r t De dingen om ons heen. DE GROOTE VLAM Zaterdag 26 April 1924. 67ste Jaargang. No. 7424. TWEEDE BLAD, FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. SOVIETONDERHANDELINGEN. Dezer dagen, bevatten de bladen het bericht, dat op 24 dezer de besprekingen tusschen vertegenwoor digers van Nederland en van de Sovietrepubliek we der te Berlijn zouden worden hervat. Zooals men weet is het doel dier onderhandelin gen het uit den weg -ruimen der tua9chen de bedde landen bestaande verschillen, waarna de diplomatieke betrekkingen kunnen worden hervat. Reeds eenigen tijd geleden hebben besprekingen in deze aangelegenheid plaats gehad. Toen werden zij afgebroken omdat men het over verschillende punten niet. eens kon worden. Blijkbaar hoopt men thans gelukkiger te zullen zijn. Immers anders zou de heropening geen doel hebben. Wel is waar heeft onze regeering nooit duidelijk, bijv. in de Kamer doen blijken, welke geschillen er tot oplossing moeten worden gebracht, doch het is vrijwel na te gaan welke kwesties in het algemeen ter sprake zullen moeten komen: de erkenning der voorschotten door Nederlanders gedaan om Rusland te helpen aan een spoorwegnet enz. en het terugge ven van hotgeen onder het masker van wettelijke maatregelen aan Nederlanders is ontstolen, Er zijn natuurlijk andere vraagstukken, doch deze twee be- heerschen den toestand. Zeggen de Russen hier op „ja", dan geven zij blijk op financieel en dus ook op commercieel gebied' hetzelfde standpunt ui te nemen van regeeringen in landen van westersche be schaving. En in dat geval schijnt onze regeering be reid de diplomatieke en consulaire betrekkingen te hervatten. Immers deze hervatting is_ het, waarop die fameuze erkenning der sovietrégeering in de praktijk neer komt. De Nederlandsche regeering en, helaas, èen zeer groot deel harer onderdanen weet, dat de Sovietre- geering bestaat. Groote en kleine kapitalisten en za- ktenmenschen voelen dit dagelijks aan den lijve. Ont kenning van het feit is onmogelijk en het niet-willen erkennen van een feit is dwaasheid. Er zijn in Moskou eenige heeren, die het land be sturen naar genoegen der groep, die in de Russische republiek den boventoon voert, om het even of die groep de helft plus een, dan wel een percent of per mille van het Russische volk uitmaakt. Die heeren besturen, geven wetten, regeeren en zoolang de Rus sen dit zelf goed vinden is er geen reden voor een ander er zich mee te bemoeien. Hoogstens kan men er het Russische volk op aankijken, dat het deze re geering duldt, zooals er wellicht in het buitenland ook menschen zijn, die over het Nederlandsche volk de schouders ophalen, omdat het genoegen blijft ne men met Ruys c.s. Dit gaat het buitenland niet aan, zoolang zulk een regeering hare experimenten en regeeringen beperkt tot het binnenland. Gaat zij verder treffen haar maatregelen buitenlandsche belangen, dan komen protesten, represailles, fcyycot, oorlog. Wie zich niet voegt naar de algemeene regelen, speelt niet mee of wordt uit den kring gezet. Dit is regel in gezin, In club, in Statengemeenschap. Regel, die steeds wordt toegepast, tenzij er overwegende redenen zijn voor anders optreden. Speciale genegenheid, medelijden, eigenbelang of iets dergelijks. De eerste twee dier motieven kunnen voor West- Europa in het algemeen, en voor Nederland ook, allerminst gelden. Rusland heeft het er niet naar gemaakt. En als er in Duitschland omtrent den oorlog nog niet zoo heel veel misverstand bestond, zou men ook daar inzien dat het verlengen van den worstelstrijd mogelijk geworden door Rusland's afval van de Entente, n.1. het transport van Lenin onder „douaneverschlusz" geenszins i n Duitsch- land's belang is geweest. Feitelijk heeft niemand buiten de niet zeer tal rijke Russen, die „beter géworden zijn van de re volutie" eenig motief óm de Sovietrepubliek een goed hart toe te dragen. Aangezien de Moskousche regeering door tal van menschen, ook onder hen, die volstrekt niet com munist zijn, wordt beschouwd als bijzonder geniaal, ware het te verwachten, dat zij inziet hoe de din gen zijn. Dat zij de wrok van sommigen, den weer zin van velen, het wantrouwen van bijna allen moet overwinnen. Dit is mogelijk door een tegemoetko mende houding ten opzichte der buitenwereld. Dit ware een compromis, een transigeeren met be ginselen, zegt Moskou en alle halfbolchewisten bauwen het na. Aanstonds geven we toe, dat transigeeren met be ginselen noodig is voor deze mannen, die- zich op gelijken voet willen stellen met hen, die vasthou den aan de West-Europeesche opvattingen van mo raal en zakenfataoen. We houden niet van transigeeren waar het prin cipes betreft en hebben van compromissen nooit veel goeds gezien. Maar.als men geen compromis wil tusschen communistische en economische politiek, komt er niets van samenwerking. Tenziji een der partijen toegeeft. Dit zou of Rusland, of West-Europa moe ten zijn. Waarom West-Europa, dat eigenlijk is bestolen door besluiten der Russische regeering iets zou toe geven, weet niemand. Europa vraagt van Rusland slechts zijn oude rechten. Rusland daarentegen, na den wettelijken diefstal, vraagt om geld en belooft dan bij ongewijzigde principesl heelemaal niets. Zoo is de toestand en niet anders. Rusland bad geprofiteerd van Europa, wil dit thans gaarne opnieuw doen, is verplicht opnieuw, om geld aan te kloppen, maar wenscht zich niet temin te houden aan de grondslagen der nieuwe materieel e zaligheidsleer. Het zou wel zeer zonderling zijn, als geheel Europa zoo buitengewoon verblind was voor zijn eigen voordeel, dat geen enkel land, behalve dan Duitschland, dat het verdrag van Rapallo sloot en Italië, dat niets te vorderen had, 'heeft kunnen heen stappen over het feit, dat de oude diefstal, en dus ook elke nieuwe, steun vindt in het credo van Mos kou. Lagen er schatten opgestapeld in Rusland en be stond er eenige waarborg, voor de toekomst, dan zou men kunnen begrijpen, dat men zich neerlegde bij het feit, dat die oude millioenen nu eenmaal zijn verloren, dat men die afschreef met het oog op de te verwachten nieuwe winsten, die het gele den verlies op den duur zouden kunnen vergoeden. Doch die groote winsten zijn er niet. Evenmin als de grijpbare schatten. Bovendien mankeert elke ze kerheid voor het nieuw te beleggen kapitaal. Is het dan wonder dat de financieele wereld in Engeland zich verzet tegen nieuwe transacties, dat Frankrijk en Amerika passen? Dat Canada, dat ook wilde er kennen, terugdeinst nu het ziet, dat de „diploma tieke stukken", meegebracht door de Sovietmissie, niets anders zijn dan anti-Canadeesche en anti-ka pitalistische propagandabrochures. Dat Italië, hoo- wel het niets verloor aan de oude schuld, zijn er- kenning verkoopt tegen zeer kostbare concessies on der speciale waarborgen? Alleen Duitschland, dat zijn eigen geld en zijn eigen obligaties absoluut waardeloos wist te maken, kan natuurlijk geen redelijke bezwaren hebben te gen handel met een volk welks papieren althans nog eenige beurswaarde heeftEn Duitschland, dat voor den handel met Rusland zoo bijzonder gun stig is gesitueerd, leverde in 1922 voor 187 millloen roebel en kocht er voor 16K millioen, terwijl die cijfers voor het afgeloopen jaar 178J4 en 74 millioen bedroegen. Nu Duitschland zoowat het eenige land is dat zaken deed, kan men veilig zeggen, dat de geheele handel over en weer niet veel grooter zal aljn dan het dubbele dier cijfer*. En dit cou dan rijn voor geheel Europa. Alle landen «amen. Vrage of dit een omzet is, die zou wettigen, dat men de 1250 millioen oude schuld geannuleerd laat en pieuwe millioenen in den zinkput werpt? Hoe groot moet het aandeel van Nederland zijn in den Russischen handel om daarop een winst te mar ken gelijkstaand met de rente, die men hier thans derft? Als er op den Duitschen uitvoer van 180 mil lioen 10 schoon wordt verdiend, zou Nederland er voor de oude rente alleen nog 42 millioen aan te kort komen Toch. is het zonde de kans om iets aan Rusland te verdienen, voorbij te laten gaan en dus het ver lies nog grooter te maken. Zulk zaken doen kan alleen geschieden door een regeling waarbij Rusland wat het koopt vooraf be taalt, terwijl dezerzijds een levering pas als gedaan wordt, erkend, als het goed in handen van den koo- per is. Reeds de verhouding van in- en uitvoer maakt dit noodzakelijk. Stonden die twee gelijk of exporteerde Rusland meer dan het uitvoert, zoodat er dus in West-Europa een tegoed was, dan stond de zaak nog anders, doch in deze omstandigheden moet men een dergelijke regeling als voorwaarde stellen. Dit zijn harde maatregelen, zal Rusland zeggen en wellicht voegt het er bij dat zij veel op wantrou wen lijken. Men stelle zich gerust. Het lijkt niet op, het is wantrouwen. Chat bruló cranlt 1'eau chaude. En voor er iets komt van een leening, zal men nog wel hooren van veel strengere, betere waar borgen dan deze! Zonder die behoeven onze onderhandelaars niet eens naar Berlijn te gaan. UITKIJK. van OLIVER WADSLET, vertaald door D1CKT WAFELBAKKER. 35. „Luisteren naar jon,", zei hij. „Goloof ie dat het noodig is er naar te duisteren, wat je zegt, om te begrijpen, dat je Lord Wyckes - -^ven zjwöeg1 'bij. Toen barstte hij weer los. „Wat een idioot ben ik geweest... wat een krank zinnige... Ik wilde met /je trouwen... en al dien tijd... al dien tijdHij hield op en verborg zijn gezicht m de handen. i.Hugo," riep Toni uit. „Laat me even praten.... I voordat Robert in mijn leven kwam... had ik zoo'n rampzahg bestaan gehad.... niemand die van me i hield. Hy kon niet met me trouwen, omdat hy al getrouwd was. met een vrouw, die in een krank zinnigengesticht zat... Er was niets sleohts in. Als jy dit gedaan had, had ik begrrepen en je verge ven... Kyk me niet zoo aan, Hugo.... ik kkn het met verdragen. Ze liep naar hem toe en legde haar hand op zijn hoofd. Met een ruw gebaar schudde hij haar van zich ar. „Raak me niet aan," zei hij grof. Toni liet hem 1 los. „En ai dien tijd heb je tegen me gelogen.... begon ny weer. „Toen ik dien avond naar dat diner was geweest en je vertelde, dat Lord Wycke hier gewoond hadgoede God, toen vroeg je me nog met wier Je vertelde me, dat je altijd in Parijs had gewoond. Van den eersten dag af aan heb je me voorgelogen. Zelfs je zoogenaamde liefde is een groote leugen geweest. Je wou getrouwd zijn... dat was alles... En ik geloofde je." Ze was op den divan neergevallen en had haar oogen met de handen bedekt. ;,Ik zou je kunnen vermoorden, hoor je.... maar je bent het niet waard.... Je-bent mots anders dan een lage, gemeene leugenaarster." Hy was op-tien divan toegeloopen en zag plotse ling, hoe de tranen door haar vingers begonnen te loopen. Hy viel naast haar op den grond. „O God, Tom, ik weet met, wat ik zeg.... Ik kan met meer denken. Toni.... ik kan je toch niet meer missen... Ik kan niet meer buiten je. Je moet met me trouwen, en we zullen er nooit meer ovor praten... zullen probeeren dit te vergeten. Ik kan met meer buiten ie.„ toe Toni, zeg, dat ie nog met me trouwen wilt. Hy lag met ziin hoofd op haar borst en Tom voelde zijn gloeiende tranen in haar hals. Ze keek op hem neer en streek door zijn haar. loen begon ze te spreken: „Je hebt gelijk». Vanaf den eersten 'dag al heb ti 30-i 1? hfcgon al met mijn Ieefty'd...' He wilde niet hebben, dat je me oud zoudt vinden.... Ik ben al 29.... Toen loog ik tegen je over myn leven, maar in één ding heb ik je nooit bedrogen...: dat was m myn liefde voor ie. Als ik niet van jti j gehouden had, had ik je de waarheid vandaag met hoeven te zeggen." /Laten we probeeren er niet meer aan te den ken," zei hij op kleurloozen toon. Zachtjes trok ze haar armen van zijn hals weg. „We moeten er 'aan denken... dat is net juist. He kan niet meer met je trouwen, Hugo. Nu met meer. Wat je voor mij voelt... wat je voor my gevoelde was geen liefde. Liefde zou begrepen en vergeven hebben. Je geloofde zelfs niet in mijn liefde voor jou. Ik gaf je alles, wat ik te geven had en van daag gaf ik je mijn ziel... myn verleden., en jij, jij gooide alles terug in mijn gezicht. Voor jou had ik het verleden vergeten en ik gaf je mijn toekomst... Je had het met eens hoeven te weten vóór ons huwelijk. Den heelen morgen heb ik met mezelf gestreden. Maar pas toen je me vertelde- van je vriend.., on van je liefde voor mij... toen voelde ik, dat ik het je vertellen moest." Hij keek haar aan. „Dacht je dan soms, dat ik je dankbaar was geweest?... Dat ik je nog te bedan ken heb, voor wat je me verteld hebt?" Toni's brandende oogen ontmoetten de^ zijne. „Nee.... ik verwachtte iets van iou, wat je niet geven kunt; eenvoudig, omdat het niet in je is» Begrijpen ,Dus nu zou je per slot van rekening nog allee op mij willen schuiven? In orde, ik ga weg." Hij liep naar de deur. Daar bleef ny wachten en keek om. Het was hem, alsof haar lippen zich open den, om iets te zeggen. „Riep je me terug, Toni F' vroeg hy. Ze schudde ontkennend met het hoofd. Groote tranen stonden in zijn oogen. „Toni", klonk het heel zacht„To ni". Ze bewoog zich nietgaf geen antwoord. Toen liep hij de deur uit. HOOFDSTUK 35. Eindelijk weer teriig in Parijs. Toni vond de flat leeg en koud1; Geoigette scheen al vertrokken te zijn. De oude meid; wist niet, wanneer mademoiselle terug zou komen en daarom was d'e boel niet in orde. „Allright", zei Toni moe. Ze ging zitten op een stoel in de huiskamer, en staarde voor zich uit. Nadat Hugo vertrokken was, was ze nog een week in Italië gebleven te moe en te ellendig om al dadelijk terug naar Parijs te gaan. Mechanisch liep ze naar een spiegel om haar hoed af te zetten. Ze keek haar spiegelbeeld met groote strakke oogen aan. „Klein, moe en leelijk", zei ze bij zichzelf, toen ze haar doffe oogen en kleurlooze lip pen bekeek. Haar blouse was gekreukeld en haar haar zat vol met stof. Ze ging weer op den stoel in den Toek ziticn. Ze had toch onmogelijk met Hugo kunnen trouwenHun huwelijk zou een pover surrogaat geworden zijn van al het groote en mooie, dat werkelijk tusschen hen zou hebben kunnen De- staanDe deur werd geopend en de Saulnes kwam de kamer binnen. Hij zag er heel moe uit en het was. alsof hij manker was dan vroeger. In zijn armen droeg hij een grooten bos bloemen, dien hij op tafel legde. Toen liep hij naar haar toe. „Einde lijk ben je dus teruggekomen", zei hij. „Hoe wist je, dat ik terug was. Jean?" „Ik ben de laatste week iederen avond om dezen tijd hierheen gekomen, om te kijken, of je er soms wasmaar het was aldoor vergeefs. Maar van Het Wegen vraagstuk ten plattelande. Oorspronkelijkl werden! do wegen ten platten lande aangelegd met het eenige doel, om ide landbouwpro ducten daarlangs te vervoeren van den akker naar de boerderij, Men beschouwde den weg als verloren grohd, en men stond daarvoor af wat als bouwgrond minder waarde had. Lagere gedeelten van da polders. Zoo kan men in oude polderlanden vaak zien, idiat de wegen lager liggen dan het omliggende land, tor- wijd' uit hun kronkelende loop blijkt, dat inderdaad daarvoor bepaalde grond is aangewezen geworden, kTeken, overblijfsels van vroegere geulen. Men kon dat doen, omdat men veel weiland had en omdat de verbouw van landbouwgewassen werd beperkt tot granen en peulvruchten, welker oogst in de zomer maanden plaats vindt Het onderhoud dier wegen be paalde zich dan ook tot het jaarlijks gelijk maken van de ingereden sporen, terwijl de onderhouds plicht was opgedragen aan den „aanpalenden eige naar." Als ieder vóór zijn deur veegt, dan komt de heele straat schoon. Zoo was 't ook hier. Natuurlijk voldeed niet iedereen aan dien onderhoudsplicht op dezelfde wijze, wat de polderbesturen er reeds spoe dig toebracht om dien zorg aan zich te trekken. Dat waa te moer noodig, tóen de cultuur zich wijzigde en men overging tot verbouwen in 't groot van aardap pels, suikerbieten, enz. Verbetering van den wateraf voer ging hierbij gepaard, waardoor vele weilanden in bouwlanden worden omgezet. Edoch, wat in 't klein was gezien, zag men nu ln grooter omvang. Ook niet alle polderbesturen wijdden evenveel aandacht aan het onderhoud der wegen. Ook hier was geen uniformiteit en men trachtte deze te bereiken door den onderhoudsplicht over te dragen aan de gemeen tebesturen, tegen bij contract vastgestelde vergoeding Zóóver zijn we nu, maar niemand zal ook dezen toestand een ideale vinden. Ook hier weer hetzelfde. Niet alle gemeenten zorgen evengoed! voor haar we gen, kunnen dat ook niet doen, zonder haar ge meentelijk budget overdadig te belasten. Wij1 kennen kleine, weinig kapitaal-krachtige gemeenten, die over verscheidene kilometers lengte een eerste klas se-weg zouden hebben te onderhouden. Dit is onmo gelijk. Daardoor komt het, dat van een uniforme weg door een bepaalde streek niet kan worden gesproken. En tooh vraagt de tijd dat. Het snelverkeer kan1 geen „snelverkeer" zijn, als het niet beschikken kan over goede verkeerswegen. En hier spreken geen eigenaars of gemeentebelang, maar het is groot gemeenschaps belang aan de orde. De wegen ten platten lande zijn als de aderen in het menschelijk lichaam. Gelijk de ze het bloed! door geheel het liohaam rondleiden, zoo hebben de wegen tot taak om het verkeer, dat zich nog steeds uitbreidt, een altoos ruime baan; een im mer gereede gelegenheid te geven, om, naast bevor dering van eigen voorspoed, vreWaart en vertier aan de geheele samenleving te brengen. Want zooals het Hchaam kwijnt bij onvoldoende bloedcirculatie, doet de maatschappij dat bij een slechtverzorgd en on volledig wegennet; in' de eerste plaats het platteland zelf, maar van den weeromstuit ook de steden. Goede verkeerswegen vormen een groot algemeen belang, maar zooals nu do toestand is, kan men dat ideaal niet bereiken. Ook niet door het middel, dat sommige provinciale besturen hebben aangewend, om aan bepaalde gemeenten rentelooze voorschotten te verstrekken. Neen, de evolutie moet nog verder gaan. Wat oerst de gemeenton deden, de onderhouds plicht der wegen van do polderbesturen overnemen tegen bepaalde vergoeding, moeten nu de provincies doom Sommige der provinciale besturen deden dat reed» met enkele wegen, die men als de hoofdwegen beschouwde, maar naar een vast plan gebeurt dat nog niet algemeen. En toch zal men in de toekomst, in de naaste toekomst zelfs, daar niet buiten kun nen. De oiitw'kkeling zal dan voltrokken zijn, als in laatste instantie het Rijk even planmatig optreedt We krijgen dan Rijks-, provinciale en gemeertewe. gen, elk a.h.w met bepaalde bestemming, die dus elk voor zich aan bepaalde eischen hebben te voldoen. Met dergelijk wegennet kan het productievermogen van den bodem nog aanmerkelijk worden verhoogd, want daarmede geeft men den landbouw tegelijk een volledige cuhuuiAxijheld, iets wat naast gebrulksze- kerheid van den grond een eerste factor is, om den landbouw intensief te kunnen uitoefenen, terwijl daardoor tevens zal kunnen worden voldaan de recht matige aanspreken van industrie, fabriekswezen en toerisme. Het iijkt ons derhalve wenscholijk, dat ter Juis'or plaatse nog meer dan tot dusver de aandacht daarop wordt gevestigd. DIRECTEUR-GENERAAL DER POSTERIJEN EN TELEGRAFIE. Bij Kon. besluit ie aan dien hoofdinspecteur der posterijen enl telegrafie W. D. Nolting op zijn verzoek eervol ontslag verleend voor de langdurige en belang rijke diensten dioor hem in zijn betrekking! aan den lande bewezen, en is itn afwachting van een beslis sing omtrent de reorganisatie van1 het staatsbedrijf van de posterijen, de telegrafie en do telefonie tijde lijk benoemd tot directeur-generaal dór posterijen en telgrafie W. D. Nolting, een en ander met ingang van 22 dezer. PROVINCIALE STATEN VAN N—HOLLAND, Ged. Staten stellen aan de Staten voor, d8 volgen de subsidies te verleenen: aan de vereeniging van leeraren en onderwijzers in' de gymnastiek in Neder land, ten behoeve van het instituut voor lichamelijke opvoeding, met ingang van 1923, tot wederopzegging f 500 oer jaar; voor de land- en tuinbouwtentoonstel ling, in dit Jaar te Hoorn te houden, f 1000; aan de gemeente Terschelling voor de zeevaartschool f 9000 tot dekking van het tekort over 1922. verder met in- gang van 1923 tot wederopzegging f 9000 per jaar. Ged. Staten stellen voor, af te wijzen de aanvrage van f 5000 subsidie, ingediend door het Christelijk Ly- I ceum Het Gooi te Hilversum. Ged. Staten hebben be- I zwaar, omdat lycea tot hoden niet door de provincie gesubsidieerd zijn en de tijdsomstandigheden' geen aanleiding geven, een nieuwe groep van inrichtingen in de subsidieering te betrekken. Ook willen Ged. Staten afwijzen het verzoek om verhooging voor de Tooneelschool te Amsterdam, BROEK OP LANGENDIJK. Het lijk van juffrouw B., welker opsporing ver zocht was, werd Donderdagmiddag 1 uur gevonden door de Gebr. Goudsblom. Ziji vonden haar in de sloot gelegen tusschen hen, en J. de Ruiter. Ver scheidene malen had men dit water afgedregd zon der haar te vinden. De hoop, dat zij zich nog elders zou bevinden, is dus ij del gebleken. VqgPWaar een zware slag voor hare ouders. OUDKARSPEL. In de op 23 April gehouden vergadering van het bestuur en hoofdingelanden van de Banne Oud- karspel, is tengevolge van het overlijden van den heer M. Rootjes, als lid van bestuur gekozen de heer C. Butter Jz. Tot voorzitter in de plaats van genoemden heer Rootjes is gekozen de heer Gam Hart. Tengevolge der benoeming van den heer C. But- 1Id Tan het bestuur, zal den 13en Mei a^. verkiezing plaats hebben voor een hoofdingeland. WIERINGERWAARD. Te» Oudesluis is men Woensdag begonnen aan het leggen van.de waterleidingbuizen voor de Wie- nngerwaard. Dit buizennet zal ruim 12000 meter lang worden. avond zei oude Martha gelukkig inpla&ta van' „Mals non.... Mais oui. Monsieur." „Hoe is het met je arm, Jean?" „O, bijna beter. Toni, vimd1 je de kamer niet heel erg koud en ongezellig vanavond?" „De kamer en ik komen heel goed' bij elkaar van avond", zei ze cynisch. Zijn levendige blauwe oogen waren strak op haar gericht. „Wil je het me vertellen, kindje?" vroeg hij teeder. „Weet je het dan niet?" Hij verbleekte een weinig. „Misschien heb ik dingen geraden," zei hij zachtjes. „Oolk omdat er geen brieven van Je kwamen.../ „Het is maar beter,, dat ik' je direct alles vertel, Jean. Dat ben ik aan je verplichtIk heb je zoo gemeen behandeld." „Zeg dat niet", antwoordde de Saulnes scherp. Toen keek zo hem recht in de oogen. „Toen fk in Italië was, Jean, ontmoette ik een man. een Engelschman. Hij was véél jonger <Jan ik, maar we werden verliefd op elkaar. Wij zouden samen getrouwd zijneen dag voordat je brief kwam, waarin je me van je duel verteldeEerst begreep ik niets van Je brief. Maar toen zag ik de teekentog tn JLa Voix". Tot op dat moment was het nlet-tot me doorgedrongen, dat ik eigenlijk verplicht was. hem alles van Robert en mit ie vertellenMaar toen ik het voelde, kon ik het; niet doen. Het leek me, alsof ik hem niet kon verliezen. Maar toen plotseling veranderde ik van idee en ik biechtte hem alles op. Daarna is hy weg gegaanVoila tout". De Saulnes zat voor zich uit te staren. ,Jhis dat was het,_ kindje?" „Nu «ie je eens wat voor een vrouw ik ben, Jean. Ik schreef heelemaal niets daarover aan je.... ik kon eenvoudig niet." Plotseling stond hy* op en ging voor haar staan. „Waarom kon je niet schrijven, Toni?" vroeg hy. „Gedeeltelijk omdat ik me schaamde," zei ze langzaam. „En gedeeltelijk omdat ik het zoo vrees van me „Toni... lyk vond je pijn te moeten doen." „Oh.... aus je hield tooh nog gen< om daaraan te denken?" Even zweeg is er nu heel veel veranderd?" Ze keek hem verbaasd aan. „Veranderd? Wat bedoel je?" .Voordat je op reis ging, gaf je me zoo goed als de belofte, dat je met me trouwen zou,-4 Hoe denk je nu over die belofte?" „Waarom wil je me voor den gek houden, Jean? vroeg ze moe. „Je voor den gek honden? Ik, die myn leven voor je zou willen geven... Ga je mij nu ook wantrou wen, omdat je anderen niet kon vertrouwen? Toni., ik zeg je nog eens: wil je met me trouwen?" Plotseling barstte ze in snikken dit. In een oogenblik was de Saulnes bij haar, had liii zijn arm om het schokkende figuurtje gelegd. „Toni.... kinoje.... huil niet zoo... Ik kan het niet verdra gen, Toni.'.' Zo veegde haar oogen af en koek hom aan. „Jean, luister eens: ik ben niet jong meer... en ik ben leely'k... en je houdt zoo van schoonheid. Tk ben je ontrouw geweest... heb je bedrogen met dien an der... Je weet, dat ik al aan Robert heb toebe hoordwaarom wil^ jy nu toch met me trouwen? Waarom neem je met liever een heel jong meisje, dat je haar jeugd, frischhoid en schoonheid zou kumien brengen. Mannen hebbel! gewoonlijk zoo veel meer te geven dan vrouwen, als ze trouwen. i l V35 ,°dk een van do dingen, die Hngo dien laatsten dag tot me zei." „Denk je nu heusch, dat het mo iets zou interes seer en. wat die jonge bruut tegen je gezegd hooft? Geloof je niet, dat ik mijn eigen opinie aan hel> ben? Ik was ©en dwaas, dat ik je op reis heb laten gaan... Ik had je bij me moeten houden... God, ik wilde dat ik dat gedaan had. Vanaf den eersten dag dat je weg was, heb ik mesself vervloekt om myn zwakheid... Toni, luister naar me. Eens heb ik je gezegd,... dat ik niets heerlijkers op de wereld zou weten, dan kinderen van jou te krijgen.... Dat denk ik nn -■ f.V, J W "OO AA JOU MW. -T.AO het werkelyke liefde was geweest, had je hem niet op Kunnen geven... Ik zou er een eed op durven doen, dat hy toch nog met je wilde tronen. Maar toen kon jy niet meer. Waarom PP Omdat je toen eensklaps gevoeld had. dat het een vreemde man was, die mets van je leven kegreep en die je dus 2? .?.9olt kef had kunnen bebben. Geloof je niet, Toni Met een teeder gebaar nam hij haar in zyn armen en streelde haar^ bleeke_ wangen. „Jean...." zei ze zachtjes. „Denk je om je naam.... dat schandaal." Hy lachte. „Ik heb dien kerel... een vent van een circus, die de teekening naar den uifgover had gestuurd, bijna vermoord. Ik zal er zoo trotsch op zyn, als je den naam van den man wilt dragen, die in zyn heele leven dio eene bofcrokkolijk groote daad van phvsioke kracht heeft gedaan." By dft laatste woorden lachte hij weer en keek naar zyn gewonden arm. „Ik.... ik..»" Ja', Toni," fk weet, wat je- zeggen wilt... Je houdt niet van me op de manier, zooals je van een anderen man hield. Maar ik zal het je leer on. kindje. Als je me maar do gelegenheid wilt geven.' Ze koek hem aan. „Jean....T jy hebt nog zoo ont zettend veel te geven "ik bijna niets. Hoe kan ik met leege handen bij je komen?" Hij koek haar ernstig in do oogen. „Kom je met heelemaal leege handen, Toni? Heb je me mets te geven?" „Alleen vertrouwen en een ontzettend groote dankbaarheid", fluisterde «e. „Het tweede wil ik niet hebben." zei hy. bijna ruw. „Het eerste, dat is alles, wat ik voorloopig noodig heb. Godsdienst en hartstocht, dat zijn de fcVeo dingen, waarop we in het leven kunnen bon wen. Als je mij je vertrouwen geeft... heb ik al een groot ding... want dan heb ik den dienst pn wat.... h°t tweede betreftEven zwe-^r hij, t-oen trok hy haar in zün armen. „....Laat me je lééren, dat voor my te voelen." EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 5