Nieuwjaarsgroeten "tweede blad. ATTENTIE! De burgemeester voorheen en thans. Ingezonden Stukken. 50 CENT (mits niet grooter dan 3 regels Elke Regel meer 15 cent. FEUILLETON. De Man op den Bok Zaterdag 22 December 1923. 66ste Jaargang. No. 7355. Met het oog op de Kerstdagen zal MAANDAG 24 DECEMBER a.s. onze courant verschijnen. Het daarop volgende nummer ver schijnt Donfli rdag 27 December, De Uitg. Mijn vorige beschouwing eindigde ik met eenige op merkingen omtrent de zorg, welke de burgemeester bijgestaan natuurlijk door zijn helpers, in de eer ste plaats door den gemeente-secretaris heeft te wijden aan de gemeente-finantiën. Een groot deel van de gemeentelijke taak is in de laatste jaren ook komen te liggen op het gebied van de volksge zondheid. Men ziet haar zorg dragen voor genees kundig toezicht op de scholen. Ook kleinere gemeen ten zijn overgegaan tot aanstelling van een school arts, soms ook van .een schoolverpleegster. Dat be hoeft geen hooge kosten mede te brengen en kan nietr tcmin voortreffelijk aan zijn doel beantwoorden. In kleinere gemeenten kan zeer gevoegelijk de werk kring van gemeentegeneesheer en wijkverpleegster hiermede worden uitgebreid. De ervaring leerde mij, dat dit toezicht betrekkelijk eenvoudig kan worden, ingericht en dan toch van groot nut kan zijn. Ook wijkverpleging trok .menige gemeente aan zich of zij subsidieerde instellingen, welke zich met wijk verpleging belasten. Wie de heerlijke resultaten ziet van. een werkelijk goede wijkverpleging, waarbij dok ters, zusters en bestuur harmonisch samenwerken, kan zich eenigermate een voorstelling maken hoe groot hét lijden vroeger moet zijn geweest van vele zieken en lichamelijk hulpbehoevenden, die in vroeger jaren nog niet de zegeningen van wijkverpleging mochten ervaren, hoe groot ook het medelijden moet zijn geweèst der huisgenooten, ondanks alle hulp, die zij met de beste bedoelingen dan toch slechts op ge brekkige wijze konden bieden, ook al uit gemis aan goede verplegingsmiddelen. Zorg voor uitzending vankinderen naar kinderher- stellings- en vacantiekolonies, tuberculosebestrijding, oprichting van of steun van bad- en zweminrichtin gen werd in vele gemeenten almede een onderdeel der omvangrijke gemeentelijke taak. Er is vooral wat voorkoming en bestrijding van tuberculose be treft, voor de gemeente nog zooveel te doen. De laatste jaren brachten wettelijk geregelde keu ring van waren (de warenwet) en de keuring van vleesch (de vleeschkeuringswet). De provinciale, waterleiding is mede een wel zeer groot belang voor de volksgezohdheid en in het mee- rendeel der gemeenten levert zij reeds het heerlijke duinwater, rein, zuiver, van ziektekiemen vrij. De ge meentebesturen de burgemeester liefst vooraan zullen ook in dit opzicht npg een belangrijke taak hebben te vervullen. De provincie verlangt van den gemeenteraad opneming in de bouwverordening van een verplichting voor alle eigenaars om hun per- ceelen aan de waterleiding aan te sluiten, behoudens vrijstelling, die echter practisch bijna nimmer ver leend kan worden. iDoet de gemeenteraad dat niet, dan levert de provincie aan niemand in de gemeente leidingwater. Veel gemeenteraden, op deze wijze ge plaatst voor het alles of niets, hebben aan dezen aan drang der provincie gevolg gegeven. Dat is goed ge zien geweest en het is te hopen dat alle andere spoe dig zullen volgen. Maar zoowel voor de gemeen ten, die wel tot verplichte aansluiting besloten, als voor die welke vroeg of laat eenmaal zullen moeten volgen, is er in de eerste jaren nog veel werk aan den winkel. Tal en tal van eigenaars immers zul len er zijn. die aan de dwingende bepaling der bouw verordening zich niet zullen storen. Nu kan de pro vincie moeilijk van de gemeentebesturen vereen, dat, al staat het ..alles" in de bouwverordening, dit maar dadelijk ook zal heteekenen ..alles" in de prak tijk, met andere woorden., dat binnen weinige we ken of weinige maanden inderdaad alle percee'en in de gemeente zullen worden aangesloten, Eenig uit stel van executie moet wel praktisch noodzakelijk worden geacht. Maar binnen zeer weinige jaren zal dan toch de dwingende bepaling der verordening toe passing moeten erlangen of anders zullen meer be perkte, maar in haar beperking dan ook meer doel treffende voorschriften moeten worden geëischl. Ik ga in dit verband niet uitvoeriger op dit onderwerp in. Misschien doe ik dat later nog wel eens. Er hangt met den aanleg der provinciale waterlei- ng nog meer op het gebied van de volksgezond heid santen. Tl: bedoel het gebruik, van verontreinigd slootwater bij de „reiniging" van melkvaten, van keukengerei, van groenten ^nz. De opsomming van werkzaamheden der gemeente ten behoeve der volksgezondheid is met het voren staande nog geenszins uitgeput. Maar het is voldoende om ook in dit opzicht een belangrijken den burge meester beschoren arbeid voor het heden en in de allernaaste toekomst den lezer voor oogen te stellen. Ik zou nu kunnen voortgaan met belangrijke on- derdeelen van het gemeentelijk werk meer of minder uitvoerig te schetsen. Ik zou daarbij kunnen schrij ven over de toepassing van de Drankwet en van andere maatregelen in net belang der drankbestrij ding. over de toenemende gemeentelijke armenzorg, over maatregelen in het belang der volkshuisvesting, over de zorg voor goed onderwijs, over billijke verdee ling over de ingezetenen van op te leggen belastin gen, over het wegenonderhoud in verband rr et het zich sterk uitbreidend en wijzigend verkeer, over bil lijke regelen ten behoeve van het de gemeente die nend personeel, enz., enz., en over dQ leiding bij en 't aandeel in al dezen arbeid, welke een goed burgÖ meester heeft te nemen. Maar ik zal dat niet doen, omdat ik anders te uitvoerig zou kunnen worden. TTet zon den bur 'pmeester onmogelijk zijn om al de/ -o arbeid naar behooren te verrichten als hij niet ad r.M.nig trouwen helper. Dat dient in de allereerst»1 plaatS, te wezen de gemeentesecretaris. Onmiddellijk ,mK.' irien zich daarnaast ook de wethouders, dK .•■nk m de kleine gemeenten bepaalde onderdeelen der '-'.«meentehuishouding praktisch bijna geheel voor hun rekening nemen, behoudens het eindoordeel over de belangrijkste zaken in de vergaderingen van bur gemeester en wethouders. Verder zijn daar nog an dere ambtenaren en colleges. Maar in een arood ge- ordenden gemeentelijken staat blijft de burgemeester de £pil waarom heel veel draait. Hij kan niet van alles verstand hebben, maar dient zich wel zoo noo- dig na voorlichting van anderen althans in bijna alles een oordeel te kunnen vormen. Ik heb zeker wel gelijk als ik na deze beschou wingen beweer, dat het burgemeestersambt voorheen en thans even weinig op elkaar gelijken als sen mug op een olifant. Zelfs is, zij het niet in. wezen, dan toch in omvang, met vroeger niet te vergelijken 'een zeer bijzondere zijde van het ambt, waarbij de burgemeester zich geenerlei hulp ter ziide kan stellen eh waarover ik ten slotte nog wel iets uitvoeriger wil zijn, ook om dat deze zijde van het ambt mijzelf altijd in zoo bij zondere mate heeft aangetrokken. Ik bedoel nu den burgemeester-burgervader. Vanouds ziet men in den burgemeester ook den burgervader. Dat wil zeggen: wanneer men in eenige zaak hulp noodig heeft, dan wendt men zich dikwijls tot den burgemeester. In allerlei, particuliere aangelegenheden vervoegt men zich bii den burgemeester, om raad. Men schroomt niet hem allerlei geheimen en particuliere aangele genheden bekend te maken, men is verzekerd van zijn stilzwijgendheid en men rekent op de eerlijke be doeling die bij al zijn raadgevingen voorzit, men ver trouwt ook op zijn tact. zijn wijze beleid, zijn juist inzicht in de zaken waarin men om bijstand tot hem zich wendde. De burgemeester mfeakt daarbij geen onderscheid tusschen rijk en arm. tusschen jong en oud, tus- schen personen die met zijn staatkundige meenin gen instemmen en die daarvan zeer verre staan. Zóó i heeft men in vroeger jaren steeds gaarne den bur- gemeester gezien, zóó zien zeer velen hem gaarne nog. Zóó behoort het te zijn, ook naar de beschei den meening van schrijver dezer regelen. Wet of ander voorschrift, zwijgen over deze zijde van het i ambt. Zij ligt uitsluitend opgesloten in de traditie. Deze traditie houde imen in eere zooveel en zoolang als dat mogelijk is. De buigerij zal er wel bij va ren. En de bekleeder van het ambt zal meer schoons nog vinden in zijn werk buiten al het mooie, dat het ook overigens hem kan bieden. Den burgerva der zag en ziet men het meest in de kleinere ge meenten. In de grootere en grootste valt het moei lijker met heel de bevolking, in al haar standen en geledingen, mede te leven. Toch behoeft ook daar de burgervader niet geheel en al te ontbreken. De bur gervader toch kan ook nog op andere wijze dan hier boven is geschetst, naar voren treden. De burge meester kandesgewerischt zitting nemen in bestu ren van nuttige vereenigingen, hij kan de oprichting van yiooie instellingen in de hand werken, zelf daar toe het initiatief nemen, hij kan de ingezetenen ter bespreking van bepaalde aangelegenheden onder zijn leiding bijeenroepen, hij kan strijdende groepen trachten tot elkander te brengen, als bemiddelaar op treden, hij kan in tal van zaken een goed voorbeeld geven, immers men vraagt zich in zoovele gevallen af op welke wijze de burgemeester is voorgegaan. Z^ó bezien kan er de burgervader zijn in kleinere jen in grootere gemeenten. Ten slotte kan ook in ander oj^sicht de burgerva- der zich nog uiten, n.1. bij de uitvoering van tallooze voorschriften waarmede de inwoners in aanraking komen. De burgemeester kan zonder aan de waarde 'ier voorschriften iets te kort te doen de naleving er van voor de inwoners aanmerkelijk meer of minder gemakkelijk maken, hij kan er toe medewerken dat de "bevoegdheden die de ingezetenen daaraan ontlee- nen, zoo goed mogelijk tot haar recht komen, hij kan er door tactvol optreden zoo veel toe bijdragen, dat menige zaak. die dreigt verkeerd te loopen, nog ge leid wordt in het goede spoor, hij kan eindelijk in deze opzichten ook den ambtenaren zijner gemeente een navolgenswaardig voorbeeld» geven en welwillend optreden van dezen tegenover het publiek bevorderen. O, zeker, het valt niet te ontkennen, dat_ burgerva der te zijn misschien nog moeilijker is dan burge meester te wezen. Ieder, die tot het burgemeesters ambt is geroepen, zal slechts kunnen streven mede in deze richting werkzaam te zijn en het volmaakte zal ook in deze niemand zijn gegeven. Maar deze verzekering geef ik hem, dat, indien ergens, dan stel lig hier. zich bewaarheidt het. gezegde, dat „het stre ven reeds is schoon". En zoo drukke bezigheden brengt niet reeds op zichzelve wettelijk de zeker zeer omvangrijke taak van den burgemeester, of hij, die voelt in deze richting, zal altijd nog wel wat tijd kunnen vinden om ook als burgervader werkzaam te zijn. D. KOOIMAN. Purmerend. Nieuwe Niedorp, 17 Deo. 1923. De N. H. Kerk had Zondagavond een ongewoon a mzien: pl. 200 menschen waren binnen hare deu ren komen luisteren naar den heer Ds. Schermer- horn, die zijne Protestantsche beginselen zou plaat sen tegenover de Katholieke. Een groot deel van 'diens rede was gericht tegen de Katholieke kerk. Hare priesters hadden gespro ken, over een persoonlijken God, zooals ook som mige Protestanten zich .de Godheid voorstellen. Volgens Ds. Schermerhorn is deze voorstelling ah- in ons blad, dat Maandag 31 December verschijnt, beslaat ge- |tgenh"id lol het plaatsen van een Nieuwjaarsgroet aan Be gunstigers, Familie. Vrienden, enz. legen contante betaling van Opgaven S.V.P. spoedig aan ons Bureau ol aan H.H. Kan toorhouders en Boekhandelaars. De Uitgevers. surd, eigenlijk dom naïef. De moderne is een andere. Dit wordt gezegd op een wijze, alsof het eens zijn met die eerste opvatting getuigt van groote achterlijkheid, domheid. De spreker weet even goed als wie ook, dat tal van knappe en geleerde mannen aan zulk een God geloo.ven zoo enorm dwaas zal het dus wel niet wezen. Waar deering voor meeningen van andersdenkenden, als deze op een diepe overtuiging berusten, is dat soms ook ouderwetsch? Op zeer onderhoudende wijze bestrijdt de predi kant dan verder het Katholieke geloof met hare Priesterheerschappij. In vele opzichten was ik het met den spreker eens. Wie als Protestant is opge voed, staat tegenover het Roomsche geloof hooi vreemd, vindt het in vele opzichton dwaas. Even wil ik hierbij wüzen op een ,,reuzeblundör". dio een der Paters op ae laatste bijeenkomst moet hebben gemaakt volgens Ds Schermerhorn. Do Gardiaan zeide n.1., dat reeds in het Oude Testament God zelf den Priester had aangesteld als „de vertegenwoordiger Gods". „Maar," zegt D% Schermerhorn, „die Priester roept eenmaal Jezus van Nazareth voor het gerecht en veroordeelt hem. DusGod veroordeelt God". Het was onzen predikant beginnen te duizelen, zei hü, en dat geloof ik onmiddellijk. «Waar de Priester eenmaal z*n voet heeft gezet, wil geen gras meer groeien is een spreekwoord in (Spanje en dit typeert volgens Dorainé de ver dorvenheid van net werken der Priesters. „Kijk naar Brabant en Limburg", roept de spreker uit, „en ge staat verbaasd over de geringe volksontwik keling* en 't groote aantal misdaden?" Geringe ontwikkeling, dat is een feit. Maar ook de armoede, voortspruitende uit den onvruchtbaren bodem en die de lust zich te ontwikkelen weg neemt, heeft hieraan schuld. Is het in Drente, toch niet Katholiek, niet het zelfde? En Frankrijk. België. Oostenrijk, een groot deel van Duitschland, zijn ae menschen daar zoo achterlijk? En de volksontwikkeling in onze groote steden, de brandpunten van beschaving, staat die zóóveel hooger? „Do Roomsche Kerk maakt van haro volgelin gen schapen, lammeren, gehoorzame schapen zelfs". Ook dit stuit mij tegen de borst, zoo zie ook ik vele Katholieken. Maar als ik dan weer zulke groote denkers als een, Frederik van Eeden b.v., bevrediging zie vinden in dat „schaap-wezen", dan lijkt het me beter, wat voorzichtiger te worden in mijn oordeel. Bij elke groep menschen, ook bij die van Ds. Schermerhorn, zijn velen, die zich schuldig maken aan „napratery". Aan het slot van zijn rede komt de predikant tot zijn Protestantsch beginsel. Hij heeft niet noo dig de Priester, geen behoefte aan een kerk, géén behoefte aan dat oude Boek: de Bijbel. Wat hij wel noodig heeft? Dat# vindt hij in zich zelf, in de grootsche natuur, in het mooie, rijke loven zelf. Ds. Schermerhorn is een predikant, die me't zijn werken, gaven en talenten eerbied afdwingt.- Als hij zooiets vertelt, omtrent zijn Godsbegrip, is ook hii daartoe gekomen na veel en rijp nadenken. En dus eerbiedig ik die overtuiging. Maar...... zij is voor mij niets zeggend, ofals zij mij iets zegt, dan is het dit, dat net is een poging om een weinig te verbloemen, wat men eigenlijk? wil zeggen: Men schen, maak ,U hu niet wijs, dat er een God bestaat; dat is nonsens. Na dit, heerlijke, mooie leven is alles afgeloopen. Dood is dood." De beginselen, naar welke een mensch leeft, open baren zich in zijne gedachten, in zijne werken. BeWonderingen dus heb ik voor aen priester, die het rijke leven met al zijn gonieffcgen, jlan rug toekeert, om zijn God te dienen. Bewondering voor den rijken atheïst, die zijn geld en goed onder de armen zijner omgeving ver deelt en hunne ellende gaat deelen. Bewondering voor den predikant, die in zijn kerk niet anders, is gaan zien, dan dat zij was en is het werktuig van 'de machtigen der Aarde, om armen en ongelukkigen te onderdrukken en dio haar daarom vol afschuw verlaat. Maag ook bewondering voor hem, die de gods dienstige meerlingen van anderen kan eerbiedigen. vrij bewerkt naar het Engelsch van EAROLD MAC GRATH door TITIA EASTON. 28. Karloff, ofschoon vol medelijden, bleef onver zettelijk. llij wilde het. niet opgeven. „Nu. mademoiselle?" Zij wendde zich om, nog steeds op de knieën. „U zegt, dat 'wanneer ik u niet trouw, u mijn va der verraden en ruïneeren zult?" „Ja". „Luister. Ik ben trotsch, maar nu ga ik u tcoh smeeken, me zoo iets vreesely'ks niet aan te doen, me tot een huwelijk te dwingen. Zie!"zij strekte haar. mooie armen naar hem uit ,ik lig voor u op my'n knieën!" „Myn kind!" riep de vader. „Laat me uitspreken, vader; hü zal wel toege ven, hü kan niet neelemaal zonder erbarmen zyn." „Neen, neen! Neen, neen!" Karloff wendde het hoofd af en schoof met de handen als het ware het medelüden, door haar smeeken in zün hart ge bekt, weg. „Ik wil u niet opgeven." loen stond zü op. Zü geleek nu wel een leeuwin, cue haar welp verdedigt. „En ik heb u nt>g wel voor een vriend aange zien, voor een man van eer!" Zü lachte wild. „En daarvoor brengt, u ons verderf! Schande! Schande. Uw vrouw?... Hebt u wel nagedacht wat u op het punt staat te doen?" „Zoo goed nagedacht" verklaarde hü, „dat ik zal volhouden tot aan het oiïde toe." II mo was zy. En een krankzinnig verlangen maakte zich van hem meer ter, haar in zyn armen te neraon en tallooze kussen op haar lippen te drukken. Dat h"hi|Aevolïeu wefffjad berek nel?" ..Weet 11 v-*| v vrQu f j]c 'oe!!g- Dit met onrm-.'rek*' <1 "TT°ar u' V ,^e, ©eöig»- vrouw In* wereld." ,,U denkt toch met, dat ik een jong meisje ben, zwak van wil. Ik ben een vrouw, met den geest van een vrouw en niets zal my'n minachting voor u kunnen doen verdwenen. Dwing me» r te trouwen, maar zoowaar ik leef, zal ik voor al het leed dat u vandaag mü en mün vader berokkent, u een bitter leven laten leiden. Denkt u nu nog, dat het ver standig zal zy'n, mü tot gravin te maken?" „ïk wacht op uw antwoord. Wilt u mün vrouw orde gaan?1 worden, of zj op uw al ik tot het uiterste moeten óver- „Sta mü toe, het antwoord op deze vraag voor i mün rekening te nemen," zeide een stem 6y' het raam. Warburton, in zy'n koetsierkleeren met zün slob- i kousen aan, zonder hoed en druipend van den i regen, stapte van de veranda de Kamer binnen- Vóór een aer aanwezigen van zy'n verbazing, door j dit plotseling binnentreden veroorzaakt bekomen i was, bad hü het pakje met de ontwerpen van de tafel genomen en iri het vuur geworpen. Daarna leunde hy* met zy'n rug tegen den schoorsteenman tel en wachtte af wat Karloff doen zou. HOOFDSTUK XXTL Een en ander over heldjen. Tik-tak, tik-tak, zeide het klokje op den schoor steenmantel, de teekeningen, waaraan zooveel tijd en zorg besteed waren, krulden, eh verkoolden in de vlammen; de koude wind en de regen kwamen door de geopende deuren naar binnen, de lamp flikkerde en een aantal helden en heldinnen uit de boekenkast keken toe, stellig ten hoogste verbaasd over dezen alledaagschen Held van ons, in zün gewone kleeren, waaraan zoo niets heldhaftigs te bekennen viel. I En welk een aantal verschillende gelaatsuitdruk kingen noeten de aanwezigen vertoond hebben. Warburton, die. ofschoon zeer opgewonden, uiter lijk bedaard wachtte op Karlofrs aan te nemen fc.mdinjr; .-'naesley. die zy'n verschrikkelijk geheim plotseling in de macht za£ van den man, dien hü voor oen koetsier hield; Karloff, die zyn kaarten huis in hot vuur zag verdwijnen cn Betty.... Ja, wat moet JRctty wel niet gevoeld hebben? Sodert Warburton's binnentreden tot op het oogenblik dat Karl ff zyn eerste beweging maakte, was ternauwernood een minuut verloopen. maar voor het, meisje en haar vader scheen het een- eeuwigheid te duren. Karloff was een dapper man. Zoodra hy' van zy'n verbazing bekomen was, sprong hy' op Warburton toe, zwygend, maar vastberaderhy* Hdd? van de teekeningen nog DE CONFERENTT5N VOOR .NIET-KATHOLIEK EN" TE SC HAGEN GESLOTEN. Gelijk in den terugblik uit Nieuwe Niedorp, willen wii ook van de conferentiën te Schagen gaarne iets zeggen. vooreerst een kleine rectificatie van dat ai- tikei uit N. Niedorp, waar stond, dat het „den pro testanten van orthodoxen huizo door, hunne voor- gangors al even moeüy'k wordt gemaakt om naar een ander Godshuis op te gaan, als de paters het hunne volgelingen doen". Dit is voor Schagen althans geheel onjuist ged weest gezien de belangstelling, niet het minst ook van orthodoxe zy'de betoond; en als 't ware nog versterkt door den voorganger tor plaatse, tot ont wikkeling van het geestelijk leven. Maar aan: ook ten onzent trof de vriendely'kjc toon, speciaal bü de sluiting. Voortaan „niet moor als vreemdelingen" tegenover eikaars geloofsleer en ervaringen, deze wederkeerig „waardeeren", al9 „kinderen van één Vader", daar toch allo menschen redden wat er van te redden viel. Hy' wilde, hy' kón geen volslagen nederlaag ly'den in het by'zy'n van het meisje. Hy' verwachtte dat de koetsier hem slaan zou, maar James greep hem eenvoudig by' de armen en duwde hem achteruit. „Neen, graaf, neen, neen, zü zullen totaal ver- kolen!" „Ga op zü, knecht, riep Karloff, by'na stikkend van woede. Opnieuw stormde hy' op Warburton te» met opgeheven vuist. Warburton hief zelfs cK ha d niet op, ditmaal. Zoo stonden zy' daar tegenover elkander, de een koeltjes glimlachend, de ander in de houding als om pen slag toe te brengen, Karloff's hand viel neer, maar niet öp den man daar tegenover hem. „Neon, een heer vocht niet met een knecht. Ga op zy', zeg ik!" „Ze zullen verbranden, graaf," was het be daarde antwoord, „omdat ik -de sterkste ben." Warburton keerde zich snel om en duwde mot de punt van zy'n laars het pak dieper in do vlammen. „Vóór Vanavond heb ik nooit geweten dat myn land me zoo dierbaar was. Knecht? Ja, voor het oogenblik ben ik dat." Hü had het meisje nog niet aangezien. „Ah!" riep Karloff, wien plotseling rten >icht opging. „Je bent dus eigenly'k geen knecht?" James glimlachte. „U bent eert merkwaardig mensch." „Wie ben je? Dat verlang ik te weten!" „Om te beginnen ben ik een burger der Vor- eenigde Staten; bovendien ben ik in net leger ge weest. Het was myn recht, zooals dat van ieder an der, deze ontwerpen te vernietigen, die de veilig heid van myn land, bedreigden. Deze" cn Hij wees naar de bankbiljetten, „zjjn van u. geloof ik. En ovprigens is uw aanwezigheid hier niet verder vereischt." „Ja, ja, ik herinner me nu. "Homoer die p- o-r. weest ben." Karloff sloeg zich in machtelooze woede tegen het voorhoofd. „Ik heb je; vóór vandaag nooit goed aangeke ken. Ik begrüp het nu. De geheime dienst. Europa, New York. Washington. Je hebt het al dien t:;d dus geweten, spion!" „Spion? Och ja, ik doe hetzelfde voor my'n land. wat u voor het uwe doet." „Die naam! Die naam! Daar kan ik maar niet op komen! Ily* heeft zy'n baard afgeschoren, maar ik Heb hem toch ergens ontmoet." Warburton haalde vrijer adem. Ofschoon hy* niet graag wilde, dat het meisje op dit oogenblik zün waren naam vernam, was hü toch bly' dat Karlofrs gedachten niet meer bü dat kostbare pak verbran dende teekeningen waren. „Vader! Vader! Wat scheelt eraanriep het meisje plotseling angstig. „Vader!" De twee mannen keerden zich om. Annesley was in zyn stoel in onmacht gevallen. Zoowel Karloff als Warburton stapten machi naal naar voren om hun hulp aan te bieden, maar hot meisje, weerhield hun nadering. „Kom niet dichterbij, u hebt al genoeg gedaan. Lieve vader!" En zy' begon zijn boord los te maken. Do vijanden, hun eigen stryd vergetend, stonden zwngend den haren aan te zien. Warburton aar zelde echter niet lang, snelde de kamer uit en keerde met een glas water terug. Hy' reikte dit aan het meisje over. Zy' nam het aan en haar hand beefde, terwijl zy" haar vingers in het water doopte en eenige droppels op het gelaat van den bewusteloozen man sprenkelde. Ondertusschen stond Karloff met overelkander geslagen armen te staren in het vuur, waarin zyn droomenzoo juist in rook waren opgegaan. Emdelü'k zuchtte de.kolonel, en opende de oogen. Even wist hij niet waar hy zich bevond en dwaal den .zijn vochtige oogen van den een naar 'den an der. Toen keerde ae herinnering weer tot hem terug, de bittere herinnering. Hü strompelde op de been en kwam naar Warburton toe. Het meisje wilde hem steunen, maar hü maakte zich zacnt van haar los. „Bent u van de geheime politie, münheerZoo ja, dan - ben ik bereid u te volgen, waarheen u zeg gen zult .Ik, die meermalen my'n bloed heb Verf- goten m den oorlog, stond op het punt een daaa van verraad te begaan. Sta mii toe, eerst mün za ken wat te regelen eh daarna kunt u met me han delen naar, believen. Ik heb me schuldig gemaakt aan een misdaad, ik zal er boete voor doen." Zy'n kalmte was buitengewoon en zelfs Karloff keek hem bewonderend aan. Zooals het dieplood in zee plonst, zoo drong Betty 8 blik Warburton in de zieL Was hy" waar lijk een man der wet geweest, hü zou zeker zyn plicht verzaakt hebben. „Ik ben niet vftn de geheime politie, my'nheer," anwoordde, hij met wat onzekere stem. „Al9 ik dat was, had ik die ontwerpen niet in het vuur ge gooid."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1923 | | pagina 5