r
t
De dingen om ons heen.
DE GROOTE VLAM
Zaterdag 26 April 1924.
67ste Jaargang. No. 7424.
TWEEDE BLAD,
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
SOVIETONDERHANDELINGEN.
Dezer dagen, bevatten de bladen het bericht, dat
op 24 dezer de besprekingen tusschen vertegenwoor
digers van Nederland en van de Sovietrepubliek we
der te Berlijn zouden worden hervat.
Zooals men weet is het doel dier onderhandelin
gen het uit den weg -ruimen der tua9chen de bedde
landen bestaande verschillen, waarna de diplomatieke
betrekkingen kunnen worden hervat.
Reeds eenigen tijd geleden hebben besprekingen
in deze aangelegenheid plaats gehad. Toen werden
zij afgebroken omdat men het over verschillende
punten niet. eens kon worden. Blijkbaar hoopt men
thans gelukkiger te zullen zijn. Immers anders zou
de heropening geen doel hebben.
Wel is waar heeft onze regeering nooit duidelijk,
bijv. in de Kamer doen blijken, welke geschillen er
tot oplossing moeten worden gebracht, doch het is
vrijwel na te gaan welke kwesties in het algemeen
ter sprake zullen moeten komen: de erkenning der
voorschotten door Nederlanders gedaan om Rusland
te helpen aan een spoorwegnet enz. en het terugge
ven van hotgeen onder het masker van wettelijke
maatregelen aan Nederlanders is ontstolen, Er zijn
natuurlijk andere vraagstukken, doch deze twee be-
heerschen den toestand. Zeggen de Russen hier op
„ja", dan geven zij blijk op financieel en dus ook
op commercieel gebied' hetzelfde standpunt ui te
nemen van regeeringen in landen van westersche be
schaving. En in dat geval schijnt onze regeering be
reid de diplomatieke en consulaire betrekkingen te
hervatten.
Immers deze hervatting is_ het, waarop die fameuze
erkenning der sovietrégeering in de praktijk neer
komt.
De Nederlandsche regeering en, helaas, èen zeer
groot deel harer onderdanen weet, dat de Sovietre-
geering bestaat. Groote en kleine kapitalisten en za-
ktenmenschen voelen dit dagelijks aan den lijve. Ont
kenning van het feit is onmogelijk en het niet-willen
erkennen van een feit is dwaasheid.
Er zijn in Moskou eenige heeren, die het land be
sturen naar genoegen der groep, die in de Russische
republiek den boventoon voert, om het even of die
groep de helft plus een, dan wel een percent of per
mille van het Russische volk uitmaakt. Die heeren
besturen, geven wetten, regeeren en zoolang de Rus
sen dit zelf goed vinden is er geen reden voor een
ander er zich mee te bemoeien. Hoogstens kan men
er het Russische volk op aankijken, dat het deze re
geering duldt, zooals er wellicht in het buitenland
ook menschen zijn, die over het Nederlandsche volk
de schouders ophalen, omdat het genoegen blijft ne
men met Ruys c.s.
Dit gaat het buitenland niet aan, zoolang zulk een
regeering hare experimenten en regeeringen beperkt
tot het binnenland. Gaat zij verder treffen haar
maatregelen buitenlandsche belangen, dan komen
protesten, represailles, fcyycot, oorlog. Wie zich niet
voegt naar de algemeene regelen, speelt niet mee
of wordt uit den kring gezet. Dit is regel in gezin,
In club, in Statengemeenschap. Regel, die steeds wordt
toegepast, tenzij er overwegende redenen zijn voor
anders optreden.
Speciale genegenheid, medelijden, eigenbelang of
iets dergelijks.
De eerste twee dier motieven kunnen voor West-
Europa in het algemeen, en voor Nederland ook,
allerminst gelden. Rusland heeft het er niet naar
gemaakt. En als er in Duitschland omtrent den
oorlog nog niet zoo heel veel misverstand bestond,
zou men ook daar inzien dat het verlengen van
den worstelstrijd mogelijk geworden door Rusland's
afval van de Entente, n.1. het transport van Lenin
onder „douaneverschlusz" geenszins i n Duitsch-
land's belang is geweest.
Feitelijk heeft niemand buiten de niet zeer tal
rijke Russen, die „beter géworden zijn van de re
volutie" eenig motief óm de Sovietrepubliek
een goed hart toe te dragen.
Aangezien de Moskousche regeering door tal van
menschen, ook onder hen, die volstrekt niet com
munist zijn, wordt beschouwd als bijzonder geniaal,
ware het te verwachten, dat zij inziet hoe de din
gen zijn. Dat zij de wrok van sommigen, den weer
zin van velen, het wantrouwen van bijna allen moet
overwinnen. Dit is mogelijk door een tegemoetko
mende houding ten opzichte der buitenwereld.
Dit ware een compromis, een transigeeren met be
ginselen, zegt Moskou en alle halfbolchewisten
bauwen het na.
Aanstonds geven we toe, dat transigeeren met be
ginselen noodig is voor deze mannen, die- zich op
gelijken voet willen stellen met hen, die vasthou
den aan de West-Europeesche opvattingen van mo
raal en zakenfataoen.
We houden niet van transigeeren waar het prin
cipes betreft en hebben van compromissen nooit veel
goeds gezien.
Maar.als men geen compromis wil tusschen
communistische en economische politiek, komt er
niets van samenwerking. Tenziji een der partijen
toegeeft. Dit zou of Rusland, of West-Europa moe
ten zijn.
Waarom West-Europa, dat eigenlijk is bestolen
door besluiten der Russische regeering iets zou toe
geven, weet niemand. Europa vraagt van Rusland
slechts zijn oude rechten. Rusland daarentegen, na
den wettelijken diefstal, vraagt om geld en belooft
dan bij ongewijzigde principesl heelemaal
niets.
Zoo is de toestand en niet anders.
Rusland bad geprofiteerd van Europa, wil dit
thans gaarne opnieuw doen, is verplicht opnieuw,
om geld aan te kloppen, maar wenscht zich niet
temin te houden aan de grondslagen der nieuwe
materieel e zaligheidsleer.
Het zou wel zeer zonderling zijn, als geheel
Europa zoo buitengewoon verblind was voor zijn
eigen voordeel, dat geen enkel land, behalve dan
Duitschland, dat het verdrag van Rapallo sloot en
Italië, dat niets te vorderen had, 'heeft kunnen heen
stappen over het feit, dat de oude diefstal, en dus
ook elke nieuwe, steun vindt in het credo van Mos
kou.
Lagen er schatten opgestapeld in Rusland en be
stond er eenige waarborg, voor de toekomst, dan
zou men kunnen begrijpen, dat men zich neerlegde
bij het feit, dat die oude millioenen nu eenmaal
zijn verloren, dat men die afschreef met het oog
op de te verwachten nieuwe winsten, die het gele
den verlies op den duur zouden kunnen vergoeden.
Doch die groote winsten zijn er niet. Evenmin als
de grijpbare schatten. Bovendien mankeert elke ze
kerheid voor het nieuw te beleggen kapitaal. Is het
dan wonder dat de financieele wereld in Engeland
zich verzet tegen nieuwe transacties, dat Frankrijk
en Amerika passen? Dat Canada, dat ook wilde er
kennen, terugdeinst nu het ziet, dat de „diploma
tieke stukken", meegebracht door de Sovietmissie,
niets anders zijn dan anti-Canadeesche en anti-ka
pitalistische propagandabrochures. Dat Italië, hoo-
wel het niets verloor aan de oude schuld, zijn er-
kenning verkoopt tegen zeer kostbare concessies on
der speciale waarborgen?
Alleen Duitschland, dat zijn eigen geld en zijn
eigen obligaties absoluut waardeloos wist te maken,
kan natuurlijk geen redelijke bezwaren hebben te
gen handel met een volk welks papieren althans
nog eenige beurswaarde heeftEn Duitschland,
dat voor den handel met Rusland zoo bijzonder gun
stig is gesitueerd, leverde in 1922 voor 187 millloen
roebel en kocht er voor 16K millioen, terwijl die
cijfers voor het afgeloopen jaar 178J4 en 74 millioen
bedroegen. Nu Duitschland zoowat het eenige land
is dat zaken deed, kan men veilig zeggen, dat de
geheele handel over en weer niet veel grooter zal
aljn dan het dubbele dier cijfer*. En dit cou dan rijn
voor geheel Europa. Alle landen «amen. Vrage of
dit een omzet is, die zou wettigen, dat men de 1250
millioen oude schuld geannuleerd laat en pieuwe
millioenen in den zinkput werpt?
Hoe groot moet het aandeel van Nederland zijn in
den Russischen handel om daarop een winst te mar
ken gelijkstaand met de rente, die men hier thans
derft? Als er op den Duitschen uitvoer van 180 mil
lioen 10 schoon wordt verdiend, zou Nederland
er voor de oude rente alleen nog 42 millioen aan te
kort komen
Toch. is het zonde de kans om iets aan Rusland
te verdienen, voorbij te laten gaan en dus het ver
lies nog grooter te maken.
Zulk zaken doen kan alleen geschieden door een
regeling waarbij Rusland wat het koopt vooraf be
taalt, terwijl dezerzijds een levering pas als gedaan
wordt, erkend, als het goed in handen van den koo-
per is. Reeds de verhouding van in- en uitvoer
maakt dit noodzakelijk. Stonden die twee gelijk of
exporteerde Rusland meer dan het uitvoert, zoodat
er dus in West-Europa een tegoed was, dan stond
de zaak nog anders, doch in deze omstandigheden
moet men een dergelijke regeling als voorwaarde
stellen.
Dit zijn harde maatregelen, zal Rusland zeggen
en wellicht voegt het er bij dat zij veel op wantrou
wen lijken.
Men stelle zich gerust. Het lijkt niet op, het is
wantrouwen.
Chat bruló cranlt 1'eau chaude.
En voor er iets komt van een leening, zal men
nog wel hooren van veel strengere, betere waar
borgen dan deze!
Zonder die behoeven onze onderhandelaars niet
eens naar Berlijn te gaan.
UITKIJK.
van OLIVER WADSLET,
vertaald door D1CKT WAFELBAKKER.
35.
„Luisteren naar jon,", zei hij. „Goloof ie dat het
noodig is er naar te duisteren, wat je zegt, om te
begrijpen, dat je Lord Wyckes
- -^ven zjwöeg1 'bij. Toen barstte hij weer los.
„Wat een idioot ben ik geweest... wat een krank
zinnige... Ik wilde met /je trouwen... en al dien
tijd... al dien tijdHij hield op en verborg zijn
gezicht m de handen.
i.Hugo," riep Toni uit. „Laat me even praten.... I
voordat Robert in mijn leven kwam... had ik zoo'n
rampzahg bestaan gehad.... niemand die van me i
hield. Hy kon niet met me trouwen, omdat hy al
getrouwd was. met een vrouw, die in een krank
zinnigengesticht zat... Er was niets sleohts in. Als
jy dit gedaan had, had ik begrrepen en je verge
ven... Kyk me niet zoo aan, Hugo.... ik kkn het met
verdragen.
Ze liep naar hem toe en legde haar hand op zijn
hoofd.
Met een ruw gebaar schudde hij haar van zich
ar. „Raak me niet aan," zei hij grof. Toni liet hem 1
los. „En ai dien tijd heb je tegen me gelogen....
begon ny weer. „Toen ik dien avond naar dat diner
was geweest en je vertelde, dat Lord Wycke hier
gewoond hadgoede God, toen vroeg je me nog
met wier Je vertelde me, dat je altijd in Parijs
had gewoond. Van den eersten dag af aan heb je
me voorgelogen. Zelfs je zoogenaamde liefde is
een groote leugen geweest. Je wou getrouwd zijn...
dat was alles... En ik geloofde je." Ze was op den
divan neergevallen en had haar oogen met de
handen bedekt. ;,Ik zou je kunnen vermoorden,
hoor je.... maar je bent het niet waard.... Je-bent
mots anders dan een lage, gemeene leugenaarster."
Hy was op-tien divan toegeloopen en zag plotse
ling, hoe de tranen door haar vingers begonnen te
loopen. Hy viel naast haar op den grond.
„O God, Tom, ik weet met, wat ik zeg.... Ik
kan met meer denken. Toni.... ik kan je toch niet
meer missen... Ik kan niet meer buiten je. Je moet
met me trouwen, en we zullen er nooit meer ovor
praten... zullen probeeren dit te vergeten. Ik kan
met meer buiten ie.„ toe Toni, zeg, dat ie nog met
me trouwen wilt. Hy lag met ziin hoofd op haar
borst en Tom voelde zijn gloeiende tranen in haar
hals. Ze keek op hem neer en streek door zijn haar.
loen begon ze te spreken:
„Je hebt gelijk». Vanaf den eersten 'dag al heb
ti 30-i 1? hfcgon al met mijn Ieefty'd...'
He wilde niet hebben, dat je me oud zoudt vinden....
Ik ben al 29.... Toen loog ik tegen je over myn
leven, maar in één ding heb ik je nooit bedrogen...:
dat was m myn liefde voor ie. Als ik niet van jti j
gehouden had, had ik je de waarheid vandaag
met hoeven te zeggen."
/Laten we probeeren er niet meer aan te den
ken," zei hij op kleurloozen toon.
Zachtjes trok ze haar armen van zijn hals weg.
„We moeten er 'aan denken... dat is net juist. He
kan niet meer met je trouwen, Hugo. Nu met meer.
Wat je voor mij voelt... wat je voor my gevoelde
was geen liefde. Liefde zou begrepen en vergeven
hebben. Je geloofde zelfs niet in mijn liefde voor
jou. Ik gaf je alles, wat ik te geven had en van
daag gaf ik je mijn ziel... myn verleden., en jij,
jij gooide alles terug in mijn gezicht. Voor jou
had ik het verleden vergeten en ik gaf je mijn
toekomst... Je had het met eens hoeven te weten
vóór ons huwelijk. Den heelen morgen heb ik met
mezelf gestreden. Maar pas toen je me vertelde-
van je vriend.., on van je liefde voor mij... toen
voelde ik, dat ik het je vertellen moest."
Hij keek haar aan. „Dacht je dan soms, dat ik je
dankbaar was geweest?... Dat ik je nog te bedan
ken heb, voor wat je me verteld hebt?"
Toni's brandende oogen ontmoetten de^ zijne.
„Nee.... ik verwachtte iets van iou, wat je niet
geven kunt; eenvoudig, omdat het niet in je is»
Begrijpen
,Dus nu zou je per slot van rekening nog allee
op mij willen schuiven? In orde, ik ga weg."
Hij liep naar de deur. Daar bleef ny wachten en
keek om. Het was hem, alsof haar lippen zich open
den, om iets te zeggen.
„Riep je me terug, Toni F' vroeg hy. Ze schudde
ontkennend met het hoofd. Groote tranen stonden
in zijn oogen. „Toni", klonk het heel zacht„To
ni". Ze bewoog zich nietgaf geen antwoord. Toen
liep hij de deur uit.
HOOFDSTUK 35.
Eindelijk weer teriig in Parijs. Toni vond de flat
leeg en koud1; Geoigette scheen al vertrokken te zijn.
De oude meid; wist niet, wanneer mademoiselle terug
zou komen en daarom was d'e boel niet in orde.
„Allright", zei Toni moe.
Ze ging zitten op een stoel in de huiskamer, en
staarde voor zich uit. Nadat Hugo vertrokken was,
was ze nog een week in Italië gebleven te moe en te
ellendig om al dadelijk terug naar Parijs te gaan.
Mechanisch liep ze naar een spiegel om haar hoed
af te zetten. Ze keek haar spiegelbeeld met groote
strakke oogen aan. „Klein, moe en leelijk", zei ze bij
zichzelf, toen ze haar doffe oogen en kleurlooze lip
pen bekeek. Haar blouse was gekreukeld en haar
haar zat vol met stof. Ze ging weer op den stoel in
den Toek ziticn. Ze had toch onmogelijk met Hugo
kunnen trouwenHun huwelijk zou een pover
surrogaat geworden zijn van al het groote en mooie,
dat werkelijk tusschen hen zou hebben kunnen De-
staanDe deur werd geopend en de Saulnes
kwam de kamer binnen. Hij zag er heel moe uit en
het was. alsof hij manker was dan vroeger. In zijn
armen droeg hij een grooten bos bloemen, dien hij
op tafel legde. Toen liep hij naar haar toe. „Einde
lijk ben je dus teruggekomen", zei hij.
„Hoe wist je, dat ik terug was. Jean?"
„Ik ben de laatste week iederen avond om dezen
tijd hierheen gekomen, om te kijken, of je er soms
wasmaar het was aldoor vergeefs. Maar van
Het Wegen vraagstuk ten
plattelande.
Oorspronkelijkl werden! do wegen ten platten lande
aangelegd met het eenige doel, om ide landbouwpro
ducten daarlangs te vervoeren van den akker naar
de boerderij, Men beschouwde den weg als verloren
grohd, en men stond daarvoor af wat als bouwgrond
minder waarde had. Lagere gedeelten van da polders.
Zoo kan men in oude polderlanden vaak zien, idiat de
wegen lager liggen dan het omliggende land, tor-
wijd' uit hun kronkelende loop blijkt, dat inderdaad
daarvoor bepaalde grond is aangewezen geworden,
kTeken, overblijfsels van vroegere geulen. Men kon
dat doen, omdat men veel weiland had en omdat de
verbouw van landbouwgewassen werd beperkt tot
granen en peulvruchten, welker oogst in de zomer
maanden plaats vindt Het onderhoud dier wegen be
paalde zich dan ook tot het jaarlijks gelijk maken
van de ingereden sporen, terwijl de onderhouds
plicht was opgedragen aan den „aanpalenden eige
naar." Als ieder vóór zijn deur veegt, dan komt de
heele straat schoon. Zoo was 't ook hier. Natuurlijk
voldeed niet iedereen aan dien onderhoudsplicht op
dezelfde wijze, wat de polderbesturen er reeds spoe
dig toebracht om dien zorg aan zich te trekken. Dat
waa te moer noodig, tóen de cultuur zich wijzigde en
men overging tot verbouwen in 't groot van aardap
pels, suikerbieten, enz. Verbetering van den wateraf
voer ging hierbij gepaard, waardoor vele weilanden
in bouwlanden worden omgezet. Edoch, wat in 't
klein was gezien, zag men nu ln grooter omvang. Ook
niet alle polderbesturen wijdden evenveel aandacht
aan het onderhoud der wegen. Ook hier was geen
uniformiteit en men trachtte deze te bereiken door
den onderhoudsplicht over te dragen aan de gemeen
tebesturen, tegen bij contract vastgestelde vergoeding
Zóóver zijn we nu, maar niemand zal ook dezen
toestand een ideale vinden. Ook hier weer hetzelfde.
Niet alle gemeenten zorgen evengoed! voor haar we
gen, kunnen dat ook niet doen, zonder haar ge
meentelijk budget overdadig te belasten. Wij1 kennen
kleine, weinig kapitaal-krachtige gemeenten, die
over verscheidene kilometers lengte een eerste klas
se-weg zouden hebben te onderhouden. Dit is onmo
gelijk. Daardoor komt het, dat van een uniforme weg
door een bepaalde streek niet kan worden gesproken.
En tooh vraagt de tijd dat. Het snelverkeer kan1 geen
„snelverkeer" zijn, als het niet beschikken kan over
goede verkeerswegen. En hier spreken geen eigenaars
of gemeentebelang, maar het is groot gemeenschaps
belang aan de orde. De wegen ten platten lande zijn
als de aderen in het menschelijk lichaam. Gelijk de
ze het bloed! door geheel het liohaam rondleiden, zoo
hebben de wegen tot taak om het verkeer, dat zich
nog steeds uitbreidt, een altoos ruime baan; een im
mer gereede gelegenheid te geven, om, naast bevor
dering van eigen voorspoed, vreWaart en vertier aan
de geheele samenleving te brengen. Want zooals het
Hchaam kwijnt bij onvoldoende bloedcirculatie, doet
de maatschappij dat bij een slechtverzorgd en on
volledig wegennet; in' de eerste plaats het platteland
zelf, maar van den weeromstuit ook de steden.
Goede verkeerswegen vormen een groot algemeen
belang, maar zooals nu do toestand is, kan men dat
ideaal niet bereiken. Ook niet door het middel, dat
sommige provinciale besturen hebben aangewend,
om aan bepaalde gemeenten rentelooze voorschotten
te verstrekken. Neen, de evolutie moet nog verder
gaan. Wat oerst de gemeenton deden, de onderhouds
plicht der wegen van do polderbesturen overnemen
tegen bepaalde vergoeding, moeten nu de provincies
doom Sommige der provinciale besturen deden dat
reed» met enkele wegen, die men als de hoofdwegen
beschouwde, maar naar een vast plan gebeurt dat
nog niet algemeen. En toch zal men in de toekomst,
in de naaste toekomst zelfs, daar niet buiten kun
nen. De oiitw'kkeling zal dan voltrokken zijn, als in
laatste instantie het Rijk even planmatig optreedt
We krijgen dan Rijks-, provinciale en gemeertewe.
gen, elk a.h.w met bepaalde bestemming, die dus elk
voor zich aan bepaalde eischen hebben te voldoen.
Met dergelijk wegennet kan het productievermogen
van den bodem nog aanmerkelijk worden verhoogd,
want daarmede geeft men den landbouw tegelijk een
volledige cuhuuiAxijheld, iets wat naast gebrulksze-
kerheid van den grond een eerste factor is, om den
landbouw intensief te kunnen uitoefenen, terwijl
daardoor tevens zal kunnen worden voldaan de recht
matige aanspreken van industrie, fabriekswezen en
toerisme. Het iijkt ons derhalve wenscholijk, dat ter
Juis'or plaatse nog meer dan tot dusver de aandacht
daarop wordt gevestigd.
DIRECTEUR-GENERAAL DER POSTERIJEN EN
TELEGRAFIE.
Bij Kon. besluit ie aan dien hoofdinspecteur der
posterijen enl telegrafie W. D. Nolting op zijn verzoek
eervol ontslag verleend voor de langdurige en belang
rijke diensten dioor hem in zijn betrekking! aan den
lande bewezen, en is itn afwachting van een beslis
sing omtrent de reorganisatie van1 het staatsbedrijf
van de posterijen, de telegrafie en do telefonie tijde
lijk benoemd tot directeur-generaal dór posterijen en
telgrafie W. D. Nolting, een en ander met ingang
van 22 dezer.
PROVINCIALE STATEN VAN N—HOLLAND,
Ged. Staten stellen aan de Staten voor, d8 volgen
de subsidies te verleenen: aan de vereeniging van
leeraren en onderwijzers in' de gymnastiek in Neder
land, ten behoeve van het instituut voor lichamelijke
opvoeding, met ingang van 1923, tot wederopzegging
f 500 oer jaar; voor de land- en tuinbouwtentoonstel
ling, in dit Jaar te Hoorn te houden, f 1000; aan de
gemeente Terschelling voor de zeevaartschool f 9000
tot dekking van het tekort over 1922. verder met in-
gang van 1923 tot wederopzegging f 9000 per jaar.
Ged. Staten stellen voor, af te wijzen de aanvrage
van f 5000 subsidie, ingediend door het Christelijk Ly-
I ceum Het Gooi te Hilversum. Ged. Staten hebben be-
I zwaar, omdat lycea tot hoden niet door de provincie
gesubsidieerd zijn en de tijdsomstandigheden' geen
aanleiding geven, een nieuwe groep van inrichtingen
in de subsidieering te betrekken.
Ook willen Ged. Staten afwijzen het verzoek om
verhooging voor de Tooneelschool te Amsterdam,
BROEK OP LANGENDIJK.
Het lijk van juffrouw B., welker opsporing ver
zocht was, werd Donderdagmiddag 1 uur gevonden
door de Gebr. Goudsblom. Ziji vonden haar in de
sloot gelegen tusschen hen, en J. de Ruiter. Ver
scheidene malen had men dit water afgedregd zon
der haar te vinden. De hoop, dat zij zich nog elders
zou bevinden, is dus ij del gebleken. VqgPWaar een
zware slag voor hare ouders.
OUDKARSPEL.
In de op 23 April gehouden vergadering van het
bestuur en hoofdingelanden van de Banne Oud-
karspel, is tengevolge van het overlijden van den
heer M. Rootjes, als lid van bestuur gekozen de
heer C. Butter Jz.
Tot voorzitter in de plaats van genoemden heer
Rootjes is gekozen de heer Gam Hart.
Tengevolge der benoeming van den heer C. But-
1Id Tan het bestuur, zal den 13en Mei a^.
verkiezing plaats hebben voor een hoofdingeland.
WIERINGERWAARD.
Te» Oudesluis is men Woensdag begonnen aan
het leggen van.de waterleidingbuizen voor de Wie-
nngerwaard. Dit buizennet zal ruim 12000 meter
lang worden.
avond zei oude Martha gelukkig inpla&ta van' „Mals
non.... Mais oui. Monsieur."
„Hoe is het met je arm, Jean?"
„O, bijna beter. Toni, vimd1 je de kamer niet heel
erg koud en ongezellig vanavond?"
„De kamer en ik komen heel goed' bij elkaar van
avond", zei ze cynisch.
Zijn levendige blauwe oogen waren strak op haar
gericht. „Wil je het me vertellen, kindje?" vroeg hij
teeder.
„Weet je het dan niet?" Hij verbleekte een weinig.
„Misschien heb ik dingen geraden," zei hij zachtjes.
„Oolk omdat er geen brieven van Je kwamen.../
„Het is maar beter,, dat ik' je direct alles vertel,
Jean. Dat ben ik aan je verplichtIk heb je zoo
gemeen behandeld."
„Zeg dat niet", antwoordde de Saulnes scherp. Toen
keek zo hem recht in de oogen. „Toen fk in Italië
was, Jean, ontmoette ik een man. een Engelschman.
Hij was véél jonger <Jan ik, maar we werden verliefd
op elkaar. Wij zouden samen getrouwd zijneen
dag voordat je brief kwam, waarin je me van je
duel verteldeEerst begreep ik niets van Je brief.
Maar toen zag ik de teekentog tn JLa Voix". Tot op
dat moment was het nlet-tot me doorgedrongen, dat
ik eigenlijk verplicht was. hem alles van Robert en
mit ie vertellenMaar toen ik het voelde, kon ik
het; niet doen. Het leek me, alsof ik hem niet kon
verliezen. Maar toen plotseling veranderde ik van
idee en ik biechtte hem alles op. Daarna is hy weg
gegaanVoila tout".
De Saulnes zat voor zich uit te staren. ,Jhis dat
was het,_ kindje?"
„Nu «ie je eens wat voor een vrouw ik ben, Jean.
Ik schreef heelemaal niets daarover aan je.... ik kon
eenvoudig niet."
Plotseling stond hy* op en ging voor haar staan.
„Waarom kon je niet schrijven, Toni?" vroeg hy.
„Gedeeltelijk omdat ik me schaamde," zei ze
langzaam. „En gedeeltelijk omdat ik het zoo vrees
van me
„Toni...
lyk vond je pijn te moeten doen."
„Oh.... aus je hield tooh nog gen<
om daaraan te denken?" Even zweeg
is er nu heel veel veranderd?"
Ze keek hem verbaasd aan. „Veranderd? Wat
bedoel je?"
.Voordat je op reis ging, gaf je me zoo goed
als de belofte, dat je met me trouwen zou,-4
Hoe denk je nu over die belofte?"
„Waarom wil je me voor den gek houden, Jean?
vroeg ze moe.
„Je voor den gek honden? Ik, die myn leven voor
je zou willen geven... Ga je mij nu ook wantrou
wen, omdat je anderen niet kon vertrouwen? Toni.,
ik zeg je nog eens: wil je met me trouwen?"
Plotseling barstte ze in snikken dit. In een
oogenblik was de Saulnes bij haar, had liii zijn
arm om het schokkende figuurtje gelegd. „Toni....
kinoje.... huil niet zoo... Ik kan het niet verdra
gen, Toni.'.'
Zo veegde haar oogen af en koek hom aan. „Jean,
luister eens: ik ben niet jong meer... en ik ben
leely'k... en je houdt zoo van schoonheid. Tk ben je
ontrouw geweest... heb je bedrogen met dien an
der... Je weet, dat ik al aan Robert heb toebe
hoordwaarom wil^ jy nu toch met me trouwen?
Waarom neem je met liever een heel jong meisje,
dat je haar jeugd, frischhoid en schoonheid zou
kumien brengen. Mannen hebbel! gewoonlijk zoo
veel meer te geven dan vrouwen, als ze trouwen.
i l V35 ,°dk een van do dingen, die Hngo dien
laatsten dag tot me zei."
„Denk je nu heusch, dat het mo iets zou interes
seer en. wat die jonge bruut tegen je gezegd hooft?
Geloof je niet, dat ik mijn eigen opinie aan hel>
ben? Ik was ©en dwaas, dat ik je op reis heb laten
gaan... Ik had je bij me moeten houden... God, ik
wilde dat ik dat gedaan had. Vanaf den eersten
dag dat je weg was, heb ik mesself vervloekt om
myn zwakheid... Toni, luister naar me. Eens heb ik
je gezegd,... dat ik niets heerlijkers op de wereld
zou weten, dan kinderen van jou te krijgen.... Dat
denk ik nn -■
f.V, J W "OO AA JOU MW. -T.AO
het werkelyke liefde was geweest, had je hem niet
op Kunnen geven... Ik zou er een eed op durven
doen, dat hy toch nog met je wilde tronen. Maar
toen kon jy niet meer. Waarom PP Omdat je toen
eensklaps gevoeld had. dat het een vreemde man
was, die mets van je leven kegreep en die je dus
2? .?.9olt kef had kunnen bebben. Geloof je niet,
Toni
Met een teeder gebaar nam hij haar in zyn armen
en streelde haar^ bleeke_ wangen. „Jean...." zei ze
zachtjes. „Denk je om je naam.... dat schandaal."
Hy lachte. „Ik heb dien kerel... een vent van
een circus, die de teekening naar den uifgover
had gestuurd, bijna vermoord. Ik zal er zoo trotsch
op zyn, als je den naam van den man wilt dragen,
die in zyn heele leven dio eene bofcrokkolijk groote
daad van phvsioke kracht heeft gedaan." By dft
laatste woorden lachte hij weer en keek naar zyn
gewonden arm.
„Ik.... ik..»"
Ja', Toni," fk weet, wat je- zeggen wilt... Je
houdt niet van me op de manier, zooals je van
een anderen man hield. Maar ik zal het je leer on.
kindje. Als je me maar do gelegenheid wilt geven.'
Ze koek hem aan. „Jean....T jy hebt nog zoo ont
zettend veel te geven "ik bijna niets. Hoe kan ik
met leege handen bij je komen?"
Hij koek haar ernstig in do oogen. „Kom je met
heelemaal leege handen, Toni? Heb je me mets te
geven?"
„Alleen vertrouwen en een ontzettend groote
dankbaarheid", fluisterde «e.
„Het tweede wil ik niet hebben." zei hy. bijna
ruw. „Het eerste, dat is alles, wat ik voorloopig
noodig heb. Godsdienst en hartstocht, dat zijn de
fcVeo dingen, waarop we in het leven kunnen bon
wen. Als je mij je vertrouwen geeft... heb ik al
een groot ding... want dan heb ik den
dienst pn wat.... h°t tweede betreftEven zwe-^r
hij, t-oen trok hy haar in zün armen. „....Laat me je
lééren, dat voor my te voelen."
EINDE.