r
t
Zaterdag 26 Januari 1924.
67ste Jaargang. No. 7373.
TWEEDE BLAD.
Geestelijk Leven.
Na den veldslag.
FEUILLETON.
DE ütfOUTE VLAM
Van mijn voornemen om in dit artikel nader in
te gaan op het geloof van den pantheïst, zal ik af
wijken. Niet omdat ik dit onderwerp onbelangrijk
zcu achten. Integendeel! Ik hoop het daarom zoo
spoedig mogelijk te behandelen. Er is dus alleen
maar uitstel en geen af9tel. Maar ik kreeg een paar
brieven toegezonden en wil daarop in dit artikel
nader ingaan. Vooral omdat ik daarmede wïi aan-
toonen. hoe zeer ik het op prijs stel als men zijne
gedachten tegenover mij uit.
Een der genoemde brieven is nog al verwijtend, j
De schrijver is van oordeel, dat ik als materialist
mij verschuil achter een schijn van godsdienst. Dat
is mij todh wel wat raadselachtig. Wanneer deze
briefschrijver al de artikelen van As-tor goed had
,'elezen, zou hij de stellige overtuiging hebben dat hij
juist géén materialist is. Laat hij nog eens de Scha- j
eer Courant van 12 Januari ter hand nemeü! Ver- I
der heeft hij 't over zijn Gods-opvatting en Christus-
beschouwing, welke geheel van de mijne verscshïl-
'en. Maar nu wilde ik daaromtrent dit zeggen: de
waarachtige vroomheid kan zich op velerlei wijzen
tpenbaren en zij is onafhankelijk van iedere leer.
Dit is het standpunt, dat wij moeten trachten te
lereiken. Eerat dén kunnen wij ook waarlijk ver-
iraagzaam wozenl Want de zuivere vroomheid is
nooit iets anders dan het beleven van de eenheid
■net wat men in zich-zelf als de hoogste, als de
opperste werkelijkheid aanvaart en waaraan men
verschillende namen kan geven: Leven, Algeest,
God, Wereldwil, enz En nu is het bijzaak op welke
wijze deze vrome zich uitdrukt, als hij zijn gevoelens
tiacht te formuleeren en onder woorden te brengen.
Want dat hangt af van zijn opvoeding, van zijn
wetenschappelijk inzicht, van 'de dogma's welke
men hem heeft aangebracht enz. Daarom kunnen
wij die zuivere vroomheid vinden niet alleen bij
den orthodox-predikant en den katholiek, maar
evenzeer bij den vrijzinnige en zelfs bij hem, die
zich ongeloovisr noemt. En men verwarre tocb nooit
uiterlijke godsdienstigheid en kerkelijkheid met
die waarachtige vroomheid. Men kan heel goed een
ganscheprotestantsche of roomsche dogmatiek aan
vaarden', trouw kerkbezoeker zijn en geregeld zijn
kruisje maken en trouw gebeden opzeggen en niet
temin tegelijkertijd vreemd zijn aan deze vroom
heid.
Ik ga op deze dingen thans niet verder in.
De briefschrijver vraagt mij verder om niet lan
ger onder den schuilnaam van Astor te schrijven,
maar open en eerlijk in 't strijdperk te treden. Maar.
waarde heer. de openlijklheid en eerlijkheid wordt
'och niet geschaad doordat ik mij Astor noem! Ik
reef u de verzekering, dat Astor volstrekt niet bang
s met zijn gedachten vóór 't licht te treden. Bewijs
s toch reeds, dat hij geregeld in dit blad zijn arti
kelen schrijft. Maar tegelijkertijd is hij van meening
lat de lezers meer onbevangen tegenover het door
ïtm geschreven staan, wanneer hij de onbekende
ïlijft. U moet mij niet kwalijk nemen, dat ik aan
iw verzoek om mij bekend te maken niet votdoe.
laar komt. noe bib dat ik er heusdh ook een beetje
ermaak in schep nu eens voor dezen, dan weer
'oor dien te worden gehouden. Zoo heb ik er den
aatsten tijd hartelijk om gelachen, dat men mij
ïing houden voor Ds. Schermerhorn!
Ik kom thans aan de bespreking van twee andere
irieven. De eene was onderteekend door „een
rouwe Lezerfes) van de Schager Courant, de andere
iroeg afls onderschrift „Zonnebloem".
Het is wel treffend dat beide brieven over het
zelfde onderwerp „bewondering" handelen en toch
mderline zeer verschillen.
De schrijver of schrijfster van den eersten brief
vijst er op, hoe vaak het voorkomt dat men iemand
>ewondert zoolang men hem op een afstand ziet en
10e deze bewondering verdwijnt bij nadere en
lauwkeurige kennismaking.
Ik vind dit een opmerking van groot belang en
ij geeft mij dé gelegenheid om mijne in 't bewuste
•.rtikel uitgesproken meening, nader te bespreken.
Het is volkomen waar. dat wij bijna altijd worden
eleurgesteld als we nader kennis maken met per-
ionen welke wij bewonderen. Maar waarom is dit
•.oo? Omdat wij allen de neiging hebben om men
schen, voor wie wij om de een of andere reden be-
vendering. vereering koesteren, te gan idealiseeren.
Lw.z. wij plaatsen hem huiten den mensöh-sfeer.
Maar dan moeten wij noodwendig worden teleurge
steld. wanneer wij hen ails gewone menschen leeren
cennen. met gewone menschelijke neigingen en
zwakheden.
Daarom hebben wij er steeds voor te waken dat
onze bewondering niet tot vertieerlifking of tot
idealiseering wordt.
Dit neemt natuurlijk niet weg, dat we soms zeer
grievende ervaringen opdoen ten opzichte van men
schen tegen wie wij hoog opzagen en die ons bij
nadere kennismaking dan wel eens inplaats van
zéér groot, tot zéér klein worden. Maar dat mag
ons toch nooit weerhouden om het waarlijk goede
te blijven bewonderen. Want uit die bewondering
worden groote gevoelens geboren.
En wanneer de schrijver (sdhrijftter) zegt: „wat
kan dan bowondering baten?" en wacht Je dan niet
eon volgende keer om maar weer zoo gauw er op
los te gaan en Je zelf te kleineeren", dan is daar
op mijn antwoord: een mensch, die het groote in
anderen bewondert, kleineert zich zelf nooit Inte
gendeel hij toont daardoor juist, dat er iets van dat
groote ook leeft in hem. Want werkelijk kleine men
schen kunnen niet bewonderen. Ik bedoel hiermede
menschen. die klein zijn van ziel en eng van hart
en bekrompen van verstand. Maar iets anders is
het een kléin men9ch te wegen in dit opzicht, dat
men voelt zijn zwakheid en zijn tekort en daarnaast
in zich te ervaren den sterken drang om tot grootere
ontwikkeling te komen. Deze mensch zal in staat
zijn tot bewondering van a.'ideren en in die bewon
dering zal deze kleine groot zijn, omdat er in tot
uiting komt een overwinning op de eigenliefde.
En thans ga ik me een oogenblikje bezig hou
den met mijn „Zonnebloem". Dat is eigenaardig:
als men met iemand in geestelijke aanraking komt,
vormt men zich terstond een voorstelling van de
persoon. Dat doe ik ook van „Zonnebloem". Ik denk
me baar als een frisch-uitziend, kerngezond meisje,
dat met blijde open öogen de wereld aanziet, dat
helder kan lachen en tegelijkertijd ernstig is en
pevoeiig van hart; dan denk ik me haar als een
warme idealiste. die zoo zielsgraag zou willen me
dewerken om do menschenwereld wat mooier te
j maken.
I Is 't niet zoo, mijn waarde Zonnebloem? Heb ik
uw portret goed geteekend? Dat moet gij bij ge
legenheid toch eens schrijven aan uw onbekenden
vriend Astor. Ik heb met groote belangstelling uw
brief over het artikel „bewonderen" gelezen en ga
j dus gaarne op uwe opmerkingen nader in.
j Om uw brief heb ik heelemaal niet gelachen. Dat
kon ik niet, omdat ik er uit bemerkte, dat u me
zoo volkomen hebt begrepen. Ja, dat is iets heerlijks
vol bewondering te staan in de natuur. En fijn ge
voeld is het, wanneer u dan schrijft: „Ik bad. Bid
den? Ja, ik geloof dat ik 't zoo zou mogen noemen".
Herinnert u zich nog dat ik eens een artikel schreef
over „bidden" en bemerkte u hoe dicht wij geeste
lijk bij elkaar staan. U vertelt me dat u een onont
wikkeld meisje is. Laat ik u mogen zeggen, dat ook
zij, die niet veel kennis en wetenschap hebben op
gedaan, daarom toch zeer mooi en zuiver kunnen
gevoelen. En dat is bij u het geval.
Ik vond uwe opmerking zoo treffend, waar u sprak
van de moeilijkheid om voor ieder levensoogenblik
dankbaar te zijn. U hebt gelijk. Dat is zéér moeilijk
en toch moet het zóó worden, dat we tot volle le-
venswaardeering komen en dit zullen we slechts
bereiken wanneer wij het leven als iets heel moois
en verhevens, als iets goddelijks gaan zien. En dat is
voor mij nu juist de glorie van het pantheïsme,
iiat het die heerlijke levensliefde predikt en breekt
met alle levensverachting.
U schrijft, dat u iets wil aflossen van de groote
schulden, welke u gevoelt te hébben. Ik vermoed,
dat u daarmede bedoelt de schulden, welke wij
hebben tegenover onze medemenschen en dan niet
onze geldelijke schulden, maar onze zedelijke
schulden. Heb ik u goed begrepen? Zoo ja, dan ver
heug ik me daarin ten zeerste. Want uit dit besef
wordt geboren het verlangen om te komen tot een
zuivere samenleving.
Voor ditmaal genoeg. Ik dank zeer hartelijk voor
de ontvangen brieven en houd me aanbevolen. En
dus tot de volgende maal wanneer ik dam het in den
aanvang genoemde onderwerp zal bespreken. En,
Zonnebloem, dan den geest maar eens goed inspan
nen om het te begrijpen.
ASTOR.
De zon ging hedenmorgen toch op!
Verscheidene Engelschen, die heden hun och
tendblad tor hand namen, zullen, na gelezen te
hebben, dat de Conservatieven met 328 tegen 256
naar huis zijn gestuurd en nu bijna zeker een
Labour-ministerie Engeland zal regeeren, verstomd
zijn geweest, dat ondanks dit enorme feit, de zon
I toch weer opgegaan is.
Minstens Vs van do Engolsche naties zullen de
Regeering Baldwin met een zucht van verlichting
zien heengaan.
Het was een der slapste ministeries, die men in
Engeland in jaren geheid heeft
Zoowel in de Buitenlandsche als Binnenlaiv'sriie
Politiek muntte het uit door gemis aan zolfb>
wustheid en kracht.
I Het prestige van Engeland is ontzettend gedaild.
Men is feitelijk niet meer bang voor Engeland,
sedert het voor Poincaré gezwicht is.
I Üe Oostersche volken vooral zullen vooreerst;
niet willen begrijpen dat Engeland, als het er op
aankomt, nog de sterkste en grootste macht in cle
wereld is.
Trouwens., een ding moet men het ministerie-
Baldwin ter eere nageven, het heeft één der
groote fouten van het Ministerie Lloyd George
vrijwel hersteld.
Het luchtwapen is thans weer van beteekenis
geworden, zoodat men waarschijnlijk Londen wel
tegen een Franschen luohtvloot-aanval zou kunneh
verdedigen.
Üe heer Hoare, de minister voor Aviatiek, heeft
buitengewoon veel gepresteerd.
Over het algemeen schijnt in het laatste jaar de
defensie van Engeland in het afgeloopen jaar
veel verbeterd.
Lord üavan, de Cfoef van den Briteohen Genept
Ien 8taf hcoft kranig werk geleverd en de marine
heeft ook weer nieuw leven gekregen, getuige
de tocht van een deel van do Britsche over ze* oho
gewesten. Deze tocht Is eon soort reclame-triumph)
tocht. Men zal reeds lang bemerkt hebben, dat ik
allerminst gerust ben over de houding tusschen
Engeland en Frankrijk. Ik ben een poos geleden
weer in de vrees versterkt, toen Lora Cavan zijn
reis naar Singapore, om over de vlootbasis te
rapportooren. heeft uitgesteld.
W arm eer de Chef van den Britschen Generalen
Staf een voorgenomen reis moet opgeven, dan is
er herrie aan den knikker.
Ik hoorde vandaag van Sir William, dat de ver
houding tusschen Engeland en Frankrijk sedert
enkele weken toch al reeds meer gespannen, ten
gevolge van Saar en Pfalz, nu nog pijnlijker ge
worden is.
Ce Consul-Generaal Clive uit Munohen is mondeling
over de Pfalz komen rapporteeren. Sir William
wilde er niet alles over loslaten, maar het lijdt geen
twijfel of het ziet er slecht uit.
We zullen er misschien wel spoedig meer van
hooren.
Sir William was verder woedend over hetgeen
rondom de Engelsche bezetting van het rayon
Keulen geschiedt. Hij heeft trouwens reeds bijna,
een jaar geleden zeer ernstig gewaarschuwd tegen
de Fransche actie rondom dat rayon. Men heeft
echter in het Ministerie slechts geluisterd naar de
Die Hards en de Morning Post, het lijfblad der
Die Hards.
Het advies uit die hoek was absoluut pro-
Fransch. Ik heb dikwijls moeten lachen om de
opinie, van die heeren. Indien een Hollander of
Scandinaviër één duizendste gedaan zou hebben
van hetgeen de Franschen deden, zouden juist diè
Die Hards een helsch kabaal hebben gemaakt.
Aan de Franschen, waarmede zij indertijd schou
der aan schouder tegen de Duitschers gestreden
hebben, vergeven zij, voorloonig althans, nog alles.
Met zij bedoel ik de Die Hards en een deel van
het Engelsche, volk dat primitief trouw van ge
moed is en niet kan begrijpen, dat de Fransoh«n
hen. de Engelschen, die Frankrijk in 1914 L%r
hulp gesneld zün, zoo zouden bedotten als de
clique Poincaré doet.
Baldwin is naar huis gestuurd en Ramsay Mac-
Donald heeft zijn ministerie gevormd.
Het doet, in onzen tijd. van wantrouwen en vah
politieke hielelichterij (zie Holland, Griekenland.
Duitschland,. enz.) bepaald 'goed om de redevoering
van Baldwin te lezen en te constateeren, dat
deze bewindsman vóór alles Brit is en Britsche
belangen wil dienen en dan ook de toezegging
deed om een Laboor Kabinet van harte te steu
nen, zoolang het Britsche belangen zou voorstaan.
Deze verklaring van Baldwin is van groote be
teekenis, omdat Baldwin de leider is van de Conser
vatieve party en dus. daar de Conservatieve de
grootste is der oppositiepartijen, de leider wordt
van His' Majesty's Opposition. Dit wil dus zog
gen, dat indien Labour regeeren zal en het met
voorstellen komt, die de Beide andere .partijen
niet convenieert en deze dus gezamenlijk in oppo
sitie komen, niet Asquith, de leider der Liberalen,
maar Baldwin, de leider der Conservatieven, na
mens die Oppositie den aanval op de Regeering
zal doen.
Maar tevensbeteekent het, dat de leider van de
fcrootste oppositiepartij van Labour een fair chance
zal geven om te regeeren en déze leider hééft
een enorme macht.
Groote conservatieve week- en dagbladen, als
Observer en Times hebben dadelijk na den stem
busstrijd gezegd: nu moet Labour regeeren en
deze en andere bladen zeggen dan ook nun steun
toe.
De Morning Post, die zooveel schuld heeft aan
het échec der Conservatieven door met de Die
Hards samen, tot het uiterste aan te zetlen,
heeft nog niet den zedelijk en moed gevonden om
nu bonnee mines k manvais yeux te maken.
Do Morning Post scheldt geweldig op de Libe
ralen, dio door hun stem Baldwin naar huis heb
ben gestuurd.
Laat ik hier even zeggen, dat 10 Liberalen voor
ae Regeering gestemd hebben. Deze liberalen heb
ben met behulp van conservatieve kiezers hun
eenigen tegenstander, den Laborirman, aan de
stemBus verslagen en voelen zich nn niet vrij om
tegen de Conservatieven te stemmen. Naar mijne
meening een volmaakt correcte opvatting.
Do andere liberalen hebben echter tegen de
Regeering gestemd.
Hoe ziet het er nu voor de aanstaande Labour-
Regeering tut?
Men zou gerust kunnen zeggen, dat het getuigt
van de oprechtheid en den durf dor Britsche Socia
listen, om thans eene Regeering te durven aan-
8.
van OLIVER WADSLEY,
vertaald door D1CKY WAFELBAKKER.
Zooals ze daar nu binnenkwam in haar witte
japonnetje, met den zwarten strik om het middel
m haar groote witte hoed op, zag ze er weer heel
klein en tenger uit. Oom Charles stond in den hal
>p haar te wachten, maar Toni schrok toen ze hem
mg. Hij zag er heel slecht uit en het leek alsof
lij jaren en jaren was verouderd. Samen gingen
;e zijn kamer binnen. Plotseling ging ze recht
/oor hein staan en keek hem in de oogen:
„Is U ziek, oom?" vroeg ze angstig.
Hij ontweek een antwoord, maar Toni vroeg het
Log eens.
„Ik ber. ziek geweest, kleintje, maar ik ben nu
leusch veel beter."
„Ik zal nu op IJ passen, oom. U zult eens zien,
ioo goed ik voor U zorgen zal," zei Toni heel posi-
ïetf
.Sir Charles lachte, maar hij genoot toch inwon-
ig van al haar kleine zorgen voor hem. Hij was
°0 bitter weinig gewend om vertroeteld te worden.
„Zou ik... nu al naar boven moeten... naar tante
lennetta?" vroeg Toni eensklaps, half angstig.
„Kom eerst nog maar een poosje bij mij zitten/'
ei oom Charles. „Hier op de leuning van raün
toel.... dat kan heel goed Je bent ook maar zoo n
dein. tenger ding."
'aebte. vroolijk. ,;Het is de kwaliteit, die geldt,
lom Gharlie... en niet de kwantiteit, hè oom?"
Even zat Sir Charles stil voor zich uit te kijken.
Loen vatte hij Toni's handen en zei: „Toni, je
hebt nu je tante in een 'be^l langen tijd niet ge
nen.... ongeveer vijf iaar... ïk wilde zoo heel graag
dat. je aardig tegen haar zult zijn en altijd zooveel
mogelqk alles doen, wat zij hebben wil. Wil je me
dat beloven, Toni?'
-Ta, oom Charles.' antwoordde Toni aarzelend.
iar d^nirf t ook, dat. zn van me houden zal?
ik vraag U dat, omdat ik het zelf niet geloof en
r aarden.
Wanneer men dien durf van Ramsay MacDonald
eens vergelijkt met de valsohe uitvluchten van
Troelstra in 1913, dan verbaast men zich er niet
over dat ondanks angst voor oapital hevy (heffing
in eens) de oonservatieven die men ontmoet, zoo
doodleuk onder het geval rijn.
De Sunday Times schreef indertijd, dat men niet
vergeten moeet, dat de Laboor-men vóór alles
Britten waren, al waren zij sooiaal-demoorafcen.
Dit vertrouwen geldt vrywel algemoen. Behalve
natuurlijk bij Die Hards en 'Morning Ppat. Dit
laatste blad la blijkens hot hoofdartikel overtuigd
dut de Internationale wachtwoord aal rijn.
Vooreerst riet het daar nog met naar uit
Da omstandigheden, waaronder een Labour Re
geering in Engeland zal optreden, zijn voor La
bour zeer ongunstig.
Allereerst in het binnenland.
Zondagnacht om 12 uur is een partioele spoor
wegstaking uitgebroken.
Een groot gedeelte der machinisten en stokers
zijn niet meer bij de N.U.R. (National Union of
Railway-men) maar bü de Assiooiated Society of
Railwav-men aangesloten.
Terwijl de gematigde verstandige J. N. Thomas
president van de NTü.R. is, heeft de zeer impul
sieve onpractische Bromley de leiding van de As
sociated Society.
Terwijl de N.U.R, de beslissing van den loon-
raad terocht heeft aanvaard, hoeft do A.S.R. dat
geweigerd.
Men hoeft a.1 het mogelijke beproefd om het ab
surde te bewijzen om de besluiten van eon loon-
raad alleen te aanvaarden als die uitsprdak doet
in één bepaalde richting.
Men heeft van de zijde der spoorwegmaatschai>-
SÜ'en met cüfors aangetoond, dat slechts weinigen
oor do verlaging getroffen worden en dan nog
een hoog loon overhouden.
Bromley stuurde van begin af aan op staking aan
en de staking is er.
Waarom stuurde Bromley dan toch op staking
aan, vraagt men onwillekeurig.
Het antwoord wordt van arbeiderszijde gegeven.
De heer Cramp, secretaris van de N.U.R. zegt,
dat het een quaestie van taktiek der A.S.R. is,
die op deze wijze propaganda wil maken yoor de
A.S.R. en tegen de N.U.R.
De machinisten en stokers, aangesloten bij de
N.U.R, rijn tot nog toe niet solidair met de sta
kers. roodst de staking nog heelemaal niet alge-
Vneen is. Op mijn lijn, de London and North Eas-
torn (de vroegere Great Northern en Great
Eastern tezamen) is de zaak echter geduoht in de
war, omdat de meesten onzer machinisten en sto
kers A.S.R,-leden zijn. dus.... stakers.
Ik woon aan een zijlijn met heel weinig treinen
en denk, dat er morgen nog maar één naar en
één van Londen zal loouern als het zóó doorgaat,
misschien nog twee in beide richtingen, n.1. twee
in beide richtingen, 's morgens om 8 uur en twee
in beide richtingen 's avonds ora 0 uur, maar dan
zal het wel uit zijn.
Onze machinisten en stokers moeten nu ot> Lon
den rijden op de hoofdlijn. Men doet n.1. wat men
kan. om 2 verbindingen in stand te houden. Bij mij
in de buurt, de oude Great Northern dus, de route
Kings Cross Station Londen naar Schotland via
Noordoost Engeland en in hot Oosten, de oude
Great Eastern, de route naar Harwich voor de
Hoek van Holland en de Antwerpen-booten.
Vandaag sprak ik iemand, die woedend was,
omdat de stakers nog uit de publieke workloozen-
fondson steun zouden krijgen in do plaatsen, waar
de Raad een socialistisch-oom monistische meerder
heid bezit.
Zoo zal de beer Ramsay MacDonald, als Pre
mier, onmiddellijk komen te staan voor de oplos
sing van een moeilijk arbeiders-conflict.
Geeft hij toe, dan is meteen het georganiseerd!
overleg, één der vrachten van de werkliedon-aotio
der laatste 25 jaar, bankroet en die socialistische
vracht rot gebleken.
Dat zullen mannen als Ramsay MacDonald, Cly-
nes, Thomas, Henderson, Jack Jonee, Philip Snow-
den# en anderen niet dulden.
Ziedaar hot conflict van het a.s. eerste Engel-
sohe Labour Kabinet, met een Engelsche vak-
vereeniging.
De Buitenlandsche politiek ziet er niet veel vroo-
lijker uit.
Ruhr, Rheinland, Saar, Pfalz en Keuion grijnzen
als demonen over de schouders van Poincaré naar
Londen.
Wat zal een Labour Kabinet doen?
Altijd maar weer toegeven?
De heer Clive is in Londen en heeft omtrent de
Pfalz gerapporteerd.
Ik heb er zoo juist meer van gehoord. Mijn Mor-
njg Post zweeg er over, dus ik dacht dat het nog
niet bekend was, vooral omdat Sir William zich
nog niet wilde uitlaten.
liet rapport van Clive is absoluat vernietigend
voor de Fransche politiek en een gematigd blad,
dat zich zijn gróoten invloed in en buiten Enge
land een groote verantwoordelijkheid wel bewust
is, vraagt of Groot-Britanniö die verkrachting van
recht en billijkheid kalm zal dulden.
Wat daar in de Pfalz geschiedt mogen de Brit
ten niet dulden, willen zij niet voor immer hun
prestige verliezen.
Uw stem klonk, zoo vreemd... alsof U iets zoggen
1 wilde en het toch maar liever niet zei."
Oom Charles lachte, maar het was geforceerd.
„Beste kindje natuurlijk zal je tante van je
houden... Waarom niet? Jij haalt je nog altijd alle
maal muizenissen in je hoofdje."
„La Mere zei heel dikwijls, dat ik mün hoofd
altijd in de wolken had en mün voeten in ae lucht."
Even zweeg ze en oom Charles zag, hoe haar
lippen begonnen te trillen. Hü drukte haar handje
vast tegen zich aan. „.Toen... toen La Mère stierf,
wilde ik, dat ik ook gestorven was," fluisterde
Toni„Maar toen dacnt ik ineens aan U en dat
U me dan toch misschien missen zou..." Ze drukte
zich heel vast tegen hem aan. „Oom Charles.... als
U eens sterven zou... ik zou het., ik zou het niet
kunnen verdragen."
Sir Charles schudde haar lachend. „Wees daar
vooreerst maar niet bang voor, kleintje. Je zult
eens zien, wat eon flinke einden we loopen zul-
len, als we naar buiten gaan, naar Wycnes.
Toni's gezichtje klaarde op. „Gaan we alléén...
oom... ik bedoel U en ik samen?"
„Neen kindje, dat zal niet gaan... want we heb
ben juist dan een heeleboel logé's, maar we zullen
er heusch zoo nu en dan samen wel eens op uit
kunnen trekken, hoor. Ik zal je de mooiste plek-
jee wüzen."
De aeur werd geopend en Lady Saumarez kwam
de kamer binnen. Ze zag er dien ochtend buiten
gewoon hautain uit en Toni liep haar heel verle-
fen tegemoet Lady Saumarez Dekeek haar door
aar lorgnet en zei toen koel: „Zoo Antonia...;
en hoe maak je het?" Het kind yoelde zich hope
loos verlegen en liep weer naar oom Charled
terug. „Ga je mee naar mijn boudoir, Charles,
dan kunnen we daar thee drinken," zei Lady
Saumarez tot Sir Charles. Zij ging hen beiden voor
de trap op.
Daar was weer dezelfde kamer, waarin Toni ja
ren geleden voor het eerst was geweest. Er was
niets aan veranderd, alles was nog het zelfde
gebleven.
Lady Saumarez bekeek haar yan het hoofd tot de
voeten. „Je bent heel klein en... mijn beste kind,
waarom draag je je haar zoo bespottelijk op jouw
leeftijd? Hoe oud ben je nu? Vijftien? Dan is het
werkelijk belachelijk zooals je het draagt. Maar
enfin, dat zullen jse in het pensionaat in Parijs
wel veranderen."
Toni, die van haar oom niets over een anderu
schqol gehoord had. keek hem aan.
Sir Charles richtte zich tot zijn vrouw. „Vindt
ie het noodigr, Ilenriötte, om den eersten dag, dat
het kind thuis is, al weer over oen andere school
te praten?"
„Toni zal het daar heel prettig vinden. Maak
je maar niet ongerust, 'Charles,en lange yacanti s
zijn heelemaal niet goed voor jonge meisjes."
De thee werd binnengebracht. Lady Saumarez
was aan haar schrijftafel gaan zitten en las
eenige mtnoodigingen door.
„Zal ik theeschenken, tante TIenriëtta vryeg
Toni'bedeesd. Lady Saumarez luisterde echter niet,
maar murmelde in gedachten verdiept: „ja".
Toni lachte tegen oom Charles en nan hooi
gewichtig haar plaats in achter het theoserv es
Toen ze suiker m do kopjes begon te doen, had
zij echter het ongeluk een der lopeltW te let n
vallen. Het geluid van het vallende lepeltje schrikte
Lady Saumarez op. Met een heftige beweging
keerde zij zich om en zag toen Toni achter de
theetafel zitten. Sir Charles zat in e^n 1 igen
stoel bij haar en lachte tegen Toni. Haar man
en haar nichtje zagen er op dat oogenblik beidon
opgeruimd en gelukkig uit en het irriteerde haar
eensklaps buitengewoon het kind op haar plaats
achter de theetafel te zien zitten. Ze stond op
en liep op Toni toe.
„Wil je er voortaan aan denken, dat je mij eerst
benoorlhk kunt vragen of je dergelijke dingen
moogt doen," zei ze rood van woede.
:,Ik vroeg u, of ik thee mocht schenken en U
zei... ia" antwoordde Toni.
Lady Saumarez bedwong zich; ze had werkelyk
niet gehoord, dat Toni haar iets, gevraagd had.
„Als je je thee hebt opgedronken, is het misschien
beter, dat je naar je kamer gaat, om je koffers uit
te pakken. Juffrouw Manners. die je je zeker nog
wel herinnert, zal je daarbij behulnzaam zijn."
Een gloeiende blos overtoog Toni's gezichtje.
Wat hatelijk van tante Hcnriëfcta, om haar daar
aan te herinneren.
Sir Charles \vas opgestaan, verontwaardigd over
de scène, die zijn vrouw zijn nicht je, gemaakt had,
maar hij bedwong zich, zoolang Toni .in de kamer
„Maar Hettybegon hij, zoodra de kamerdeur
achter Toni dicht was.
Zijn vrouw koek hem van uit de hoogte aan oo
zei toen: „O, zeg maar n'ets... ik weet ti>ch vooruit
wat je weer beweren zult Je hebt Toni altijd
verwend en zij kan nu eenmaal geen kwaad bij je
doen."
Sir Charles zweeg maar weer. Hij voel le zich
bovendien buitengewoon pijnlijk dien middag en
besloot bij zün dokter aan te gaan. Ilij had een
langdurig onderhoud met hom. T)en volgen len mor
gen vertelde hij aan Toni, dat hij een tijdje ergens
in pension zou gaan, daar hij absolute rust nooiig
had. Toni geloofde hem onvoorwaardelijk en dqyd
haar uiterste best hem op te beuren en hom ni -t
te spreken over haar groote teleurstelling, dat. zij
hem nu weer niet bij haar zou kunnen hebben.
HÜ legde zün hand op haar schouders. ,.TI«t is
akelig, kindje, dat dit nu juist in jo vacan ie mot-
gebeuren, maar ik verzeker je, dat wü onze schade
zullen inhalen, zoodra ik weer heelemaal beter
ben, hoor"
Den volgenden dag vertrok hij* Lady Saumarez
had het DospofcfcelÜK gevonden, dat haar man r*r
op gestaan had, dat Toni niets van zün gaan naar
hot ziekenhuis en rijn operatie zou worden v er
teld, maar ten slotte had ze toch beloofd dit voor
haar te zullen verzwügen*
De twee eerstvolgende, weken waren buitenge
woon vervelend voor Toni geweest. Ze mocht haar
oom niet gaan bezoeken, mocht niet zonder juf
frouw Manners op straat gaan. Zü .zag haar
tante alleen aan den lunch en verder in het ge
heel niet. Ze had den laats ten tijd heel veel vrien
dinnetjes op kostschool gehad en Toni voelde zich
nu eenzaam en verveeld. Op een regenachtigen
ochtend was ze in de bibliotheek van haar oom
terecht gekomen, waar ze boeken vond van Vol-
taire. Swinburne, Baudelaire, Oscar Wilde, die zo
gretig Jóegon te lozen. Ze hield ontzettend veol
van gedichten om romans gaf ze absoluut niets,
l Het was in die dagen, dat ze de groote schrijvers
leerde waardeeren. Het was alleen zoo jamm-r
voor haar, dat er niemand om haar heen was.
aan wie ze haar intiemste gedachten kon zeggdn,