Nieuwjaarsgroeten
"tweede blad.
ATTENTIE!
De burgemeester
voorheen en thans.
Ingezonden Stukken.
50 CENT (mits niet grooter dan 3 regels
Elke Regel meer 15 cent.
FEUILLETON.
De Man op den Bok
Zaterdag 22 December 1923.
66ste Jaargang. No. 7355.
Met het oog op de Kerstdagen zal
MAANDAG 24 DECEMBER a.s. onze
courant verschijnen.
Het daarop volgende nummer ver
schijnt Donfli rdag 27 December,
De Uitg.
Mijn vorige beschouwing eindigde ik met eenige op
merkingen omtrent de zorg, welke de burgemeester
bijgestaan natuurlijk door zijn helpers, in de eer
ste plaats door den gemeente-secretaris heeft te
wijden aan de gemeente-finantiën. Een groot deel
van de gemeentelijke taak is in de laatste jaren
ook komen te liggen op het gebied van de volksge
zondheid. Men ziet haar zorg dragen voor genees
kundig toezicht op de scholen. Ook kleinere gemeen
ten zijn overgegaan tot aanstelling van een school
arts, soms ook van .een schoolverpleegster. Dat be
hoeft geen hooge kosten mede te brengen en kan nietr
tcmin voortreffelijk aan zijn doel beantwoorden. In
kleinere gemeenten kan zeer gevoegelijk de werk
kring van gemeentegeneesheer en wijkverpleegster
hiermede worden uitgebreid. De ervaring leerde mij,
dat dit toezicht betrekkelijk eenvoudig kan worden,
ingericht en dan toch van groot nut kan zijn.
Ook wijkverpleging trok .menige gemeente aan zich
of zij subsidieerde instellingen, welke zich met wijk
verpleging belasten. Wie de heerlijke resultaten ziet
van. een werkelijk goede wijkverpleging, waarbij dok
ters, zusters en bestuur harmonisch samenwerken,
kan zich eenigermate een voorstelling maken hoe
groot hét lijden vroeger moet zijn geweest van vele
zieken en lichamelijk hulpbehoevenden, die in vroeger
jaren nog niet de zegeningen van wijkverpleging
mochten ervaren, hoe groot ook het medelijden moet
zijn geweèst der huisgenooten, ondanks alle hulp, die
zij met de beste bedoelingen dan toch slechts op ge
brekkige wijze konden bieden, ook al uit gemis aan
goede verplegingsmiddelen.
Zorg voor uitzending vankinderen naar kinderher-
stellings- en vacantiekolonies, tuberculosebestrijding,
oprichting van of steun van bad- en zweminrichtin
gen werd in vele gemeenten almede een onderdeel
der omvangrijke gemeentelijke taak. Er is vooral
wat voorkoming en bestrijding van tuberculose be
treft, voor de gemeente nog zooveel te doen.
De laatste jaren brachten wettelijk geregelde keu
ring van waren (de warenwet) en de keuring van
vleesch (de vleeschkeuringswet).
De provinciale, waterleiding is mede een wel zeer
groot belang voor de volksgezohdheid en in het mee-
rendeel der gemeenten levert zij reeds het heerlijke
duinwater, rein, zuiver, van ziektekiemen vrij. De ge
meentebesturen de burgemeester liefst vooraan
zullen ook in dit opzicht npg een belangrijke taak
hebben te vervullen. De provincie verlangt van den
gemeenteraad opneming in de bouwverordening van
een verplichting voor alle eigenaars om hun per-
ceelen aan de waterleiding aan te sluiten, behoudens
vrijstelling, die echter practisch bijna nimmer ver
leend kan worden. iDoet de gemeenteraad dat niet,
dan levert de provincie aan niemand in de gemeente
leidingwater. Veel gemeenteraden, op deze wijze ge
plaatst voor het alles of niets, hebben aan dezen aan
drang der provincie gevolg gegeven. Dat is goed ge
zien geweest en het is te hopen dat alle andere spoe
dig zullen volgen. Maar zoowel voor de gemeen
ten, die wel tot verplichte aansluiting besloten, als
voor die welke vroeg of laat eenmaal zullen moeten
volgen, is er in de eerste jaren nog veel werk aan
den winkel. Tal en tal van eigenaars immers zul
len er zijn. die aan de dwingende bepaling der bouw
verordening zich niet zullen storen. Nu kan de pro
vincie moeilijk van de gemeentebesturen vereen,
dat, al staat het ..alles" in de bouwverordening, dit
maar dadelijk ook zal heteekenen ..alles" in de prak
tijk, met andere woorden., dat binnen weinige we
ken of weinige maanden inderdaad alle percee'en
in de gemeente zullen worden aangesloten, Eenig uit
stel van executie moet wel praktisch noodzakelijk
worden geacht. Maar binnen zeer weinige jaren zal
dan toch de dwingende bepaling der verordening toe
passing moeten erlangen of anders zullen meer be
perkte, maar in haar beperking dan ook meer doel
treffende voorschriften moeten worden geëischl. Ik
ga in dit verband niet uitvoeriger op dit onderwerp
in. Misschien doe ik dat later nog wel eens.
Er hangt met den aanleg der provinciale waterlei-
ng nog meer op het gebied van de volksgezond
heid santen. Tl: bedoel het gebruik, van verontreinigd
slootwater bij de „reiniging" van melkvaten, van
keukengerei, van groenten ^nz.
De opsomming van werkzaamheden der gemeente
ten behoeve der volksgezondheid is met het voren
staande nog geenszins uitgeput. Maar het is voldoende
om ook in dit opzicht een belangrijken den burge
meester beschoren arbeid voor het heden en in de
allernaaste toekomst den lezer voor oogen te stellen.
Ik zou nu kunnen voortgaan met belangrijke on-
derdeelen van het gemeentelijk werk meer of minder
uitvoerig te schetsen. Ik zou daarbij kunnen schrij
ven over de toepassing van de Drankwet en van
andere maatregelen in net belang der drankbestrij
ding. over de toenemende gemeentelijke armenzorg,
over maatregelen in het belang der volkshuisvesting,
over de zorg voor goed onderwijs, over billijke verdee
ling over de ingezetenen van op te leggen belastin
gen, over het wegenonderhoud in verband rr et het
zich sterk uitbreidend en wijzigend verkeer, over bil
lijke regelen ten behoeve van het de gemeente die
nend personeel, enz., enz., en over dQ leiding bij en
't aandeel in al dezen arbeid, welke een goed burgÖ
meester heeft te nemen. Maar ik zal dat niet doen,
omdat ik anders te uitvoerig zou kunnen worden.
TTet zon den bur 'pmeester onmogelijk zijn om al
de/ -o arbeid naar behooren te verrichten als hij niet
ad r.M.nig trouwen helper. Dat dient in de allereerst»1
plaatS, te wezen de gemeentesecretaris. Onmiddellijk
,mK.' irien zich daarnaast ook de wethouders, dK
.•■nk m de kleine gemeenten bepaalde onderdeelen der
'-'.«meentehuishouding praktisch bijna geheel voor
hun rekening nemen, behoudens het eindoordeel over
de belangrijkste zaken in de vergaderingen van bur
gemeester en wethouders. Verder zijn daar nog an
dere ambtenaren en colleges. Maar in een arood ge-
ordenden gemeentelijken staat blijft de burgemeester
de £pil waarom heel veel draait. Hij kan niet van
alles verstand hebben, maar dient zich wel zoo noo-
dig na voorlichting van anderen althans in bijna alles
een oordeel te kunnen vormen.
Ik heb zeker wel gelijk als ik na deze beschou
wingen beweer, dat het burgemeestersambt voorheen
en thans even weinig op elkaar gelijken als sen mug
op een olifant.
Zelfs is, zij het niet in. wezen, dan toch in omvang,
met vroeger niet te vergelijken 'een zeer bijzondere
zijde van het ambt, waarbij de burgemeester zich
geenerlei hulp ter ziide kan stellen eh waarover ik
ten slotte nog wel iets uitvoeriger wil zijn, ook om
dat deze zijde van het ambt mijzelf altijd in zoo bij
zondere mate heeft aangetrokken. Ik bedoel nu den
burgemeester-burgervader. Vanouds ziet men in den
burgemeester ook den burgervader. Dat wil zeggen:
wanneer men in eenige zaak hulp noodig heeft, dan
wendt men zich dikwijls tot den burgemeester. In
allerlei, particuliere aangelegenheden vervoegt men
zich bii den burgemeester, om raad. Men schroomt
niet hem allerlei geheimen en particuliere aangele
genheden bekend te maken, men is verzekerd van zijn
stilzwijgendheid en men rekent op de eerlijke be
doeling die bij al zijn raadgevingen voorzit, men ver
trouwt ook op zijn tact. zijn wijze beleid, zijn juist
inzicht in de zaken waarin men om bijstand tot hem
zich wendde.
De burgemeester mfeakt daarbij geen onderscheid
tusschen rijk en arm. tusschen jong en oud, tus-
schen personen die met zijn staatkundige meenin
gen instemmen en die daarvan zeer verre staan. Zóó i
heeft men in vroeger jaren steeds gaarne den bur-
gemeester gezien, zóó zien zeer velen hem gaarne
nog. Zóó behoort het te zijn, ook naar de beschei
den meening van schrijver dezer regelen. Wet of
ander voorschrift, zwijgen over deze zijde van het i
ambt. Zij ligt uitsluitend opgesloten in de traditie.
Deze traditie houde imen in eere zooveel en zoolang
als dat mogelijk is. De buigerij zal er wel bij va
ren. En de bekleeder van het ambt zal meer schoons
nog vinden in zijn werk buiten al het mooie, dat
het ook overigens hem kan bieden. Den burgerva
der zag en ziet men het meest in de kleinere ge
meenten. In de grootere en grootste valt het moei
lijker met heel de bevolking, in al haar standen en
geledingen, mede te leven. Toch behoeft ook daar de
burgervader niet geheel en al te ontbreken. De bur
gervader toch kan ook nog op andere wijze dan hier
boven is geschetst, naar voren treden. De burge
meester kandesgewerischt zitting nemen in bestu
ren van nuttige vereenigingen, hij kan de oprichting
van yiooie instellingen in de hand werken, zelf daar
toe het initiatief nemen, hij kan de ingezetenen ter
bespreking van bepaalde aangelegenheden onder zijn
leiding bijeenroepen, hij kan strijdende groepen
trachten tot elkander te brengen, als bemiddelaar op
treden, hij kan in tal van zaken een goed voorbeeld
geven, immers men vraagt zich in zoovele gevallen
af op welke wijze de burgemeester is voorgegaan.
Z^ó bezien kan er de burgervader zijn in kleinere
jen in grootere gemeenten.
Ten slotte kan ook in ander oj^sicht de burgerva-
der zich nog uiten, n.1. bij de uitvoering van tallooze
voorschriften waarmede de inwoners in aanraking
komen. De burgemeester kan zonder aan de waarde
'ier voorschriften iets te kort te doen de naleving er
van voor de inwoners aanmerkelijk meer of minder
gemakkelijk maken, hij kan er toe medewerken dat
de "bevoegdheden die de ingezetenen daaraan ontlee-
nen, zoo goed mogelijk tot haar recht komen, hij kan
er door tactvol optreden zoo veel toe bijdragen, dat
menige zaak. die dreigt verkeerd te loopen, nog ge
leid wordt in het goede spoor, hij kan eindelijk in
deze opzichten ook den ambtenaren zijner gemeente
een navolgenswaardig voorbeeld» geven en welwillend
optreden van dezen tegenover het publiek bevorderen.
O, zeker, het valt niet te ontkennen, dat_ burgerva
der te zijn misschien nog moeilijker is dan burge
meester te wezen. Ieder, die tot het burgemeesters
ambt is geroepen, zal slechts kunnen streven mede
in deze richting werkzaam te zijn en het volmaakte
zal ook in deze niemand zijn gegeven. Maar deze
verzekering geef ik hem, dat, indien ergens, dan stel
lig hier. zich bewaarheidt het. gezegde, dat „het stre
ven reeds is schoon". En zoo drukke bezigheden
brengt niet reeds op zichzelve wettelijk de zeker zeer
omvangrijke taak van den burgemeester, of hij, die
voelt in deze richting, zal altijd nog wel wat tijd
kunnen vinden om ook als burgervader werkzaam te
zijn.
D. KOOIMAN.
Purmerend.
Nieuwe Niedorp, 17 Deo. 1923.
De N. H. Kerk had Zondagavond een ongewoon
a mzien: pl. 200 menschen waren binnen hare deu
ren komen luisteren naar den heer Ds. Schermer-
horn, die zijne Protestantsche beginselen zou plaat
sen tegenover de Katholieke.
Een groot deel van 'diens rede was gericht tegen
de Katholieke kerk. Hare priesters hadden gespro
ken, over een persoonlijken God, zooals ook som
mige Protestanten zich .de Godheid voorstellen.
Volgens Ds. Schermerhorn is deze voorstelling ah-
in ons blad, dat Maandag 31 December verschijnt, beslaat ge-
|tgenh"id lol het plaatsen van een Nieuwjaarsgroet aan Be
gunstigers, Familie. Vrienden, enz. legen contante betaling van
Opgaven S.V.P. spoedig aan ons Bureau ol aan H.H. Kan
toorhouders en Boekhandelaars. De Uitgevers.
surd, eigenlijk dom naïef. De moderne
is een andere. Dit wordt gezegd op een wijze, alsof
het eens zijn met die eerste opvatting getuigt van
groote achterlijkheid, domheid. De spreker weet
even goed als wie ook, dat tal van knappe en
geleerde mannen aan zulk een God geloo.ven zoo
enorm dwaas zal het dus wel niet wezen. Waar
deering voor meeningen van andersdenkenden, als
deze op een diepe overtuiging berusten, is dat
soms ook ouderwetsch?
Op zeer onderhoudende wijze bestrijdt de predi
kant dan verder het Katholieke geloof met hare
Priesterheerschappij. In vele opzichten was ik het
met den spreker eens. Wie als Protestant is opge
voed, staat tegenover het Roomsche geloof hooi
vreemd, vindt het in vele opzichton dwaas.
Even wil ik hierbij wüzen op een ,,reuzeblundör".
dio een der Paters op ae laatste bijeenkomst moet
hebben gemaakt volgens Ds Schermerhorn.
Do Gardiaan zeide n.1., dat reeds in het Oude
Testament God zelf den Priester had aangesteld
als „de vertegenwoordiger Gods". „Maar," zegt D%
Schermerhorn, „die Priester roept eenmaal Jezus
van Nazareth voor het gerecht en veroordeelt hem.
DusGod veroordeelt God". Het was onzen
predikant beginnen te duizelen, zei hü, en dat
geloof ik onmiddellijk.
«Waar de Priester eenmaal z*n voet heeft gezet,
wil geen gras meer groeien is een spreekwoord in
(Spanje en dit typeert volgens Dorainé de ver
dorvenheid van net werken der Priesters. „Kijk
naar Brabant en Limburg", roept de spreker uit,
„en ge staat verbaasd over de geringe volksontwik
keling* en 't groote aantal misdaden?"
Geringe ontwikkeling, dat is een feit. Maar ook
de armoede, voortspruitende uit den onvruchtbaren
bodem en die de lust zich te ontwikkelen weg
neemt, heeft hieraan schuld.
Is het in Drente, toch niet Katholiek, niet het
zelfde? En Frankrijk. België. Oostenrijk, een groot
deel van Duitschland, zijn ae menschen daar zoo
achterlijk?
En de volksontwikkeling in onze groote steden,
de brandpunten van beschaving, staat die zóóveel
hooger?
„Do Roomsche Kerk maakt van haro volgelin
gen schapen, lammeren, gehoorzame schapen zelfs".
Ook dit stuit mij tegen de borst, zoo zie ook ik
vele Katholieken. Maar als ik dan weer zulke
groote denkers als een, Frederik van Eeden b.v.,
bevrediging zie vinden in dat „schaap-wezen", dan
lijkt het me beter, wat voorzichtiger te worden in
mijn oordeel. Bij elke groep menschen, ook bij die
van Ds. Schermerhorn, zijn velen, die zich schuldig
maken aan „napratery".
Aan het slot van zijn rede komt de predikant
tot zijn Protestantsch beginsel. Hij heeft niet noo
dig de Priester, geen behoefte aan een kerk, géén
behoefte aan dat oude Boek: de Bijbel. Wat hij wel
noodig heeft? Dat# vindt hij in zich zelf, in de
grootsche natuur, in het mooie, rijke loven zelf.
Ds. Schermerhorn is een predikant, die me't zijn
werken, gaven en talenten eerbied afdwingt.- Als
hij zooiets vertelt, omtrent zijn Godsbegrip, is ook
hii daartoe gekomen na veel en rijp nadenken. En
dus eerbiedig ik die overtuiging. Maar...... zij is
voor mij niets zeggend, ofals zij mij iets zegt,
dan is het dit, dat net is een poging om een weinig
te verbloemen, wat men eigenlijk? wil zeggen: Men
schen, maak ,U hu niet wijs, dat er een God
bestaat; dat is nonsens. Na dit, heerlijke, mooie
leven is alles afgeloopen. Dood is dood."
De beginselen, naar welke een mensch leeft, open
baren zich in zijne gedachten, in zijne werken.
BeWonderingen dus heb ik voor aen priester, die
het rijke leven met al zijn gonieffcgen, jlan rug
toekeert, om zijn God te dienen.
Bewondering voor den rijken atheïst, die zijn
geld en goed onder de armen zijner omgeving ver
deelt en hunne ellende gaat deelen.
Bewondering voor den predikant, die in zijn kerk
niet anders, is gaan zien, dan dat zij was en is
het werktuig van 'de machtigen der Aarde, om
armen en ongelukkigen te onderdrukken en dio haar
daarom vol afschuw verlaat.
Maag ook bewondering voor hem, die de gods
dienstige meerlingen van anderen kan eerbiedigen.
vrij bewerkt naar het Engelsch van
EAROLD MAC GRATH
door TITIA EASTON.
28.
Karloff, ofschoon vol medelijden, bleef onver
zettelijk. llij wilde het. niet opgeven.
„Nu. mademoiselle?"
Zij wendde zich om, nog steeds op de knieën.
„U zegt, dat 'wanneer ik u niet trouw, u mijn va
der verraden en ruïneeren zult?"
„Ja".
„Luister. Ik ben trotsch, maar nu ga ik u tcoh
smeeken, me zoo iets vreesely'ks niet aan te doen,
me tot een huwelijk te dwingen. Zie!"zij strekte
haar. mooie armen naar hem uit ,ik lig voor u
op my'n knieën!"
„Myn kind!" riep de vader.
„Laat me uitspreken, vader; hü zal wel toege
ven, hü kan niet neelemaal zonder erbarmen zyn."
„Neen, neen! Neen, neen!" Karloff wendde het
hoofd af en schoof met de handen als het ware
het medelüden, door haar smeeken in zün hart ge
bekt, weg. „Ik wil u niet opgeven."
loen stond zü op. Zü geleek nu wel een leeuwin,
cue haar welp verdedigt.
„En ik heb u nt>g wel voor een vriend aange
zien, voor een man van eer!" Zü lachte wild. „En
daarvoor brengt, u ons verderf! Schande!
Schande. Uw vrouw?... Hebt u wel nagedacht wat
u op het punt staat te doen?"
„Zoo goed nagedacht" verklaarde hü, „dat ik
zal volhouden tot aan het oiïde toe." II mo
was zy. En een krankzinnig verlangen maakte zich
van hem meer ter, haar in zyn armen te neraon en
tallooze kussen op haar lippen te drukken.
Dat h"hi|Aevolïeu wefffjad berek nel?"
..Weet 11 v-*| v vrQu f j]c 'oe!!g-
Dit met onrm-.'rek*' <1
"TT°ar u' V ,^e, ©eöig»- vrouw In* wereld."
,,U denkt toch met, dat ik een jong meisje ben,
zwak van wil. Ik ben een vrouw, met den geest
van een vrouw en niets zal my'n minachting voor u
kunnen doen verdwenen. Dwing me» r te trouwen,
maar zoowaar ik leef, zal ik voor al het leed dat u
vandaag mü en mün vader berokkent, u een bitter
leven laten leiden. Denkt u nu nog, dat het ver
standig zal zy'n, mü tot gravin te maken?"
„ïk wacht op uw antwoord. Wilt u mün vrouw
orde
gaan?1
worden, of zj
op uw
al ik
tot het uiterste moeten óver-
„Sta mü toe, het antwoord op deze vraag voor
i mün rekening te nemen," zeide een stem 6y' het
raam.
Warburton, in zy'n koetsierkleeren met zün slob-
i kousen aan, zonder hoed en druipend van den
i regen, stapte van de veranda de Kamer binnen-
Vóór een aer aanwezigen van zy'n verbazing, door
j dit plotseling binnentreden veroorzaakt bekomen
i was, bad hü het pakje met de ontwerpen van de
tafel genomen en iri het vuur geworpen. Daarna
leunde hy* met zy'n rug tegen den schoorsteenman
tel en wachtte af wat Karloff doen zou.
HOOFDSTUK XXTL
Een en ander over heldjen.
Tik-tak, tik-tak, zeide het klokje op den schoor
steenmantel, de teekeningen, waaraan zooveel tijd
en zorg besteed waren, krulden, eh verkoolden in
de vlammen; de koude wind en de regen kwamen
door de geopende deuren naar binnen, de lamp
flikkerde en een aantal helden en heldinnen uit de
boekenkast keken toe, stellig ten hoogste verbaasd
over dezen alledaagschen Held van ons, in zün
gewone kleeren, waaraan zoo niets heldhaftigs te
bekennen viel.
I En welk een aantal verschillende gelaatsuitdruk
kingen noeten de aanwezigen vertoond hebben.
Warburton, die. ofschoon zeer opgewonden, uiter
lijk bedaard wachtte op Karlofrs aan te nemen
fc.mdinjr; .-'naesley. die zy'n verschrikkelijk geheim
plotseling in de macht za£ van den man, dien hü
voor oen koetsier hield; Karloff, die zyn kaarten
huis in hot vuur zag verdwijnen cn Betty.... Ja,
wat moet JRctty wel niet gevoeld hebben?
Sodert Warburton's binnentreden tot op het
oogenblik dat Karl ff zyn eerste beweging maakte,
was ternauwernood een minuut verloopen. maar
voor het, meisje en haar vader scheen het een-
eeuwigheid te duren. Karloff was een dapper
man. Zoodra hy' van zy'n verbazing bekomen was,
sprong hy' op Warburton toe, zwygend, maar
vastberaderhy* Hdd? van de teekeningen nog
DE CONFERENTT5N VOOR .NIET-KATHOLIEK EN"
TE SC HAGEN GESLOTEN.
Gelijk in den terugblik uit Nieuwe Niedorp, willen
wii ook van de conferentiën te Schagen gaarne iets
zeggen.
vooreerst een kleine rectificatie van dat ai-
tikei uit N. Niedorp, waar stond, dat het „den pro
testanten van orthodoxen huizo door, hunne voor-
gangors al even moeüy'k wordt gemaakt om naar
een ander Godshuis op te gaan, als de paters het
hunne volgelingen doen".
Dit is voor Schagen althans geheel onjuist ged
weest gezien de belangstelling, niet het minst ook
van orthodoxe zy'de betoond; en als 't ware nog
versterkt door den voorganger tor plaatse, tot ont
wikkeling van het geestelijk leven.
Maar aan: ook ten onzent trof de vriendely'kjc
toon, speciaal bü de sluiting. Voortaan „niet moor
als vreemdelingen" tegenover eikaars geloofsleer en
ervaringen, deze wederkeerig „waardeeren", al9
„kinderen van één Vader", daar toch allo menschen
redden wat er van te redden viel. Hy' wilde, hy'
kón geen volslagen nederlaag ly'den in het by'zy'n
van het meisje. Hy' verwachtte dat de koetsier
hem slaan zou, maar James greep hem eenvoudig
by' de armen en duwde hem achteruit.
„Neen, graaf, neen, neen, zü zullen totaal ver-
kolen!"
„Ga op zü, knecht, riep Karloff, by'na stikkend
van woede. Opnieuw stormde hy' op Warburton te»
met opgeheven vuist. Warburton hief zelfs cK ha d
niet op, ditmaal. Zoo stonden zy' daar tegenover
elkander, de een koeltjes glimlachend, de ander
in de houding als om pen slag toe te brengen,
Karloff's hand viel neer, maar niet öp den man
daar tegenover hem. „Neon, een heer vocht niet
met een knecht. Ga op zy', zeg ik!"
„Ze zullen verbranden, graaf," was het be
daarde antwoord, „omdat ik -de sterkste ben."
Warburton keerde zich snel om en duwde mot de
punt van zy'n laars het pak dieper in do vlammen.
„Vóór Vanavond heb ik nooit geweten dat myn
land me zoo dierbaar was. Knecht? Ja, voor het
oogenblik ben ik dat."
Hü had het meisje nog niet aangezien.
„Ah!" riep Karloff, wien plotseling rten >icht
opging. „Je bent dus eigenly'k geen knecht?"
James glimlachte. „U bent eert merkwaardig
mensch."
„Wie ben je? Dat verlang ik te weten!"
„Om te beginnen ben ik een burger der Vor-
eenigde Staten; bovendien ben ik in net leger ge
weest. Het was myn recht, zooals dat van ieder an
der, deze ontwerpen te vernietigen, die de veilig
heid van myn land, bedreigden. Deze" cn Hij
wees naar de bankbiljetten, „zjjn van u. geloof
ik. En ovprigens is uw aanwezigheid hier niet
verder vereischt."
„Ja, ja, ik herinner me nu. "Homoer die p- o-r.
weest ben." Karloff sloeg zich in machtelooze
woede tegen het voorhoofd.
„Ik heb je; vóór vandaag nooit goed aangeke
ken. Ik begrüp het nu. De geheime dienst. Europa,
New York. Washington. Je hebt het al dien t:;d
dus geweten, spion!"
„Spion? Och ja, ik doe hetzelfde voor my'n land.
wat u voor het uwe doet."
„Die naam! Die naam! Daar kan ik maar niet
op komen! Ily* heeft zy'n baard afgeschoren, maar
ik Heb hem toch ergens ontmoet."
Warburton haalde vrijer adem. Ofschoon hy* niet
graag wilde, dat het meisje op dit oogenblik zün
waren naam vernam, was hü toch bly' dat Karlofrs
gedachten niet meer bü dat kostbare pak verbran
dende teekeningen waren.
„Vader! Vader! Wat scheelt eraanriep het
meisje plotseling angstig. „Vader!"
De twee mannen keerden zich om. Annesley was
in zyn stoel in onmacht gevallen.
Zoowel Karloff als Warburton stapten machi
naal naar voren om hun hulp aan te bieden, maar
hot meisje, weerhield hun nadering.
„Kom niet dichterbij, u hebt al genoeg gedaan.
Lieve vader!" En zy' begon zijn boord los te maken.
Do vijanden, hun eigen stryd vergetend, stonden
zwngend den haren aan te zien. Warburton aar
zelde echter niet lang, snelde de kamer uit en
keerde met een glas water terug. Hy' reikte dit aan
het meisje over. Zy' nam het aan en haar hand
beefde, terwijl zy" haar vingers in het water
doopte en eenige droppels op het gelaat van den
bewusteloozen man sprenkelde.
Ondertusschen stond Karloff met overelkander
geslagen armen te staren in het vuur, waarin zyn
droomenzoo juist in rook waren opgegaan.
Emdelü'k zuchtte de.kolonel, en opende de oogen.
Even wist hij niet waar hy zich bevond en dwaal
den .zijn vochtige oogen van den een naar 'den an
der. Toen keerde ae herinnering weer tot hem
terug, de bittere herinnering. Hü strompelde op de
been en kwam naar Warburton toe. Het meisje
wilde hem steunen, maar hü maakte zich zacnt
van haar los.
„Bent u van de geheime politie, münheerZoo
ja, dan - ben ik bereid u te volgen, waarheen u zeg
gen zult .Ik, die meermalen my'n bloed heb Verf-
goten m den oorlog, stond op het punt een daaa
van verraad te begaan. Sta mii toe, eerst mün za
ken wat te regelen eh daarna kunt u met me han
delen naar, believen. Ik heb me schuldig gemaakt
aan een misdaad, ik zal er boete voor doen." Zy'n
kalmte was buitengewoon en zelfs Karloff keek
hem bewonderend aan.
Zooals het dieplood in zee plonst, zoo drong
Betty 8 blik Warburton in de zieL Was hy" waar
lijk een man der wet geweest, hü zou zeker zyn
plicht verzaakt hebben.
„Ik ben niet vftn de geheime politie, my'nheer,"
anwoordde, hij met wat onzekere stem. „Al9 ik dat
was, had ik die ontwerpen niet in het vuur ge
gooid."