel persoon, ook niet door den heer Hop man, zou laten binden in mijn critiok. Hoe zeer de werkzaamheden van den heer Hopman waar- lVj ?en dergelijke voorwaarde, als door hem ge steld, kon en mocht ik niet accepteeren. Ik wensch de belangen der gemeente vrij en zonder aanziens des persoons te behandelen. Dat is de reden ge weest waarom de heer Hopman geen wethouders zetel meer wilde aanvaarden. Wat mijnheer Van Erp zegt, n.1. dat de heer Helder geen zetel wenschte te aanvaarden, dan alleen met mij, dat is iets wat zich veel later heeft voorgedaan, en wat alleen #het gevolg was van het niet tot overecn- stemining kunnen komen. Maar dit is absoluut niet de reden geweest van het terugtrekken van den Dit practische costuum met 2ljn handige zakken, is gemaakt vnn zware wollen jersey en omboord met leder, o Het was eerst gemaakt in een mooie, reebruine kleur en afgezet met bruin leder en Corrie nam het bij haar uitzet, o Zij droeg het gedurende een schitterende maand in Zwitserland. En toen befon het haar natuurlijk te vervelen, maar zij was ver van winkels verwijderd, waar men nieuwe kon koopen. o Zij loste het probleem op door het te twinken in een mooie, warme, groene tint, welke haar kleur en frissche teint goed deed uitkomen. Zij zag er uit als een boschnimf, die zich voordeed als een volwassen mensch, zooals wij. o üe Lever's Zeep Maatschappij Vlaardlngen heer Hopman. Spr. deelt deze toedracht mede, opdat niet de verkeerde voorstelling der feiten in de gemeente ingang vindt, zooals mijnheer Van Erp en nog enkele anderen in de gemeente dat bliikbaar gewenscht vinden, om daar mee hun ver keerd optreden in deze wethouderskwestie goed te praten. De waarheid is, zooals ze door spr. is meegedeeld en niet zooals mijnheer Van Erp de zaak voorstelt. De heer Van Erp zegt, dat in de tweede bijeen komst de heer Trapman zich genegen verklaarde met den heer Helder zitting te nemen en spr. wijst op de^scheeve verhouding en dat de heer Hopman niet wilde zitten in den hoek waar de slagen vielen. Dat is de reden geweest dat de heer Hopman zich terugtrok. Spr. meent, dat als men zich niet wenschte neer te leggen bij de voorwaarden van den heer Hopman, men zich ook niet behoeft neer te leggen bij de voorwaarden van den heer Helder. Voorzitter vindt het jammer, dat dit debat hier wordt gehouden. Het betreft eer onderlinge verga dering, waar de raad weinig mee te maken heeft. Spr. noopt, dat men yerder over die zaken zal zwijgen, maar de brief van den heer Helder was de aanleiding. De heer Helder ze°-t, dat in de 2e conferentie spr. den heer Van Erp gevraagd heeft, hoe hij dacht over het bezetten van de wethouderszetels door den heer Trapman en mij en toen is door mijnheer Van Erp gezegd, dat hij dat oen goede oplossing vond, maar, zei de heer Van Erp verder: ik stem U niet, omdat U de voorwaarde stelt, dat j.(J met geen ander als wethouder wilt plaats nemen. I De heer Bregman vraagt, of dit nu de juiste uitlegging van het artikel is, dat de stemming niet geldig was. I Voorzitter heeft het met den secretaris besproken en een andere uitlegging is niet denkbaar. Er is ook aleen beslissing over geweest. Bij een der heeren is de kwestie opgekomen, doordat hij een soortgelijke kwestie te Heerde las. De heer Bregman meent, dat wanneer de heer Van Erp eerst in beroep gaat, toch eerst de benoe ming nietig verklaard moet worden, en dus kan pr nog niet over gestemd worden. Voorzitter zegt, dat de heer Van Erp natuurlijk in beroep kan gaan, maar de wet is in dezen zoo duidelijk, ze aat geen twijfel toe. De heer Van Erp vraagt het woord, naar aan leiding van de weder-aanneming als wethouder door aen heer Helder. Binnen 24 unr moest de heer Helder berichten of hij <4de benoeming al of niet aannam. Eerst heeft hij diej aangenomen, toen weer ingetrokken en later weer aangenomen. Bij spr. rijst do vraag, of dit wel toelaatbaar is, omdat de 24 uur al verstreken waren. Voorzitter zegt dat det> heer Helder niet het eerste schrijven, waarin hij mededeeling doet, dat hij de benoeming aannam, heeft ingetrokken. Hij heeft in zijn tweedo schrijven bedankt als wethou der en dit schrijven ingetrokken. De heer Helder zegt dat hij aan de hand van artikel 85, binnen 24 uur bericht heeft ingezonden dat hij zijn benoeming aannam. Spr. was dus toen wethouder van Schagen. En volgens artikel 88 heb ik het recht ontslag te nemen, ten allen tijde. Dus dat artikel geeft spr. volkomen het recht te bedan ken wanneer hij. wil. De heer Van Erp stelt de vraag of die derde brief van den heer Helder wel van kracht is. De heer Helder wil daarover nog niet spreken, laat de burgemeester daarover maar beslissen. Mevrouw RoosBreed meende eerst ook bij eer ste gedachte dat de heer Helder binnen de 24 uur weer zijn aannemen introk, maar de matiièr waar op de heer Helder het heeft ingekleed, zal wel juist wezen. U is wel voorzichtig geweest, aldus spr. tot den heer Helder. De heer Trapman zal hier geen predicatie houden over de opvatting van den heer Helder of over die van den heer Van Erp. De heer Helder is volgens diens opvatting thans wethouder.» Als de heer Van Erp daarmee niet accoord gaat, kan hij in beroep gaan bij Ged. Staten en een beslissing, uitlokken over al of niet wottig-zijm. Een heel andere quaestie daarentegen is de benoeming van mijnheer Van Erp. Dat die onwettig is, is een feit dat als oen paal bo ven water staat. Met ons allen hebben wij. een abuis bogaan, doordat wij u gekozen hebben zooals ge schied is, of juister, anderen u gekozen hebben, want heuscb, ik heb u niet gestemd. De heer Van Erp stolt alleen de vraag om te hoo- ren hoe de andere heeren er over denken. Voorzitter vraagt of het nu goed is dat gestemd wordt. De heer Bregman vraagt waarvoor deze vergade ring is uitgeschreven. Voor de benoeming van een wethouder in de plaats van den heer Helder en niet voor den heer Van Erp. Voorzitter erkent dit, maar er is gisteravond ont dekt dat er vorig maal een fout is begaan en die stemming moet over gedaan, onwettig als ze is. Over de kwestie van den heer Helder kunnen we aan stonds beslissen. Tot stemming wordt nu overgegaan: en de uitslag is: Trapman 5 stemmen, Koemeester 1 stem, Van Erp 1 stem, blanco 3 stemmen. De heer Trapman is dus gekozen en op de vraag van den voorzitter zegt de beer Trapman: Ja, mijnheer de voorzitter, ik neem thans de benoeming aan. Voorzitter zegt, dat nu over de tweede kwestie ge sproken kan worden. De heer Helder zegt. dat hij zich volgens artikel 85 der Gemeentewet zelf beschouwde als wethouder, doordat hij de benoeming aannam. Daarna is door hem gebruik gemaakt van het recht hem bij art. 88 verleend, waar wordt bepaald dat d'e wethouders ten allen tijde hun ontslag kunnen nemen. Later is hij daarop teruggekomen, toen spr. de overtuiging kreeg ^t de Raad tegen de wet gezondigd had en waarvan het gevolg was dat de heer Van Erp niet tot wethouder gekozen was. De grief, waarom spr. bedankte als wethouder, was toen verdwenen en van morgen heeft hij den burgemeester gevraagd den 2en brief terug te mogen hebben. De burgemeester wilde dien tweeden brief niet teruggeven, maar zei, schrijf een derden brief, dat u den tweeden brief in trekt. Spr.heeft dat gedaan en herinnert er aan dat door hem in de vorige vergadering is gevraagd aan wien spr. bericht moest zenden over het al of niet aannemen van de benoeming; moet ik dat aan U doen, heeft spr. aan den Voorzitter gevraagd. Door den Voorzitter werd geantwoord, ja, ik zal het schrij ven zelf openen. In mijn; 2en en 3en brief evenwél is door mij gezondigd tegen de wet. In het 2e lid van artikel 88 staat dat de ontslagaanvrage door den wethouder wordt gezonden aan den Raad. Ik heb mijn 2en en 3en brief gezonden aan dén heer Burge meester, het gevolg is dat deze 2 brieven buiten be schouwing blijven en dat alleen wettig bestaan blijft mijn eerste brief. Voorzitter noemt dat een spitsvondigheid, waarmee hij het niet eens is. Het schrijven, zegt spr., moet aan mij gericht worden als Voorzitter van den Raad. De heer Helder wijst op het verschil of het aan den Voorzitter van den Raad wordt gezonden of aan den heer Burgemeester. Voorzitter meent, dtat dan alle brieven aan hem ge richt ongeldig zouden zijn. De heer Helder wijst nogmaals op artikel 88, 2e lid. Hei; is niet t zelfde of men een brief aan den heer Burgemeester zendt of aan den Raad'. Voorzitter wil niet op deze spitsvondigheid ingaan. De heer Van Erp meent, dat, wanneer dan de eerste brief van den heer Helder alleen van kracht was, dan was ook de stemming van zooeven ongel dig, want dan was de heer Helder al wethouder. Voorzitter: Ik begrijp u niet goed'. De heer Helder: Mijnheer van Erp denklfc, dat er straks gestemd is over de vacature-Helder. Voorzitter: Neen, er is gestemd in de plaats van den! heer Van Erp. De heer Van Erp: O! Mevrouw Roos-Breed acht het ook een spitsvondig- heid van den heer Helder. Er zal wel weinig aan te doen wezen, want de heer Helder zal het wel goed hebben, nagekeken. Toch zo-u spr. wel willen, dat een paar leden het hooger op zochten, om een beslis sing te krijgen of wat de heer Helder gedaan heeft wel wettig is. Voorzitter vindt het zelf ook goed dat dit onder zocht wordt en zou dat ook wel gedaan hebben.. De heer Bregman meent, dat de heer Helder, als man van de wet, had behooren te weten, aan wien hij de brieven moest richten. De heer Helder: Wij, als mannen van de wet,, had den allemaal moeten weten dat wat we, u ook, vorig maal gedaan hebben, onwettig was en de voorzitter van den Raad in de eerste plaats, dan hadden we die blunder niet gemaakt. Voorzitter: Dat beeft hierinee niets te maken. De heer Helder: Maar mij wordt het verwijt ge maakt, dat ik tegen de wet gezondigd heb, maar dat verwijt zond ik terug. Voprzitter: Verlangt iemand nog hertl woord, dan sluit ik de vergadering. De tribune was ook ditmaal weer dicht'bezet en zoo nu en dan was het nogal rumoerig, zoodat de voor zitter zich dan ook een paar maal verplicht achtte om stilte te verzoeken. DIRKSHORN. Voor de feesten, op Woensdag 12 Sept. alhier te houden, blijkt vrij wat animo te bestaan. Bij de commissie voor den optocht, des morgens zijn reeds circa 30 aanmeldingen ingekomen'. Voorts is men reeds druk bezig met de voorberei dende maatregelen voor de volksfeesten en zijn de hellende rails voor het tobbesteken al geplaatst, tot groot vermaak van de schoolgaande jeugd. Ook de masten, éen voor hert, klimmen en éen voor de prijzen worden opgericht Voor den dameswedstrijd is de stoelendans uitge kozen, welke met muziek zal worden gehouden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 1