r
1
Ds Landbouwcrisis in Engeland.
Laat G. I. CLIY's Ochtendvoer
TWEEDE BLAD.
Geestelijk Leven.
FEUILLETON.
De Man op den Dok
onderzoeken.
Zaterdag 20 October 1923.
66sle Jaargang. No. 7319.
Het komt mij voor, dat hot dienstig Is eens speciaal
te schrijven! over kerk en geestelijk leven.
In het bijzonder hier in Noord-Holland boven het
IJ, verkeert de kerk in een zeer eigenaardige posi
tie. Daér is een tijd-geweest dat'heel het geestelijk
leven stond onder den onraiddelü ijken invloed van
do kerk en door haar volkomen werd beheerscht.
Vooral in de middeleeuwen was dit hot geval. Het
tijdperk der Renaissance brengt hierin gTooto ver
andering, ook de hervorming geeft een stoot aan de
beweging tot bevrijding van de kerkelijke o<verheer-
sching.
Toch blijft vooral op de dorpen eeuwenlang de
kerk het centrum van» geestelijk leven. De pastoor en
de dominé zijn feitelijk de mannen, die aan dit le
ven leiding geven. ,Zij voeden de gemeenten op en
deze gemeenten willen zich wel laten leiden. Mocht
er al eens een weerbarstig schaap in de kudde we
zen, het gros was gedwee en nam gaarne aan wat
in de kerken werd geleerd». En had er genoeg aan.
Daar waar het katholicisme heerscht, is dit nóg zoo.
De kerk, cLw.z. pastoor en kapelaan, zijn nog de
geestelijke leidslieden, die feitelijk over het denkle
ven van hunne parochianen beslissen.
Komt onder den drang der tijden de behoefte b.v.
aan organisatie wat sterk naar voren, de geestelijke
treedt aanstonds als adviseur op. St. Jozef gezellen1-
vereenigingen ,cnz. staan onder zijn controle. Kort
om, de roomsche moet blijven binnen den sfeer van
zijn kerk en zijn geloof. Zoolang de kuddegeest
blijft bestaan bij de massa der roomschen zal di»s
inderdaad de kerk het geestelijk leven volkomen
beheerschen en zij zal dit doen tot schade van dit
leven, omdat 't dit belemmert en verstikt in zijn
volle ontplooiing. Waar het denken door dogma's
wordt beperkt, daar moet noodwendig de geiestelijke
ontwikkeling schade lijden.
Anders is 't bij de protestanten. Krachtens het be
ginsel van hot protestantisme is de priesterschap
vervallen. De protestant eischt voor zich hert recht
om zélf te denken, zich-zelf een overtuiging te ver
overen.
Daaruit volgt terstond dat de kerk bij de protes
tanten op den duur een andere plaats in het leven,
moest gaan innemen. Ik zeg: op den duur. Immers
begrijpelijkerwijs blijft de oude opvatting nog na
werken en nóg in onze dagen zijn er velen, die pro-
testantsch in naam, in hun ziel nog roomsch zijn.
Dat zijn degenen, die rneenen de waarheid van een
dominé te kunnen ontvangen, of haar in, een kerk te
hooren. Hert is ook zoo gemakkelijk om maar aan
te nemen wat wordt geleerd!
Voor denkende en bewust-levende protestanten is
echter juist dit voor hen van de allergrootste waar
de en beteekenis dat zij zélf moeten zoeken, cLw.z,
zélf zich geestelijk bezit hebben te verwerven. Geen
kerk mag hun leven beheerschen.
Maar nu rijst dan terstond de vraag: welke betee
kenis heeft dan nog de kerk voor den protestant?
Waarom zal hij zich bij een kerk aansluiten,
waarom zal hij de kerk bezoeken?
Van zoogenaamde kerkelijke plichten wil hij niet
wetendeze bestaan voor hem niet meer.
Hij is immers vrijl
De lezer gevoelt wel, dat ik hier in f bijzonder
denk aan de vrijzinnige protestanten. Bij de ortho
doxen staat de zaak iets anders. Daar is de room-
sche^zuurdeesem nog niet uitgewerkt. Ik meen ech
ter. waar ik in de Schager Courant schrijf, het recht
te hebben om aan te nemen, dat ik in hoofdzaak
voor vrijzinnigen schrijf.
Hoe staan nu de vrijzinnigen tegenover de kerk?
En nu wil ik allereerst wijzen op wat voor mij
een groote leugen is, nl. de toetreding rtort de kerk
door zoo velen, die dit doen zonder eenige overtui
ging alleen, maar uit sleur, gewoonte, fatsoen.
Deze leugeA is voor het kerkel ijk-godsdienstig-
geestelijk leven in N.-Holland noodlottig.
Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar het is
nochtans mijn innige overtuiging, diat de predikan
ten helaas, niet steeds hebben gewaakt tegen de
voortwoekering dezer leugen. Zij hebben maar aan
genomen en bevestigd, zonder dat zij den vollen na
druk legden op den eisch, dat de nieuw-toetredenden
de beteekenis der toetreding beseften en overtuigd
waren van wat zij zeiden te belijden. Dit wreekt
zich thans hoe langer zoo meer en openbaart rich in
de leegheid der kerken. Want men is wel lidmaat
der kerk maar voelt er niets voor» Welk een m o-
reele winst zou het wezen, indien zij, die niets
voor de kerk gevoelen, baar ook metterdaad ver- j
lieten.
Ik kom terug op mijn vraag: hoe staan de vrijzin
nigen tegenover de kerk?
Over 't algemeen vrij koel.
Dit is te begrijpen.
Zij is niet meer het middelpunt van het geestelijk;
leven. Zij bevredigt niet langer de .behoeften der 1
menschen. Zij komt hoe langer zoo meer te staan
buiten den sfeer, waarin de menschen leven. Wat in
de kerken verkondigd wordt laat velen zoo koud
ais ijs.
En het is opmerkelijk dat naast de kerken in onzei
dagen allerlei nieuwe geestelijke stroomingen 1
welke sterk religieus zijn getint, opkomen. I<zz de
dorpen bespeuren we dit nog niert zoo sterk, maar
in do groote steden is hert een verschijnsel, dat de
aandacht trekt De tijd van het oude materialisme
gaat voorbij^
Ook in de dorpen zien we zij t nog niet alge
meen dit verschijnsel opkomen.
En daarmede breekt de kriste voor de kerk aan.
Zij zal versterven of ze zal geheel en al van ka
rakter moeten veranderen.
Wat mij persoonlijk betreft lk geloof dat de
kerk nog een grooten invloed kan oefenen op He ont
wikkeling van het geestelijk en religieus loven, ja
dat zij het brandpunt van dit leven zal kunnen wor-
den, wanneer de kerkelijke leidslieden dit waarach
tig willen. En dit willen is afhankelijk van hun
eigen minder of meer ontwikkeld geestelijk leven.
De predikanten moeten vóór alles hun tijd begrijpen
en zij moeten werken, hard werken om op de hoogte
te blijven van wat er woelt en gist in de ziel van
den mensch van het heden. Niemand te geschikt
om als geestelijk leidsman op te treden, die zich
niet de moeite geeft om zich in te werken in de
groote problemen van onzen tijd; hij imoet orer die
problemen kunnen en durven spreken. Twijfel aan
het oude leeft overal op; nieuwe lichtingen breken
zich baan; hij moet hunne waarde kunnen beoor-
■deelen. Hij heeft niet zijn meeniing, zijn geloof, zijn
overtuiging aan anderen op te leggen wel moet
hij tot denken en zoeken aansporen en daardoor de
menschen doen beseffen, hoe waar het te, dat oude
woord, hetwelk zegt dat de mensch niet leeft bij
brood alleenl Hij moet iets in zich hebben van den
profeet, die door zijn woord het geweten het bes
te wat een mensch heeft! wekt en de helaas nog
dikwijls zoo groote geestelijke armoede blootlegt.
De kerk een zegen?
Ja, wanneer zij boven al het verouderde weet uit
'te komen!
Ik heb een stille hoop dat dit mede onder den in
vloed van de behoefte langzamerhand zal kun
nen gebeuren. En dan zou ik het zóó wenschen: de
kerk worde de plaats, waar de menschen samenko
men niet alleen om een woord van troost en stich
ting te hooren, maar ook om daar te luisteren naar
de bespreking van wijsgeer!ge vraagstukken, naar
litteraire voordrachten .naar muziek, naar weten
schappelijke lezingen. Het is eigenlijk zoo onge
rijmd dat zulk een gebouw als de kerk zoo weinig
productief wordt gemaakt. Ieder, die zijn geest zou
I willen verrijken, moest er van zijn gading kunnen
i vinden. Ik weet wel, dat dit van één enkelen voor
ganger heel wat vergt, maar wie zich Innerlijk geroe
pen weet, zal met liefde zich aan dit werk willen
geven. En wanneer hij daarvoor moert studeeren en
werken vaak met groote inspanning dan besteedt hij
zijn tijd vrij wat beter dan door vaak heel onbedui
dend en onnoozel huisbezoek te doen.
i Ik sprak zooeven van een krisis voor de kerk. Het
kenmerk van elke krisis is dat er óf de dood of her
stel, vernieuwing des levens op volgt. Dit zal ook de
kerk ondervinden. Of dó dood, d.wji. het totaal ver
dwijnen uit het volkeleven, óf de herleving. <Lwtz. het
I worden van het levend middelpunt van) het geestelijk
j leven in zijn vollen omvang, zal moeten intreden,
j Een andere uitweg is er naar mijne meening niet
En allen, die begrijpen wat een gezond, rijk geeste
lijk leven waard is voor dó gemeenschap, die inzien
dat dit leven de basis moet worden van de nieuwe
wereld, welke in aantocht is zij hebben over die
hervorming, die herschepping der kerk na te den
ken en haar te bevorderen.
ASTOR.
Verleden Donderdag ia een groote deputatie van
Engelsche akkerbouwers bij den Eersten Minister
van Engeland, Mr. Baldwin, geweest.
Aan het hoofd stond de heer ïïaïry German
(grappig genoeg beteekent German: Duitscher), de
President van de National Earmers Union, de
groote Engelsche landbouwvereeniging, terwijl be
halve de Pjegident van de Schotsche Landbouw
vereeniging, ae heer James Lannox nog een kleine
dertig landbouwers, den heer German vergezelden. I
Er waren vertegenwoordigers bij van speciale I
vereenigingen van aardappelverbouwors, gerst
verbouwers, tarweverbouwers, er waren verschei
dene Kamerleden-landbouwers bij, in één woord
het was eene uitgelezen schaar van lieden, die
vooraanstaan in den landbouw in Groot-Britannië.
De heer .German en zijne vrienden werden "door
den Premier, Mr. Baldwin, keurig ontvangen.
De Premier was in gezelschap van den heer
Neville Chamberlain, Kanselier van de Schatkist,
van Sir Robert Sanders, Minister van Landbouw.
Sir Prancis Flord, permanent secretaris van het
Ministerie van Landbouw.
De hoer German wees er op. dat er reeds toen de
heer Bonar Law Eerste Minister was, bij dien
een deputatie was geweest om te wijzen op de
crisis die er hecrschto in den landbouw en onder
landbouwers en landarbeiders.
Hij wees er op, hoe do akkorbouw den land
bouwers slechts verlies opleverden.
Deze deputatie was, zeiae de heer German, geen
deputatie van landeigenaren maar van boeren,
grooteir of kloiner, op eigen bedrijf of pachters, in
elk geval van lieden die net landfxmwbedrijf dage
lijks uitoefenden en dus met den geheel en toestand
op de hoogte waren.
Hetgeen,zij dagelijks meemaakten was geen ver
heugend verschijnsel^ gaf geen rooskleurig beeld.
De chaos, die er in den landbouw tijdens hot
bezoek aan Mr. Bonar Law heerschte, was inmid
dels nog erger geworden.
De landbouwer kon zich niet veroorloven een loon
aan do landarbeiders te betalen, waarvan dozen
leven kunnen, want de prijzen, die vóór de land
bouwproducten betaald worden, zijn zoo laag dat
de landbouwer met verlies werkt.
Welk artikel hij verbouwt, het wordt steeds een
strop.
Dat gaat zoo niet langer.
De boeren zijn dan ook besloten, zich zelf te
helpen, door eenvoudig van een groot deel van
het akkerland groenland te maken.
Wanneer eóhter het bouwland in weiland her
schapen zal zijn, en het gaat hier om groote
getallen, dan zal niet alleen Engeland weer minder
voedsel voor mensoh en dier produceeren, dooh bui
tendien zullen de landarbeiders, die op het akker
land werkzaam waren, zonder werk komen, het
aantal werkloozen dus vermeerderen.
Dit laatste wordt zelfs door een blad als de Daily
Herald een catastrophe voor Engeland genoemd}
terwijl dat zelfde blad er op wijst, dat landbouw
de sleutelindustrie voor volkswelvaart is en dus
verdient gesteund te worden door de Regeering.
De heer German verklaarde dat gedurende ae
laatste drie jaar' landbouw verlies heeft opgeleverd,
bankiers zullen kunnen getuigen, dat ae fatale
grens door de meeste boeren bereikt is.
Nu zal men zeggen, gij moet de wetenschap1 te
hulp roepen doch Professor O. S. Orwin, directeur
van het Instituut voor Landbouw-bezuiniging heeft
in November 1922 geschreven: Land, dat eene nor
male productie capaciteit bezit van 6 quarters
tarwe per acre, zal wel nimmer ophouden akker
land te zijn, doch wanneer de prijzen voor granen
en andero landbouwproducten steeds dalen, dan
komt ten slotte de boor niet meer uit, d'an moet
er geld bij, dan kan zelfs de wetenschap hem niet
helpen om zooveel meer nit den bodem te halen
dat het landbouwbedrijf nog een loonend bedrijf
blijft.
De boeren zijn niet overhaast tot het besluit
gekomen, dat zu het grootste deel van hun bouw
land in weiland moeten omzetten, ten einde oen
zoo klem mogelijk landbouwbedrijf te kunnen
voortzetten, zóó klein dat het wellicht winstgevend
wordt en anders althans geen groot bedrag zal
kosten.
Het besluit is ook niet genomen uit een soort
wraakgevoel tegenover de regeering, die b.v. nog
steeds heeft nagelaten om de import van aardap
pelen en van bouwgerst tegen te houden, maar ge
baseerd op adviezen van de grootst autoriteiten en
op de ervaringen opgedaan gedurende de crisis
jaren 1880 en 1890, toen twee millioen akkerland
werd geabandonneerd, waardoor toen 80.000 land
arbeiders werkloos werden.
Lord Erule, die gedurende den oorlog de gewich
tige taak op zijn schouders kreeg rusten, om de
voedselproductie van Engeland te vorgrooten, is
ook de meening toegedaan, dat de landbouwer bü
ae huidige productie- en verkoopprijzen niet kan
bestaan en dat zonder regeeringssteun de land
bouw ten ondergang gedoemd is. Later zegt Lord
Erule, wanneer de graanexporteerende landen hun
eigen productie zelf kunnen consumeeren, zal dan
weer een tijd komen dat de Engelscho boer groffen
winst kan maken. Maar die tija is nog onzichtbaar.
Wanneor men Duitschland met Engeland verge
lijkt dan ziet men dat men in Duitschland net
produoeeren van voedsel in Engeland, het impor
teeren van voedsel gesteund heeft.
Wanneer raer. Engeland beschouwt dan ziet men dat
het vrijwel aan „overindustrie" lijdt, de industrie
is bevorderd, is toegenomen en gekomen tot een
punt, dat het gevaarlijke toppunt genaderd is op
ene wijze, die huiveren doet voor de toekomst van
dit land.
Sir Robert Horne heeft, toen hij Kanselier van
de Schatkist was, gezegd aat men in Engeland oen
topzware industrie heeft gebouwd op een te kleine
basis van landbouw zooaat, zoodra er een tegen
slag in de industrie plaats heeft, Engeland het
dubbel en dwars voelt.
Ovér 400 millioen Ponder Sterling is door de
natie, sedert 1918 besteedt aan levensonderhoud
voor werkloozen.
Sir Thomas Middleton, gewezen Plaatsvervan
gend Directeur-Generaal voor voedselproductie,
heeft gezegd, dat de eenige manier om een belang;
rijke uitbreiding te verkrpgen van de voodsel-pro-
duotie in Engeland, was, om eerst meer mest té
maken, meer land te bemesten.
Sir Thomas bewijst dat een Duitsohe boer lang
niet zulk goed vee heeft als de Engelsche, lang
niet zulk een mooi landbouwproduct oogst, igav
toch gaat dc Duitsche akkerbouw vooruit en bo-
taalt, terwijl de Engelsche niet betaalt. De rodon
ligt in het grooter aantal hectaren dat bemest
wordt in Duitschland.
In Engeland en Wales ziet men, dat sedert 1921
een 'totaal achteruitgang van 87.000 losse en 60.000
vaste landarbeiders te boeken is.
De toestand, zooals die nu is, wijst er op, dat
indien er geen regeeringssteun komt, men nog
bedenkelijker cijfers zal zien, vooral indien de
boeren hun akkerland in weiland zullen moeten
omzetten on dat moeten zij doen, zegt do heer
German, indien do Regeering geen steun vorloo-
nen zal.
Hoe die steun er nit moet zien, zegt de heer Ger
man niet, maar hij bezweert den heer Baldwin van
niet Jhefc voorbeeld van Mr. Bonar Law te volgen
en niets te doen, doch om met oen vastomlijnd pro
gram voor de landbouwpolitiek te komen.
Wij verzoeken U, zoo eindigde do heer German,
om ons 'definitief te zeggen of gij, ten behoovo dor
■natie, bereid zijt de verantwoordelijkheid te aan
vaarden voor het reduceeren van het beploegde
land of dat gij bereid zijt maatregelen te nemen,
die .dit zullen kunnen verhinderen ton bate van
het volk.
De Eerste Minister heeft geantwoord dat het
nem niet doenlijk was, 'dadelijk een antwoord te
geven, t doch dat hij tevoren gaarne nog oonige
inlichtingen zou ontvangen.
De heer German verklaarde zich gaarne bereid,
die inlichtingen te geven en zal er nu binnenkort
een tweede conferentie plaats hebben, r
De quaestie is inderdaad belangrijk genoeg om
eerst eens rustig onder de pogen te zien.
Daarbij komt dat de Britsche landbouwquaestie
ook weer samenhangt met de quaestie: Britsch
Wereldrijk.
De hem* JBruce, de inmiddels ter British Impe-
nal Conference aangekomen Premier van Austra
lië heeft de verhouding tusschen Groot Britannië
en,verschillends, gemeenobesten zeer goed ge
schilderd.
Hij is voor een systeem van protectie van hot
Woreldriik.
Het Wereldrijk Engeland zal zich verdedigen
tegen de economischo aanvallen yan andero landen.
Onderling zullen de verschillende onderdeden*
van het Wereldrijk elkaar begunstigen.
In theorie natuurlijk schitterend, maar Iaat ik
alleen maar nit de practijk do import van slacht
vee en fokvee uit Canada noemen en het misbaar
j ^nR'el8c°0 veefokkers toen maakten on go
voelt aat er voetangels en klemmen liggon.
De heer Bruco wil met het oog op een ..blank
Australië zoo veel mogelijk immigranten in Au
stralië begroeten.
Laten die 2 millioen workloozon maar komen,
scrni nt hij te donken.
ffepp Kool. bruin of rwart volk in Au
stralië zien binnen komen, houdt Chinees, Japan
ner, neger tegen.
De quaestie van begunstiging brengt natnnrlük
mee het exporteeren en fmportooren van roedsel-
produetie.
De heer Brnoe stelt zich voor om den Britschen
voedproducent allereerst ook tegen zijn neven
van ae gemenebesten -te beschermen, zoodafc
er zelfs op producten uit de gemoenebesten rech
ten geheven zullen worden.
Do Britsche bo'oren juichen dit toe. Maar daar
mede-is de zaak natuurlijk nog niet aan een eind.
Er zit veel meer aan vast.
Laten we het nu maar eerlijk zeggen: De Brit
sche boer werkt niet hard genoeg. De Britsche boer
13 xr Do Bntsche boer is te conservatief,
filet een Hollandschen boer, zelfs met een stug
type, valt nog eens over verandering en vorbete-
rmg te praten; met den Engelschen boer gaat dit
heel moeilnk.
a mooi, dat de Engelsche boer oon
dubbele bescherming t van de Regeering oisohfc,
want dat is eigenlijk het doel van de prachtige do-
putatie, maar wat danP
Dan betaalt de belastingbetalende burger meer
voor'voedselproductie, want die worden beschermd
en buitendien nog iets op het belnstingbiïlet voor
den bouw op tarwe enz.
De grenzen worden bewaakt door inkomende
rechten tegen voedsel van vreemden bodem en bni-
I tendien krijgt de boer nog een subsidie voor tarwe
ons., zoodat de tarweprps het don boer mogelijk
maakt, winst te boeken.
Inmiddels werkt de hoer niet. TTjj rpdt cte iachton
achter de voe moe. 4 Werkdagen in do week.
vrij bewerkt naar het Engelsch van
HAROLD MAC GRATH
door TITIA EASTON?
3.
De graaf lichte zijn hoed op, een hoffelijkheid,
die door den Amerikaan beantwoord werd, terwijl
de-klerken achter den hoogen inschrijvingslessenaar
met vrooljjke verbazing dit beleefde, maar in hun
oogen zeer ongewone .afscheid gadesloegen. Die
vreemdelingen zijn toch rare lui!
v „Een geschikte jongen," peinsde Warburton, „en
een uitstekend pokerspeler voor een vreemde
ling dan altijd. Hij gaat ook naar Washington, dus
misschien ontmoet ik hem daar nog wel eens. Ik j
ben benieuwd, of zij al in het restaurant is?"
Nog wel eens optmoeten? Ja» zeker, en als hij
had kunnen weten op wat voor manier zou h\j har
telijk gelachen hebben.
Wat dezen graaf aangaat, over hem valt nog
wol hot een on ander te vertellen. Don oenen
4- i. to Parijs, den anderen in Berlijn en
vertrekt dan weer naar Weenen, naar Belgrado,
k Petersburg of Washington,
tui Koleden was hij nog in Mantsjoerlje.
was rijk, dat is te zeggen geldelijk onafhanke-
in '.^^ótrouwd, d-w.z. nog niet geëngageerd, vrij
l.( Zljn bewegingen en stond in hoog aanzien bij
w l8r Van den Tsaar*
r,n^fr^UI^on was ondertusschen het restaurant bin-
engegaaii. Zijn eetlust was, voor een jongen man,
&oed te noemen. Hij doorzocht het menu
\x/ft™Üven benedon, niets viel in zijn smaak.
er lemand binnentrad, keek hij kretig op,
aar telkens zonk het hart hem weer in de schoe-
lxw^et„niet hoeveel malen hij werd teleurge-
Wowk üe k,elInerbegon beleefd eens te kuchen,
ar» ïUri?n H003 0inde,1jk en ten laatste een patrijsje
Wijven kon3 zoodat bij gevoegelijk nog wat
Negen uur. Zouden de kolonel en zijn dochter
soms op hun zitkamer eten? En hij keek ook ♦©ver
geefs uit naar den Rus. Kwart over negenen. Ro
berts onrust werd bijna ondragelijk. Half tien. Hij
had hert bijna in wanhoop opgegeven. Zijn patrijsje
lag nog steeds op zijn bord en jïrtet wilde hij het
gaan verorberen, toen zij zoowaar binnenkwamen.
De kolonel eerst, daarna zijn dochter aan den j
arm van den graaf 1
Warburton heeft me nooit een uitgebreide be
schrijving gegeven van zijn gevoelen, maar daar ik
hem zoo goed ken, kan ik mé zijn gelaatsuitdruk
king uitstekend voorstellen.
„Te denken dat ik zes dagen aan boord van die
boot was", stotterde hij eens toornig tegen mij, „en
er geen flauw vermoeden van had dat die rakker
van een Rus haar kende!
Het was haast ongeloofelijk dat zooiets kon voor-
komenl
liet drietal ging zitten aan een tafeltje ver van
hem af. Hij kon nog net een aanbiddelijk profiel
zien en het knappe, maar zorgelijke gelaal van
den kolonel De graaf zat met zijn rug naar hem
toe. In die zwarte avondjapon was zij zóó bekoprlijk,
dat het met geen woorden te beschrijven is. Ro
beri's vogel lag koud te worden, zijn wijn had geen
geur meer.
Hoe zonnig^ werd haar gezichtj'e wanneer zp
lachte. En zij lachte meermalen. Maar zij keek
geen enkele maal zijn richting uit. Wie heeft
toch een spiegel uitgevonden? De Egyptenaren?
Ik weet het met. Er waren spiegels in aeze zaal,
maar Robert dacht niet daaraan. Hij heeft me
naderhand bekend dat hij geen flauw vermoedon
heeft hoeveel deze maaltijd nem gekost heeft Dat
bewerkt Liefde's droom.
Tegen tien uur stond juffrouw Annesley op en
de graaf geleidde haar naar de lift, waarna hij
bijna oogenblikkelijk terugkeerde. Hh en de kolo
nel staken nu hun hoofden bijeen. Maar wat de
kolonel aan den graaf te vertellen had, of de
graaf aan den kolonel was Robert volkomen onver
schillig. Hij vertrok. Zijn goud was in verguld
veranderd: .zij was immers weg.
Den volgenden morgen telefoneerde hij naar
Holland House. De Annesley's, zeide men hom,
waren vertrokken naar een onbekende bestemming.
De graaf had gezegd, dat brieven aan zijn adres
moesten worden opgezonden naar het Russische
gezantschap te Washington. Warburton zuchtte
eens, las de couranten, rookte oneindig veel siga
ren, dronk een glas whisky, speelde een partij
biljart met een oeminneljjken vreemdeling, nam
Wanneer het geen 38% eiwit en vet bevat, z<jn de
onderzoekkosten veor hem
Bij eiken winkelier verkrijgbaar.
nog een glas whisky en begon zijn belangstelling
i in het leven weer wat terug te krijgen,
j Zij was weg.
HOOFDSTUK IV.
Een Famllle-Hereeniglng,
Warburton was in geen twaalf jaren in Was
hington geweest. Tot dusverre had hii zijn verloven
doorgebracht in zijn broederis buitenhuis te Laroh-
mon, buiten New York. En toen hij dus uit het
station kwam had hy geen flauw vermoeden waar
Scott Circle was. Hó keek rond naar een rijtuig.
Een grijnzende' onde neger kroeg hem in het
oog en wenkte hem bemoedigend toe.
„Waar naar toe, mijnheer?"
„Naar Scott Circlo en je hoeft niet den zweep
te leggen over dat oude, uitgemergeld beest van
je, -ik heb den tijd."
„Best, mijnheer. Vooruit!" En het voertuig ra
telde de breede Pennsylvania Avenue in.
Warburton leundo behagelijk tegen de versloten
paardeharen kussens en stak een sigaar op. Hij had
een goed ontbijt gehad in den restauratiewagen van
zijn trein. Het was nog geen negen uur en er lag
een Octobernevel over ae vredige stad. Hier waren
de menschen er niet zoo op uit om rijkdommen
te vergaren. Zij maken het zich wat gemakkelijke^
alsof zij hun dagelijksch werk precies hadden
afgebakend, de belooning ervoor kenden en tevre-
aen waren. Niemand haastte zich een winkel in Oj.
tut. Geen schreeuwende krantenjongens. In plaats
daarvan zaten er op de trottoirs rondom het
marktplein kleine negerjongens met blooto beenen,
die kranten verkochten aan degenen, die er om
vroegen, of rustig naast hun manden met koopwaar
zaten. Er waren maar weinig opdringerige blanke
verkoopers. Oude negervrouwen liepen af en aan
om haar dagelijksche inkoopen te doen.
Nu kwam hij langs een. paar statige regeorlngs».
gebouwen, van smetteloos witten steen opgetrok
ken, met statige portieken en ftuweellge grasvelden
er voor.
.-Rijd wet lang7amer. koetsier, ik bon hier nooit
meer geweest sedert tk een Jongen was."
..Goed, mijnheer. Hoe vindt u dat huisje? Zoudt
u daar niet willen wonen?", grinnikte de neger. „Nu
gaan we rond Lafa.vette. Moet u het Departement
van Oorlog niet even zien, mijnheer?"
„Neen, neen. rijd nu maar naar Scott Circle."
De oude rammelkast rolde rond Lafayette Squa
re en kwam In Sizteenth Street terecht. Toen i»
eindelijk stil bleef elaan voor ©en prachtig huis,
toonde Warburton openlijk zijn verrassing. Hij
wist dat zijn schoonzuster veel geld mee'ten huwe
lijk had gebracht, maar had nooit vermoed, dal zij
in zulk een mooi huis konden wonem
..Weet je wel zéker, dat we hier terecht zijn?"
„Dit is Scott Circle, mijnheer, en u kunt het num
mer zelf lezen."
Warburton verbaasde zich dat do rijtuighuur m
Washington zoo enorm veel lager was dan in New
lork, nam zijn koffortjo op, bestoogde stoop on
drukte op do bel. Een keurig klein dienstmeisje
deed hem open.
„Woont hier mijnheer Warburton?" vroeg hi|
ademloos.
„Ja. mijnheer."
„Golukkigo Johnl" riep hij, het meisje op zij drin
gend en plotseling onaangediend in zijn broeder»
hal staande. „Jackl" galmde hij.
Het dientsmeisje staarde den knappen indringer
uitermate verbaasd aan.
„Maar mijnheer!" begon zij.
„Het te in orde, beste kind," viel hij haar in de
rede.
Zij ging wat achteruit en wist niert of zij oim hulp
zou roepen of hard wegloopenr
„Heila Jack! Zeg, oude leelijkerd, waar zit je
toch?"
De eetkamerdeur werd opengedaan en een lang,
geleerd uitziend man, die zeker verre van knap was
te noemen, stond op den drempel.
„Jane. wat beteekent.... Wel Bob, jou schobbe
jak!en een oogonblik later schudden zij el
kander hartelijk de hand.
„Kit, Kitl Kom eens gauw kijken wie hier is!"
F.en buitengewoon aardig klein vrouwtje In een
rosé ochtendjapon kwam haastig aangeloopen.