Alitmti Kitiis-
Uitgevers i N.V, v.h. TRAPMAN CoSchaflen
Uit en Voor de Pers.
N.V,„DETIJQGEE5l*
Ingezonden Stukken.
Binnenlandsch Nieuws.
N.V. „DE TIJDGEEST"
88
81
Woensdag 12 September 1923.
66ste Jaargang. No. 7297.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzonding tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
Prijs per "3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TI8N van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijano.
POSTREKENINO No. 23330. INT TE! FF no. 20 inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De salariskorting en het beruchte artikeL
Naar bekend is, koestert de regeering bet Voorne
men, op de salarissen der ambtenaren ini verloop van
twee jaren eene korting te gaan toepassen van teza
men 20 pet. In het oog der regeetring zijn dus de amb
tenaarssalarissen onder die tegenwoordige benarde
tijdsomstandigheden te hoog. 'Die meening kan men
in hare waarde laten, doch dan vraagt m^-> toch,
waarom het! salarisbesluit, waarin de te hooge som
men worden genoemd, niet onmiddellijk, nadat men
tot de ontdekking gekomen was, is veranderd. Fr
worden nu dagelijks ambtenaren aangesteld, en er
zullen tot 1 Januari 1924 schier dagelijks ambtena
ren worden benoemd op de basis van dat te hoog
mikkende besluit, waarmee dus, naar de opvatting
der regeering, bet geld over den balk gesmeten
wordt. En ook nog in het gansche jaar 1924 zullen er
bij do methode, die de regeorlng schijnt te willen vol
gen, ambtenaren worden verkregen met een inkomen
dut eerst Januari 1925 op het Juiste (lagere) bedrag
wordt teruggesteld.
Echter, bet geheelo kortingssysteem deugt niet. In
de eerste plaats niet, omdat door korting aan den
ambtenaren overvloed geen paal en perk gesteld
wordt. De inkrimping van do uitgaven voor salaris
sen moet verkregen worden door inkrimping van het
corps. De korting behoudt het corps op den oiiden
voet, en brengt er slechts den drang in, de korting
weer afgeschaft te krijgen .Drang dien men, zoodra
de tijden iets beter worden, onder den invloed van
de eerste de beste verkiezing-jn-zicht, niet zal weten
te weerstaan. Het perspectief om dit woord nu ook
eens te gebruiken van de korting isafschaf
fing van de korting. En dan is er niets bereikt. In
krimping van het ambtenarencorps is eene duurza
me verbetering,
In de tweede plaats dóugt bet kortingssysteem
niet, omdat bet weer opnieuw werkt in de verderfe
lijke nlvelleeringsrichtdüg. Een voorbeeld! moge dit
duidelijk maken. Neem twee ambten, van welke het
eene in 1915 met f 100 per maand weond: bezoldigd, het
andere met f 500. Dez ambten zijn nu in de' geldende
salarisregeling ingedeeld» het eerste met eene bezol
diging van f 200, het andere met eene van f 750 per
maand. Met andere woorden., de geldelijke waan-
deering van het eerste ambt is met 100 pet. gestegen,
van het andere met 50 pet. Dit is al een aanmerke
lijk verschil ten nadeele van het beter bezoldigde,
veel meer kennis en verantwoordelijkheid1 eischende,
ambt. De „lotsverbetering" aan de dragers van de
twee ambten toegekend, staat i!n eene verhouding
van 21.
Doch nu komt) de korting van 20 pet. Aan het ambt
van f 200 zal dan eene bezoldiging zijn verbonden van
f160, aan dat van f750 van niet meer dan f600. In
vergelijking met 1915 blijft, na de korting, aan het
eerste ambt dus nog eene verbetering hangen van1 60
pel, aan bet tweede eene van 20 pol En de lotsver
beteringsverhouding tusschen de twee ambtenaren
moet nu uitgedrukt worden in de cijfers 3 1.
Ieder die deze cijfers eens een oogenblik kalm
overweegt, zal toegeven, dat zulk eene algemeene ge
lijkmatige korting eene onmogelijkheid is. Men be
hoeft, om tot dit oordeel te komen, nog geene andere
overwegingen te doen1 gelden.
Dit wat de korting op zich zelve aangaat. Er is
echter nog eene reden, waaróm zij zonder groot
schandaal te verwekken op het' overgroot gedeelte
van de ambentaren niet in toepassing kan worden
gebracht: het beruchte arl 40 van het salarisbe
sluit. Dit artikel kwam, wat de strekking aangaat,
reeds voor in het oorspronkelijke salarisbesluit van
1920. Volgens de eerste lezing behield! nl. de kroon
zich wel voor „om biji vermindering van1 de beer-
schende duurte door wijziging van dit besluit, eene
daaraan evenredige algemeene salaris-vermindering
te doen plaats vinden," doch dit voort>ehoud werdi
onmiddellijk verzwakt, en voor de Tnam.^; der in
functie zijnde ambtenaren teniet gedaan, door dit
andere: „behoudens handhaving van de wedden,
die eenmaal zijn toegekend." M. a. w. die aanhef spie
gelde hij1 vermindering van duurte eene algemeene
salarisvermindering voor, doch het slot decreteerde
daarbij', dat ieder ambtenaar zou houden' wat hij had.
Vermindering van duurte kon dus alleen van in
vloed zijn op de salarissen van na wijziging van het
salarisbesluit aan te stellenl 'ambtenaren. Ofschoon
de duurte verminderde liet de regeering-het besluit
ongewijzigd, en bracht zifdagelijks nieuwe ambte
naren onder het genot van den vroolijk kwispelen-
den staart van art.. 40.
Daar verluidde, dait de regeering niettemin eene
korting wilde gaan toepassen. Holland in nood! De
interpellatie-Ketelaar volgde, waarbijl de regeering
ovecr bet booze voornemen aan den tand werd1 ge
voeld. Storm in een glas water! Bij die interpellatie
immers wees minister de Geer, uit naam der regee
ring zeer beslist af, „de onderstelling, die tot! (z)ijn
spijt voor een oogenblik ook bij den interpollant
scheen aanwezig te zijn, alsof de Regeering zou wil
len tornen aan de door de slotwoorden van art. 40
van het Bezoldigingsbesluit gevestigde rechten van
de tegenwoordige ambtenaren". Dat was iets waar
de regeering geen oogenblik aan had gedacht. Juri
disch mocht da staat gerechtigd zijn art 40 in te trek
ken zonder meer, met terugwerkende kracht dus,
maar moreel zou die maatregel niet te rechtvaardi
gen zijn. Aangezien echter reeds toen (Mei 1922) de
noodzakelijkheid werd' ingezien, op den duur tot ver
mindering van salarissen te komen, leek het geradén,
»zo° spoedig mogelijk art. 40 in te trekken, omdat
men dian tegenover de na de intrekking aangestelde
ambtenaren vrij zou staan, alsof art. 40 er nooit ge
weest was."
Dit zoo spoedig mogelijk" bleek te zijn 19 Juni
i toen echter art. 40 niet zonder meer ingetrokken
werd, doch een nieuw art. 40 werd vastgesteld, lui-
depde, wat het punt in kwestie aangaat: „Voor de op
1 Juli 1922 in dienst zijnde ambtenaren blijven de
op dat tijdstip door hen genoten wedden gewaar
borgd." Zoo werd dus het juridisch recht met de
moreele rechtvaardigheid in harmonie gebracht.
Zal nu toch eene algemeene korting worden toe
gepast, en de gegeven waarborg ter zijde worden
geschoven?
Juridisch recht kan het zijn, maar moreele recht
vaardigheid kunnen wij er niet in zien. Kan de staat
VAN RIJSWIJK'S
Schoenhandel Schoenmakerij.
„HEVEA" Rubber Zolen en Volhakken
merk ECONOMIE.
zoo maar in eens zeggen: „dat heb ik nu wel gewaar
borgd, maar ik doe er niet meer van"? Als een
particulier zijn gegeven woord niet wil inlossen,
daagt men hem voor den rechter en men krijgt dan
gelijk. Zal nu de staat er het voorbeeld van geven,
dat een man geen man en 'n woord geen woord is?
Wat aan de regeering wordt toegeschreven lijkt ons
het meest bedenkelijke antecedent, dat zich kan
voordoen. Hier'is een rechtgeldig besluit, hier zijn
zeer besliste toezeggingen, van eeno regeering mi
nister de Geer sprak uit naam der regeering! en
diezelfde regeering zal nu ineens gaan zeggen: het
past mij niet langer mij aan mijn woord te houden».
Waarom? Om geeni andere reden, dan dat dio re
geering tot nu toe verzuimd heeft de moreele midde
len te baat te nomen, dio haar ten dienst stonden en
nog ter beschikking staan, om tot bezuiniging op
het geheel der ambtenaarssalarissen te geraken.
Trekking van 500 marnoen
ten overstaan van Notarla A. G. MolU
Maandag 10 September 1523
POI» van i 2000 743
1500 973
1000 18097
400 16092 16682
200 1120 2906 9605 13419 19520
100 2217 6602 7034 7061 9512
9655 10023 17765 19856
Prijzen van f 90.telgen geld)
70 2138 5951 8637 11859 13924 15954 17799 1968?
0311904
97 31
8713 93140
2912232
53
94
80001
GEVAARLIJK»
Schagen, 10 Sept. 1923.
Geachte Redactie,
Misschien hebt U een plaatsje voor onderstaand.
Zondagavond fietste ik pl.m. half tien van Alkmaar
over den Middelweg, Heerhugowaard, richting
Schagen. Aan het Zuideinde, ongeveer waar de laan
naar het station Hugowaard op den Middenweg
uitkomt, stonden t eenige hoopen straatklinkers óp
het voet- en rijwielpad rechts van don weg. Ver
blind door het licht van twee motorfietsen, reed
ik tegen een van die steenhoopen op, kwam er
wel is waar met e en lekken voorband plus f 1.10
reis- en vervoerkosten af, maar nu zou ik toch
even willen vragen, voor er meer ongelukken go-
beuren: zouden die steenen niet veiliger op den
berm van den weg gelegd kunnen worden?
Misschien dat de autoriteit, onder wiens beheer
de herstellingen aan den Middenweg uitgevoerd
worden, een wenk wil geven.
Met beleefden dank voor plaatsing,
Hoogachtend,
J. J. H.
200 61 85
327 70 6019
35 2263
405 2303
74 50
506 83
64 2417
59 31
86 2524 0110 89431!
802 37 79 751:
11 74 0220
95 2731 0311
016 82
72 3004
1014 3121
24 3334
39 3420
57 3502
67 29
77 48
117Ö 82
1222 85
39 3625
55 3769
1300 4090 6815
87 4119 79
1434 22 7006
35 28 30
43 47 32
71 51 53 10086 0214813
80 69 93 10181 13402 51
1530 4372 7120 10215 85 1490f
31 98 28 1013507
52 4430 30 10450 43
56 47 82 10544 03 15U
66 50 93 10717 13654 15283
73 4541 7621 36 13717 15418
96 4714 55 64 18 29
1608 90 58 10803
33 4808 7809 10948
DB FAILISSEMENTSWET.
Ten aanzien van de Faillissementswet worden
meermalen grieven geuit., waartoe de behandeling
van faillissementen in de practijk aanleiding geeft.
Deze grieven betreffen voornamelijk de macht van
den curator, onoordeelkundige liquidatie van den
boedel en onvoldoenden invloed van de crediteuren
op het faillissement.
Deze bezwaren hebben aan de Kamer van Koop-
handel en Fabrieken te 's Gravenhage aanleiding ge-1
geven om in óverleg te treden met professor Molen
graaf f; den ontwerper der Faillissementswet, aan
gaande de wijze waarop hieraan tegemoet zou kun
nen worden gekomen. Als resultaat van dit overleg
besloot de Kamer zoo algemeen mogelijk de aandacht
te vestigen op betgeen men reeds met de bestaande
Faillissementswet bereiken kan, omdat gebleken is,
dat juist crediteuren met de wijze van hanteeren
der verschillende bevoegdheden welke de tegenwoor
dige Faillissementswet hun toekent, dikwijls onvol
doende bekend zijn, waardoor verschillende grieven!
en verschillende mistoestanden voortbestaan. Zoo
spruit één der voornaamste grieven van den handel
hoofdzakelijk voort uit de meening, dat crediteuren
in een faillissement eerst ter verificatie-vergadering
verzoeken kunnen, eene commissie uit de crediteuren
te benoemen, Meestal verzuimen de crediteuren ter
stond een voorioopige commissie aan te vragen en
de practijk in deze ware stellig veel te verbeteren, in
dien de crediteur, die het faillissement aanvraagt, te
vens in het request het verzoek zou doen, natuur
lijk in de gevallen, dat de aard en bet belang van
het faillissement daartoe aanleiding geven, om een
dergelijke commissie uit de crediteuren te benoemen
en daarvoor dan eventueel tegelijkertijd één (immers
een, zoodanige commissie kan volgens de wet uit één
persoon bestaan) of meer bepaalde personen aan te
bevelen, Immers indien de rechtbank hieromtrent
geen verzoek ontvangt, dan kan zij niet beoordeelen,
of in hef faillissement een zoodanige commissie wen-
schelijk is en welke personen daarvoor in aanmer
king komen.
De curator is aanstonds gehouden het advies de
zer commissie in te winnen in alle belangrijke aan
gelegenheden het faillissement betreffende. Zoo ad
viseert de commissie den curator ten aanzien van-
het voortzetten van het bedrijf;
de opzegging van Huurovereenkomst;
de opzegging van dienstbetrekking;
de toekenning van levensonderhoud' aan den ge
failleerde;
het instellen of voortzetten van een rechtsvorde
ring, of het zich verdedigen tegen een ingestelde
rechtsvordering;
de oplossing van verpande voorwerpen;
den verkoop van goederen tot den boedel behoo-1
rende;
het tijdstip en het bedrag van de te hBuden uitdee-
lingen en het algemeen omtrent alles wat betreft
de wijze van vereffening en het te gelde maken van
den boedel. 1
Verder kan er op gewezen worden, d!at( hoewel de
curator niet gebonden is aan het advies der Com
missie, de commissie als de curator zich met haar
advies vereenigt, onm.ddellijk een beslissing van den
rechter-commissaris kan inroepen, terwijl de cura
tor verplicht is, zoo die beslissing wordt ingeroepen,
de uitvoering der handeling waartegen de commissie
bezwaar heeft, gedurende drie dagen op te' schorten.
Zoowel de Commissie uit de crediteuren als de
schuldeischers zelve kunnen de rechtbank verzoeken
den curator te ontslaan, hem door een ander te ver
vangen of een mede-curator naast hem te benoemen,
zoodat bij plichtsverzuim van den curator, onkunde,
enz. terstond een voorziening mogelijk is. Van veel
gewicht is ook art. 67 der Faillissementswet, waarbij
24 11008
J0 70 30
11 7942 11153
26 9311201
65 8068 77
60 8261 80 9ö
68 641134913809
82 5320 8352 11484 23
1853 5496 65 11527 43
80 5820 8502 93 55
1910 86 52 97
37 96 7211604
2120 5902 76 14 13915
43
72
77
80
171Ö
29
57
80
20323
1894820412
21
2-1
- 42
40 98
48 20550
57 20760
20 9517170 58 79
2515611 78 73 83
01 73 8619136 87
70 15765 17241 19315 20831
73 15823 43 19505 37
90 40 W 40 74
91 40 §7 88 77
17394 92 78
84 §4 85
19612 20915
14 34
17403
72 15926 1751$
77 li
bevoegdheid wordt gegeven aan ieder schuldeischer
en aan de Commissie uit de crediteuren, om tegen
iedere handeling van den curator bij' den rechter
commissaris op te komen en het bevel uit te lokken,
dat de curator een bepaalde handeling verrichte of
een voorgenomen handeling nalate. Van die beslis
sing van den Rechter-Commissaris is bovendien een
beroep mogelijk bij de Rechtbank. De gefailleerde
moet krachtens art. 105 voor de commissie uit de
schuldeischers verschijnen zoo dikwijls hij daartoe
wordt opgeroepen.
De Commissie uit de crediteuren heeft recht te al
len tijde inzage van boeken en bescheiden op het
faillissement betrekking hebbende te nemen. Hieron
der te verstaan zoowel de boeken van den failliet
als de boeken van den curator, voor zoover deze op
het faillissement betrekking hebben.
De curator is verplicht aan de commissie alle ver
langde inlichtingen te verstrekken. De commissie uit
de schuldeischers kan bovendien vergaderen, wan
neer zij zulks noodig acht, zij kan voorts verzoeken
een vergadering van crediteuren bijeen te roepen
(art. 84 Faillissementswet).
Ten slotte moge nog eens worden gewezen op de
artikelen van de Faillissementswet, waaruit blijkt,
dat de curator volstrekt niet behoeft te zijn een
rechtsgeleerde, doch, dat deze ook kan zijn een schuld
eischer, dat er ook zoo noodig twee curatoren kun
nen worden benoemd, waarvan b.v. de één rechtsge
leerde is en de ander accountant en dat ook een cu
rator met een bepaald omschreven taak kan worden
belast, b.v. in het bijzonder met de realisatie van de
baten van den inboedel.
Aangezien van de bovengenoemde mogelijkheden
tot nu toe geen of althans zeer weinig gebruik is ge
maakt, kan men niet anders verwachten, dan dat de
Minister, bij een eventueel verzoek tot wetswijziging
eerst dan daarop zal kunnen ingaan, als aangetoond
kan worden, dat de Rechtbanken niet plegen gevolg
te geven aan de verzoeken tot instelling eener voor-
loopige commissie uit de crediteuren of leden van
zulk een Commissie klachten hebben, dat de aan die
commissie verleende rechten in de praktijk blijken
niet ver genoeg te gaan.. Crediteuren zullen dus goed
doen met steeds, zoo dikwijls de belangrijkheid van
een faillissement daartoe aanleiding geeft, reeds bij
de aanvrage tot faillissement of terstond na de uit
spraak, de benoeming eener voorloopige commissie
te verzoeken terwijl zulk een commissie uit den aard
der zaak steeds van de haar verleende rechten, wan
neer dit noodig is behoort gebruik te maken.
De Kamer zal gaarne de opmerkingen in ontvangst
nemen waartoo het bovenstaande aanleiding geelt.
Mr. J. E. CLARINGBOÜLD.
„HET VERAMB TEN AARDE NEDERLAND".
Dat de toeneming van het ambtenarencorps zelfs
door vakvereenigingsleiders met bezorgdheid word;
gadegeslagen, bewijst een- uitlating van den heer
Perdok, voorzittel' van de centrale van vereenigingen
van Personeel in '8 Rijks dienst In „Het Vaderland"
concludeert hij aa.: De ambtenaar wordt het slacht
offer van de sociale wetgeving en die meerdere staats
bemoeiing. Het korps wordt te groot.
Na den oorlog is het aantal: rijksambtenaren geste
gen van 36075 tot 42360 mannelijke en van 3353 tot
Trekking van 500 nummer»
ten overstaan Van Notaris A. G. MnH4
Dinsdag 11 SepteTber 1923
Frtjs van 5000 5245
1000 3742 12529
400 12C39 19602 20705
100 4768 12477 12906 .18411
r*r ijzen van i 90. «eigen geld)
29 2772 5487 8229 9811 11294 13229 15938 18073
"7 41 11304 55 5818338
l 9905 70 89 64
i 10005 77 7216050 $4
J 75 09 81 60 £3
70 8511480 82 10129
13Ö 2836 5574
65 41 5632
200 52 5715
37 3149 5802
420 86 27
59 3201 39 8348 10102 92 94
44 9913344
6911588
507 27 5928
43 97 33 «3
47 3357 60 8495
52 63 93 8513
99 85 0273 28
043 3440 01 33
87 50 0328 07
799 99 95 78
894 3031 0422 8006
1010 84 83 95
18 3832 6508 90;
50 18402
72 15
oo n
B7
11019 13404
as
04 37
03
W 71
10221
11731 13044
7213700
04 10280
I07L
0338 10877
49 9415 11
80 87
51 0629
16
30
1903 400!
2067 4707
2117 40
36 53 51
86 71 T701
2202 4800 10
10 46 7810
76 08 58
2303 5127 59
13 50 61
2418 95 7948
25 5289 69
2569 5342 8048
2704 5417
60 67 8H.
69 72 8200
Vorige 1#* stond i 4808
13770
5415300 5420080
68 44 17031 87
621540017145 00
17231 20610
_a 17312 78
83 4$ 38 20704
72 55 20813
8717420 71
15520 49 96
36 73 20936
09 17507 70
5 15731 17631
15820 17716
28 70
02 83
0 17899
nuk 4008 ent.
13779.
6211 vrouwelijke ambtenaren, cL L een totale ver
meerdering van 7138 of 18 pet.
Toon in 1914 de oorlog uitbrak bestond het Neder-
landsche ambenarencorps uit 31.477 marnelijke en
1331 vrouwelijke, totaal 33.308 ambtenaren. In 1921
was dit corps gestadig aangegroeid tot 42.360 man
nelijke en 6211 vrouwelijke landsdienaren, totaal
48.571. De toeneming bedraagt dus 15.263 of rtrim 42
pet., dus bijna de helft. De heer Perdak rek-im ver
der uit, dat deze vermeerdering van 15.263 ambtena
ren, tegen een gemiddeld salaris van f2000 de schat
kist jaarlijks komt op een bedrag van f30 millioen.
NIEUWE ADEL.
„De Maasbode" schrijft:
„De N.R.Cts bevatte dezer dagen het ook in ons blad
overgenomen bericht, dat een aantal personen, waar
onder verscheidene katholieken, in den adelstand
zouden worden verheven.
„Wij hebben getracht van dit bericht bevestiging
te krijgen, maar het is ons ndet mogen gelukken. In
kringen, welke toch zeker geacht mogen worden cp
de hoogte te zijn, wanneer er iets in den zin als
door het bericht bedoeld hangende was, wist men
van niets.
„De twijfel aan db juistheid] van het bericht van de
N. R. Ct." wordt bovendien nog versterkt door het
geen ons meer van andere zijde ter oore is gekomen,
nl. dat den Hoogen Raad van Adel onlangs om ad
vies is gevraagd) over de kwestie, of het gewenscht
zou zijn nieuwen adeldom te verleenen. De meenin-
gen in dit hooge college moeten aanvankeijlk zeer
verdeeld zijn geweest, maar ten slotte heeft het be
sloten te adviseeren geen nieuwen adeldom te ver
leenen."
OPHEFFING VAN HULPPOSTKANTOREN.
Het bestuur der Vereeniging van Nederlandsche
gemeenten heeft aan den Minister van Waterstaa*
verzocht de betreffende gemeentebesturen te hooren
alvorens over te gaan tot opheffing van hulppostkan
toren.
In antwoord' daarop heeft de Minister er de aan
dacht op gevestigd dat de opheffing van hulppost-
kantoren beperkt blijft tot die kantoren, welker
voortbestaan dóór den geringen omvang van het ver
keer ter plaatse niet wordt gewettigd. De op te hef
fen inrichting voor den- post-, respectievelijk den
post*-, telegraaf- en telefoondienst verdwijnt nieit zon
der meer, dóch wordt slechts vervangen] door eenevan
meer eenvoudigen aardi, station voor den post-,res
pectievelijk post-, telegraaf- en telefoondienst ge
naamd.
Zulk een station geeft gedurende een voldoend aan
tal uren daags gelegenheid tot aankoop van posf-
waarden, verzending van pakketten, aangeteekende
stukken en postwissels, storting van gelden voor den
chèque- en girodienst enz., en biedt eventueel het
publiek door zijn in den regel ruime openstolling
voor den telegraaf- en telefoondienst aanmerkelijke
voordeelen boven een hulpkantoor.
Voorts geschieden de uitreiking van aangeteeken
de stukken en de uitbetaling van postwissels, che
ques quitantie-afrekeningen en spaarbankgelden tij
dons de bestelling ten huize der geadresseerden, ook
in de kom dor gemeente.
Het publiek ondervindt derhalve weinig ongerief
van de omzetting en komt daardoor in verschillende