Geestelijk Leven.
DE GROOTE VLAM
Tsjecho-Slowakije.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Zaterdag 1 Maart 1924.
67ste Jaargang. No. 7393.
De „bezorgde huisvader" kan tevreden zijn. Nu
heeft ook iemand die zich aanmeldt als „de schrij
ver", hem een goeden raad; gegeven. Toch moet ik
een kleine opmerking maken. Ik vrmoed, dat de
„bezorgde .huisvader" aan dien raad niet veel zal
hebben. Hij is, volgens hetgeen hij schreef, een agno
sticus (iemand, die zicih plaatst op het standpunt „Ik
weet niet of er .red'en is om te gelooven ja of neen")
en op hem kan daarom1 de redleneering van „de
schrijver" geen vat hebben. Een beroep op de aller
mooiste bijbelwoorden bezit geen overtuigingswaar-
de voor hem, die de autoriteit deS bijbels niet erkent.
Een bijbelwoord of in 't algemeen gesproken, een
woord, hetwelk wij aan eenig geschrift van een
schrijver (hoe groot en beroemd ook!) onitleenen
•heeft nooit eenig gezag. Het is dan pas w44r voor
ons en kan dus bindende kracht bekomen, wanneer
wij het persoonlijk, innerlijk als waar moeten erken
nen. Want waarheid is altijd! subjectief, d^w.z. ieder
moet voor zich zelf steeds uitmaken wèt waarheid ia
De mensch zelf wordt hier de maatstaf. Zoodat we
ook -hier weer worden herinnerd aan die relativiteits
theorie van Einstein. Mijl dunkt dat „die schrijver" zal
begrijpen dat ik dus nooit kon antwoorden op de wij
ze, ..iarop hij 't zou wenschen. En ik hoop hartelijk,
dat in ied'er geval de „bezorgde huisvader" dit met
djh .m)h zal wezen.
Ook <io heer D. E. Boeke heeft het noodig geoor
deeld zich tot Astor te richten. Hoe eindeloos ver sta
ik van hem af. en welk een diepe klove gaapt tus-
schen ons beiden! Ik heb er zelfs over gedacht hem
maar niet te beantwoorden. Waar hij zich echter de
moeite geeft en het dus blijkbaar noodig acht, om te
schrijven tegen mij; wil ik niet zoo onbeleefd wezen
om tegenover hem1 te zwijgen, alhoewel ik het eigen
lijk een onbegonnen werk vind met menschen van
het slag van den heer D. E. B. te dttscussieerten; De
overweging, dat er in iedetr geval nog de lezers van
de Schager Courant zijn, voor wie het Wellicht nut
tig kan wezen kennis te nemen van ons beider mee
ningen, heeft er mij toe gebracht dan toch maar te
antwoorden.
Op enkele punten uiti het betoog vani djen' heer D. E.
B. wensoh ik dan te wijzen:
lo. D. E. B. (ik zal in 't vervolg het „heer" maar
weglaten voor gemak) vraagt wat zal dan die zelf
standige, vrije ontwikkeling der kinderen zijn ten
aanzien van het „geestelijk leven"? Hij bedoelt: als
zij pas op 16 a 17 jaar in de Bijibelsohe geschiedenis
worden ingeleid.
Wel D. E. B.. ik' vrees niet in 't minst voor die ont
wikkeling, wanneer pas op lateren leeftijd met dé
Bijbelsche geschiedenis wordt begonnen. De Bijbel
is heusch geen kinderboek. En op allerlei wijzen kan
het religieus-geestelijk leven der 'kinderen buiten den
bijbel om worden gevoed1, aangekweekt. Als de
ouders zich maar de moeite daartoe geven en in deze
hunne verantwoordelijkheid diep beseffen. Als zij
maar begrijpen, dat ze meer hebben te doen dan stof
felijk hun kinderen te verzorgen en toonen djen die
pen zin' te hebben gevat van het prachtige bijbel
woord: „wat baax 't den mensch, zoo hiji de heele we
reld gewint en hij lijdt schade aan zijn ziel?"
En de kinderen zullen, door hun vragen telkens
aanleiding geven tot gesprekken van ernstigen aard,
welke loopen over religieuse vragen. En als zij dan
wat ouder zijn geworden, komt de tijd om hen in te
leiden in de kennis der bijbelboeken en dan moeten
ze die boeken leeren beschouwen als de bronnen,
waaruit zij kunnen leeren wat voorgeslachten heb
ben gedacht, geloofd, gehoopt. Maar die bijbel worde
hun nooit tot een onfeilbare autoriteit
2o. D. E. B. heeft blijkbaar vrees voor wijiheidi.
Deze vrees is in diepsten grond: ongeloof.
Uit mijn hart gegrepen'zijn de woorden van dr. F.
van Eeden (hij zal ,nu hij roomsch is, wel spijt heb
ben dat hij ze heeft geschreven) „Immers ais wij' van
vrijheid spreken, en van vrije menschen, dan. bedoe
len we, dut in een menigte die samen leven aan elk
enkeling de grootst mogelijke ruimte worde toege
staan, zoowel "geestelijk als stoffelijk, en dat elk en
kele zoo min mogelijk gedrukt worde door of steune
op zijn mede-mensch. Vrijheid beteekent onbelem
merde ontwikkeling en zelfstandigheid van het in
dividu.
En dat wij dit allen willen, geeft te kennen ons
onbewust vertrouwen dat in elk individu, wanneer
het slechts zelfstandig en onbelemmerd groeit, het
Recht zich weder zuiver zal openbaren, en; dat de ge-
van OLIVER WADSLET,
vertaald door DICKY WAFELBAKKER.
19. i
Robert lachte gelukkig. „Ik wist, dat Je dat wilde
zeggen, kindje.... en daarom vroeg ik je ook om
door te spreken. Het was zoo heerlijk, om je dat te
hooren zeggen. Toni, stel je voor dat dat waar zou
kunnen zijn". Even streek hij met de hand door zijn
haar en zei toen bitter: „De huwelijkswetten zijn zoo
ontzettend wreed. Ik had van mijn, vrouw kunnen
scheiden, als ze bijvoorbeeld me verlaten had. Nu
k3-1} Booit doen, terwijl ze niet eens weet, dat
f6 e wanhopige onzin en wreedheid1 van al
les Hij keek Toni met een hopelooze uitdrukking
•in de oogen aan. „Ik geloof" ,zei hij langzaam
„nee, ik, weet zeker, dat wij voor elkander geschapen
Z1.jrl- voor miJ ik voor jou. Ik bedoel hiermede
niet die nonsens, waaraan sommige menschen geloo-
vaiï tw?eljn£zielen, die gemaakt werden om el-
vijlden.Maar ik bedoel twee gezonde
menschen, die alle twee evenveel behoefte aan Héfds
en vriendschap hebben en die er als het ware altijd
hebben. Heel veel menschen zullen
n ,eJT lPe.?óhW!!11ii!' eenvoudig, omdat ce zoo
iet, niet in zich hebben en het du, ook niet kunnen
naar kunnen verlangen. En nu ben ik
™'j.n 'e?en gebonden. Heel dikwijl, heb ik het
v'.Ï^SLt i een kooi »t, van waaruit ik de we-
o waArdoor ik allea kan zien,
T®f™jer ik;.aUW roo verlangd heb en ik kan niet
„21 Jj?lies heenbreken. En het is zoo afsohuwe-
'egenover jou. Ik heb geen recht
op je liefde. Je moest trouwen, kindje, met een man
f,1™™6?" ^rieden achter den rug heeft, zooals ik.
Een man zooals Desange9 en
Toni legde haar hand op zijn mond. „Zeg zulke
wS^nmw«'h ?Mkuu ie. Robert?" Bij de laatste
klonk er een snik haar stem
5*®*' Robert, dat ik honderdmaal liever
met ®e» anderen man?,'
KM antwoordde met, maar bleef geruimen
dit staren... Toni begreep niet,
hfm, dle «J r°o heerlijk vond, voor
meer h% tfflï tudüa een marteling werden. Hoe
hij haar zag, hoe meer hij van naér ging hou-
uwiiiiIiHii wnrt (ié jn!M« rtohttoti bh
wannew haar weg wordt bepaald door da samenwer
king van vrije eenheden, enkelingen die allen ruim
te vinden hun oorspronkelijke en natuurlijke nel
gingen te volgen.
Vrijheidsliefde beteekent dufl, in diepere opvatting
Godsvertrouwen. Vertrouwen dat God zijn waarheid
en zijn recht in eiken mensch wederom openbaart,
wanneer die mensch ontheven wordt van den drtik
van leugen en geweld. Vertrouwen dat uit al die sa
menstellende krachten wanneer ze slechts elk voor
zich onbelemmerd kunnen werken, het groote eeuwi
ge Recht, het rechtvaardige en goede leven zal ont
staan.
(Bevrijding d'err mensohheid beteekent dus: zooveel
mogelijk ruimte geestelijk en' stoffelijk aan zoo
veel mogelijk menschen".
Dit citaat is ontleend aan „de Blijde wereld", pag.
33 vlg.
Het is wat uitvoerig; ik leg dien vollen nadruk op
het „vrijheidsliefde is Godsvertrouwen."
!D. R. B., dacht u nu werkelijk, dat die Macht, wel
ke gij God noemt, indien Hij waarachtig is, zonder
menschenhulp zich niet zou kunnen handhaven? Als
religie moet worden aangebracht eni aangeleerd om
niet te verdwijnen, dan zou zij daarmede bewijzen
geen levensvatbaarheid te bezitten, en geen recht te
hebben om te blijven voortbestaan!
En nu is Juist mijne meening, dat religie eeuwig
is en zich steeds zuiverder zal openbaren, omdat „het
Eeuwige" door elk mensch wordt ervaren. Ervaren
in zich zelf.
3o. D. E. B. is blijkbaar bang voor dé Roomsch-
Katholieke overheersching en hij ziet in zijn verbeel
ding de Noord-Hollandsche boerderijen uit protes
tantsche in roomsche handen overgaan. En dat is dan
mede de schuld van d"e actie van. Astor. Alsof Astor
actie zou voeren om het protestantisme te ondermij
nen! Neen, weet u; wat Astor wil en waarvoor hij
ijvert? Voor de consequente doorvoering van het pro
testantsche beginsel; het beginsel dat b.v. door den;
broeder van D. E. B. zóó zuiver wordt doorleefd.
Als er één inensch is, van wien gezegd: kan worden,
dat hij met God door het leveni gaat, dan zeker is 't
Kees Boeke uit Bilthoven. En hoe wordt hij door de
Utrechtteche predikanten verketterd'!
D. E. B., laat ook iki iets aanhalen uit den BijbeL
Gij kunt het lezen in Handelingen V 33 volgende.
Het is t bekende woord van het lid van den Grooten
Raad, Gamaliël, door hem gesproken in een zitting
van dien Raad; „Want is dit plan en dit werk van
menschelijken oorsprong, dan zal' het verbroken
worden; is het daarentegen uit "God, dan kunt gij hun
werk niet te niet doen. Gi| mocht eens met God in
strijd komen."
Die Gamaliël is de type van den waarachtig reli-
ijieusen mensch en van dézen Jood kan menig
christen nég iets leeren.
Ik ga de toekomst rustig tegemoet, vol vertrouwen,
omdat ik geloof, dat in het duizendvormige leven
het Eeuwige Zelf zich verwezenlijkt. En wanneer D.
E. B. uitroept: „en weet gij, waar het straks heengaat
met al die schoone raadgevingen, van ieders eigen
vrijheid en ontwikkeling?" Dan antwoord ik daarop:
naar de zuivere religie, naar do waarachtige vroom
heid, welke nooit anders dan individueel kan wezen
en eerst dan waarde heeft wanneer zij persoonlijk
doorleefd is.
Ik maak1 nu tevens van de gelegenheid gebruik om
aani de moeder, die mij zoo hartelijk en ernstig
schreef, over de opvoeding van 'hare kinderen, iets
te zeggen.
De kleine aanwijzing, waarom u vraagt, geef ik
gaarne: Beantwoord; de vragen uwer kinderen zoo
eenvoudig mogelijk en naar waarheid. En wanneer
uwe kinderen moeilijke kwesties aanroeren zeg
dan eerlijk dat ook gij voor raadselen staat. Maar
wijs hen altoos weer op de noodzakelijkheid om hun
hart rein te houden en bij voortduring zichzelf ter
verantwoording te roepen. Het schemeruurtje is hier
voor zoo biji uitnemendheid; geschikt Ik sprak verle-
wéék twn 1MAaf tutu dé H.B.S. en dnmr cft* g«-
«prek 3poedig over da godsdienstige opvoeding liep,
vertelde hij mij, dat zijn 6- a 6-jarige Jongen hem
had gevraagd of er kabouter» waren. Hij antwoordde:
neen! Of er dan engelen waren? Neen! Toen vroeg
hij of er dan wel een „onze lieve Heertje" wae. En
daarop zeidéhij: ja!
Het komt me voor, dat deze 1 eeraar dit laatste Ja"
niet had moeten uispreken. Immers daardoor krijgt
dat ventje noodzakelijk dén indruk dat „onze lieve
Heertje" een wezen is, menschvormig, troonen er
gens in den hemel, boven lucht en wolken.
Ik zou gezegd hebben: „neen vent een „onze lieve
Heertje" is er ook niet, tenminste niet zooels jij: dat
denkt. Maar je bent nog te klein om dat te begrijpen,
Ën we zullen daar later wel eens over praten; maar
Je moet je niet voorstellen dat er onzichtbare we
zens zijn, die Je goed of kwaad' zouden kunnen doen.
Maak je nergens bang voor."
Juist enkele dagen geleden las ik in het blad „dé
Stroom" een juiste opmerking. Ik schrijf haar hier
voor u over: „Er kan niet genoeg de nadruk op ge
legd! worden, dat de diepste en meest-blijvende in
drukken bij het kind gewekt worden wanneer ouders
toonen zelf godsdienstige menschen te zijn. Het baat
weinig over'godsdienst te spreken wanneer het kind
niet voelt dat moeder, wanneer ze spreekt, hiermee
tevens haar eigen diepste leven mededeelt of wan
neer het kind niet ziet, dét vader,, die naar de kerk
gaat, op de andere dagen van de week handelt naar
wat hij vertelt daar gehoord te hebben. Slechts gods
dienstige persoonlijkheden kunnen godsdienstig op
voeden. Wee als het kind strijd bespeurt tussdhen
leven en leer. Ik vrees, dat het daardoor zijn hart ral
toesluiten voor den godsdienst. Bedenkt: het kind
voelt diep en ziet scherp."
Vindt u niet, dat hierin veel waars wordt gezegd?
Ik zou niet precies dezelfde woorden hebben gebruikt
imaar met dén zin van wat hier wordt gezegd ben ik
't volkomen eens. Toon uw kindéren dat ge in rustig
vertrouwen, door het leven gaat, toon hun de
vroomheid, welke zich openbaart in ernst en toewij
ding, in liefde voor den medemensch, in ijver voor
waarheid én recht, in vertrouwen op een betere
toekomst voor de maatschappij, in geloof dlat 't Al
wordt geleid naar hooger. Daarin ligt de beste op
voeding, welke gij geven kunt; het is de prediking
door het leven zelf!
Ook voor „Zonnebloem" éen enkeï woordje. Ja
„eerlijkheid" is eenh eerlijke eigenschap. De dichter
Nicolaas Beets zeidé 't indertijd zoo voortreffelijk in
een zijner gedichten dat „wie wéér is, ds groot en
goed!"
Ga met waarheid door het leven. En zoek haar
zonder vrees. Alles wat wij varilezen door trouw
waarheid te zoeken ld winst.
En als slot nog dit: D. E. B. schijnt van het' panthe
ïsme heel slecht gediend te zijn. Een reden te meer
voor mij om daarover dé volgende ttiaji] eens wat uit
voeriger te handelen,
ASTOR,
Winkel 25 Februari *24
Slot.
Ofschoon schrijver dezes nog een serie min of meer
belangrijke onderwerpien in petto heeft, is het volgens
zijn meening nu eens welletjes, aan alles op dit ge
bied! moet een einde komen. Een paar onderwerpien
wil ik nog even in 't kort behandelen. Ten eerste 't
onderwijs daar te lande. Al lang voor de totstandko
ming van den staat Tsjecho-Slowakije, dus al onder
het Oostenxijksche bestuur, bestond in dat land het
8ste leerjaar. d.w.z. de kinderen moesten vanaf hun
6e tot minstens hun 14e jaar de lagere school bezoe
ken. Voor mijn reis werd mij verteld, dat alle Tsje
chen in dien tijd verplicht waren dé Duitsohe taal te
leeren, dit is echter onjuist, op de lagere scholen
w«rt» alleen erf erÏÏeti 5» de TaJecWsöbe faal' ondérw»-
zen. Alleen was bepaald, dat een leder die ln staats
dienst wilde treden, de Duitsche taal machtig moest
zijn, maar bijna alle staatsstukken, gericht aan de
bevolking, waren in t Tsjechisch gesteld. Maar daar
onder staatsdienst alle rijksambtenaren, spoorwegbe
ambten en het postpereoneel bedoeld was, enkele van
de laagste rangen uitgezonderd, kan men zich voor
stellen, dat eon massa menschen Duitsch spreken,
Daarbij komen nog diegenen die het voor hun ont
wikkeling noodig achtten 'Duitsch te leeren en ook
dit waren er vele, zoodat, als mén wat Duitsch
spreekt, men zich in dat lapd bast Ven behelpen. Al
onder de Oosten,rijksche regeortng werd, voor bét on
derwijs uitstekend gezorgd, zoodat alle menschen ia
Bohemen en Moravië goed onderwijs hebben genoten,
Eén groot bezwaar is echter de dunne bevolking van
hst platteland. In de streek waar ik was. in Zuid-Oost
Bohemen, zijn meest enkel gehuchten van 20 tot 50
huizen,die nog op grooten afstand van elkaar liggen,
zoodat elk gehucht of dorpje zijn eigen school moest
hebben. Zoodat er ontstonden scholen van 8 klassen
met een of twee onderwijzers, die daardoor een zwa
re taak hadden. Of hert. onderwijs daar beter of slech
ter ia dan hier kan ik niet zeggen, ik heb wel eene
de schoolboeken bestudeerd, maar daar ze ln de Tsje
chische taal zijtn gesteld, kon ik ze ndet beoordeelen.
Scholen zijn er genoeg, daarbij zijn die practisch
en goedkoop ingericht, de onderwijzorewoningen zijn
meestal in het schoolgebouw.
In Slowakije was de toestand heel veel anders. Dit
gewest stond ondor Hongaarsch bestuur en de Hon
garen beschouwden het land meer als wingewest
dan als gelijkgerechtigd met het hunne, zoodat er
veel te wenschen overliet Na het ontstaan der repu
bliek werd hier echter een verbeteringsveldtocht ge
organiseerd, onder leiding van professor dr. Franti-
sek Drtina, met als gevolg, dat in een jaar tijds al
leen in Slowakije 2500 nieuwe lagere scholen werden
gesticht, benevens vele middelbare en hoogere. Voor
het onderwijs wordt in 't goheele land op heden ge
weldig veel gedaan, de reden daartoe is ook wel, dat
de leiding van den staat hoofdzakelijk in handen van
scl)ooimenschen" is, zoo was bijvoorbeeld prof. dr.
Thomas G. Masaryk (niet Masaiïjk), de tegenwoor
dige president, voor de revolutie professor aan de
universiteit te Praag.
Ook voor het landbouwonderwijs wordt geweldig
veel gedaan, ik kreeg somwijlen den indruk dat er
te veel landbouwscholen waren. De laagste hiervan
waren de landbouwwinterscholen, met bijna dezelfde
inrichting en 't zelfde doel en werking als bij ons.
En dan een heele rangsopschuiving tot aan de Tech
nische Hoogeechool in Praag. Dii is niet een speciale
landbouwschool, maar hier wordt in bijna alle vak
ken technisch hooger onderwijs gegeven, zoo bijv.
landbouw, veeteelt, bosebbouw, maar ook in electro-
techniek, architectuur en andere vakken. Dat dit een
geweldige inrichting is kan men zich denken, de
school is dan ook in meer dan een gebouw onderge
bracht. De landbouwwinterscholen hebben bijna alle
een flinke proef- en werktuin, waar van alles cd
nog wat practisch wordt gedemonstreerd. Terwijl de
hoogere en middelbare landbouwscholen bijna allen
een flinke proefboerdertf bij dé onderwijsinrichting
hebben.
Geweldig veel proefvelden op allerlei cultuurge
bied worden er jaarlijks aangelegd, niet alleen op die
proefboerderijén, maar ook bij de boeren zelf. Om te
bewijzen, dat het landbouwonderwijs daar voor ja
ren al goed ingericht was moge het volgende dienen.
De heer Reel bezocht 40 jaar geleden al een middel
bare landbouwschool met 3-jarigen cursus en proef-
boerderij en mevrouw Resl was voor 30 jaar leera-
res bij het landbouwhuishoudonderwijs.
De godsdienst. Feitelijk kan men nog zeggen, dat
Tsjecho-Slowakije Roomsch-Katholiek is. En wat
hierover nu volgt, heeft alleen betrekking op Bohe
men, daar ik over de andere gewesten op dit gebied
niet oordeelen kan. Hoe het land' katholiek is go-
maakt, beeft de lezer in vorige brieven kunnen lezen,
En dan zal men ook kunnen begrijpen dat toen na
de revolutie geheele godsdienstvrijheid1 werd toege
kend, er een soort explosie in de met alle mogelijke
middelen bijeengehouden Roomsche kerk plaats had.
Trouwens, de katholieke godsdienst daar was heel
iets anders dan hier. Hoe dichter bij RomeMen
gaat daar eens per week of per 14 dagen te kerk, aan
de kerkelijke instellingen en gebruiken stoort men
zich weinig of niets. Vasten wordt niet aén gedaan,
thuis bidden evenmin. De begrafenisplechtigheden
houden het midden tusschen de Roomsche en hyper-
modernen hier te 1 einde. Geld krijgt de kerk niet veel
los van haar leden, vele plattelandskerken zijn arm,
aan armenzorg doen ze niet, of bijna niets. In dé
ruim 4 maanden dat ik op Borovsko was heb ik een
maal de priester op huisbezoek aangetroffen. Hij waa
oen zeer welgemanierd en bezadigd man, sprak ech
ter slecht Duitsch. zoodat ik niet heel veel inlichtin
gen kon krijgen. De man vroeg naar «mijn godsdienst,
lk zeide, dat ik Doopsgezind was, waarop hij vroeg
of de Doopsgezinden ook een godsdienst hadden.
Zijn kenns omtrent de protestante richtingen was
dus niet heel groot. De Tsjechen zijn sterk anti-
Pausgezind. Zij beschuldigen het Vaticaan van steeds
hun te hebben tegengewerkt en de Habsburgera op
hen te hebben losgelaten. Nu de geschiedenis geeft
hun beschuldiging allé recht van bestaan. Ook bewe
ren zij, dat Paus Pius X do Habsburgera tijdens den
♦Jen en hoe moeilijker alles werd. Ze begreep difc
niefc, omdat ze nog volmaakt onschuldig was., en
een vrouw. Ze kon zich niet vooretellen, dat een
man met Roberfs temperament op den duur niet
genoeg kon hebben aan lieve woorden en kussen
alleen. Niettegenstaande dit, zagen ze elkander toch
hoe langer hoe meer. Ze werden zelfs onvoorzichtig
en hielaen er niet eens meer rekening mee, wati
de menschen ervan zouden zeggen. Op een
middag vertelde -Robert Toni. dat hü nu toch
werkelyk op reis moest gaan. 'Het was ellendig om
Toni's wanhopige gezichtje te zien. „.Wanneer?"
vroeg ze zachtjes.
„Dadelijk. Vanavond al. Ik moet nu heusch gaén,
lieveling. Ik heb geprobeerd om het je al eerder te
vertellen, maar ik kon niet. Kijk me niet zoo aan
kindje Ik kan het niet verdragen. Ik ga alleen op
reis omdat ik moet. Een van mijn vrienden is
plotseling in Florence gestorven en hij* heeft mü tot
voogd van zün kinderen benoemd. Er is een ontzet
tende menigte werk te doen en de notaris heeft me
al verschillende keeren geschreven. Ik heb het al
door uitgesteld, omdat ik het zoo afschuwelijk vond
van je weg te gaan, maar vanmorgen kreeg ik een
brief waarin de notaris me vertelde, dat de oudste
jongen in een moeilük proces gewikkeld zat, zoo
dat hij me dringend verzocht onmiddellijk over
te koïhen."
Bij de laatste woorden nam hij Toni in zijn armen
en legde zijn wang tegen haar gezichtje.
„Het is zoo ellendig, dat je weg moet, Robert*
Je kunt je niet voorstellen^ hoe vreeslijk het voor
me is. Ik vraag^ niet. dat wij altijd zooals nu bij el
kaar kunnen zijn, ik weet 'heel goed. dat Üit niet
Toen, maar het is het Wee, te weten dat le in mijn
buurt bent, in dezelfde stad, dat ik je opDellen kan.
als je me niet zien kunt.... Dat ik tenminstee ven js
stem kan hooren. Hoe kan ik zonder je leven, oh
Robert, Robert;."
Ze barstte in snikken uit. Robert deed zijn uiter
ste best haar kalm rte houden, maar ze kon zich
niet vasthouden. Ze zag er heel leeliik uit, toen ze
huilde, met een vuurrood neusje en dikke oogleden,
maar het leek Robert. alsof hij nooit meer van haar
had gehouden dan in die oogenblikken. Hij had
zelf moeite, zich in te houden.
Het T*rrd al schemerig, maar ze bleven dioht
tegen elkander aan zitten, Roberfs armen om haar
kleine, bevende figuurtje.
Eindelijk stonden ze op. ..Tk ral je iederen dag
«chrliven. kindie", zei Robert. „Tk zal de brieven naar
het Leesmuseum sturen". Plotseling zweeg hij en er
kwam een uitdrukking van woede in zijn oogen.
„Wat heb ik het land aan al dit geheimzinnige ge
knoei en dat tegenover jou, Toni."
„Dat kan me niets schelen, Robert zoolang als
je maar iederen dag schrijft"
Ze namen afscheid van elkaar in het Park,
I „Je gaat vanavond weg, Robert?"
„Om negen uur." Hij hield haar handje zoo stevig
vast, dat het haar pijn deed, maar die pijn vond To
ni heerlijk.
„Je zult me niet vergeten, hè Robert?"
„Daar hoef ik je geen antwoord op te geven, lieve
ling. Dat weet je zelf heel goed."
Toen bukte hij zich en kuste haar.
Toni voelde zich weer doodmoe en sleepte zich bij
na naar huis. Haar oogen werden verblind door alle
lichten, die in de hal brandden. Een der oude knecht*
opende de deur. „Lady Saumarez vraagt U direct in
haar boudoir te willen komen." Even kuchte hij en
zei toen zachter. „Ik geloof, dat Uw tante een weinig
opgewonden is, juffrouw Toni."
Toni glimlachte vaag: de woorden schenen niet goed
tot haar door te dringen. Ze klopte aan de deur van
het boudoir en stapte binnen. Haar tante rag onge
woonrood en er was een woedende uitdrukking in
haar gezicht.
Waar ben jo geweest?
„In het Park."
„Met wie?"
„Ik ben een eindje gaan oiopen", antwoordde Toni
rustig.
„Met wie ben je gaan wandelen? Je verkiest me
niet te antwoorden? Heel goed, dan ral ik het je zeg
gen. Je bent met mijn broer. Lord Robert, in het
Park geweest."
Haar roode geziaht werd als het kon, nog rooder.
„Jullie hebt me beidén prachtig voor den gok gehou
denschitterendJijhet kind, dat ik uit
eon achterbuurt, heb gehaald en Robert, dien ik
Toen stoof Toni op. „Zeg dat niet.zeg er niets
moer vanU kunt het toch niet begrijpen, wat er
tusschen ons ia"
„Begrijpen? Wat is er aan te begrijpen? Ik begrijp
dat een meisje, dat 's avonds naar de kamera van een
man gaat, zijn maitresse is
„Het is een leugeneen gemeene, grove leugen,
wat U daar zegt!', barstte Toni los. „Hoe durft U
zooiets van Robert te zeggen?"
Durven? Geloof je dan soms, dat Je het eerste
meisje bent, dat hij gekust en.... en dat je d»
laatste zou zijn? Denk jij werkelijk, dat jij iets an
ders van Robert hebt gekregen dan datgene, wat
ieder ander man ook aan. een meisje van Jouw soort
zou hebben gegeven?"
Fane k wam de kamer binnen en liet de deur met
een harden slag achter zich dicht vallen. Hij keek
Tom aan. „Je hebt je fijn gedragen, dat moet Öc zeg
gen". Hij wendde zich tot zijn tante. „Ik ben naar
Robert's kamers geweest, maar hij was uit."
Plotseling wendde Toni zich tot haar broer. Het
was alsof ze op dit oogenblik tenminste nog éénig
begrijpen van hem verwachtte. „Fanejij gelooit
tooh niet, wat tante Hetty heeft gezegd? Nee toch?"
Angstig wachtend, keek ze hem aan.
„Je schijnt te vergeten; dat ze je op een avond uit
Robert's huis hebben zien komen. Als ik jou was,
zou ik nu maar niet langer de onschuldige spelen,
vindt je wel?"
Dus hij geloofde dat ook van haar. Nu begreep z*
eindelijk. Alle dingen, die Simone haar vroeger ver
teld had. kwamen als bij tooverslag bij haar terug.
Dus haar tante en Fane daohten van haar, dat ze
zoo'n vrouw was.... Iedereen geloofde dus, dat zoo^
iets tusschen Robert en haar bestond, dat het alleen
maar dat lage was, waarover de meisjes op kost
school fluisterden. Het was, alsof alles om' haar heen
plotseling zwart werd.... alsof ze om haar keel ge
grepen werd door een onzichtbare hand', die sterker
en sterker aantrokFane greep haar, teen ze half
neerviel
.Aanstellerij", zei Lady Saumarez. ,3reng haar
als mijn zoon heb behandeld."
Toni zweeg. Razend van woede ging Lady Sau
marez voort. „Je denkt zeker, dat Lord Robert wat
om je geeft? Weet je wel, hoe zijn reputatie is? Je maar naar haar kamer.'
bent niet mooi, niet geestigniet knap: hij heeft Fane droeg haar de trappen op. Toen hij haar op
van vrouwen gehouden, dat dit alles wel waren, en! haar bed neerlag, kwam er eten vluchtig medelijden
die heeft hij nog voor den gek gehouden. Dacht je I bij hem op, maar heel spoedig verdween dit. gevoel
heusch, dat hij jou trouw zou zijn? Vanmiddag kwam weer. Ze had hem toch maar weer leelijk gedupeerd.
de moeder van Daphne bij me om over het engage
ment van Fane met Daphne te praten. Voordat ze
haar toestemming kon geven, vroeg ze me, of de ge
ruchten, die de rondte dedén over jou en Lord Ro-
Toni opende de oogen.
„Fane", fluisterde zij.
Hij boog zich over haar heen. „Dit laatste van je
heeft de deur dicht gedaan. Toni. Je zult nu wol
bert, waarheid' bevatten. Iedereen schijnt er al over gauw naar Duitsch land worden gestuurd, want nu
te praten en er om te lachen kun Je hier niet langer blijven,"