ROMMEL».
^prekïqg en ook hiervan kan ik niets dan lof
verkondigenLet maar eens op den inhoud,
die als volgt luidt: Algemeene opmerkingen;
vermenigvuldiging door zaad van eenjarige
planten; vermenigvuldiging vaH tweejarige
gewassen en overblijvende planten; het scheu
ren; bol en knolgewassen; rozen; het oculee-
ren; het planten; de bemesting; het snoeien.
Soorten rozen: remontant; Bourbonrozen, etc.
Beesters: Het stekken met rijp hout; het scheu
ken; het afleggen, het snoeien. Enkele veel ge-
Iruikte perkplanten: Anjelier; Begonia; Cal-
eeolaria; Chrysanthen; Primula soorten; Ge-
Ifcjiium; Fuchsia; Heliotroop; Omheiningen;
Harmonica vlechtwerk; Stalen grasband; In
sluiting door boogjes; Levende insluitingen;
Meidoornheg; Berberis; haagbeuk; kornoelje;
Idgustrum; Sierhoggen; Japansche kwee; brui
ne hazelaar; Rosa rubiginosa; Spiraea; Deut-
tea; snecuwbes; Altijd groene heggen: Hulst;
Tb-ius, Palm, Laurierkers, Picea (Den), Thuya,
Het gazon; Grasmaaimachine; Grasschaar;
Rotflbeplanting; Klimplanten, 'Border of Boord-
K. VAN KEULEN.
MISLEIDING VAN GEESTEN.
Oudtijds meende men vrij algemeen, dat de
geest van een gestorvene graag bleef ronddwa
len in de omgeving van de oude woning, en
dit rondwaren niet zoo onschuldig was. De
geest was de och terbl ij venden niet goed ge
vind en er op uit hun kwaad te doen.
Dit was voor de levenden dan ook een reden
cm middelen aan te wenden, waardoor de terug
keer van den geest in zijn oude woning voor
komen kon worden, welke middelenl alle hierop
neerkwamen, dat men hem van de -wijs trachtte
te krengen. Men trachtte de geest te misleiden.
Van deze handelingen, die misleiding ten
doel hadden, zijn er verschillende terug te vin
den in de begrafenisgebruiken, -die nog heden
tu> dage in zwang zijn of tót voor kort in
«•rang waren.
Om den geest pp een dwaalspoor te brengen,
De trein stond nu stil", en idereen stapte uit
„Geef me maar een hand", zei vader, „dan
kunnen we elkaar niet kwijtraken."
Ze liepen nu het lange perron af, langs een
paar trappen en kwamen door een donkeren
gang op het stationsplein.
„Daar staat oom Jan", riep Henk en hij wees
vader zijn oom, die nauwkeurig de reizigers op-
mm, die het station verlieten
„Hallo, hoe gaat het?" riep oom, zoodra hij
vader en de jongens zag. Hij gaf ze een hand.
„Hoe is X thuis? Alles nog in prde?"
„Alles in orde", zei vader. „Hier ook?"
„Uitstekend', antwoordde oom. „Hoe gaan we,
wandelen of met de tram?"
„WandeKn, wandelen!" riepen de jongens,
terwijl ze oom met verheugde gezichten aanke
ken„toe oom, laten tve gaan wandelen.!"
„Ze willen al vast eens kennis maken met
den Haag", zei vader.
„Prachtig, dan gaan we wandelen. X Ja ook
«iet zoo heel ver weg", zei Oom. „Vooruit dan
maar!"
Ze liepen nu het stationsplein over. Dat' was
«b heel druk plein, waar je good moest uitkij
ken, om niet onder een tram of auto te raken.
Ben politie-agent met een gestreepte manchet
Mond op het plein en wees met zijn arm aan, of
4e fietsen, auto's en trams mochten passeeren.
„Dat is een verkeersagent", zei vader.
„Ja", zei oom, „en 's avonds is zijn arm eloe-
droeg men den doode niet de gewone deur uit
of den gewonen weg langs grafwaarts. Men
maakte allerlei omwegen, droeg het lijk soms
driemaal om hert. huis heen, brak soms oen gat
in den piuur om daardoor den doode uit het
huis- te voeren, enz. Vaak ook had de begrafe
nis bü nacht plaats. Dergelijke gebruiken
vindt men nog bij. enkele volken terug.
Maar ook de gewoonte om rouwkleeren te
dragen vindt haar oorsprong in dezelfde vrees
voor wraak van. afgestorvenen. Door rouwkilee-
ren dachten de levenden zich onkenbaar te ma
ken.
Nog ziet maa tegenwoordig, dat in het sterf
huis de schilderijen bedekt en de spiegels om
gekeerd worden, waardoor het huis onkenbaar
gemaakt werd voor den wraakzoekenden geest
Het sluiten van de gordijnen of de luiken,
zelfs bij buren, het zijn alleimaal dingen, die
men deed om dezelfde redenen, en die door do
eeuwen heen als een gewoonte, maar langza
merhand zonder zin of beteekenis, stand heb
ben gehouden.
Zelfs zijn er volken, die het sterfhuis tijdelijk
onbewoonbaar laten, om den geest in de waan
te brengen, dat de familie verhuisd ia. M.
DE GOBELIN-WEVERIJ.
Het stelen van twee kostbare Gobelin-tapiJ-
tei^uit het paleis te Versailles, die gelukkig
spoedig door de politie teruggevonden zijn,
heeft weer eens de aandacht gevestigd op een
lak van kunstnijverheid die' oen van de oud
ste en belangwekkendste van Frankrijk la
Het merkwaardigste in de geschiedenis van
de Gobelin-weverijis dat Jehan Gobelin, hei
eerste hoofd van de firma, die zich in de vijf
tiende eeuw in den Faubourg Saint Marcel te
Parijs aan den oever van de Bièvre vestigde en
wiens geslachtsnaam voorgoed aan den naam
van de kostelijke tapijten verbonden is, geen
tapijtwever, maar een scharlakenverver was.
Hij ontdekte een bijzondere scharlaken kleur
stof en legde zooveel geld aan zijn fabriek ten
koste dat het gewone volk haar la folie Gobe
lin noemde. Zijn opvolgers hadden zooveel
succes met de uitvinding van Jehan, dat ztf tot
rijkdom, eer en aanzien kwamen. In den over
gang van de zestiende in de zeventiende eeuw
werd pas aan de ververij' een tapijtweverij toe
gevoegd, waarvan Zuid-Nederlansdcbe wevers,
risch verlicht".
De jongen9 keken oom ongeloovig „Is T
►cht waar?" vroeg Henk.
„Ja heusch!" zei oom, „maar <f e lampjes
branden alleen, als hij zijn arm opsteekt Als
hij hem weer laat zakken, gaan ze weer uit."
„Mogen we 't vanavond eens zien?" vroeg
Jan.
„Hij gelooft me nog niet", zei oom lachend.
„Goed, dan gaan we vanavond eens kijken,
hoor Jantje!"
Op den Stationsweg was het niet zoo druk.
De jongens keken hun oogen utt naar al die
mooie trams en auto's, die ze zagen.
„Die tram gaat naar Rijswijk", zei oom.
Nu gingen ze een brug over en kwamen !n
een drukke straat,
„Dit is een van de drukste straten van de
stad", zei oom.
„Woont u hier, oom?" vroeg Henk.
„Neen, mijn jongen," zei Oom. „Dit ia de War
genstraat en ik woon op het Spul"
Het werd donker. In alle winkela werden d*
lichten ontstoken. De electrische lampen, 81e
boven de straten hingen, begonnen vanzelf te
branden. In een oogenblik schitterde de heele
straat, alsof er een vuurwerk word afgestoken.
25e kwamen langs een groot gebouw, waar
bontgekleurde platen op groote houten borden
geplakt tegen muren stonden. De deuren ston
den open en veel menachen gingen binnen.
die koning Hendrik ÏTI van Frankrijk uit
Vlaandoren liet komen, d» ziel waren. Deze
mannen zetten zich in 1601 aan het werk in
een huis, behoorende aan de familie Gobelin en
vlak bij hun vermaarde weverij. Inmiddels wa
ren de Gobelins, (He adellijke titels kochten, en
tot de hoogste staatsambten, als kanselier van
de schatkist, lid van den Raad van State en
president van de Rekenkamer geroepen wer
den, zich te voornaam gaan gevoelen voor het
voorvaderlijk bedrijf en opgevolgd door zeke
ren Canaye. De familie Canaye werd op haar
beurt omstreeks 1056 vervangen door twee Hol
landers, Harmen Kloek of Kloek en Jan Lin
den. De schoonheid; van de door hen. geweven
tapijten trok de aandacht van Colbert, die aan
de fabrieken de bijzondere bescherming des Ko-
nings bezorgde, haar uitsluitend voor zijn re
kening lied werken en tenslotte de heele fa
briek voor den Koning overnam. Zij werd nu
veranderd in een algemeen© stoffeerderij en
meubelfabriek, waarin onder «toezicht van den
kondnkl ijken schilder Lebrun ontwerpen voor
tapijten en allerlei meubelen en sieradiën van
edel metaal werden uitgevoerd. Lebrun was dé
man, die de tapijten: do Slagen van Alexander,
de Twaalf Maanden van het Jaar en andere
beroemde Gobelins ontwierp. Ook toen nog wer
den alle stoffen,, die in de fabriek verwerkt
werden daar geverfd. Was de tijd waarin de
fabriek haar mooiste kunstwerken heeft afge
leverd. Het werk was op oen bijzondere wijze
geregeld: De meesterknechts van de verschil
lende werkplaatsen namen tegenover den di
recteur aan, om een bepaald stuk werk tot een
overeengekomen prijs te leveren. Zij zei ven be
steedden het werk daarna weer uit onder de
wevers en andere werklieden.
To en-Lodewijk XIV in geldelijke moeilijkhe
den geraakte, werd de fabriek in 1694 gesloten
maar zij werd in 1697 heropend, nu uitsluiteild
voor het maken van tapijten, die voornamelijk
in 's Konings paleizen gebruikt werden en an
ders als koninkijke geschenken dienst deden.
In den tijd van de Fransche omwenteling ver
viel het bedrijf. Het aantal werklieden daalde
van driehonderd tot-nog geen vijftig. Maar de
fabriek had een taai leven. De Bourbons brach
ten haar tot nieuwen bloei en in 1826 werd het
maken van vloerkleeden aan X bedrijf van de
weverij van wandtapijten (toegevoegd. Ook nu
„Wat is dat voor een, gebouw, oom", vroeg
Henk.
„Dat is een bioscoop", xwï oom.
Jan wist niet, wat een bioscoop was. „We zul
len wel eens gaan kijken", beloofde oom hem,
„mischien morgenmiddag wel, als vader X
goed vindt!"
„Ik vind het best", zei veder.
„En kijk eens", vervolgde oom, „daar heb je
nu zoo*n verlichte verkeersagent.
't Wae waar. Jan wist niet, wat hij zag. Als
de agent zijn arm omhoog hief, zag je opeens
een stuk of zes electrische gloeilampjes bran
den. Ging de arm weer naar beneden, dan wa
ren de lichtjes pardoes uitgedoofd.
„X Is waar," zei Jan. „Ik geloofde X niet daar
straks. Maar nou zie ik het zelf".
Wordt vervolgd.
i
EEN POP.
Parijs verwent zijn jeugd wel: ditmaal met
„draadloaze poppen". In de taille van zooXi
luxe pop zit een opnemlngstoestelletje,; wordt
dat ingeschakeld en neemt uw kleine meid de
pop in haar armen, dan kan zij een concert o,
L <t volgen, gegeven door den Eiffeltoren.
Men begrijpt: als vader en moedér geen an
tenne op 'r huis hebban, dan is zoo'n radio-pop
waardeloos.
nog is* de Gobelin-fabriek bijna uitsluitend een
staatsbedrijf.
De tapissiers-artistee" zijn thans weer niet
meer dan vijftig in getal. Er zijn families, die
er sedert geslachten hebben gewerkt Het wérk.
eisch: een geoefend oog en veel geduld. Len
begaafd wever maakt ha een jaar tijde niet
meer dan anderhalven vierkanten meter. Groo
te tapijten voreischen zoodoende verscheidene
jaren arbeid en bet is daarom niet te verwon
deren dat de waard© van een flink modern
Gobelin-tapijt honderdduizenden francs Le-
drangL
In 1871 word het gebouw gedeeltelijk in de
a9ch gelegd door communisten. Ook de dieven
die pas de twee mooie tapijten uit het paleis
van Versailles weghaalden, waren communis
ten die enkel hun vernielzucht wilden bot
vieren en daarom reeds een van de twee ge-
sfolen tapijten in stukken hadden gesneden
een schade die gelukkig te herstellen is»
De tegenwoordige fabriek heeft haar eigen
scheikundige laboratorium, nog altijd ook aar
eigen ververij en een afdoeling die bepaalde
lijk voor reparaties is ingericht. De ververij
is het gewichtigste gedeelte van bet bedrijf
gebleven, want de Gobelin-kleuren in vioeger
eeuwen onderscheidde men duizend tinten, die
elk weer in twaalf verschillende scbakeeringen
waren verdeeld!) zijn volstrekt onverganke
lijk en. terwijl vele mooie tapijten van andere
herkomst achteruitgegaan zijn door het ver-
bleeken of verschieten van hun kleuren, be
hoeft de eigenaar van een echt Gobelin nooit
voor zulk een onfortuinlijkheid te vreezen.
Het oude bedrijf is nog altijd een schitterend
getuigenis van Fransche degelijkheid en kunst
zin
DE KRAB ALS BOOMKLIMMER.
Op de koraalriffen in de stille Zuidzee be
vinden zich monsterachtige roofkrabben. die
in boomen klimmen en dengene, die in hun
•klauwen valt, bij het haar trekken.
De ontdekkingsreiziger Froderik O'Brlen
heeft de®e roofkrabben aan het werk gezien en
tevens de wijze meegemaakt, waarop de dieren
gevangen worden.
„De krab, zoo schrijft O'Brlen, ging met on-
geloofelijke snelheid tegen den grijzen glibbe-
rigen kokospalm naar boven. De inlander, die
ons vergezelde, bracht vlug klei en bladeren bij
elkaar, en boetseerde een krans van dit meng
sel, 15 c.M. breed en verscheidene voeten lang.
Hiermee klom hij den boom in tot een hoogte
van ongeveer 46- voert ,bond den krans om de
stam van den palm en keerde terug.
Wij wachtten. Plotseling hoorden wij een
geweldig geluid en een groorte kokosnoot viel
door de zwaaiend» takken op den grond. Toen
hooide ik een geritsel en met behulp van mijn
electrische lantaarn kon ik de kolossale krab
den boom af zien komen.
Zij hield zich vast met de scherpe punten
van haar looppooten aan den glibberigen bast
en ging achterwaarts naar beneden inert de
uiterste zorgvuldigheid.
Toen de roofkrab de klei had gevoeld, werd
zij. minder voorzichtig en liet plotseling tot
mijn groote verwondering haar houvast los.
Wild slaande mert haar poorten viel zij van de
hoogte van 40 voert naar beneden te pletter op
de rortsen onderaan den boom.
De krab dacht natuurlijk dat de klei die stj
aanraakte, onderaan de boom wae en dat zij
alleen nog maar haar kokosnoten moesten bij
eenzoeken en den. wég kon gaan.
Een groene kokosnoot ia een reusachtig iets
in vergelijking met de kok snoot die wij ken
nen, maar deze krab kon haar gemakkelijk ver
roeren door haar onder ©en paar van haar
looppooten te nemen Haar lichaam
was 60 c.M. lang en 45 c.M. broed.
De inboorlingen zijn hang voor deze groote
onheilspellende roovera
Zij zijn niet gemakkelijk te vangen, en me
nige inboorling die des nachts in een boom
klom om noten te plukken wend tot zijn groote
afgrijzen bij de haren gepakt door een krab.
Gewoonlijk bijten zij bij iedere beklimming van
den pahn zee tot tien. norten af.
SLAAP EEN BIJGELOOF?
Over de heilzame werking van den slaap op
de gezondheid van den mensch is reeds veel
geschreven. Dat echter niet alle geleerden het
hierover eens zijn bewijst wel een artikel in
een der groorte Engelsche dagbladen, waarin
de vraag wordt gesteld of wij menschen eigen
lijk niet te veel slapen, en zelfs de veronder
stelling wordt uitgesproken, dart slaap maar *n
gewoonte en niet eens zoo'n erg goede gewoon
te, of nog liever een tiertie» een bijgeloof zou
zijn.
Ter illustratie van deze veronderstelling
wordt de beroemde uitvinder Edison genoemd;
zoolang men den nu 76-jarigen Edison kent,
heeft hij zelden meer dan vier uur 's nachts ge
slapen. In zijn laboratorium in New Jereey
werkt hij bij dag en bij nacht. Hij is even wei
nig verlangend naar slaap als naar aten, maar
als het tijd voor hem is om rte gaan slapen, hoe
laat het ook mag zijn, valt hij in slaap als een
gezond kind, en na zijn kortstondigen slaap
staat hij weer op met hernieuwde krachten.
De meeste helpers van Edison zijn van oor
deel, dat het heel goed mogelijk kan zijn dat
slaap alleen maar een gewoonte is, ten voor
deel© waarvan maar weinig kan worden gezegd.
In den beginne echter hadden sommige ge
leerden van Edison's staf wel moeite gehad
om zich te voegen naar Edison's methoden,
daar zij in de mecning waren opgevoed dat een
man voldoenden slaap moet 'hebben op regel
matige tijden.
In den beginne voelden zij zich ziek., licha
melijk en geestelijk vermoeid en moesten hun
best doen om wakker te Wijven. Maar na een
tijdje kwamen zij tot de overtuiging, dart zij
minder slaap noodig hadden dan zij oorspron
kelijk hadden geloofd, en niet alleen werd hun
gezondheid niet geschaad, maar zij bleven
even gezond en scherp van verstand als vroe
ger. Een slaap van vier uur wordt nu over het
algemeen door do mannen van Edison als vol
doende beschouwd.
Natuurlijk bewijst dit nieta Wij' weten zoo
weinig over slaap. Niemand weet of vier uur
rte weinig is, of zes uur genoeg of acht uur te
veel, misschien is slaap slechts een gewoonte,
en omdat wij er aan hebben toegegeven, is het
een tyrannieke gewoonte geworden; misschien
zijn wij door onwetendheid van onze opvoeders
onder de betoovering van bijgeloof gekomen en
aanbidden dit gedurende ons heele leven.
Waarom zouden de menschen over 'i algemeen
rechtsch zijn, terwijl het even gemakkelijk zou
zijn als zij ook linksch waren? Hert zou maar
weinig moeite kosten om een kind te leeren
schrijven mot beide handen. Zou hert een bijge
loof kunnen zijn?
ONS GI33AJL
Een der oudste vormen van gebak waren
de kransjes, ronde koekjes, soms met vier spa
ken. De vier spaken worden in verband ge
bracht mert de vier jaargetijden of met de vier
windstreken. Van Karei den Groote, die op alle
manieren den zegen van hei Christendom wil
de brengen, aan zijn volk en de naburig» vol
ken, is bekend, dat hij het gebod uitvaardig
de, dat alle kransjes met een kruis erin ge
bakken moesten worden. De kransjes moesten
.gekerstend" zijn; De vorm Her kransjes Is
langzamerhand veranderd» Ze werden eerst
ovaal en daarna met slingerende lijnen, zoodot
ten slotte de krakeling ontstond
Op Heidenache feestdagen bakten onze voor
oudere allerlei soorten van gebak, gedeeltelijk
om te offeren, gedeeltelijk om op te eten. Mei
het Christendom werden de Hcktenscfce feesten
overgenomen en de gebruikelijke ge
woonten, dus ook het gebak.
In vele streken van ons land bakt zoen tegen
Nieuwjaar de zoogenaamde oblies of ijzerkoek-
jea. In Groningen bakt men dan tevens een
koeksoort, die men „olde wiven" noemt.
Het driekoningenbrood is ook nog wel bek
kend. Daarin wordt dan een boon gebakken.
Wie hot stuk treft, waarin de boon gebakken
is, is koning.
Het lentefeest, Paechen, heeft ons de gewoon
te gebracht om lekkernijen te bakken in den
vorm, van eieren, kuikens, haasjes of zwaan
tjes. Den Zaterdag voor Pinksteren bakt men
in de Zaanstreek nog altijd) de „lullakbollen".
Ook de Zaansche „deuvekaters" waren oor
spronkelijk een heidensche offerkoek. SommL
gen willen beweeren, dat de naam afkomstig
is uit den Franschen tijd. De Franschen noem
den het gebak, dat acht stuivers kostte, deux
fois quatre, waaruit de vorbastoring douv©ko
ter zou zijn ontstaan.
Bij de geboorte werd ook feest gevierd. En
men kent nog heden ten dage de beschuit met
muisjes. De muisjes, die wel niert op muizen
gelijken, maar meer den vorm hebben van iets,
dat van muizen afkomstig is, zijn waarschijn
lijk een symbool van vruchtbaarheid.
Uit een en ander valt wel op te merken, dat
de koek en alles wat lekker is van oudsher
groote beteekenis heeft gehad. De Amsterdam
mers, die wel eens voor koeketers worden ga-
scholden, hebben er in de 16de eeuw zelfs ru
zie om gehad met Deventer. Door namaak en
concurrentie" kwam het zelfs tot diplomatieke
verwikkelingen tusschen de magistraten dier
beide steden.
Iedere plaats van ©enige beteekenis had vroe*
ger zijn eigen gebak en we g^looven zelfs, daf
het heden ten dage nog zoo ia.
Als bewijs gev en We een lijstje uit LanrfL
lard's Sprokkelhout:
Deventer koek, Schoonhovensche koek, Am
sterdamsche korstjes, ook wel Zaansche korst
jes» Amersfoortsche anhagel. Arnemuidensebv
peperhol len. Arnhemsche meisjes. Bloamendaal
sche kruidnoten. Dalfser moppen. Delftsche
jaap maatjes. Dokkumer taai, ook Zaansche
taai. Goudsdie sprits. Groninger koek. Haag-
sche hopjes. Haarlem sche halletjes. 'sHerte-
genbosscho koek. Leeuwarder drabbel koek.
Leidscho bolussen en slaapmutsen. Renkum-
sche ringen. Rotterdam sche boterbiesje»
Utrechtsche theerandjes» Texolsche blauwe
koek of steeken. Veereche bolletje» Weesper
moppen. Zeister krakelingen.
Deze lijst zal zeer zeker nog wel voor uit
breiding vatbaar zijn. We wijzen nog op Mo»-
covisoh gebak en op Berliner bollen.
Hoe al die namen nu precies ontstaan zijn»
is vaak moeilijk meer na te gaan. Van erketa
weet men het nog wel. Zoo hebben de Haag
sche Hopjes hun naam to danken aan Baron
Hop. Die woonde bij een bakker op kamers en
gaf den bakker het recept voor de lekke»» baV-
1 et jee. De bakker verkreeg voorts van den ba
ron het recht diens wapen op de zakjes te
plaatsen als fabrieksmerk. Zoo hébben de Pik
jes hun naam te danken aan den chocoladefa
brikant Casper Flick te Amsterdam» die ze voo*
X eerst liet fabriceeren. M.
i
DE EGEL.
De egel, die zich overdag schuil houdt «b
alleen des nachts er op uit trekt om prooi te
zoeken, is door moeder natuur met een eigen
aardig verdedigingsmiddel begenadigd. In dit
opzicht is hij wel een unicum onder het üv-
hoomsche gedierte. In andere landen zijn nng
wel enkele andere dieren, die geheel met scher
pe stekels bezet zijn, waardoor zij hun vijan
den op een afstand weten te houden, maas
hun aantal is heel gering. We noemen in dif
verband het stekelvarken, zooals onze vriend