ROMMELKRÜID. DE JONGENS TAN DEN MOLEN. ■w.» S H oo-OU <a a 6 nt-s KM a H O b#Fw.>öi-Tn»»iMnin-CTn* -> *o ^sb-h-C »Aa-S S.s "flü E c .S'®S~6 £63 «SSkPBa S Jaar 34 bloemen en bloeide van begin Januari tot ednde April. Denkelijk was de plant toen te veel uitgeput, want van 't jaar geen bloemen en de bol be gon eerst laat in de herfst weer uit te loopen. Verleden jaar kreeg ik een wilde Cyclamen en heb die ook overgehouden, die heeft op het Oogenblik tien 'bloemen en zeker wel 30 knop pen. 't Lijkt mij dan ook heel niet moeilijk Cy clamen over te houden en in bloei te krijgen. Na den bloei gaan de bollen in den tuin in den vollen grond en worden flink bemest. Vóór de vorst gaan de planten weer binnen. Vermelden we ten slotte nog wat die hoer A. Schenk Kzn. te Wieringerwaard' over dit onder werp schrijft: Ik heb een Cyclamen, die nu voor de 12de keer zal bloeien. Ze bloeit altijd in het voor jaar omstreeks Maart en April en ik heb het wel gehad, dat er 50 prachtige bloemen op prijk ten een Azalea gelijk. De knol heeft nu een middellijn van 16 c.M. ,en de kroon van 32 m.M. Van eind Meieind September, staat de plant buiten. Ik geef flink most. 's Winters staat ze in een vertrek waar de temperatuur 45—55 graden F. is. Ook dezen berichtgever hartelijk idiank voor zijn schrijven. Om de plaatsruimte moest ik zijn schrijven wat bekorten. K. VAN KEULEN. HOE EEN SNIJDER VAN ééN EL STOF VIJF VERREL STAL. Volgens een Zwabisch volkssprookje ging een snijder op een morgen naar een van zijn klaDten om daar dien dag te werken. Hij kwam In de kamer, maar zag niemand; wel lag er een el stof, die de vrouw reeds klaar gelegd bad voor den snijder. Hij pakte de stof weg en ging er vlug mee naar zijn huis. Een poosje later kwam hij terug. De vrouw was nu wel thuis en vroeg haar, wat hij naaien moest. De vrouw zei: „Ik heb het al klaar gelegd". Maar hoe zij ook zocht, de stof was niet meer te vinden. Toen begon de vrouw te Jammeren en zij pmeekte den snijder, er toch niets van tegen haar. man te zeggen. „Houd je gemak, vrouwtje", zei de snijder, „ik heb nog een el stof thuis liggen". Hij gauw terug, naar huis, om de stof op te halen, en st.il- Van een lezeres uftf Chili (een land in Ame rika, hier heel ver vandaan) ontving ik een brief met een heeleboel Chileensche postzegels, waarmee ik heel blij ben, en waarvoor ik haar hartelijk dank zeg. Wie van jullie, die postczegels verzamelt, wil er een paar van hebben? Geef mij dan jullie namen maar op, dan zal ik zorgen, dat dé ver zamelaars-lezers aWen hun deel krijgen! Vervolg. Toen ze naar hartelust de hertjes bekeken hadden, zei oom: „Nu moeten we weer naar huis, want de koffie is klaar, en als we lang wachten, wordt tante boos." Zoo liepen ze nu ween* de stad door, langs den vijver, over het Plein, en waren gauw thuis, waar tante inderdaad al met de koffie wachtte. Maar ze was niet boos. Gelukkig ■maar! „Nu gaan we vanmiddag naar de bioscoop", lotjes aan de vrouw te verkoopen. Hij moest er een vest uit maken voor den tnan, maar bad daarvoor slechts drie verrel noodig. Het vierde verrel heeft hij stiekum in den zak gestopt Zoo kon het gebeuren, dat de snijder van één el stof vijf verrel stal. M. RÖNTGENSTRALEN. Het was in het jaar 1895, dat de Duitsche na tuurkundige Wilhelm Koniad Röntgen in Mun- schen electro-magnetische stralen van korte golf lengte ontdekte, die hij. X-stralen noemde, en die men later naar den ontdekker! Röntgen stralen heeft genoemd. Deze Röntgenstralen worden in de genees kunde meer en meer toegepast, voor de ge nezing van kwaadaardige gezwellen in het lichaam en voor fotografische opnamen van het indendige lichamen. De stralen bezitten q.1. de eigenschap dat zij door tal van stof fen, die ondoorzichtbaar zijn, heen gaan, voor al door organische weefsels. Door beenderen en andere harde voorwerpen gaan de stralen niet zoo gemakkelijk. En zoodoende kan men door bestraling, b.v. een schaduwbeeld' verkrijgen van het geraamte en dit beeld op een gevoelige plaat vastleggen. Bij beenbreuk, bij 't opsporen van een kogel in het lichaam van een gewonden1 soldaat, bij 't zoeken van eenig ander voorwerp, dat mis schien in 't lichaam aanwezig is (b.v. nier- ateenen) maakt men gebruik van Röntgenstra len. Elk goed ingericht ziekenhuis beschikt tegen woordig over een Röntgenapparaat. Bekend is, dat men met Röntgenstralen zeer voorzichtig moet zijn. Voor den geneesheer en voor de pleegzusters, die den geheelen dag aan de bestraling zijn blootgesteld, zijn te hoogst gevaarlijk. Het is reeds vaak gebeurd, dat een arts of zuster arm of hand moest verliezen, tengevolge van de langdurige inwerking der stralen, voor en na heeft men zelfs kunnen le zen, dat de dood er het gevolg van is geweest. Doordat men er in dien loop der jaren in geslaagd is steeds meer doordringende stralen op te wekken, is het gevaar nog grooter ge worden. Niet alleen de kamer, waarin het toe stel staat, maar ook de omgevende vertrekken leveren gevaar op. Op 10 en meer meters af stand zijn de stralen vaak nog goed waar neembaar en ze worden door gewone muren slechts weinig verzwakt Zaak is het dus de apparaten, die de stralen uitzenden, zooveel mogelijk te beschutten met schermen, die de stralen aloorbeeren. Bij het zoeken naar stoffen, die de stralen zei oom. De jongens glunderden. Ze waren nog nooit in een bioscoop geweest, en hadden er al zoo veel van gehoord! Als Henk hoorde vertellen hoe al die menschen op 'i witte doek heen en weer liepen, net alsof alles echt was, kon hij het nooilt geilooven. Een tooverlantaarn! Ja, dat was wat <mdem Daar ertioiwl afleo stil. Thuis had' hij ook een tooverfairtaam. Maar in een bioscoop leefdte allen Neen, docht Henk, ik begrijp er niets van! En huis? Daar waren moeder en kleine Griet je alleen. O, wat is het vreemd en stil tn huis! Dat dacht moeder dikwijls Wat een verschil bij de andere Zondagen. Dan stonden ze allen wat later op. Vader ging naar de kerk, dé Jon gens speelden wat op het molenerf of op de straat met hun vrienden, 's Middags kwamen er een paar vrienden van vader een praatje maken en een sigaar rooken, maar dka zonden nu ook wel niet komen, du ze wisten, <304 va der op reis was. „Dat zal een stille dag worden'', net moeder in zichzelf. Grietje saft op den grond mot haar zooveel mogelijk tegenhouden, heeft men ont dekt, dat het absorbeerend vermogen toeneemt met het soortelijk gewicht. Goud of platina zou den dus het eerst in aanmerking moeten ko men-, als die niet zoo duur waren. Daaron* heeft men steeds gebruik gemaakt van Iconen schermen en looden muurbedekking. Dit laat ste, de bedekking der wanden van het vertrek, waarin het Röntgentoestel staat met looden platen, heeft men de laatste jaren veelvuldig gedaan. Hierdoor kon de pleegzuster in' een aangrenzend vertrek het toestel bedienen. Ach ter den met lood bedekten wand bevinden zich de schakelaars voor de regeling van spanning en stroomsterkte. Ten gevolge van de steeds sterkere stralen is men gedwongen de loodbedekking steeds dikker te maken. In vele gevallen zijn looden platen van een halven centimeter en dikker niet eens voldoende voor de veiligheid van de bedienende zuster. En het aanbrengen van zul ke dikke looden platen is ook tamelijk duur. Geen wonder dus dat men steeds heeft ge- zccht naar een goedkoopere stof, die het lood kan vervangen. En hierin schijnt men geslaagd te zijn, door met beholp van cement en kalk van ziwaarspaath platen te vormen, die men door een metalen geraamte nog inwendig ver sterkt. Deze platen moeten wel dikker zijn dan loo den, maar de wandbedekking komt veei goed- kooper, waardoor men beter in staat is voor het bedienend personeel de gevaren der X-stralen te voorkomen. Tegenwoordig hoort men dan ook weinig meer van de schadelijke uitwerking dezer ge heimzinnige electromagnetische stralen, die de wetenschap in staat stellen menig ziektegeval met succes aan te pakken, waar vroeger door machteloosheid niets aan kon worden gedaan. M. DOODEN-GE SCHENKEN. Bij opgravingen heeft men heel dikwijls over blijfselen van heele oude tijden gevonden, en nog heden ten dag© wordt nu eens hier, dan weer daar een belangrijke vondst gedaan, waar uit de geleerden hun conclusies weten te trek ken omtrent het leven van oude volken en hun gewoonten. Oudtijds had men veel zorg voor zijn doo den. Op allerlei wijzen trachtte men de geesten der afgestorvenen te vriend te houden, vooral wanneer de gestorvene het hoofd van het gezin was, naar wiens wil men gewoon was te luiste ren. Men was over het algemeen bevreesd de geesten te vertoornen. Men begon met de dooden in hun graf mee te geven, wat zij tijdens hun leven gewoon wa- poppere te spelen. Ze speelde schooltje op haar manier. Dat ging heel aardig. Grietje zette de poppen eerst naast elkaar en begon toen te zingen: „Ja, ik heb geen bananen". Dan zon gen de poppen het na met Grietje's mond, en vervolgens kregen ze als loon een klap met een liniaal „Maar zus", zei moeder, „wat doe Je nu?" „Ze zingen niet mooi", antwoordde Grietje. „Moeder, waar is vader en Henk en Jan?" „Bij oom in den Haag", zei moeder. „Van avond komt vader terug." „En Henk en Jan?" „Dtio komen nog niet", zei moeder. „Die ko men Woensdag. Dan gaat moeder ze balen." „O", zei Grietje. Maar toch vond ze "t vreemd. Om ©en uur ging moeder de tafel dekken. Uit gewoonte zette ze vijf borden klaar, en be merkte haar vergissing pas, toen ze het eten op tafel zette. „Ik had niet eens behoeven te dekken", ze! ze. „'t Is de moeite niet waard." Ze zette de drie borden1 weer weg, en hielp Grietje met eten. Wordt vervolgd ren te gebruiken. Bij opgravingen op de kerk hoven der bergbewoners in midden-Italië heeft men steeds weer kunnen concludeeren, dat die oude bergbewoners hun dooden iets meegaven, De man kreeg zijn wapens mee in het graf, de vrouw haar sieraden. Ook heeft men ver droogde kleuren in kleine potjes aangetroffen. Daarmede kon de doode zich feestelijk het lijf beschilderen. Hier en daar heeft men ook den schedel rood geverfd gevonden. De beteekenis hiervan zocht men hierin, dat volgens die oude bewoners de geest bloed noodig heeft om levend te worden. De roode verf op den schedel vervangt het bloed en dus is de roodgeverfde doode in staat weer levend te worden.. Hetzelfde bereikte men ook door een offer dier te slachten en het bloed daarvan in een gat boven het graf te gieten. Bloed is den leven-verwekker. Dit blijkt ook uit het verhaal van Odyssens' bezoek aan de onderwereld. Hij1 liet daarbij de schimmen bloed drinken, ten einde ze de macht tot spre ken te geven. De Romeinsche boer beschouwde voorvaderen als goede geesten, aan wie hij eiken morgen, vóór de arbeid begon, een offer bracht. Dit ge schiedde aan den huiselij'ken haard op de plaats, waar de oude vader zijn laatste dagen had doorgebracht en van waar hij zijn wijze raad gaf aan de huisgenooten. M. DE PELS. Hans Canon had' het portret van een Russi- schen vorst geschilderd in een prachtigen kost baren pels, dien hij graag als zijn eigendom bezeten had. Maar hoe moest) hij er aan komen? De pels bleef nog ©enigen tijd bij hein. Hij talmde met terugzenden. Nu en dan kreeg hij een schrijven van den Rue, om den pels terug te sturen, waarop hij intusschen heelema&l niet antwoordde, misschien in de stille hoop, dat de ander het heelemaal zou vergeten. Op een goeden dag zag hij door het venster van zijn atelier den Rus aankomen. Die kwam natuurlijk om zijn pelsl Vlug trok Canon hem aan en ging in een fauteuil bij de kachel rit ten Het was October en men stookte al. De binnentredende kwam natuurlijk om zijn eigen dom terug te halen enl hij keek verwonderd naar Canon, die steunend en rillend bij de kar chel zat. Wel, wat mankeert eraan? vroeg hij. Och, steunde Canon, ik voel me zoo zwak en ellendig, ik ril van de koortsIk heb een paar dagen geleden een broer verloren, die stierf aan roodvonk ik heb hem opgepast. Ik geloof, dat ik de ziekte ook te pakken heb. Uwe Doorluchtigheid' komt zeker om den pels? Ik vraag duizendmaal om verschooning, maar ik heb het zoo allerellendigst koud ik heb hem maar voor een halfuurtje aangetrokken, Ik zal.... Wat II riep de vorst roodvonkmijn pels. O, neen, houd hem maar als een aanden ken 1 En weg was de vorst KEMELHAAR. Onder den naam kemelhaar worden diverse haarsoorten verkocht, met vrij ver uiteenlig- gende eigenschappen. Het eigenlijke) haar, dus grove en lange vezels, groeit aan den hals en op de bulten, terwijl de wol, die zacht en fijn la, verkregen wordt van speciaal daarvoor ge kweekte kameelen, vooral in China; de diverse soorten worden niet door scheren verkregen, maar door uittrekken of kammen op de tijden dat de haren loslaten. Groot© hoeveelheden worden in zeer vullen toestand: van de gewo nere soorten kameelen verkregen, zoodot in China kameel wol en -"haar gezuiverd! wordt door alles met een speciale anochine tegen een rooster te werpen; zoo laat veel vuil en Stol los en wordt weggeslingerd. Daarna volgt eor- teeren in drie qualiteiten, waarvan de eerste en duurste uit de fijnste en zachtste haren be staan, terwijl de derde de grove haren bevat De beste soorteni komen uit West-China (Si- kau) en uit Turkestan, terwijl de omstreken van Peking een zeer vuile en bijna waardeloo- ze soort opleveren, omdat de kameelen aldaar veelal slechts als lastdieren en dan nog wel in kolenmijnen gebruikt worden. Hetl dikke lange kameelhaar wordt vooral gebruikt voor het maken van persdoeken: voor de olieslagerij, eni ook wel voor drijfriemen, terwijl de fijne wol meer dient voor het ma ken van ondergoed en voor dékens„ b.v, auto dekens. Ook in China maakt men er grove de kens van. In de meeste gevallen worden de ke melharen. goederen aangeprezen als zijinde in hun natuurlijke kleur. Deze kleur is volstrekt niet zoo mooi, dat er de aandacht op gieves- tigd1 behoeft te worden, maar kemelhaar is in het algemeen zeer moeilijk mooi te verven en dit verklaart, waarom nu door den handel van den nood een deugd wordt gemaakt. Vroeger ging de grootste hoeveelheid kemelhaar uit China naar RuSland, waar het gebruikt werd voor het opvullen van winterkleeren. Tegen woordig gaat het' meeste naar Engeland en dan naar Amerika. Uit d© haven van Tientsdn werd in 1922 ongeveer 3.800.000 K.G. uitge voerd, waarvan twee derden naar Engeland; Men spreekt ook wel van kemelharen pen- seelen, maar deze hebben niets met een kameel uit te staan en worden bijna altijd gemaakt uit haren van de skunks of van de olinsky. EEN OUDE HERINNERING. Naar aanleiding van de opening van het En- gelsche Parlement en het voorlezen van de troonrede door den koning, herinnert een der Engelsche bladen aan dezelfde ceremonie in het jaar 1850, die door de verstrooidheid of onkunde van lord Truro, den toenmaligen lord- kanselier, geheel in het water viel en koningin Victoria eenige zeer onaangename oogenblik ken) bezorgde. Toen de koningin: binnengeleid was en een der kamerheeren den lórd-kanselier de kopie van de troonrede vroeg, antwoordde lord Truro, dat hij daarmede niets uitstaande had en geen geschreven noch gedrukte kopie bezat. Terwijl de aartsbisschop van Canterhury de bij de plechtigheid behoorende gebeden las, stond lord Truro van den „woolsack" op en wandelde kalmpjes de zaal uit ter onderzoek Eenig© uiterst! pijnlijke minuten verliepen, en buiten in Si. James begonnen de kanonnen pre cies op tijd: te bulderen om het volk aan te kondigen, dat het Parlement geopend was, en nog was de troonrede niet gevonden. Koningin Victoria fluisterde eindelijk een der kamerhee ren iets in en deze holde, zeer onceremonieel de zaal uit en keerde, weer eenige minuten later met den lord-kanselier terug, die nu de geschreven kopie van de koningin zelve, in de hand had. Voordat hij weer ging zitten en aan koningin Victoria haar eigen kladje overreikte, zei de onverstoorbare lord Truro hardop: „De heeren zien nu wel, dat ik niet voor die troon rede behoefde te zorgen" (it was no business of mine to have that Speech). Maar het vol gend jaar wist hij gelukkig beter wat tot de plichten van een lord-kanselier behoorde. DICHTERS LOKKEN. Engeland heeft weer het verlies van een „kunstschat" te betreuren, in de gedaante van de eenig-bekende authentieke haarlok van Mil- ton, die voor duizend dollar door een verzame laar van curiositeiten te New-York Is aange kocht. De lok is afkomstig uit de collectie van den Engelschen dichter Leigh Hunt, die een halve eeuw geleden in een bescheiden huisje te Hammersmith (Londen) een heele verzameling van dichterslokken bezat, de meeste van tijd- genooten, maar enkele, waaronder die van Mil- ton, voorzien van een soort stamboom, waaruit in dit geval bleek, dat de lok na 's dichters dood achtereenvolgens in het bezit was ge weest van Addison, Dr. Johnson, John Hoole en Elisabeth Browning. De dichters zoowel als Leigh Hunt zelf hebben eenige verzen aan Mil- ton's lok gewijd („There is Life in hair, though it be diead") ter staving van die authenticiteit. Een Amerikaansch blad vraagt nu, waar de andere lokken uit Leigh Hunt's verzameling gebleven zijn, voornamelijk de zacht aanvoe lende, gouden lok van Shelly, de kastanje bruine krullen van Keats, het harde, grijze stoppelhaar van Dr. Johnson, de peper- en zout kleurige borstel van Dean Swift, en het zware roode haar van Charles Lamb, welke exempla ren alle reeds beschreven zijn in de New York Tribune van 1857 door een Amerikaansch be zoeker van Leigh Hunt, den heer Bayard Tay- lor. Bij die gelegenheid had Hunt zijn gast te vens meegedeeld, dat hij een paar sprietjes haar van Napoleon tot zijn spijt niet had kun nen aanschaffen, aangezien de handelaar hem 250 had gevraagd met inbegrip echter van een mooi étui van bruin Marokkijnsch leder en een portret van Napoleon ten bewijze, dat diens haar zeer dun gezaaid was geweest. HET NUT EN DE SCHADE VAN EEKHOORNTJES. De soort van het voedsel, dat eekhoorntjes gebruiken, geeft ons den maatstaf tot bepaling der schade dezer bij uitstek mooie diertjes. Als zij niet door gevaar worden bedreigd, zijn zij altijd voedsel zoekende, dat bestaat uit zaden en vruchten al naar gelang de tijd van het jaar, knoppen en jonge scheuten van hoo rnen worden evenmin versmaad. Den hoofd schotel vormen echter de dennenkegels, waar door meermalen verscheidene ionge scheuten worden vernield. De schade door het afbreken van scheuten bij dennen is oneindig veel groo ter dan bij loofboomen. Verder is geen enkel vogelnestje/ veilig waar eekhoorntjes zich op houden, zij zijn niet alleen eerste liefhebbers van eieren, doch versmaden ook de vogels, Jong en oud niet. Als tegenwicht tegen de schade moet ook worden vermeld, dat zij wel eens nuttig optre den. Zoo deelde o.a. de opzichter Jordan Grossweiss in 1902 uit Saksen mede, dat, toen daar de dennenbladwesp als een plaag optrad, deze ijverig werden) gezocht door eekhoorntjes, wat uit een daartoe ingesteld onderzoek duide lijk bleek. Toen enkele diertjes, die zich opvallend veel in de door bladwespen aangetaste bosschen op hielden, werden geschoten, werden de magen onderzocht, welke vol bleken te zitten met uit gezogen larvenhuidjes. Een dergelijke mededeeling is indertijd ook gedaan ten gunste der eekhoorns door den boschwachter Hoberg te Hardtburg, die zeif waarnam, dat achter elkander 4 eikeboomen werden gezuiverd van bladrollerrupsjes, die in groot© hoeveelheden daarop voorkwamen. De naam van dit insect duidt reeds aan, dat dit geen gewoon werkje was, omdat deze beestjes zich in bladeren rollen. De eekhoorns wisten zoo behendig de blaadjes te ontvouwen om de rupsjes te bemachtigen, dat de plaag ook hier tot staan werd gebracht. Meermalen Is de eekhoorn gezien als roover van mierennesten, waaruit hij alle poppen opat De schade blijft echter nog verre het nut overtreffen, waarom de eekhoorn ook overal nog wordt vervolgd. DIT DE GESCHIEDENIS VAN DRIEKONINGEN. Driekoningen is één van de ondete Christe lijke feestdagen. Men vierde hem reeda in de 3e eeuw na Christus, dus: toen men nog van geen Kerstfeest afwist Tientallen jaren vierde men op den 6den Ja- «uari de geboorte en den doop van Christus samen, en dat dluurde fo< iets na het jaar 350 Voor het eerst in 353 (vermoedelijk) werd de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 12