r 1 Ds Landbouwcrisis in Engeland. Laat G. I. CLIY's Ochtendvoer TWEEDE BLAD. Geestelijk Leven. FEUILLETON. De Man op den Dok onderzoeken. Zaterdag 20 October 1923. 66sle Jaargang. No. 7319. Het komt mij voor, dat hot dienstig Is eens speciaal te schrijven! over kerk en geestelijk leven. In het bijzonder hier in Noord-Holland boven het IJ, verkeert de kerk in een zeer eigenaardige posi tie. Daér is een tijd-geweest dat'heel het geestelijk leven stond onder den onraiddelü ijken invloed van do kerk en door haar volkomen werd beheerscht. Vooral in de middeleeuwen was dit hot geval. Het tijdperk der Renaissance brengt hierin gTooto ver andering, ook de hervorming geeft een stoot aan de beweging tot bevrijding van de kerkelijke o<verheer- sching. Toch blijft vooral op de dorpen eeuwenlang de kerk het centrum van» geestelijk leven. De pastoor en de dominé zijn feitelijk de mannen, die aan dit le ven leiding geven. ,Zij voeden de gemeenten op en deze gemeenten willen zich wel laten leiden. Mocht er al eens een weerbarstig schaap in de kudde we zen, het gros was gedwee en nam gaarne aan wat in de kerken werd geleerd». En had er genoeg aan. Daar waar het katholicisme heerscht, is dit nóg zoo. De kerk, cLw.z. pastoor en kapelaan, zijn nog de geestelijke leidslieden, die feitelijk over het denkle ven van hunne parochianen beslissen. Komt onder den drang der tijden de behoefte b.v. aan organisatie wat sterk naar voren, de geestelijke treedt aanstonds als adviseur op. St. Jozef gezellen1- vereenigingen ,cnz. staan onder zijn controle. Kort om, de roomsche moet blijven binnen den sfeer van zijn kerk en zijn geloof. Zoolang de kuddegeest blijft bestaan bij de massa der roomschen zal di»s inderdaad de kerk het geestelijk leven volkomen beheerschen en zij zal dit doen tot schade van dit leven, omdat 't dit belemmert en verstikt in zijn volle ontplooiing. Waar het denken door dogma's wordt beperkt, daar moet noodwendig de geiestelijke ontwikkeling schade lijden. Anders is 't bij de protestanten. Krachtens het be ginsel van hot protestantisme is de priesterschap vervallen. De protestant eischt voor zich hert recht om zélf te denken, zich-zelf een overtuiging te ver overen. Daaruit volgt terstond dat de kerk bij de protes tanten op den duur een andere plaats in het leven, moest gaan innemen. Ik zeg: op den duur. Immers begrijpelijkerwijs blijft de oude opvatting nog na werken en nóg in onze dagen zijn er velen, die pro- testantsch in naam, in hun ziel nog roomsch zijn. Dat zijn degenen, die rneenen de waarheid van een dominé te kunnen ontvangen, of haar in, een kerk te hooren. Hert is ook zoo gemakkelijk om maar aan te nemen wat wordt geleerd! Voor denkende en bewust-levende protestanten is echter juist dit voor hen van de allergrootste waar de en beteekenis dat zij zélf moeten zoeken, cLw.z, zélf zich geestelijk bezit hebben te verwerven. Geen kerk mag hun leven beheerschen. Maar nu rijst dan terstond de vraag: welke betee kenis heeft dan nog de kerk voor den protestant? Waarom zal hij zich bij een kerk aansluiten, waarom zal hij de kerk bezoeken? Van zoogenaamde kerkelijke plichten wil hij niet wetendeze bestaan voor hem niet meer. Hij is immers vrijl De lezer gevoelt wel, dat ik hier in f bijzonder denk aan de vrijzinnige protestanten. Bij de ortho doxen staat de zaak iets anders. Daar is de room- sche^zuurdeesem nog niet uitgewerkt. Ik meen ech ter. waar ik in de Schager Courant schrijf, het recht te hebben om aan te nemen, dat ik in hoofdzaak voor vrijzinnigen schrijf. Hoe staan nu de vrijzinnigen tegenover de kerk? En nu wil ik allereerst wijzen op wat voor mij een groote leugen is, nl. de toetreding rtort de kerk door zoo velen, die dit doen zonder eenige overtui ging alleen, maar uit sleur, gewoonte, fatsoen. Deze leugeA is voor het kerkel ijk-godsdienstig- geestelijk leven in N.-Holland noodlottig. Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar het is nochtans mijn innige overtuiging, diat de predikan ten helaas, niet steeds hebben gewaakt tegen de voortwoekering dezer leugen. Zij hebben maar aan genomen en bevestigd, zonder dat zij den vollen na druk legden op den eisch, dat de nieuw-toetredenden de beteekenis der toetreding beseften en overtuigd waren van wat zij zeiden te belijden. Dit wreekt zich thans hoe langer zoo meer en openbaart rich in de leegheid der kerken. Want men is wel lidmaat der kerk maar voelt er niets voor» Welk een m o- reele winst zou het wezen, indien zij, die niets voor de kerk gevoelen, baar ook metterdaad ver- j lieten. Ik kom terug op mijn vraag: hoe staan de vrijzin nigen tegenover de kerk? Over 't algemeen vrij koel. Dit is te begrijpen. Zij is niet meer het middelpunt van het geestelijk; leven. Zij bevredigt niet langer de .behoeften der 1 menschen. Zij komt hoe langer zoo meer te staan buiten den sfeer, waarin de menschen leven. Wat in de kerken verkondigd wordt laat velen zoo koud ais ijs. En het is opmerkelijk dat naast de kerken in onzei dagen allerlei nieuwe geestelijke stroomingen 1 welke sterk religieus zijn getint, opkomen. I<zz de dorpen bespeuren we dit nog niert zoo sterk, maar in do groote steden is hert een verschijnsel, dat de aandacht trekt De tijd van het oude materialisme gaat voorbij^ Ook in de dorpen zien we zij t nog niet alge meen dit verschijnsel opkomen. En daarmede breekt de kriste voor de kerk aan. Zij zal versterven of ze zal geheel en al van ka rakter moeten veranderen. Wat mij persoonlijk betreft lk geloof dat de kerk nog een grooten invloed kan oefenen op He ont wikkeling van het geestelijk en religieus loven, ja dat zij het brandpunt van dit leven zal kunnen wor- den, wanneer de kerkelijke leidslieden dit waarach tig willen. En dit willen is afhankelijk van hun eigen minder of meer ontwikkeld geestelijk leven. De predikanten moeten vóór alles hun tijd begrijpen en zij moeten werken, hard werken om op de hoogte te blijven van wat er woelt en gist in de ziel van den mensch van het heden. Niemand te geschikt om als geestelijk leidsman op te treden, die zich niet de moeite geeft om zich in te werken in de groote problemen van onzen tijd; hij imoet orer die problemen kunnen en durven spreken. Twijfel aan het oude leeft overal op; nieuwe lichtingen breken zich baan; hij moet hunne waarde kunnen beoor- ■deelen. Hij heeft niet zijn meeniing, zijn geloof, zijn overtuiging aan anderen op te leggen wel moet hij tot denken en zoeken aansporen en daardoor de menschen doen beseffen, hoe waar het te, dat oude woord, hetwelk zegt dat de mensch niet leeft bij brood alleenl Hij moet iets in zich hebben van den profeet, die door zijn woord het geweten het bes te wat een mensch heeft! wekt en de helaas nog dikwijls zoo groote geestelijke armoede blootlegt. De kerk een zegen? Ja, wanneer zij boven al het verouderde weet uit 'te komen! Ik heb een stille hoop dat dit mede onder den in vloed van de behoefte langzamerhand zal kun nen gebeuren. En dan zou ik het zóó wenschen: de kerk worde de plaats, waar de menschen samenko men niet alleen om een woord van troost en stich ting te hooren, maar ook om daar te luisteren naar de bespreking van wijsgeer!ge vraagstukken, naar litteraire voordrachten .naar muziek, naar weten schappelijke lezingen. Het is eigenlijk zoo onge rijmd dat zulk een gebouw als de kerk zoo weinig productief wordt gemaakt. Ieder, die zijn geest zou I willen verrijken, moest er van zijn gading kunnen i vinden. Ik weet wel, dat dit van één enkelen voor ganger heel wat vergt, maar wie zich Innerlijk geroe pen weet, zal met liefde zich aan dit werk willen geven. En wanneer hij daarvoor moert studeeren en werken vaak met groote inspanning dan besteedt hij zijn tijd vrij wat beter dan door vaak heel onbedui dend en onnoozel huisbezoek te doen. i Ik sprak zooeven van een krisis voor de kerk. Het kenmerk van elke krisis is dat er óf de dood of her stel, vernieuwing des levens op volgt. Dit zal ook de kerk ondervinden. Of dó dood, d.wji. het totaal ver dwijnen uit het volkeleven, óf de herleving. <Lwtz. het I worden van het levend middelpunt van) het geestelijk j leven in zijn vollen omvang, zal moeten intreden, j Een andere uitweg is er naar mijne meening niet En allen, die begrijpen wat een gezond, rijk geeste lijk leven waard is voor dó gemeenschap, die inzien dat dit leven de basis moet worden van de nieuwe wereld, welke in aantocht is zij hebben over die hervorming, die herschepping der kerk na te den ken en haar te bevorderen. ASTOR. Verleden Donderdag ia een groote deputatie van Engelsche akkerbouwers bij den Eersten Minister van Engeland, Mr. Baldwin, geweest. Aan het hoofd stond de heer ïïaïry German (grappig genoeg beteekent German: Duitscher), de President van de National Earmers Union, de groote Engelsche landbouwvereeniging, terwijl be halve de Pjegident van de Schotsche Landbouw vereeniging, ae heer James Lannox nog een kleine dertig landbouwers, den heer German vergezelden. I Er waren vertegenwoordigers bij van speciale I vereenigingen van aardappelverbouwors, gerst verbouwers, tarweverbouwers, er waren verschei dene Kamerleden-landbouwers bij, in één woord het was eene uitgelezen schaar van lieden, die vooraanstaan in den landbouw in Groot-Britannië. De heer .German en zijne vrienden werden "door den Premier, Mr. Baldwin, keurig ontvangen. De Premier was in gezelschap van den heer Neville Chamberlain, Kanselier van de Schatkist, van Sir Robert Sanders, Minister van Landbouw. Sir Prancis Flord, permanent secretaris van het Ministerie van Landbouw. De hoer German wees er op. dat er reeds toen de heer Bonar Law Eerste Minister was, bij dien een deputatie was geweest om te wijzen op de crisis die er hecrschto in den landbouw en onder landbouwers en landarbeiders. Hij wees er op, hoe do akkorbouw den land bouwers slechts verlies opleverden. Deze deputatie was, zeiae de heer German, geen deputatie van landeigenaren maar van boeren, grooteir of kloiner, op eigen bedrijf of pachters, in elk geval van lieden die net landfxmwbedrijf dage lijks uitoefenden en dus met den geheel en toestand op de hoogte waren. Hetgeen,zij dagelijks meemaakten was geen ver heugend verschijnsel^ gaf geen rooskleurig beeld. De chaos, die er in den landbouw tijdens hot bezoek aan Mr. Bonar Law heerschte, was inmid dels nog erger geworden. De landbouwer kon zich niet veroorloven een loon aan do landarbeiders te betalen, waarvan dozen leven kunnen, want de prijzen, die vóór de land bouwproducten betaald worden, zijn zoo laag dat de landbouwer met verlies werkt. Welk artikel hij verbouwt, het wordt steeds een strop. Dat gaat zoo niet langer. De boeren zijn dan ook besloten, zich zelf te helpen, door eenvoudig van een groot deel van het akkerland groenland te maken. Wanneer eóhter het bouwland in weiland her schapen zal zijn, en het gaat hier om groote getallen, dan zal niet alleen Engeland weer minder voedsel voor mensoh en dier produceeren, dooh bui tendien zullen de landarbeiders, die op het akker land werkzaam waren, zonder werk komen, het aantal werkloozen dus vermeerderen. Dit laatste wordt zelfs door een blad als de Daily Herald een catastrophe voor Engeland genoemd} terwijl dat zelfde blad er op wijst, dat landbouw de sleutelindustrie voor volkswelvaart is en dus verdient gesteund te worden door de Regeering. De heer German verklaarde dat gedurende ae laatste drie jaar' landbouw verlies heeft opgeleverd, bankiers zullen kunnen getuigen, dat ae fatale grens door de meeste boeren bereikt is. Nu zal men zeggen, gij moet de wetenschap1 te hulp roepen doch Professor O. S. Orwin, directeur van het Instituut voor Landbouw-bezuiniging heeft in November 1922 geschreven: Land, dat eene nor male productie capaciteit bezit van 6 quarters tarwe per acre, zal wel nimmer ophouden akker land te zijn, doch wanneer de prijzen voor granen en andero landbouwproducten steeds dalen, dan komt ten slotte de boor niet meer uit, d'an moet er geld bij, dan kan zelfs de wetenschap hem niet helpen om zooveel meer nit den bodem te halen dat het landbouwbedrijf nog een loonend bedrijf blijft. De boeren zijn niet overhaast tot het besluit gekomen, dat zu het grootste deel van hun bouw land in weiland moeten omzetten, ten einde oen zoo klem mogelijk landbouwbedrijf te kunnen voortzetten, zóó klein dat het wellicht winstgevend wordt en anders althans geen groot bedrag zal kosten. Het besluit is ook niet genomen uit een soort wraakgevoel tegenover de regeering, die b.v. nog steeds heeft nagelaten om de import van aardap pelen en van bouwgerst tegen te houden, maar ge baseerd op adviezen van de grootst autoriteiten en op de ervaringen opgedaan gedurende de crisis jaren 1880 en 1890, toen twee millioen akkerland werd geabandonneerd, waardoor toen 80.000 land arbeiders werkloos werden. Lord Erule, die gedurende den oorlog de gewich tige taak op zijn schouders kreeg rusten, om de voedselproductie van Engeland te vorgrooten, is ook de meening toegedaan, dat de landbouwer bü ae huidige productie- en verkoopprijzen niet kan bestaan en dat zonder regeeringssteun de land bouw ten ondergang gedoemd is. Later zegt Lord Erule, wanneer de graanexporteerende landen hun eigen productie zelf kunnen consumeeren, zal dan weer een tijd komen dat de Engelscho boer groffen winst kan maken. Maar die tija is nog onzichtbaar. Wanneor men Duitschland met Engeland verge lijkt dan ziet men dat men in Duitschland net produoeeren van voedsel in Engeland, het impor teeren van voedsel gesteund heeft. Wanneer raer. Engeland beschouwt dan ziet men dat het vrijwel aan „overindustrie" lijdt, de industrie is bevorderd, is toegenomen en gekomen tot een punt, dat het gevaarlijke toppunt genaderd is op ene wijze, die huiveren doet voor de toekomst van dit land. Sir Robert Horne heeft, toen hij Kanselier van de Schatkist was, gezegd aat men in Engeland oen topzware industrie heeft gebouwd op een te kleine basis van landbouw zooaat, zoodra er een tegen slag in de industrie plaats heeft, Engeland het dubbel en dwars voelt. Ovér 400 millioen Ponder Sterling is door de natie, sedert 1918 besteedt aan levensonderhoud voor werkloozen. Sir Thomas Middleton, gewezen Plaatsvervan gend Directeur-Generaal voor voedselproductie, heeft gezegd, dat de eenige manier om een belang; rijke uitbreiding te verkrpgen van de voodsel-pro- duotie in Engeland, was, om eerst meer mest té maken, meer land te bemesten. Sir Thomas bewijst dat een Duitsohe boer lang niet zulk goed vee heeft als de Engelsche, lang niet zulk een mooi landbouwproduct oogst, igav toch gaat dc Duitsche akkerbouw vooruit en bo- taalt, terwijl de Engelsche niet betaalt. De rodon ligt in het grooter aantal hectaren dat bemest wordt in Duitschland. In Engeland en Wales ziet men, dat sedert 1921 een 'totaal achteruitgang van 87.000 losse en 60.000 vaste landarbeiders te boeken is. De toestand, zooals die nu is, wijst er op, dat indien er geen regeeringssteun komt, men nog bedenkelijker cijfers zal zien, vooral indien de boeren hun akkerland in weiland zullen moeten omzetten on dat moeten zij doen, zegt do heer German, indien do Regeering geen steun vorloo- nen zal. Hoe die steun er nit moet zien, zegt de heer Ger man niet, maar hij bezweert den heer Baldwin van niet Jhefc voorbeeld van Mr. Bonar Law te volgen en niets te doen, doch om met oen vastomlijnd pro gram voor de landbouwpolitiek te komen. Wij verzoeken U, zoo eindigde do heer German, om ons 'definitief te zeggen of gij, ten behoovo dor ■natie, bereid zijt de verantwoordelijkheid te aan vaarden voor het reduceeren van het beploegde land of dat gij bereid zijt maatregelen te nemen, die .dit zullen kunnen verhinderen ton bate van het volk. De Eerste Minister heeft geantwoord dat het nem niet doenlijk was, 'dadelijk een antwoord te geven, t doch dat hij tevoren gaarne nog oonige inlichtingen zou ontvangen. De heer German verklaarde zich gaarne bereid, die inlichtingen te geven en zal er nu binnenkort een tweede conferentie plaats hebben, r De quaestie is inderdaad belangrijk genoeg om eerst eens rustig onder de pogen te zien. Daarbij komt dat de Britsche landbouwquaestie ook weer samenhangt met de quaestie: Britsch Wereldrijk. De hem* JBruce, de inmiddels ter British Impe- nal Conference aangekomen Premier van Austra lië heeft de verhouding tusschen Groot Britannië en,verschillends, gemeenobesten zeer goed ge schilderd. Hij is voor een systeem van protectie van hot Woreldriik. Het Wereldrijk Engeland zal zich verdedigen tegen de economischo aanvallen yan andero landen. Onderling zullen de verschillende onderdeden* van het Wereldrijk elkaar begunstigen. In theorie natuurlijk schitterend, maar Iaat ik alleen maar nit de practijk do import van slacht vee en fokvee uit Canada noemen en het misbaar j ^nR'el8c°0 veefokkers toen maakten on go voelt aat er voetangels en klemmen liggon. De heer Bruco wil met het oog op een ..blank Australië zoo veel mogelijk immigranten in Au stralië begroeten. Laten die 2 millioen workloozon maar komen, scrni nt hij te donken. ffepp Kool. bruin of rwart volk in Au stralië zien binnen komen, houdt Chinees, Japan ner, neger tegen. De quaestie van begunstiging brengt natnnrlük mee het exporteeren en fmportooren van roedsel- produetie. De heer Brnoe stelt zich voor om den Britschen voedproducent allereerst ook tegen zijn neven van ae gemenebesten -te beschermen, zoodafc er zelfs op producten uit de gemoenebesten rech ten geheven zullen worden. Do Britsche bo'oren juichen dit toe. Maar daar mede-is de zaak natuurlijk nog niet aan een eind. Er zit veel meer aan vast. Laten we het nu maar eerlijk zeggen: De Brit sche boer werkt niet hard genoeg. De Britsche boer 13 xr Do Bntsche boer is te conservatief, filet een Hollandschen boer, zelfs met een stug type, valt nog eens over verandering en vorbete- rmg te praten; met den Engelschen boer gaat dit heel moeilnk. a mooi, dat de Engelsche boer oon dubbele bescherming t van de Regeering oisohfc, want dat is eigenlijk het doel van de prachtige do- putatie, maar wat danP Dan betaalt de belastingbetalende burger meer voor'voedselproductie, want die worden beschermd en buitendien nog iets op het belnstingbiïlet voor den bouw op tarwe enz. De grenzen worden bewaakt door inkomende rechten tegen voedsel van vreemden bodem en bni- I tendien krijgt de boer nog een subsidie voor tarwe ons., zoodat de tarweprps het don boer mogelijk maakt, winst te boeken. Inmiddels werkt de hoer niet. TTjj rpdt cte iachton achter de voe moe. 4 Werkdagen in do week. vrij bewerkt naar het Engelsch van HAROLD MAC GRATH door TITIA EASTON? 3. De graaf lichte zijn hoed op, een hoffelijkheid, die door den Amerikaan beantwoord werd, terwijl de-klerken achter den hoogen inschrijvingslessenaar met vrooljjke verbazing dit beleefde, maar in hun oogen zeer ongewone .afscheid gadesloegen. Die vreemdelingen zijn toch rare lui! v „Een geschikte jongen," peinsde Warburton, „en een uitstekend pokerspeler voor een vreemde ling dan altijd. Hij gaat ook naar Washington, dus misschien ontmoet ik hem daar nog wel eens. Ik j ben benieuwd, of zij al in het restaurant is?" Nog wel eens optmoeten? Ja» zeker, en als hij had kunnen weten op wat voor manier zou h\j har telijk gelachen hebben. Wat dezen graaf aangaat, over hem valt nog wol hot een on ander te vertellen. Don oenen 4- i. to Parijs, den anderen in Berlijn en vertrekt dan weer naar Weenen, naar Belgrado, k Petersburg of Washington, tui Koleden was hij nog in Mantsjoerlje. was rijk, dat is te zeggen geldelijk onafhanke- in '.^^ótrouwd, d-w.z. nog niet geëngageerd, vrij l.( Zljn bewegingen en stond in hoog aanzien bij w l8r Van den Tsaar* r,n^fr^UI^on was ondertusschen het restaurant bin- engegaaii. Zijn eetlust was, voor een jongen man, &oed te noemen. Hij doorzocht het menu \x/ft™Üven benedon, niets viel in zijn smaak. er lemand binnentrad, keek hij kretig op, aar telkens zonk het hart hem weer in de schoe- lxw^et„niet hoeveel malen hij werd teleurge- Wowk üe k,elInerbegon beleefd eens te kuchen, ar» ïUri?n H003 0inde,1jk en ten laatste een patrijsje Wijven kon3 zoodat bij gevoegelijk nog wat Negen uur. Zouden de kolonel en zijn dochter soms op hun zitkamer eten? En hij keek ook ♦©ver geefs uit naar den Rus. Kwart over negenen. Ro berts onrust werd bijna ondragelijk. Half tien. Hij had hert bijna in wanhoop opgegeven. Zijn patrijsje lag nog steeds op zijn bord en jïrtet wilde hij het gaan verorberen, toen zij zoowaar binnenkwamen. De kolonel eerst, daarna zijn dochter aan den j arm van den graaf 1 Warburton heeft me nooit een uitgebreide be schrijving gegeven van zijn gevoelen, maar daar ik hem zoo goed ken, kan ik mé zijn gelaatsuitdruk king uitstekend voorstellen. „Te denken dat ik zes dagen aan boord van die boot was", stotterde hij eens toornig tegen mij, „en er geen flauw vermoeden van had dat die rakker van een Rus haar kende! Het was haast ongeloofelijk dat zooiets kon voor- komenl liet drietal ging zitten aan een tafeltje ver van hem af. Hij kon nog net een aanbiddelijk profiel zien en het knappe, maar zorgelijke gelaal van den kolonel De graaf zat met zijn rug naar hem toe. In die zwarte avondjapon was zij zóó bekoprlijk, dat het met geen woorden te beschrijven is. Ro beri's vogel lag koud te worden, zijn wijn had geen geur meer. Hoe zonnig^ werd haar gezichtj'e wanneer zp lachte. En zij lachte meermalen. Maar zij keek geen enkele maal zijn richting uit. Wie heeft toch een spiegel uitgevonden? De Egyptenaren? Ik weet het met. Er waren spiegels in aeze zaal, maar Robert dacht niet daaraan. Hij heeft me naderhand bekend dat hij geen flauw vermoedon heeft hoeveel deze maaltijd nem gekost heeft Dat bewerkt Liefde's droom. Tegen tien uur stond juffrouw Annesley op en de graaf geleidde haar naar de lift, waarna hij bijna oogenblikkelijk terugkeerde. Hh en de kolo nel staken nu hun hoofden bijeen. Maar wat de kolonel aan den graaf te vertellen had, of de graaf aan den kolonel was Robert volkomen onver schillig. Hij vertrok. Zijn goud was in verguld veranderd: .zij was immers weg. Den volgenden morgen telefoneerde hij naar Holland House. De Annesley's, zeide men hom, waren vertrokken naar een onbekende bestemming. De graaf had gezegd, dat brieven aan zijn adres moesten worden opgezonden naar het Russische gezantschap te Washington. Warburton zuchtte eens, las de couranten, rookte oneindig veel siga ren, dronk een glas whisky, speelde een partij biljart met een oeminneljjken vreemdeling, nam Wanneer het geen 38% eiwit en vet bevat, z<jn de onderzoekkosten veor hem Bij eiken winkelier verkrijgbaar. nog een glas whisky en begon zijn belangstelling i in het leven weer wat terug te krijgen, j Zij was weg. HOOFDSTUK IV. Een Famllle-Hereeniglng, Warburton was in geen twaalf jaren in Was hington geweest. Tot dusverre had hii zijn verloven doorgebracht in zijn broederis buitenhuis te Laroh- mon, buiten New York. En toen hij dus uit het station kwam had hy geen flauw vermoeden waar Scott Circle was. Hó keek rond naar een rijtuig. Een grijnzende' onde neger kroeg hem in het oog en wenkte hem bemoedigend toe. „Waar naar toe, mijnheer?" „Naar Scott Circlo en je hoeft niet den zweep te leggen over dat oude, uitgemergeld beest van je, -ik heb den tijd." „Best, mijnheer. Vooruit!" En het voertuig ra telde de breede Pennsylvania Avenue in. Warburton leundo behagelijk tegen de versloten paardeharen kussens en stak een sigaar op. Hij had een goed ontbijt gehad in den restauratiewagen van zijn trein. Het was nog geen negen uur en er lag een Octobernevel over ae vredige stad. Hier waren de menschen er niet zoo op uit om rijkdommen te vergaren. Zij maken het zich wat gemakkelijke^ alsof zij hun dagelijksch werk precies hadden afgebakend, de belooning ervoor kenden en tevre- aen waren. Niemand haastte zich een winkel in Oj. tut. Geen schreeuwende krantenjongens. In plaats daarvan zaten er op de trottoirs rondom het marktplein kleine negerjongens met blooto beenen, die kranten verkochten aan degenen, die er om vroegen, of rustig naast hun manden met koopwaar zaten. Er waren maar weinig opdringerige blanke verkoopers. Oude negervrouwen liepen af en aan om haar dagelijksche inkoopen te doen. Nu kwam hij langs een. paar statige regeorlngs». gebouwen, van smetteloos witten steen opgetrok ken, met statige portieken en ftuweellge grasvelden er voor. .-Rijd wet lang7amer. koetsier, ik bon hier nooit meer geweest sedert tk een Jongen was." ..Goed, mijnheer. Hoe vindt u dat huisje? Zoudt u daar niet willen wonen?", grinnikte de neger. „Nu gaan we rond Lafa.vette. Moet u het Departement van Oorlog niet even zien, mijnheer?" „Neen, neen. rijd nu maar naar Scott Circle." De oude rammelkast rolde rond Lafayette Squa re en kwam In Sizteenth Street terecht. Toen i» eindelijk stil bleef elaan voor ©en prachtig huis, toonde Warburton openlijk zijn verrassing. Hij wist dat zijn schoonzuster veel geld mee'ten huwe lijk had gebracht, maar had nooit vermoed, dal zij in zulk een mooi huis konden wonem ..Weet je wel zéker, dat we hier terecht zijn?" „Dit is Scott Circle, mijnheer, en u kunt het num mer zelf lezen." Warburton verbaasde zich dat do rijtuighuur m Washington zoo enorm veel lager was dan in New lork, nam zijn koffortjo op, bestoogde stoop on drukte op do bel. Een keurig klein dienstmeisje deed hem open. „Woont hier mijnheer Warburton?" vroeg hi| ademloos. „Ja. mijnheer." „Golukkigo Johnl" riep hij, het meisje op zij drin gend en plotseling onaangediend in zijn broeder» hal staande. „Jackl" galmde hij. Het dientsmeisje staarde den knappen indringer uitermate verbaasd aan. „Maar mijnheer!" begon zij. „Het te in orde, beste kind," viel hij haar in de rede. Zij ging wat achteruit en wist niert of zij oim hulp zou roepen of hard wegloopenr „Heila Jack! Zeg, oude leelijkerd, waar zit je toch?" De eetkamerdeur werd opengedaan en een lang, geleerd uitziend man, die zeker verre van knap was te noemen, stond op den drempel. „Jane. wat beteekent.... Wel Bob, jou schobbe jak!en een oogonblik later schudden zij el kander hartelijk de hand. „Kit, Kitl Kom eens gauw kijken wie hier is!" F.en buitengewoon aardig klein vrouwtje In een rosé ochtendjapon kwam haastig aangeloopen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 5