AUeieei Niens- PRACHTIG DIK GEROOKT SPEK Uitlevers i M.V, v.h. TRAPMAN CoXchagen EERSTE BLAD. Gemengd Nieuws. DE GROOTE VLAM Gebr. K weldam, Schagtn gegaan- m u Woensdag 23 Januari 1924. SGHAOER 67ste Jaargang. No. 7371. C0ÜRANT. Dit blad ■verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. BIJ inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiön nog zooveel mogelijk ln het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSrWBKENINO No. 23330. INT. TELEF no. 20 Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN BISMARCK EN ZIJN DOKTER. Het is de Rerlijnscke oorrespondent van de N. R. Crt., die aan zijn blad meldt het overlijden van Dr. Ernst Schweninger die lijfarts wm van den grootan Bismarck gjedurende 17 jaar. Het is wel 3ens belangwekkend om bijzonderheden uit het leven van Bismarck op te halen, die in nauw ver band staan met zijn verhouding tot zijn geneesheer. Uit den tijd, toen hij Pruisisch gezant te St. Petersburg was, leed Bismarck aan een chronische ader-ontsteking in het rechterbeen, een nawee van een paardemiadel, hem toegediend door een Rus sisch geneesheer, in wiens handen bij na een on* beteekenend ongeval op jaoht, was geraakt. Bis marck zelf vertelde dat hij een klein kwetsuur had opgeloopen, 't welk de Rus met een vreeslijk scher pen pleister had behandeld. Welk goedje net was, wist hij niet, maar 't heele been was blauw ge worden .en zoo vreaselyk opgezwollen dat van. amputatie al ernstig sprake was. Daarvan had hij echter niet willen weten en gezegd, dat hij dan maar liever dood ging. Duitsche geneesheeren te St. Petersburg hadden hem daarop. met inoeitö weer opgelapt, doch het been was altijd ziek geble ven ,en van tijd tot tijd kwam er weer ontsten king in. Bismarck was midden in de zestig, toen hij onder Schweninger's behandeling kwam. Hij was zeer zwaarlijvig geworden, leefde zoo ongezond mogelijk ,at en dronk veel, nam geen beweging en zag er ziekelijk uit met zijn gele gelaatstint. Zijn zenuwachtigheid was angstwekkend, hij werkte nog slechts bij nacht en moest zijn redevoeringen in den Rijksdag, waar zijn tegenstanders als Windt- horst en Eugen Richter hem stelselmatig met „speldeprikken" kwelden, zittend uitspreken. Kort om, de reus verkeordo lichamelijk in diep verval sn dat maakte zijn vrienden en familieleden wan hopig. Alle bekende geneesheeren te Berlijn wer- ien op hem af gestuurd hij liet aanvankelijk brom- nend een paar aan zijn lijf komen, maar volgdo1 ïun voorschriften niet op, want „daar had hij geen jjd voor." Den volgenden wees hu de deur: hij wou met die vervloekte pleisterhelden niets meer uitstaande hebben. Zoo werd hij al zieker en zijn werkkracht steeds minder,' vooral toen hij nog chronische aangezichtspijn er bij kreeg, de z.g. tio louloureux, die hem het spreken bijna onmogelijk maakte en hem noopte zijn baard te laten staan, die hij anders gewoon was zorgvuldig te scheren, Hy begon er dientengevolge uit te zien als een grijze zeegod, en ergerde zich daarover, hoewel hij anaers niet ijdel was. Toen kwam op een goeden dag. onverwachts redding. Bismarck's tweede zoon Wilhelm, in de wandeling Bill genoemd, leek uiterlijk veel op zijn rader, letterlijk „bis auf's Haar", zooals het in hot Duitsch heet, want ondanks zijn jeugd was hij even iaal als de oude heer. Van jongsaf erg dik en tuk >p lekker eten, als alle Bismarck's, behalve de >ude mevrouw Johanna, leed hij als jongmensch il aan jicht in een mate, die anders pas op ouderen leeftijd na langdurig rijkelijk gebruik van zwaren tot hu, vrijwel wanhopig, bij een jong geneesheer I te Munchen aanklopte, me den naam had, wonder- i dadige genezingen te kunnen verrichten. Het was de 31-jarige dr. Ernst Schweninger. Hij stuurde den jongen Bismarck om te beginnen naar een Hongaarsehe badplaats en onderwierp hem toen aan een vermageringskuur, die hem van het over tollige vet en ook van zijn jicht afhielp en hem zijn levensvreugde hergaf. Vol verbazing zag de f de oude Bismarck liet zich schoorvoetend bepraten, het ook eens met dezen wonderdokter te probeeren. familie het wonder aan en Van heeler harte f het niet, want hij was over- ging het tuigd, dat zijn lichaam tegen krasse medische proefnemingen niet meer bestand was. De eerste ontmoeting' van Bismarck met Schwe ninger moet vermakelijk zijn geweest. Schweninger was afkomstig uit de Opper Palts, waar de bevol king den naam heeft nog bitser te zijn dan dt Neder-Beieren. Ik hoorde eens een vriend van den huize Bismarck vertellen hoe het was toege gaan Schweninger betastte en beklopte bij 't onderzoek den kanselier, danig en vroeg hem het hemd van het lijf over zijn kwalen. Het gezicht van Jupiter werd steeds dreigender en zijn antwoorden ongeduldiger, tot hij ten slotte losbarstte: „Hou nu maai- op met uw nuttelooze vragen, elke vee arts weet zonder zooveel praatjes gauwer waar hij zich aan te houden heeft", waarop do ander 't heerlijk grof bescheid gaf„Of ik nuttelooze vragen Stel "kan U. D. niet beoordeelen. Als ik veearts was, zou ik heelemaal niets vragen, want een zieke koe zou ten hoogste toch maar „boen!" antwoorden' „Verduiveld", zei Bismarck later tot zijn zoon Bill, „die dokter ia 'n buitengewoon onhebbelijke kerel." Niettemin was Schweninger de .eerste, die Bismarck imponeerde en wiens aanwijzingen de oude heer stipt opvolgde. De uitkomsten waren trouwens schitterend; er trad een ware verjonging in. Het overtollige vetverdween, de veerkracht herstelde zich, de kanselier kon weer gaan paard rijden en wandelen, zijn zenuwen sterkten aan, n hij kon op- van zich af- wijn etn vette gerechten bij jichtig,, naturen pleegt yp te treden. Bill had alle mogef" iere j HHL._baden en an kuren gevolgd om er af te komen, maar 't had niet geholpen. De kwaal werd al pijnlijker, FEUILLETON. van OLTVER WADSLET, vertaald door DICKT WAFELBAKKER. „Is dat Uw auto, oom Charles? Er staat een teemde man bij, die met Daphne staat te praten... cal ik haar even roepen?" Daphne en Lord Robert ïeerden zich om, Daphne wuifdo en beide kwamen ïaar het venster. Toni keek naar Lord Robert. „Wie is dat, oom Charles? O... ik herinner me neens... Het is Lord Robert.." Plotseling viel er '-en schaduw over haar gezichtje en de groote oogen <£eken bijna bedroefd. „Hoe ken je hem, Toni?" vroeg Sir Charles verbaasd. Ö- 110111 gezien.... dien eersten dag bij Tante.' oir Charles nam ns'ii handjb in de zijne..... Lord Robert en Daphne waren nu al heel diol rekomen. .„Toni," zei Sir Charles zachtjes. „Je moet nu •iet meer om dien tijd denken.... Ik had zelfs go- loopt, dat je alles, wat in die dagen gebourd is, ■orgeten was... al heel lang vergeten. Beloof me, latUe,er nooit meer over spreken zult." „Het is heel moeilijk om dat te vergeten," ant woordde hot kind. „Maar... ik beloof U, dat ik r heel erg mijn best voor zal doer." Hord Robert en Daphne stonden vroeg Schweninger een professoraat aan de universiteit te Berlijn, waar hij meende te moeten blijven om er con trole op Bismarck te houden. Bovendien verlus tigde hij zich bij voorbaat in de ergernis, die zün benoeming tot hoogleeraar te Munchen zou wek ken. paar had hij wat op zün kerfstok, dat zijn be noeming zoozeer bemoeilijkte, dat de Pruisische mi mi rus ter. van onderwijs on de medische faculteit te Berlijn er zich aanvankelijk sterk tegen verzet ten. Te Munchen had Schweninger n.I. een lief desavontuurtje gehad, dat nog versch in het ge heugen lag en als een soort vertelling van Boc- coccio de ronde deed. Te Munchen woonde een beeldmooie jonge weduwe,, op wier levenswandel argwanendeverwanten streng toezagen. Zij bezocht bijna dagelijks het graf van haar betreurden echt genoot, waar de jonge dokterSchweninger haar eens aantrof en later meermalen haar onstuimig minnevuur stilde, tot een deugdzaam doodgraver het paartje verrastte. Het fatsoenlijk kabaal, dat te Munchen over 'fc weldra algemeen bekende k 45 CENT PER POND, bij afname van minstens 5 pond, bij nieuwtje ontstond, was oorverdoovend en net. leefde weer op toen er sprake was van Schweninger's professoraat. De oude Bismarck stoorde er zioh niet aan, hoe aangrijpend de Pruisische minister van onderwijs hem de zaak ook voordroeg en welke huiveringen de hoogste dames aan het hof ook bevingen bij. de gedachte aan zulk een benoeming. De oude keizer, die ten slotte ook in de zaak werd gemengd., zat er wel wat verlegen mee, maar de gezondheid van zijn eersten raadsman gaf den door slag, en als de faculteit zich met de. benoeming kon voreenigen zou hij die niet verhinderen. En de faculteit schikte zich nu maar in het onvermijde lijke en een der vermaardste leden erkende later: „Wie weet wat we zelf in Schweninger's plaats als jong man hadden gedaan." In Schweninger zat ongetwijfeld iets demonisch, dat hem nog op rijper leeftijd onweerstaanbaar voor veel vrouwen maakte. Ook mannen kwamen trouwens licht onder zijn suggestieven invloed. Onder zijn toezicht moest Bismarck nu tot zijn dood op streng .dieet en geregeld leven. Zün maal tijden werden angstvallig gedoseerd, het menu nauwkeurig vastgesteld, het gebruik van bier, wijn en tabak gerantsoeneerd. Sigaren waren taboe, j alleen de lange püp werd toegestaan en geregelde klaarde Lenibaoh. Het grijflblauwllge oog was groot en helder, maar Bismarck was gewoon de oogon zeer wijd oip te slaan als iets hem strk Interesseerde of als hij1 iemand) vlak in het gezicht zag. Dan' kreeg de blik iets starends. I>e handen waren ongewoon fijn en slank, de voeten sierlijk en voor de hooge ge stalte heel klein. Allemaal teekenen van een goed ras, terwijl de brave Bulenburg, zooala ik hem mij herinner, een heel hoog nummer voor schoenen, en handschoenen moet hebben gehad en wiens gezicht allerminst die aesthetiecha ziel, die in hem woonde, weerspiegelde. Een trouwer vriend en nauwgezetter geneesheer dan Schweninger had Bismarck onmogelijk kunnen vinden, en al pruttelde hij1 ook vaak tegen den .af schuwelijken dwarskijker", hij was toch zeer dank» baar voor diens goede zorgen, Schweninger -ntem ook blad voor den1 mond als Bismarck eens uit den wilde springen, waartoe hij vooral bij de vie- geen blad voor c band' wilde springen, waartoe hij vo< ring van zijn 80sten jaardag geneigd was. Ik zie den enster. aphne stonden nu voor het iteren in van de "u 7 *99 buitengewoon gelukkig," legde Lord vopert vroolijk uit, terwijl hij tegen Daphne lachte. ontmoette Miss Daphne's ouders gist" jonden en herkende haar onmiddellijk >hotp, die haar moeder me liet zien." -jj ï8;-^0611 ffoede photo van Daphne,'' zei Toni jnmiddeU.uk. „'Photo's zün akelige, vervelende, jommo dingen... Ze brengen altijd een soort uit- looit hebti" J6 eeza je 111 werkelijkheid Toen Sir Charles Daphne gezien had, begreep U' onmiddellijk, waarom Toni zoo buitengewoon op ïaar gesteld was. Daphne had blauw-gru'ze oogen u ia,n^0„ zwarte wimpers en een menigte goud- krullend haar. IIü herinnerde zich. hoe Toni altijd van mooie dingen had gehouden. nrT? sfcaPten niet zijn vieren in den auto. Toni ge noot... oom Charles en Daphne waren bij haar, dc twee mensehen waarvan ze het meest van alles Lord Robert zat haar vanuit zijn hoekje tegen over haar te bekijken. Hü had nog dezelfde opini over haar, als toen hij Toni voor het eerst had ge zien. Ze was volgens hem, nog niets opgeknapt, maar was nog ontzettend geestig. Zo dronken thee in een klein cafétje ver in het bosch en Toni speelde de gastvrouw. Daphne vond het, zooals heel veel mooie menschen dit voelen, maar had er genoeg aan bewonderd te worden om haar uiter- ly'k alleen. Toni zelf was buitengewoon aantrekkelijk, dien middag. Oom Charles vergat zijn vermoedheid en liSkallee^ m Charles verg _'t zat om haar verl te Schateren. Voor eenige weken terug was Fane Idag. üom Charles vergat zhn Lord.Robert zat om haar verhalen en uitvallen: was geweest, had Fane haar veel verdriet gedaan. Ze had nog altijd gedacht aan het kleine broertje, dat hü indertijd was en dat ze heel dikwijls in bescherming had genomen. Ook had ze verwacht dat hü wel eens naar haar verlangd zou hebben en haai- gemist had, maar van dit alles was niets het geval. Fane was eem groote, slanke, jongen geworden met een correcte scheiding in zün licht blond haar en hü had een gemaakte spraak gekro gen. Later vertelde hü haar, dat het bezoek hem buitengewoon was meegevallen, omdat hü zoo bang was geweest, dat Toni nog dezelfde zou zün goble- ven. als zü vroeger was.. Toni had hem na dit gezegde verbaasd aange keken. „Maar waarom denk je, dat jij alleen zou veranderen en ik dezelfde zou zijn gebleven?,, „Ach ik weet hét., eigenlijk niet, had hij toen veag geantwoord. Hü was dien middag woor naar Eton teruggegaan met een gevulder portemonnaie dan hü gekomen was, want Toni had hem al haar zakgeld meegegeven. Toni voelde zich geweldig tot Lord Robert aange trokken. Ze bewonderde zün nauwsluitend don kerblauw pak, zün overhemd, de das, in dezelfde tint als zün sokken. Hü zag er dien dag uit als prachtig, gezond dier en zü herinnerde zich heel levendig wat een buitengewonen indruk hü op haar gemaakt had. en hoe teleurgesteld hij zioh had gevoeld, dat hü heen was gegaan zonder haar goedendag te zeggen. Zo boog zich tot oom Charles over en fluisterde hem in het oor. „Ik vind Lord Robert er preciej uitzien als.een mooien tijger, weet u wel, dien wü in den dierentuin hebben gezien, zoo'n groote met adie vlekken op zün huid en die glanzende oogen'' öom Charles lachte om haar enthousiaste be- lichaamsbeweging voorgeschreven. Eiken moest de kanselier zich laten wegen en zoodra zün gewicht toenam, kwam Schweninger met nieuwe voorschriften. Later, toen Bismarck voorgoed naar Friedrichsruh verhuisde, werd de jonge dr. Chry- sander door Schweninger met de controle belast. Tengevolge van zijn geslaagde behandeling van Bismarck kreeg Schweninger niet slechts te Berlijn, doch in heel Duitschland een groote praktijk. Hij was „sterk in de mode". Als hoogleeraar beteekende hij niet veel, evenmin als led der van een groot zie kenhuis, maar als praktisch arts hadJ hij! groot suc ces. Van den statigen man met zijn wilden zwarten haardos en zijn vollen baard, borstelige wenkbrau wen en schitterende oogen ging een sterke stroom van wilskracht en levenskracht uit. In den omgang met zijn patiënten liet hij zich dikwijls heel dras tisch uit, vooral als hiji opkwam tegen een te weel derige levenswijze. Toen hij later zijn Berlijnsche matten voorgoed oprolde en naar Heidelberg trok, stichtte hij daar een prachtig boven de slbtruine gelegen sanatorium, "Nadien keerde hij naar Munchen terug, waar een van zijn beste vrienden,, de schilder Franz Len- bach woonde. Deze was door hem bij Bismarck ge ïntroduceerd en daaraan hebben wij de prachtige geschilderde portretten van Bismarck te danken. Uit eigen beweging zou Bismarck zich stel'ig niet hebben laten afbeelden want de schilderkunst liet hem vrij koud. Voor den kunstenaar Lenbaoh voelde hij niets, maar als gast was de schilder hem welkom en hij had er geen bezwaar tegen dat Lenbach zoo onder het gesprek door portretstudies maakte. Van po seeren wilde de oude niet hooren. Maar juist door dat Lenbach hem ongedwongen in de meest ver schillende stemmingen okn opnemen, heeft hij de machtige figuur met teekenstift en penseel zoo meesterlijk kunnen weergeven. Prins 'Euloniburg houdt zich in zijn gedenkschrif ten herhaaldelijk met het uiterlijk van Bismarck be zig. Hij1 vond het hoofd te groot, de handen en voeten te plomp. Hij schetst hem ergens als een soort nijl paard dat zich onbeholpen op de groote sofa in de woonkamer van Friedrichsruh wentelde. Dit is ech ter een volslagen onjuiste en boosaardige voorstel ling. In, verhouding tot het groote lichaam was Bis marck's hoofd klein en de opmerkelijk ronde sche del zeldzaam evenredig gewelfd: „van een prachti ge symmetrie als de koepel van St. Pieter" ver schrijving. Toen ze weer aan de school waren gekomen, stond Toni er op, dat oom Charles haar boekenkastje zou zien Oom bestudeerde met belangstelling de ti tels. Hü vond o.a.„The little white bird". en „Un Philosophe sous les Toits". „Ik houd nog niet zoo 'erg veel van Browning", verklaarde Toni. „La Mère wil nog niet h-ebben, dat ik zün gedichten lees en wat. geeft het je om naar dingen te ver langen, die je toch niet hebben kuntP Daarom doe ik net, alsof ik er niets om geef en dan helpt het je altijd Toni was een beetje vermoeid geworden en ging op haar bed liggen, terwijl oom Charles plaats n i t op. een stoel, dien ze hem had aangewezen. Plot seling legde ze haar hand op Sir Charles' schouder n wees op haar voeten. „Ik heb mooie voeten, oom Charles," zei ze heel ernstig. „Ze zün veel kleiner dan die van de andere meisjes en zelfs kleiner dan Daphne's voeten en ze zün werkelük even mooi a's met kousen en schoenen." „IJdelheid der ydeihedeu," zei oom Charles lachend. Ze keek hem strak aan. „Dat is geen üdelheid, oom,'- zei ze heel ernstig. „Het is eenvoudig iets zelf ontdekt hebben." Ze was weer waiThopig, toen oom Charles weg moest en wilde hem byna niet loslaten. „Wo»s nu kalm kindje,'- troostte hü haar". Ik beloof je heusch gauw weer eens terug te komen." Ze keek hem mot haar betraande oogen aan. Dat maakt mün verdriet op het oogenblik niote min der,'- zei zo toon. „Dat" verdriet blü'ft precies het zelfde... Dat later terug komen is nog maar heel ver weg... by'na een droom nog, maar dit ia workelyk- heia.'- Er scheen op dat oogenblik van afscheid mets van haar groote belangstelling voor Lord Robert te zü'n overgebleven; al naar gedachten concentreer^ den zich om oom Charles. „Krüg ik geen afscheidskus?" vroeg Lord Robert plagend aan Toni. Het kind kreeg een vuurroode kleur. Ze bleef oom Charles strak aankijken, maar vloog, zoodra de auto in beweging kwam, de trap pen op naar boven. Lord Robert bleef haar nakijken, en zei toen tot oom Charles: „Dat nichtje van je is een heel eigenaardig kind, Charles." Oom Charles antwoordde voor een oogenblik niet. Toen zei hij, en het was alsof zün stem hrv-l veraf en vermoeid klonk: „Als ze later maar gelukkig mag worden. e heeft een natuur, die héél veel noodig heeft, -yn- dat ze zelf zooveel geeft. Dat wet ze nn v beweeglijken man nog duidelijk voor me, zoo als hij ln die drukke dagen1 den grijzen Jubilaris onver moeid bewaakte. Slaap, spijs, drank, de ontvangst van deputaties, tafelgesprek en officiële feestrede, alles werd, nauw- gezet afgemeten. Toen Bismarck zijn zwanenzang, de aangrijpende toespraak tot de akademische jeugd hield, stond Schweninger naast hem met het horlo ge in de hand en een grooten mantel over den' arm, om den redenaar er in 'te wikkelen zoodra hij tee- I kenen van vermoeidheid' mocht geven. Dank zij de zorgen van zijn lijfarts doorstond de tachtigjarige de inspanning van de feestdagen zonder er eenig nadeel van te ondervinden, ofschoon hij paa kort to voren van een longontsteking was hersteld. Toen de val van Bismarck werd voorbereid, strooi» den booze .tongen rond' dat Schweninger een mor- finist van hem had gemaakt, zoodot zijn zenuwen nu heelemaal op waren, Schweninger antwoordde daarop dadelijk met de hem eigen duidelijkheid. Dat Bismarck's vulcanische aard ondAnks groote zelfbe- heeraching bij' gelegenheid zijn zenuwen niet in be dwang kon houden is juist en bleek o.a. in het laat ste onderhoud, dat hij' voor zijn val met don keizer had. Daarbij1 gooide hij een aktentasch zoo hard op de tafel, waaraan de keizer zat dait deze onwillekeu rig de hand1 aan zijn sabel sloeg. „Ik dacht dat de oude me den inktpot naar baf hoofd wou/ gooien*, vertelde Wilhelm II later Toen Bismarck's einde naderde, kreeg Schweninger vau d enkeizer bevel hem op de hoogte ia houden, maar deze maakte daar geen haast mee. In Bis marck's huis vreesde men nl„ dat Z.M, plotseling zou komen opdagen voor eon afscheid in grooten stiju. Daarom stelde Schwenangjer zün rapporten zoo op, dat niemand' aan een plotseling einde dacht. Ba- kend is dat de keizer pas na Bismarck's dood op Friedrichsruh aankwam. Na Bismarck's dood verbleekte de «te» van Schwe ninger. Enkele jaren geleden hoorde men dat hij bij een val het hekken had gebroken on voor zijn ver dere leven invalide was gewonden. Nu is hij. 74 jaar oud, heengegaan. VERVALLEN GROOTHEID. Een redaecleur van de „XXe Siecle" heeft «es be zoek gebracht aan de vroegere prinses Louise van Saksen, wier avonturen eenigo jaren voor den oorlog zooveel ophef maakten. De vroegere echtgcnoote van den ex-koning van Saksen, leeft, gescheiden van haa* tweeden man, den Itaiiaanschon violist Toselli, te Brussel onder den naam van gravin d'Ysette in zeer behoeftige omstandigheden-. In een huisje schier zonder meubelen ontving zü den journalist in een eenvoudige zwarte japon en een wollen omslagdoek om, zoals de arbeidsters dragen. Sedert de twaalf jaar dat zü te Brussel woont zond de ex-koning baar maar dat zal ze later wel ondervinden." „Arm klein ding," zei Lord Robert en toen voor geruim en tü'd. Toon Lord Robert dien avond thuis kwam, wachtte hein een stapel brieven, dien hü nonchalant op zu schoof. Hü was eerst van plan om thuis te bluven, maar bedacht plotseling dat hü beloofd had dien avond in een zekere loge in de opera te komen. Vanuit mn loge zag hü Sir Charles alleen m de stalles zitten en de herinnering van den mid dag kwam eensklaps heel sterk boven. Hü zag de oude kloostersohool voor zici#.... h'erinnerdfe» ach Daphne's schoonheid, maar het allorlevendigst zag hü Tom voor zioh. „Ze is heelemaal niet mooi", dacht hij bü zich zelf, „maar ze is buitengewoon aantrekkelük." HOOFDSTUK 7. „Experienoo teaoheo or the laok of it Lady Saumarez had Toni's thuiskomst verschoven tot ze ruim vyftien j'aar was en ze had het kind waarschü'nlük nog niet laten, terugkomen, ais haar man per slot van rekening rijn wil mot had door gezet. La Mère was gestorven on Toni had een wanhopig vordrietigen brief aan oom Charles ge schreven, die er na ontvangst van dit schryven op gestaan bad, dat Toni nu voor een poos by hen in huis zou komen. Lady Saumarez gaf ton slotte toe, omdat er een voudig niets anders te doen was. Haar oude tegen zin voor Toni kwam weer boven, en daarby ook het oude govoel van jalouzie. Zy hield oj> haar koude manier wel van Fane en kon zich met in denken, waarom haar man zoo buitengewoon op Tom gesteld was. Ze had verwacht, dat Sir Char les heel voel van den knappen, blonden Fane zou gaan houden, hetgeen echter met zoo heel erg het geval bleek te zijn. Toni "kwam dien avond tegen theetijd aan. Toen de auto Grosvernor Street binnenreed, boog zy zich voorover en keek rond... De herinnering liet zich gelden.... Het kleine vieze, kindie, dat ze toen was... dien regendag... het binnenkomen m den haf. Wat scheen dit alles nu lang geleden... Er ging even een rilling door haar heen en ze voelde zich op dit oogenblik woer "heel alleen en verlaten. La Mère die zoo goed voor haar was geweest eu die gestorven was... Wat had ze haar wanhopig gemist... Daphne was ook van de kloosterschool weg, wa« naar Frankryk naar een pensionaat Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 1