ROMMELKRÜID.
Het verpotten van palmen gebeurt xneoetai in
Mhart of April. U kunt de plant gewoon uit do
pot kloppen zonder dcae stuk te slaan. De losse
of zure grond wordt dan; voorzichtig weggeno
men. Men rukke of snijde zoo min mogelijk aan
de wortels. 'De kentia groeit voortreffelijk in
boschgirond, waardoor graszodengrond, verteer
de koemest en gof zand is gemengd. Ze kan
flink met een plat houtje worden aangedrukt.
Uit gebloeide bloembollen.
Vraag 36, mej. T. H. de V. te Heerhugowaard
vraagt, hoe zij uitgebloeide bloembollen moet
behandelen.
Antwoord: U doet het best de uitgebloeide
hyacinthen en crocussen in den tuin uit te
planten, de hyacinthen! liefst in wit zand. Wan
neer ze afgestorven zijn, haalt u ze uit den
grond en bewaart ze droog tot September, dan
kunt u ze weer in den tuin planten:
K VAN KEULEN.
WINTERSLAAP.
Een groot aantal dieren kan in. deze streken
den winter niet doorbrengen, omdat het te koud
voor ze is of ook wel, omdat ze geen voedsel
in voldoende hoeveelheid kunnen machtig
worden. Wij denken: b.v. aan ooievaars, dei
grootendeels van kikvorschen moeten leven en
aan <le zwaluwen, die de vliegjes en mugjes in
de lucht vangen en hiermede hun maa'tijd
doen. Deze twee vogels zouden met bijna wis
kundige zekerheid moeten sterven, in die u zij
den winter hier overbleven. Daarom zieken
zij een veiliger heenkomen en trekken in het
najaar naar het zonnige Zuiden, waar wel
overvloed van voedsel ia Tegen hot voorjaar
komen ze hier weer terug.
Andere dieren, zooals vleermuizen, kikvor
schen, marmotten, dassen en so innigs beren,
die ook gedurende den winter last zouden
krijgen met hun voedselvoorziening en die
niet in staat zijn een langen to h* te onderne
men, naar het zonnige Zuiden, weten zich weer
np een andere wijze te behelpen* ze gaan sla
pen. Of zooals men het uitdrekt: die houden
een winterslaap.
In een of and ére schuilhoei weten deze die
ren het den heelen winter ui te houden, zon
der eenig voedselgebruik en bijna zonder adem
„Het gelijkt een groote bal", zed Tibeert, die
kat, „die vanzeive rolt!"
„Noen, neen," brulde Nobel, „ik zie 'het al.
het is mijn goede Bruun. Maar hoe ziet zijn
kop zoo rood, en hoe zwaar is hij gewondil Wie
deed dit?"
„Ach Heer", zuchtte Bruun, „dat deed Rei-
naert weer. Wlreek U toch op hem, wreek U
toch!"
„Oéo, d'oie daad moet gewroken worden. Ti-
beert, ga iiem onmiddellijk voor ons dagen.
Wanneer hij niet komt
„Ach Koning", sprak Tibeorit, „zie hoe klein
ik ben. De groote mijnheer Bruun heeft Rei-
nacrt idet eens kunnen overhalen, hoe zal ik
dan
„AJ zijt gij niet groot, Tibeert, toch zijt gij
wijs en vroed! Gi| kunt meer met woorden
doen, dan Bruun mét zijn kraéht!"
„Welaan", zei Tibeert, „ik zal gaan!"
En Tibeert ging. Hij lette op alles wat hij
yngt, want hoewel hij oen ernstig Dier was, was
hij zeer bijgoloovig. Toen nu een groote vogel
eijta weg kruiste, vatte hij dit op als een slecht
voorteeken. Hij liep door een bosch, waar heft
koel, en door een zandvlakte waar het warm
haling. Hierdoor kunnen maanden lang
zich schuil houden in een ruime, waar cij an.
ders door onvoldoende aanwezigheid van zuur
stof zouden moeten stikken.
In een» soort verdooving of narcose wachten
deze dieren de komende lente af. Welke de
oorzaak van deze narcose eigenlijk is, heeft
men nog niet kunnien vaststellen.
Het meeat kenmerkende verschijnsel bij de
zoogdieren, dia ©en winterslaap houden, is
wel de uitschakeling van de warmterogeling.
Men weet, dat de zoogdieren (de vogels trou
wens ook) een min of meer constante tempe*
ratuur hebben. Bij daling van: de temperatuur
in de omgeving blijft toch de lichaamstempe
ratuur op dezelfde hoogte, evenals bij den
mensoh, die winter en zomer een temperatuur
heeft van ongeveer 37 gr. Celsius.
Maar gedurende den winterslaap blijft de
temperatuur niet constant, doch daalt of rijst
met de temperatuur van de omgeving. Men
heeft dit door proeven met marmotten kunnen
aantoonen.
De betrekkelijk lage lichaamstemperatuur
heeft tot gevolg dat de polsslag en het aantal
ademhalingen zeer sterk vermindert, en dat
het vOedselgjetbruik tot een minimum wordt te
ruggebracht Dkt weinige voedsel neemt het
dier van de resetrvevoomaad die het in den
vorm van vet tuaschen de spieren in het li
chaam heeft opgehoopt
De duur van den winterslaap is niet bij alle
dieren gelijk. Vleermuizen en marmotten sla
pen 6 a 6 maanden, egels slechts 3 a 4 maan
den. Sommige dieren slapen ook niet in één
stuk door. Een marmot b.v. wordt eenige koe
ren wakker gedurende den winter en loost
dan urine en faocés.
Daar deze dieren gedurende den winter
hoofdzakelijk op hun vet teren, dat zü in dien
nazomer en herfst 'hebben verzameld, in hun
lichaam, komen zij in het voorjaar gewoonlijk
geheel vermagerd uit hun! schuilhoeken te
voorschijn. Ontwaakt een dier uit zijn winter
slaap, dan is het eerste werk door .rillingen
van -het lichaam de temperatuur weer qp peil
te brengen. Daarna wordt zoo spoedig moge
lijk naar voedsel uitgezien, om ihet vermager
de en verzwakte lichaam 'weer wat kracht te
geven. M,
HUP BROEDEN ONZER KIPPEN.
De Veldpost vertelt 'over bovenstaand onder
werp het een en ander, dat wellicht vele kip-
penhouders en ook anderen zal interesseeren:
Om 's winters verache eieren te verkrijgen,
(dan zijn' ze meestal' veel duurder dan in de an
dere jaargetijden) is noodig dat men begin
was, en kwam bij Maupartuus, waar Reinaert
woonde. Reinaert de huiseigenaar stand Voor
zijn woning.
„Goeden avond", z»ed Tibeert. „Wanneer go
niet onmiddellijk met mij mee naar het hof
van koning Nobel gaat, zijt go een Hand des
doods."
„Dag neve Tibeert", zei Reinaert, „wees wel
kom! Ach ja, ik wil gaarne met U gaan; maar
luister eenS: het is hier zeer onveilig! Daarom
wil ik 's avonds thuis zijtn, om mijn goede
vrouw en kinderen niet aan gevaar blodt te
stellen. Morgenochtend vroeg zullen wij gaan,
gij en ik1! Ik ga gaarne met U, lileVer dan met
Bruun de Boer! Stel U voor, lieve Tibeert, on
langs was hij hier, maar hiji koek mij zoo
bloeddorstig aan, dat ik niet met hem durfde
te gaan1. Alzoo gaan wij morgen, als de zon
opkomt!"
Maar Tibeert zei: „*t h'euséhi beter van nu
Zie eens: het Wchte maan! Er zijn nu geen
roovérs op dien weg en is heerlijk kool in de
buitenlucht".
„Ay ml, lieve neef', zed Reinaert, „stel U
voor, dat wij den Beer eens tegenkwamen Bij
dag zou hij oins niets durven doen, maar 's
November over volwassen kippen beschikken
kan. Om aan den leg te kunnen gaan, moeten
de hennen dér lichtere j-assen,zooals Legu
horna 6 maanden oud njn <üe der zwaardere
rassen zooals Barnevelders, Wyandottes en
Islandera 7 maanden, m. a. w. de kuikens
moeten omstreéks 1 Mei, respectievelijk 1 April
geboren zijn.
Uit een en ander volgt, dat men tijdig, dus
begin of midden Maart de zwaardere soorten
en begin April de lichte te broeden moet zetten.
Nu is het niet altijd even gemakkelijk, om op
tijd broedsche hennen te -hebben Wie uitslui
tend lichte rassen houdt, zal daarmee nogal
eens te tobben hebben, het is in verband hier
mede raadzaam steeds bij dé lichte raskippen,
enkele zware te 'houden en wel een soort, die
bruine eieren legt, zooals de drie bovenge
noemde.
Beter nog is machinaal te broeden. In ons
land bestaan inrichtingen waar degenen, die
geen machine hebben, voor een klein bedrag
eieren uit kunnen laten broeden.
Een factor van belang is het materiaal, waar
mede men werict» Het is een feit dat men hier
te lande daaraan nog veel te weinig aandacht
besteedt. Men denkt blijkbaar, dat het er bij
het pluimvee niet zoo heel erg op aankomt,
maar dat ia allerminst het geval!
Wie een hooge eierproductie wenscht moet
met veel zorg zijn fokmateriaal uitkiezen. De
hennen moeten afkomstig zijn van productieve
stammen en vooral de haan moet op edele af
komst kunnen bogen.
Welk een groot verschil in opbrengst het ga.
volg kan zijn, wordt in bovengenoemd artikel
medegedeeld. Bij den -laatsten Nederlandschen
legwedstrijd gaf één toom witte Leghorns f 11,
één toorn 110, één f8, zn&or ook enkele toornen
slechts f3 zuivers winst! Allé waren witte Leg
horns, maar de eerste toornen waren van ba*
kende fokkers, die al jaren in de kgrichting
hebben gefokt, door steeds de beste legstero uit
le zoeken en daarmee vardev te fokken; dl
andere dieren waren van gewone Stammen,
dus witte Leghorns, zonder meer,
Men moet dus zorgen, voor goede broeöeierea,
afkomstig van een goeden legstam. Bij aankoop
van elders ontvangen moet men ze eerst 24
uur in eenw koele ruimte rustig laten liggen.
Daarna legt men ze onder de hennen of in da
machine.
De broedneéten moeten goed gereinigd en
ontsmet zijh; voorzien van schoon stroo of hooi
zonder distels en moeten met een plank afga*
sloten kunnen worden, zoodat er geen andera
kippen bij kunnen komen. Zoo mogelijk zet
men de broednesten op een eenzame halfdood
nachtsHij «Jou ons zekerlijk kwaad doen;
Neen neten, gij overnacht bi| mijl"
„Welaan -don", sprak Tibeert, „zoo rij bist
dan, Ik blijf! Wét zullen we eten?"
„Ik héb veel in huis, bdjna allés! Houdt gé
wellicht van honing?"
„Honing?" vroeg Tibeert JLekkér vind| *k hei
niét! Kijk, met een heerlijke vette nmW.h©
muis zou ik zeer tevreden zijn."
„Een muis, een muis?" -vroeg Reinaert. „Liou
ve Tibeert, wat aegt ge daar? Aha, ik weet U
er een te bezorgen. Hier dichtbij, woont een
pastoor en die heb ik! onlangs hboren klagen,
dat hij veel last van muizen had."
„Ach, beste Retnéert", zuchtte Tibeert, „was
ik maar eventjes in het huid van dien pastoor.
Maar vijf minuten!"
„Meent ge dat? Werkelijk?" vroeg Reinaert
listig.
Lieve goedé Reinaert", zed Tibeert weer,
„weet go dan niet, dat een muis beter smaakt
dan eenig wildbrood. Geef mij een muis, en ik
zoude u vergeven alle zonden, al had ge ook
mijn vader en mijn moeder, mijn broers en
mijn zustere gedood'!"
Wordt vervolgd.
dere plaats. Éénmaal per dag, tegen den avond,
neemt men de plank weg, zoodat de broedhen-
nen er af kunnen om voedsel en drinken te
nemen. Het beste voer is mais; groenvoer is
slecht, omdat do dieren de eieren dan licht be
vuilen. Bevuilde eieren moet men in lauw wa
ter afwaaschen, maar niet afdrogen, omdat dan
de poriën verstopt raken.
Zet bij de nesten eiken dag frisch drinkwa
ter en gooi er wat zand neer, dat de hennen,
daarin kunnen krioelen.
Voor een goede vochtigheid kan men zoig
dragen door de nesten direct op den grond te
maken, of door onder in de nesten een paar
graszoden te leggen of door vóór de nesten een
vochtigen zak te leggen, te nat is verkeerd.
Den zevenden dag gaat men de eieren schou
wen: het beste neemt men daarvoor een goede
fietslantaarn, waar men een doos opschuift en
hierin maakt men een gat ter grootte van een
ei. Houdt men, als het donker is, de eieren
daarvoor, dat -moet men een' soort spin den,
<LL een zwarte stip in het midden, waarvan
grillige draden, net als spinnepooten uitgaan.
Zijn de eieren hee-lemaal doorschijnend, dan
zijn ze onbevrucht en deugen niet; zit er alleen
maar een zwarte vlek in, dan is de kiem afge
storven, en komt er evenmin iets van terecht
Dergelijke eieren kan men terzijde leggen en
op een koele plaats bewaren, om later de kui
kens mee te voeden.
De laatste paar dagen laat men de dieren
rustig zitten; ze gaan dan niet meer van het
nest af.
Den twintigsten dag zijn er meestal kuikens;
het beste laat men deze rustig onder de kloek;
maar wel is het goed om af en toe de leege
eierdoppen weg te nemen, omdat deze anders
over nog niet uitgekomen eieren kunnen schui
ven, zoodat het kuiken er niet uit kan. Zijn de
meeste kuikens uit, dan kan men de nog niet
uitgekomen eieren een dag onder een hen leg
gen; wat dan nog niet uit is, kan veilig wor
den weggegooid.
Ten slotte nog iets over het aantal eieren dat
men noodig heeft Nemen we als grondslag
aan, een bezit van 18 kippen, dan zullen we,
als we jaarlijks K der hennen opruimen, 6 job-
ge hennen noodig hebben. Rekenmg houdende
met het feit, dat ruim dé helft der kuikens
hanen zijn, er altijd enkele een vroegtijdigen
dood sterven en ongeveer 80 pet der ondenge-
lagde eieren uitkomen. (Bij machinaal broeden
00 pet) moeten we derhalve zorgen In het be
idt van ongeveer 20 broederieren te zijbat
VAN EEN SPIN EN HAAR VALKUIL.
Tuaschen de geurige paarse heide blinkt het
witte zand en koesteren zich tallooze insecten
In de warme stralen van de zomerzon, vrees
achtige, nerveuze wezens, steeds op 'hun hoede
voor de vele vijanden, die rusteloos op hen
jagen in schaduw en licht, maar natuurlijk
het gevaarlijkst zijn in dé duistere diepten
onder de overhangende heidestruiken. Vliegen
die hun' kopjes poetsen met hun grappige
dunne voorpooten, vervaarlijke wespen in een
felgeel kleed, ijverige kevers met snellen tred
en nog vele andere vertegenwoordigers van
de uitgebreide klasse wezens, die we insecten
noemen.
Een arglooz© vlieg loopt over het blinkend
zand en kijkt met haar samengestelde oogen,
die honderden lensjes of facetten dragen, In
hét rond, gereed om op te vliegen bij het eerste
•teoken van onraad. Wat zou het diertje den
ken? Zenuwachtig trillen de vliezige vleugel
tjes in het gouden zonlicht straks zal het
weer opvliegen en zijn tocht voortzetten over
de verre hei in zomertooi.
Plotseling krijgt de vlieg ©en schok, elen paar
geweldige rukken, en tot onze verwondering
zien we het niets vermoedende diertje in het
zand verdwijnen: een valkuilepin heeft een
nieuw slaohtoffer gemaakt
Het was ini het voorjaar, in April, tóen de
spin het huis van haar moeder verliet en met
haar zusjes, een kleine honderd in getal, de
wijde wereld introk. Op een zonnig open
plekje groef ze op een avond ini het mulle
zand, tot ze een kuiltjo had gemaakt van on
geveer vier centimeter diepte^
De wanden werden bekleed met een_fijn wit
spinsel en de opening voorzien van een wal
letje, dat eveneens bedekt werd' met een war
net van zachte dradien. De nestrand maakte
het diertje eenige centimetere hoog.
De nestopening werd gesloten met een teer
weefsel van draden, zachter dan zijde, waarin
een massa zandkorreltjes werden verwerkt,
zoodat het valkuildekseltje den indruk maak
te van veilig zand. Elk jaar wordt dit nest
van de valkuil apin naar beneden vergroot
Elk jaar, want terwijl de kruisspin en andere
soorten slechts eenige maanden leven, kan de
valkuilspin vele jaren oud worden.
Als het roofhol klaar is, gaat de bewoner
rusten en begeeft zich naar het midden van de
cel, waar een aantal draden samenkomen, die
bevestigd' zijn aan het deksel van, de valkuil
Het spinnetje drukt dan de spintepels en de
pooten tegen deze draden aan, die als verklik
kers moeten fungeeren, om te melden, otf er
soms een insect over het deksele loopt
De spin wacht nu geduldig, tot het nood
lot beslist dat een insectenleven in haar kaken
een einde zal némen. Jagen doet ze dus niet,
naast kracht is vooral geduld* een van haar
meest karaktiseerende eigenschappen.
Nauwelijks loopt een argeloos dier over den
schijnbodecm, of snel en geluidloos klimt de
spin in haar zijden kokertje naar boven, priemt
haar twee groote scherpe kaken in haar prooi
en trekt die met kracht door het vangnet naar
beneden. Onder in den valkuil spint ze vlug
een dwangbuis om het weerlooze slaohtoffer en
loopt dan onmiddellijk terug om de scheur in
het verraderlijk vnnggordijn te herstellen.
Dan pas zuigt ze haar slachtoffer begeerig
leeg en duwt het vliezig overschot uit het nest,
dat daarna dus een tweede heretelling noodig
heeft. Op deze manier komt onze spin gemak,
kei ijk aan haar voedsel, met veel mdndeil moei
te dan men denken zou, daar 's zomers het in
sectenaantal, dat zich. neerzet op 'het waVme
zand tusschen die heistruikjes, ontstellend
groot ia
Om in- het leven te blijVen mag de bewoonster
het nest niet verlaten, want, afgescheiden van
het gevaar, dat ze loopt in een voor haar
vreemde omgeving, met vele dieren grooter
en sterker dan zijzelf, en voor wie het milieu
«liet vreemd Is, blijkt ze wonderlijk genoeg
niet ini staat, buiten haar nest een dier te doo-
den, hoe zwak dat ook is, 2166zeer is ze één
geworden: met haar feilloos werkende valkuil.
In haar nest een waar roofdier, is ze bui
ten haar verblijf een vreesachtig wezen, dat
zoodra het de kans schoon ziet, een hol gaat
graven, er zich bij de eerste de beste aanra
king dood houdt en uren lang onbeweeglijk
Wijlt liggen.
Alleen de mannetjes verlaten, hun nesten,
en wel in den tijd dat de voortplantingsdrang
zich doet gevoelen en' ze de wijfjes gaan op
zoeken. Zonder plichtplegingen bijt het man
netje een flink gat in de deur van het huis,
waarin een wijfje woont Als -hij als echtgenoot
wordt geaccepteerd, wat niet altijd het geval
is, daar hij vaak bij de eerste kennismaking
wordt opgegeten, blijven de dieren eenige
maanden hetzelfde huis bewonen.
Tegen den tijd dat het wijfje haar eieren
zal gaan leggen, maakt ze met het mannetje
korte metten: steeds wordt de heer deS huizes
door de toekomstige moeder verscheurd, of
liever leeggezogen, iets wat, vreemd genoeg,
in het insectenrijk lang geen uitzondering is.
Na dit intermezzo bouwt het wijfje in het
nest een ondiepe, schotelvormigen zak en legt
daarin een kleine honderd eieren. De jonge
spinnetjes, blijven eenige maanden J>i) hun:
moeder, verlaten deze in de lente en trokken
alleen of in troepjes de wereld in, om hun
wonderlijke vangmacbines te bouwen in het
zand van de heide.
Er zijn ook een aantal soorten, die geen
vast deksel op hun nest aanbrengen, maar een
beweegbaar gesponnen klepje, een valdeurtje,
dat de spin kan openslaan, waarna ze het
slachtoffer snel „in huis" trekt
Het gebeurt natuurlijk maar al te vaak, dat
de een of andere sterke vijand de nestgang
onderzoekt, na het vangdeksel aan flarden te
hebben gescheurd. Er zijn dan ook een aantal
soorten, waaronder de Zuid_Europeesche Ne-
mesia, die een zijgang aan hun nest bouwen,
die blind eindigt, en door een beweegbare deur
gescheiden is van het hoofdmeöt, waardoor er
een©, zij het ook geringe, kans bestaat, dat
de roover de spin, welke zich in de zijgang
heeft teruggetrokken, over het hoofd ziet en
zijn fortuin ergens andere beproeft
Wereldkroniek.
EEN VLAAMS CH SPROOKJE.
Een oudi Vlaamsch sprookje vqrhaalt ons,
hoe de aap ontstaan' is.
Er was een smid, St Elooi genaamd, die
overal bekend stond als een eerlijk en goed
hartig man. Er was bovendien niemand, die
zijn ambacht zoo goed verstond als hiji
Op zekeren dag had hij bezoek van een an*.
deren smid, die naar zijn werk kwam kijken.
Toen kwam er een stokoude vrouw aan zijn
deur; zij beklaagde zich over haar ongehikki-
gen toestand.
St Elooi, die tmmora zoo goedhartig was,
kreeg medelijden met de oude sukkel, en hij
vroeg haar, of ze weer jong en schoon wilde
worden. Nu, dit wilde zij natuurlijk dol graag.
En toen pakte d» smid haar beet en legde haar
ïn *t vuur. Daarop legde hij haar op het aam
beeld en sloeg met zijn voorhamer, waardoor
al de rimpels it haar vel verdwenen. Ete
waarachtig, de oude vrouw1 was weer jong en
zoo schoon als vroeger.
De vreemde smid, die bij St Elooi op bezoek!
was en dus alles gezien had, was zeer ver
wonderd over de uitwerking. Hij dacht na
over het verrassende resultaat en spoedde zich
haastig naar huis.
Thuis gekomen, pakte hij' zijn vrouw, die al
oud enf niet mooi was, vlug beeit en legde haar
in 't vuur. Daarna begon hij op haar om te
hameren, ten einde haar ook- jong en schoon
te maken. Maar de vrouw schreeuwde moord
en brand en kromp van de pijn. En of de smid
al sloeg met zijn voorhamer en zich in 't zweet
werkte, het gaf allemaal niets. Do resultaten
zooals hij bij zijn collega gezien bad, bleven
uit. En toen- hij merkte, dat al zijn zwoegen en
hameren niets gaf, legde hij dien voorhamer
neer.
Hij ging direct op stap om dé hulp van St
Elooi In ie roepen, die teretond bereid was met
hem mee te gaart
Toen St Elooi de vrouw bekeken bad,
schudde hij bedenkelijk het hoofd en zei:
Jonge, jonge, de vrouw is zwart verbrand, het
werk is totaal bedorven en niet weer te her
stellen. Maar ik zal doen wat lk kaïn. Hij nam
den hamer en sloeg er op. aldus het verknoei
de werk trachtende te verbeteren. Eindelijk
hield hij op en zei: Anders kan lk er niet van
maken. De smid zag zijn vrouw weer voor zich'
staan, veranderd in oen aap-
En zoo ontstond d© eerste aap. M.
THEE
Reeds omstreeks 1600 brachten Hollandsche
schippers, thee naar Europa, maar de kostéL.
lijke drank werd nog maar heel weinig ga-
dronken. Ih het midden van de 17de eeuw rum»
het gebruik toe, maar bleef toch nog matig.
Om de algemeene aandacht te trekken voo*
de thee als volksdrank heeft men ook de hulp
der wetenschap ingeroepen. Deze wetenschap-