Seiner ton! Abdijsiroop Benauwd Uit het hart Yan Holland. DE GEDACHTE. AKKEITs DERDE BLAD. FRIESCRE HliREU BAAI Gemengd Nieuws. Zaterdag 26 April 1924. 67ste Jaargang. No. 7424. Ia de schatting1 van het publiek heeft de Eerste Ka mer der Staten-Generaal nooit zulk een hoogen rang als openbare vermakelijkheid bekleed als haar zus ter aan de overzijde van het Binnenhof. Vroeger was dit te begrijpen. Toen spoot en knetterde het wel eens in de Twee de Kamer, doch in den Senaat had men nooit eens een relletje. En dit is toch eigenlijk jeu ware voor het publiek: een donderredevoering, een scheldpartij, sa botage of obstructie, het afslachten van een minister en zulke dingen meer. 'n Hagenaar, die, het Binnenhof passeerend, even de Tweede Kamer inloopt, omdat het nog te vroeg is om kennissen te treffen, of omdat zijn vrouw „even tjes éen minuutje" in een modewinkel moet zijn, heeft altijd kans. dat zijn belangstelling in de publie ke zaak' wordt beloond met iets amusants of althans spannends. Al zal' het natuurlijk wel! eens dagen ach tereen kalm toegaan zonder extra gala-voorstelling der komieken of woordacrobaten. In d'e Eerste Kamer was eigenlijk bijna nooit wat bijlzonders aan de hand. Een der bijzonderheden was hét bijeenkomen in nieuwe zitting, wat altijd s avonds geschiedt, waardoor de 'heeren Senatoren voor 'n zitting van een minuut of vijf, hoogstens een kwar tier, aanspraak kunnen maken op hun presentiegeld voor een volle vergadering. Zoo'n avondizitting was met de oude kandelabers (later veranderd voor gas thans geheel gemoderniseerd) wel een aardig ge zicht, vooral als er een paar Senatoren, van een di ner komend, in' rok met ordeteekens versierd, bij' za ten. Maar er gebeurde niets waaraan het publiek iets aardigheid had. En overdag, nu ja, dan kreeg men dikwijls een knappe redevoering te hooren, die deed zien, dat de spreker er tijd noch moeite aan had ge spaard, maar welk belang Stelt nu het publiek in een goed gestyleerde rede. als er heelemaal niets pikants in voor den dag komt? Neen, dan heilig de Tweede Kamer Doch de dingen veranderen en zelfs de Senaat ver andert mee. Sinds er sociaal-democraten zitten en electrisch licht is .sinds", ik zeg niet: omdat! is ook de Senaat in zijn optreden moderner geworden en voo\ dient hij meer bezoekers te trekken. Zie bijv. het optreden van Baron de Vos van Steen- wijk op Woensdag en Donderdag! (Steenwijk is, het zij1 tusschen haakjes gezegd, een plek die men in het oog moet houden. Het kleine plekje schonk ons ■den luitenant thans Overste Duymaer van Twist in de Tweede Kamer en nu den christelij'k-historischen baron in den Senaat. Wie weet wat voor verrassingen er nog van Steenwijk zijn te verwachten!!). Gewoonlijk zijn de mannen der Christelijke Histo rie uitermate in den plooi, degelijk en deftig. Heel vaak' zijn ze mannen van name. Vaak zelfs van dub bele namen met alle allures aan hun afkomst en da- gelijksch milieu verbonden, Savomin Lobman kon oplaaien in heftigheid!, maar hij, wad de eenige ini zijn partij. De Visser mag een kleur krijgen van boos heid, maar zal zdch niet over den schroef laten bren gen, wat er ook gebeurt Deftige gedegenheid en ge degen deftigheid kenmerkt al het optreden der Chris telijke Historie. Maar nu de Baron- Kijk, ik zou me over zijn redevoering heelemaal niet hebben verbaasd als hij gesproken had' als ge woon lid der Kamer. Als hij meneer ABC was ge weest. Want wat hij zeide kan men op elk uur van den dag bij eiken kapper, op elk trainbalcon, in el ke sociëteit, ja ik zou durven zeggen aan elke klets- tafel in een café hooren. Maar dat hij het zeide namens zijn politieke menden, dat hij het was, die daar sprak namens da Christel ij k_historische partij, dit was een openbaring. Een gebeurtenis. Zoowel voor zijn fractie, als voor den Senaat, als voor het Nederlandsche volk- Als 'hij ditzelfde in de Tweede Kamer had! gezegd, TT4 ,A r,Van LEONED ANDREJEF. Uit t Russisch vertaald door U. WESTER. o ACHTSTE BLAD. Een der tegenstrijdigheden in mijn karakter is, Teel van kinderen houat, van kleine JEET varereeitje ce zien. Ben zeer phuld m een gewatteerd manteltje p,,oion °P haar hoofdje, wilde wandelen ®T0n0eni zeer klein hondje, met dunne muitje, dat bangetjes den jfWheenen drukte. Eensklaps schrok StïSur.,rCu05 jn dwarrelde als oen klein 7^ ..naa5 kindermeisje, dat dioht bij haar i™ cn- l.K,P 9,r tranen'of geschrei, ver- {Ï2LP? 8'ezient, m de schoot, 't kleine hondje, bromde mendelijTc en drukte van sohrik nog dichter Uifie- En 't gezicht van\ meisje was ax) goed, zoo eenvoudig. glimlachte"1^ 8^'' ze' terwt*l ze naar me Ik weet niet waarom, ïnaar dikwijls herinner ik "??wel nu> als toen ik de vrijheid 5wï:aï? vïi. ™°Ofdplan nog op zijn ver we- ^dtag.warAtta Op het oogenbUk, dat ik keek gTO®P onder den helderen herfst zon, had ik het gevoel, alsof het de oplossing van een raadsel was en t uitgedachte plan kwam me n ieVg'?? mfc ©en andere, heel' bij- J^dere.wereld. Dat beiden, 't meisje en 't hondje, zoo klem en hef waren, dat rij komisch elkaar vreesden, dat de zon zoo warm scheen, dat allee, was eenvoudig en zoo TOi bescheiden, diepe J^sheid als waro in die groep de oplossing van 't 1 ens-mystene besloten. Zoo was mijn gevoel, j ^K,281 J1® zelfDit verdient bijzondere aan- dacht"; vergat het echter weer En nu herinner üc me niet* meer, wat dat toen toch was en poog het met de uiterste inspanning begrijpen. Ik kan het niet. Ik kan het niet en weet .niet, waarom ik dit malle, misplaatste historietje vertel, terwijl er nog zooveel gewichtigs en ernstigs wacht Ik moet eindigen. Daten we den dooden hun rust gunnen. Alexis is vermoord, reeds lang in ontbinding overgegaan, hd is niet... De duivel hale hem. Evenmin zullen we spreken over Tatjana Niko- iajefna. Zjj is_ ongelukkig en Tc zou mijn stem zou heden Zaterdagavond, waarop gij dit leest, da boven- en benedenkaak van Duys nog niet op elkaar zijn, terwijl Dr. -Scheurér rog steeds bezig zou zijn de ingescheurde spieren van de hamerhand' van Mr, Kooien in hun verband,1 te masseeren. Juffrouw Groe- neweg zou nog steeds van de eene flauwte in de an dere vallen en juffrouw Van Dorp en Braat zouden vermoedelijk nog steeds bezig zijn met het dansen een er min of meer oudiiberale cannognole.vol vreugde over zulk een rearuut voor hun opvattingen. En dit alles omdat de commissie van rapporteurs heeft goedgevonden een opmerking van den baron „te laten zwemmen" bij het redigeeren van hun ver slag. Die opmerking was, dat het peil der volksvertegen woordiging er schrikbarend' op achteruit gaat.. Als ik rapporteur was geweest, had ik in die op merking ook niet iets zoo bijizonders gevonden dat zij noodzakelijk opneming in het voorloopig verslag ver diende. Zij mist de bekoring van het nieuwe, van het sensationeels. Als die vijf bengels van rapporteurs nu die opmer king maar hadden opgenomen en den Christel ijk- historischen baron niet onder hun censuur hadden gezet, was alles misschien kalm afgeloopen. Maar nu kwam niet alleen de opmerking-zelf in alle glorie de vergaderzaal binnen doch werd zij bovendien ver gezeld van een toelichting die buitengewoon van zoutte was. Een toelichting, zoo fel, dat mén zich eigenlijk moet verwonderen dat niet minstens vijftig leden der Tweede Kamer voor het baantje hebben bedankt, nu het blijkt hoe zeer meneer de baron ontsticht is over het feit, dat zij daar zitten en zoo doende de plaas innemen van betere krachten. Maar het is waar: om een schoen aan te trek ken, moet hij niet alleen passen, doch moet men ook de zelfkennis bezitten, nooddg om te beseffen, dat mten tot passen en eventueel aantrekken ervan is uit- genoodigd. En wie onzer Tweede Kamerleden heeft nu werkelijk de overtuiging dat hij' zelf de strandjut ter, de vrijbuiter, de baantjesgast, de dit-en^dat en eni nog-het-een-ennander As, op wien1 meneer de baron namens de iheele Christelijke Historie, het oog had gevestigd? Te deksel, niemand zal beweren, dat alle honderd- vijftig Kamerleden eerste klasse menschen zijn en nog veel minder, dat er buiten de Kamers nog niet een heele reeks lieden zijn, 'die veel beter zijn dan menig Kamerlid. Maar dit is niet het eieren-eten. De Kamer vertegenwoordigt het geheele volk, zegt de grondwet. Jarenlang heeft men dit gedaan door telkens zoowat een procent, d!at toevallig ergens sa men woonde, een der honderd te laten aanwijzen. Thans zorgt tien procent voor tien leden' of daarom trent en vraagt men niet meer naar gemeente-, doch naar programgrenzen. Vroeger vertegenwoordigde men oesters, jenever, turfgraverij, kaas, handel of heide-ontginning. Nu C.H., A.R., C.P- V.B., S.D„ of een andere lettercombi natie. Het is allebei verkeerd Aangezien minstens een procent van het Neder landsche volk bestaat uit geestelijk' minderwaardig gen, die kiezer zijn, behoort er minstens éen volsla gen idioot in de Kamer. Die er niet is. Blauwbloedigen zijn er in ons land! lang geen pro cent, toch zijn er een stuk of wat hunner vertegen woordigers in ons parlement. Advocaten en andere geleerde mensohen zijn hoog stens een procent van het volk En er zijn risten ad vocaten, dominees, dokters..professors en wat dies meer zij in de Kamers. Du ailes deugt niet. De Kamer is niet de weerspie geling des volks; bij lange na niet. En dit behoorde anders te zijn. Daarin heeft d'e baron groot gelijk. Maar één opmerking moet me van t hart. Waarom Het spreekt van zelf dat wanneer Uw luchtpijpen verstopt zijn, gij een gevoel van benauwdheid krijgt, gepaard gaand met hijgen en kortademigheid. Akker's Abdijsiroop bezit door haar slijmoplossen- de werking de eigenschap Uw luchtwegen te zui veren van slijm, die zich op Uw borst heeft vast gezet Aanbevolen en geroemd bij bronchitis, a^thma, drogen, scherpen of kuchenden hoest. da hij zoo boos, dat ©en partijleider in ons kiesstelsel kan werden opgevolgd door een boer? Nooit gehoord van een „wet-, vee- en stalhouder? a stabilisatie aan te bouwgrond in 1923 toot een tegenwaarde van sleohta een gulden per vierkante meter. Nu echter verloren en rijn 't er weinige die hem nog zullen verliezen. Laten we ze met rust laten rij' mogen weenen.... Maar hier in dit hoofd... U begrijpt* heeren deskundigen, hoe ontzettend gecompliceerd het ia Niemand ter wereld was me sympathiek, behalve ik zelf en van me zelf was 't niet 't weerzinwekkende lijf waarvan ook de idioot houdt maar mijn menscheljjke ge dachte, mijn vrijheid, waarop *k zoo trotsch was. Iets verheveners dan mijn geaaohte kende ik niet, ik maakte van haar mijn God verdient ze dat soms niet, worstelde zij soms niet als een reus met de heele wereld en haar opvattingen? Op den top van hooge bergen, leidde ze mij en ik zag hoe diep beneden me de mensohen met hun kleine dierlijke hartstochten, met hun eeuwige vrees voor 't leven en den dood, met hun kerken, missen en grebeden, als mieren dooreen krioelden. Was ik soms niet groot, niet vrij en geluküg, voelde ik me niet als een middeloeuwscho ridder, die in rijn kasteel ,als in oen adolaarsnest zetelende trotsoh, jn 't volle gevoel neerkijkt op het dal bene den zich. Was ik nie. onoverwinnelijk in mijn burchtachter den beenigen schedel. Heer- scher over mij zeiven, was ik heerscher over de wereld. Zij verried me, laaghartig, valsch, als vrou wen-slaven en gedachten doen. Mijn burcht werd mijn. kerker. Vijanden overvielen me. Waar is redding? In de ongenaakbaarheid van mijn kastee) it de goudwaarde van den. grond zich bij de iisatie aan te passen. Zij is zeker wel 8.40 mark, d. i. twee rijksdaalders.de vierkante.meter DE SCHIJN BEDRIEGT. De correspondent. van de Nieuwe Rotter dam sche Courant schrijft uit Berlijn: over de toestanden in Duitschland het volgende: De vertegenwoordigers van Duitschland in den vreemde zijn 'jt er, volgens de regeering, allen over SS dat niet nog meer Duitschers in het buiten land de aandacht op zich mogen vestigen door vertoon van overdreven luxe, terwijl inmiddels het zelfde buitenland hulpacties op touw zet of op gang houdt, om Duitsche vrouwen en kinderen tegen Hen hongerdood te beschermen. Voor dit weeldevertocxn mag het buitenland een bijzonder onkiesche plaats heoten, zij, die in het buitenland overdreven luxe ten toon spreiden, laten het ook in het binnenland niet en de tegenstelling blijft schrij nend. Nimmer mag men echter op grond van het leven der parvenu's zonder nader onderzoek een conclusie trekken omtrent de algemeene volkswel vaart. In tijden van sterke economische convulsies heeft er altijd een groote verschuiving van rijkdom plaats en komen er een groot aantal nieuwe armen en een, gewoonlijk beperkter, aantal nieuwe rijken, De nieu we armen loopen niet in den Iqjkert, maar de nieuwe rijken des. te meer. Dit kan je al in de Romemsche geschiedenis van Mommsen nalezen. Na den dertig-jarigen oorlog, toen de wolven tot bp Berlijn kwamen, spreidden de hoven een glans ten toon, als vroeger voor onbestaanbaar was ge- hoduen. Tegenwoordig hebben we hier in Duitschland met drie lagen van nieuwe rijken te doen. De eerste en oudste laag is die der oorlogswinst- makers. Ten opzichte van hen bestaat geen mis verstand meer. Al werden er velen in korten tijd rijk van, niemand is het op grond daarvan inge vallen het oorlogvoeren als bevorderlijk voor de volkswelvaart aan 'te zien. Do tweede laag is die. van de inflatie-winstma- kors. Hun bestaan heeft inderdaad een tijdlang het inzicht belemmerd, dat inflatie een namelooze ramp is. Maar hierover schijnt thans ternauweainoctS meer verschil van m.eemng te bestaan. De derde laag is die der stabilisatie-winstmakers. Deze zjjn nog niet goed ontdekt, maar natuurlijk zijn ze er. Door de stabilisatie is de goud-waarate sterk vermeerderd, ja gemultiplioeera, van alle „traag'' bezit, dat wil zeggen van alle zoodanige objooten, welker prijzen slechts langzaam stegen in verhouding tot de waardevermeerdering van het geld. Dit is in het bijzonder het geval bij alle im mobilia en grondbezit, alsmede bij geldswaardige papieren, die daar rechtstreeks afhankelijk van zijn. Als een eenvoudig voorbeeld kannen we nemen, dat iemand in het jaar 1921 in de buurt van Berlijn bouwgrond kocht. De .prijs was toen 50 mark per vierkante meter. Vijftig mark was een rijks daalder. Sedert dien steeg weliswaar de papier- markwaard van dien grond, maar de goudwaarde ging steeds achteruit, omdat,, gelijk gezegd, de grond het meest bij ae inflatie ten acuter bleef, terwijl de eerste levensbehoeften en de kolen er gelijken tred mee hielden, ja somtijds voor waren. Een tweede persoon kocht bij* voorbeeld dergelijken waard. De goudwaarde van het grondbezit van den eersten kooper is dus nu verdubbeld, dat van den tweeden vervijfvoudigd. Dit voorbeeld zal vol doende zijn, om te zien, dat er stabilisatie winst makers moeten rijnal degenen, die aan den omzert van .„snelle waren" hebben verdiend en hun. winst hebben belegd in „langzame waren", al die menschen hebben stabilisatie-winsten gemaakt, d. w.z. de latente waarde van hun inflatie-aankoopen zijn reëel geworden. Dit verschijnsel zou nog veel sterker aan den-dag treden, indien niet zulk een j enorme kredietnood heerschte. welke het over het algemeen heel moeilijk maakt, deze stabilisatie- winsten liquide te maken. De schittering van voornamelijk deze derde soort van nieuwen rijkdom laat den schijn ontstaah, alsof Duitschland door de kunstmatige stabilisatie reeds thans den toestand van welvaart heeft bereikt, die het eerst na langen duur door de wezenlijke stabi- lisatio na een periode van hard werken erlangen kan. Deze schijn bedriegt. Wel is door de. schepping van éen ongekendi quantum kunstmatige koopkracht voor de industrie het binnenland een zoo goed afzetgebied geworden, dat ondanks het stopzetten van den uitvoer de werkeloosheid aanmerkelijk is afgenomen, en heeft dat natuurlijk verlichting gebracht, maar het moet al van te voren duidelijk zijn, dat daartegenover de zeer onvoldoende invoer van levensmiddelen staan moet, afgezien nog van de duurzame facto ren, die den voedseltoestand nadeelig moeten in- fluenceeren, zooals het verlies aan vee door het vredesverdrag, dat nog geenszins is goedgemaakt, om het verlies aan akkerland en de geringere pro ductiviteit van het Duitsche bouwland in het alge meen als gevolg van den toestand na den vrede niet te vergeten. Eenigo authentieke gegevens mogen een beeld feven van den toestand der groote massa, zooals ij nog altijd gebleven is. niettegenstaande de be-. trekkelijke excessen der nieuwe rijken van diverse gading. Te Berlijn werd voor den oorlog per dag een hoeveelheid melk aangevoerd en verkocht, die, gedeeld door het aantal inwoners een halve liter per hoofd aanwees. Dat was nog in den tijd, dat je even met je kan de straat opliep en na vijf minuten terugkwam met driekwart liter lekkere kokend heete koffie mitsgaders een liter warme zoete melk, alles voor de somma van 80 penningen. En dat je aan de rondrijdende melkwagens een kopje chocolade tapte uit de kraan, ik weet niet meer voor boe weinig. Nu zie je de wagens yan Bolle wel-weer in de van ouds bekende uitrusting, met het blauwgeschorte meisje achterop, maar de aanvoer van melk is toch nog maar zóó gering, dat in plaats van een halve liter slechts l/28ste liter per hoofd van de bevolking komt. Men zal misschien zeggen dat in de wereldsteden de. melkoonsumptie door allerlei omstandigheden geringer pleegt te wezen dan in steden van kleiner omvang. Maar te Maagdenburg is de melkvoorziening nog altijd zoo. gering, dat aldaar slechts 10 procent van de zuigelingen en slechts 5 procent van de gespeende kinderen het quantum melk krijgt, dat de stedelijke artsen als volstrekt onontbeerlijk beschouwen. Te Chemnitz is het wat beier, in zoover daar de melkaanvoer een vierde bedraagt van voor den oor log. Uit Gelsenkirchen wordt evenwel bericht, dat het daar onmogelijk is, om kinderen boven drie jaar, zoogende moeders of zieken ook maar een druppel melk te verschaffen. Te Aken wordt op 150.000 in woners dagelijks slechts 7000 liter melk gebruikt. Te Annaberg zijn driehonderd zuigelingen, resp. zoo gende moeders, maar aan meer dan 120 kan men volstrekt geen melk verschaffen. Niet te verbazen, dat onder zulke omstandigheden op vele plaatsen de sterfelijkheid der zuigelingen 20 tot zelfs 25 pro cent bedraagt. Met de voeding van de schoolgaan de kinderen staat het ook steeds nog niet rooskleu rig. Zoo bleek bij een onderzoek pp de scholen te Dresden, dat op den dag van het onderzoek 700 kinderen in het geheel zonder ontbijt naar school toe waren gegaan. Vele andere kinderen hadden slechts een augurk (I) of wat koude aardappelèn ge had. Van een tweede ontbijt was bij de meerderheid geen sprake. Ongeveer 900 kinderen kwamen ondar- tusschen heelemaal niet op school, omdat de ouders geen kleeren voor hen hadden. Uit Hof in Thuerin- gen wordt gemeld: „Voor zoover de schoolkinderen niet door Quakers worden gespijzigd, krijgen zij maar zelden warm eten. Het gewone menu is brood, 4. j wereia, moet doorleven. Zijn er dan zoo weinig vrouwen op do wereld, die hun geleifde eohtgenooten hebben in de dikte zijner muren, ligt mijn ondergang. Geon [uid dringt door naar buiten en wie is de maoh- die mij redt? Niemand. Want niemand is tiger dan ik. ik, de eenigste vijand van zeiven. laaghartige gedachte verried mij'. Zij, waar in ik geloofde en dei pc zoo zeer beminde. ZIü werd niet slechter. Even lichten is ze, even scherp en lenig als voorheen, maar t hanteeren werd me te zwaar. En mij', haar schepper, haar meester, mü vermoordt ze met dezelfde botte onverschilligheid! waarmee ik met haar hulp, het anderen deed. De nacht begint. Een dolle vrees grijpt me ln haar klauwen. De aarde bond me en stevig stonden mijn voeten op haar; maar.nu ben ik geworpen in de leegte yan oneindige ruimten. Groote dreigende eenzaamheid, als ik, die leeft, voelt, denkt, die mij zelf zoo dierbaar is, alleen ben. als ik me klein en zwak voel, en elke seconde bereid ben om te steryen. Onheilspellende eenzaamheid, als ik me een nietig deeltje, een atoom voel en in mijn ziel I zwijgende geheimzinnige vijanden driegen, van I ver en van nabij. Waarheen ik ook ga, overal vol- I gen ze me, Aleen in de ruimte, zonder vriem- den in. me. Zinnelooze eenzaamheid, als ik niet weet wie ik ben, als met mijn mond, mijn gedach ten en. stem de onbekende „rif' spreken, i Zoo is 't leven onmogelijk. En de wereld slaapt rustig, de mannen kussen hun vrouwen, de geleer den lezen hun colleges, de bedelaars rijn blij met de weggeworpen kopeken. Krankzinnige, in Uw krankzinnige wereld, vreeselijk zal waken zijn. Welke machtige reikt me de hand ter hulp. Niemand, niemand, waar vind ik dat eeuwige, waaraan ik me, met mijn nietige, een zame „ik" kan vastklampen. Nergens, nergens. O, heerlijk goed kind, hoe kon je mijn bebloede handen nog Jiefkoozen. Jij bent toch ook maar een mensch, ook zoo nietig, zoo eenzaam, en sterfelijk. Zal ik jou beklagen, of wensch ik, dat jij mn beklaagt. Achter een schild zou ik mij willen verbergen, achter jou lijfje, dat toch ook geen hulp biedt tegen de hopelooze leegte der tijden en der ruimte. Neen, neen, allee is niets. O. een groote, een zeer groote dienst vraag Ik U, heeren deskundigen, die U niet kunt weigeren, als U ook maar eenigszins menschelijk voelt. Ik hoop, dat we elkaar voldoende zullen begrijpen, juist genoeg om elkaar niet te gelooven. En inaieh ik U vraag bü de rechtszitting te zeggen, dat ik ge zond ben, dan geloof ik u minder dan wie ook. over U zelf kunt U oordeel en, maar voor mij lost niemand deze vraag op: „Veinsde, ik krankzinnigheid om te dooden, of doodde ik, omdat ik krankzinnig was?" Maar de rechters gelooven U en zullen mij geven, wat ik wensch: de katorga. Ik verzoek U geen leugenachtig geredekavel aan mijn voornemen toe te voegen. Ik heb geen berouw, dat ik Sawelof doodde: ik zoek in -e straf geen absolutie, maar in dien U, als bewijs van mijn geestelijke gezondheid eischt, dat ik een roofmoord bega, zal ik het ge noegen hebben te moorden en te rooven. Ik hoop in de Katorga iets te vinden, wat, weet ik zelf niet. Die mensohen hebben veel aantrekkelijks voor me, door de vage hoop, die ik koester, dat ik onder hen, die Uwe wetten met voeten treden dieven, moordenaars nieuwe onbekende levensbronnen zal vinden, waaraan ik mij kan laven. Md&r laat die hoop niet verwezenlijkt worden, laat ze mij voorliegen, toch wil ik er heen. O, ik ken U. Gy zijt laf en huichelachtig, gij houdt boven alles van rust. Met vreugde zou U elk, die een stuk brood wegneemt, opsluiten in een krankzïnni- ticht. Graag verklaart U elk. die Uw be- els niet ernstig neemt, voor gek. Ook U zei ven. Ik ken U. Misdaad en misdadigere zijn Uw eeuwige nachtmerrie, de dreigende stem uit on- gepeilde diepten, de 'onverbiddelijke veroordeeling van heel Uw verstandelijk: en zedelijk leven, en vil 111(5 U ia3 UWi. UVaU01 AAOIUJDUWV.il OV"""1 Aiiy in de rii©n van 't door U zoo te duchten leger, als een eeuwig verwijt, als iemand,, die vraagt en antwoord verlangt. Ik verzoek U niet nederig, maar Ik eisch, dat U zegt: „Hij is gezond". Lif^rt. als U 'fc niet gelooft. Maar als U laf Uw geleerde han den wascht, Tnjj vrijspreekt, of in een krankzin nigengesticht stopt, dan waarschuw ik 'U, als vriend, dat ik U veel en groote onaangenaamheden zal^ bezorgen. Voor mij bestaat geen recht geen wet niets on toelaatbaars. Alles is mogelijk. U kunt zich in denken in een wereld, waarin geen wetten, geeö liefde, waarin geen boven óf beneden, waarin allee zich slechts beweegt door een toeval of door een griL dokter Kerzjentpef, ben die wereld. Allee kan. Ik, dokter Kerzjentsef, zal U dat bewijzen. Ik zal gezondheid veinzen. Mijn eenigste streven zal de vrijheid zijn. En heel mijn verdere leven zal pc studeeren. Ik zal met met Uw boeken, omgeven, ik) ontneem U al de macht yan Uw kennis, waarop U zoo trotsoh is en ik zal vinden, de ééne zaak, waar van ik 't Bestaan .reeds zoo lang als noodzakelijk heb erkend, 't Is een springstof, zoo sterk als ae menschen nog niet zagen, sterker dan dvamiet, sterker dan nitroglycerine, sterker zelf dan de Sodaohte er over. ik heb talent, ben volhardend, k zal haar vinden. En als ik geslaagd ben, zal ik in de lucht laten vliegen heel Uw vervloekte aarde, waarop zooveel afgoden heersohen, maar niet d? eene, ae eeuwige God. BH de rechtszitting gedroeg dr. Kerzjentsef zioh zeef kalm. Steeds zweeg nij\ Op de vragen antwoordde hij op 'n toon, alsof ze hem niet raakten. Soms liet hij ze twee keer herhalen. Een keer spotte hij over 't uitgelezen publiek, dat in groote massa de rechte; zaal vulde. De voorzitter wendde, zich met een of ander bevel tot den rechter-oommissaris, waarop de beschuldigde, die blijkbaar niet geluisterd ha, op stond en luid vroeg „Wat blieft U? Moet ik weggaan? „Waarheen?" verwonderde.zich de rechter. „Ik weet het niet. U zei iets." Uit 't publiek klonk lachen en de voorzitter nam Kerzjentsef verder in beslag. De jpsychraters, deskundigen, werden, met hun vieren voorgeroepen,Hun oordeel was gelijkluidend. Na de rede van den procureur, wendde de presi dent zioh tot den beschuldigde, die een verde diger geweigerd had. „Beschuldigde, wat hebt U ter Uwer rechtvaar diging in te brengen?" Dr. Kerzjentsef stond op.. Met leege oogen, waaruit 't licht verdwenen scheen, wendde nij zich van den rechter naar t publiek. En zij, op wie die zware, doffe blik viel, hadden een vreemde, onaangename gewaar wording, alsof uit die kassen de onbewogen, stom me dood zelf op hen neerzag. „Niets", antwoordde de beschuldigde. En nog eenmaal omvatte hij i^et zijn blik de menschen, bijeengekomen om hem te oordeelen en herhaalde: „Nietzl" EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 9