ROMMELKKUID. FREDERIK. TROE BOEK-V1SS CHURLJ. De troeboek is een elftachtige visch, die on geveer 45 c.M. lang wordt en vooral gevangen wordt om de kuit, waarvan vele kenners be weren, dat ze minstens even smakkelijk is dan de kaviaar van den Russischen steur, die voor al in do Wolga gevangen wordt. De troeboek is een trekvisch, die uit den In- dischen Oceaan afzakt naar de ondiepe wa teren langs de kust van Suinatra, de straat van Malakka. Op sommige punten komt de visch in groote scholen aan om kuit te schieten in de ondiepe inhammen en kreken. Evenals de har- nngvissoherij vindt de troeboekvisscherij dus plAats op gezette tijden. Dat zijn de maanden September tot November en in mindere mate in de pariode Februari tot ApriL We zouden over deze visscherij niet schrijven, indien er niet een eigenaardige ceremonie mee gepaard ging. De troeboekvisschera vormen een groote vereeniging, aan !het hoofd waarvan een soort geestelijke staat, een bezweerder, die Djind- jang Radja genoemd wordt. Do visdhvangst wordt uitgeoefend met bepaalde booten en met netten van bepaalde afmetingen. Het resultaat van de vangst loopt nogal uiteen, het eene Jaar bij bet andere. Een slechte uitkomst wordt dcor de inlanders toegeschreven aan boven natuurlijke invloeden, zooals hij steeds ge neigd is bovennatuurlijke machten de schuld te geven aan een minderen goeden gang van zaken. Om nu de kwade invloeden der geesten on schadelijk te maken, wordt het vischseizoen elk Jaar geopend met een plechtigheid, de troe- boekbezwering. De hoofdpersoon bij deze plechtigheid is de Djindang Radja, een vrouw van burgerlijke afkomst. De waardigheid is erfelijk. Naast haar zijn de bathins, waarvan vier een bijzondere positie bekleeden als rijksgrooten van de Djindjang Radja. Hun vrouwen zijn de hofda mes. Een andere belangrijke rol vervult de Bidoe, ook een vrouw, en ook haar ambt is er felijk. Voor de plechtigheid een aanvang kan ne- Koning Nobel antwoordde: „Mevrouw Ruikenauw, is 't dan zoo vreemd dat ik zoo boos op Reinaert ben? Heeft hij dan mijn wetten niet geminacht? Gij hebt toch alle klachten gehoord, die tegen hem ingebracht zijn? Ileusch, hij is slecht van het hoofd tot de voeten. Niemand helpt hem dan gijl En dat vind ik heel vreemd want nog nooit heb ik van iemand gehoord, die aan Reinaert dank verschuldigd was." ,Toch weet ik van Reinaert een goede daad", zei Mevrouw Ruikenauw, „en gij was er in dertijd bij, o koning, ook al schijnt het, dat gij de zaak vergeten hebt Luistert u maar eens: Twee jaar geleden kwam er bij u een man die een slang bij zich had. Hij riep uw raad in. De slang wilde door een heg kruipen, maar Ir die heg was een strik, en daar werd de slang in gevangen. Toevallig kwam er *n man voorbij, en de slang smeekte hem, om hem uit den strik te verlossen. De man kreeg medelij den en zei: „Beloof me, dat je me geen kwaad zult doen, dan zal ik je helpen." De slang be loofde het en daarop verloste de man de slang. Maar pas was hij vrij, of hij vloog op den man too en wild'e hem verslinden, wanl het dier had honger gekregen. Angstig zei de mail: „Wat is dat nu? Woet je dan niet meer, wat Ja me beloofd hebt?" De slang zei: „Ik moet wel: de honger dwingt me en nood breekt wte* Toen zei de man: „Laten we nog een poosje wachten, totdat we Iemand tegenkomen, die men" moet er. eerst voldoende geld ingezameld worden, om de kosten te bestrijden. Is het geld bij elkaar, dan worden er twee feestloodsen gebouwd. Nu kan de plechtigheid beginnen. De eene loods is de eerste verzamelplaats der feestvie rende inlanders. De Djindjang Radja wordt met de vier bathins en hun vrouwen in op tocht naar de versierde loods gebracht, waar zij op oen divan, met gele zijde bekleed, plaats neemt. Zij heeft haar gewone kleeren van burgervrouw verwisseld voor een vorstelijk kleed van zijde, met bloemen en gouden siera den getooid. Eerst worden er verschillende ceremoniën verricht, waarbij veel gedanst wordt Dan wordt de Djindjang Radja in een soort wierook gehuld, waardoor zij half bedwelmd geraakt en in geestvervoering komt Zaj wordt met rijst korrels bestrooid en begint dan te spreken. Zij geeft aan, wat er zoo al gebeuren moet om het feest te doen slagen, het aantal buffels en geiten, die geslaoht mooten woFden, hoeveel rijst er gekookt moet worden, welk gebak men moet bakken, enz. Maar het wachten is op het groote woord, wanneer men naar de andere feestloods kan optrekken. Het kan evenwel weken duren, voor dit- groote woord gesproken wordt. Het gebeurt wel, dat de zieneres door overspanning geheel bedwelmd raakt Dan komt de Bidoe naar vo ren, die haar een ander kleed aantrekt en door gezang het bewijstzijn tracht terug te brengen. Is de zieneres weer ontwaakt, dan wordt zij door de Bidoe gespijsd en gelaafd, om baar weer op -krachten te brengen. Dit alles speelt zich in de eerste feestloods af, terwijl de groote massa inlanders buiten de loods feest viert en zich vermaakt Als eindelijk de Djindjang Radja het ver lossende woord spreekt, trekken allen op naar de tweede loods. De zieneres wordt in een staatsievaartuig gezet, vergezeld van de Bidoe, de vier hofdames en drie bathins. De vierde bathip. treedt op als aanvoerder der vloot van soms .wel 500 visschersvaartuigen, die het staatsievaartuig volgt. Hij moet de orde handhaven en heeft de zorg voor de provianr deering van het feest Buiten het provinand neemt men nog een grooten voorraad van een soort gebak mee, dat een bijzondere bestem- onze zaak kan beoordeelen." Dat gebeurde. Na een poosje kwamen ze Corbout de kraai, te gen. Die was van oordeel, dat de slang den man mocht opeten, want Corbout hoopte ook op een stukjel „Hoor je 't nu?" zei de slang, maar de man antwoordde: „Hoe kan nu een roover, zooals Corbout, een beslissing nemen? Laat ons nog een paar anderen om raad vra gen!" De slang bewaarde zijn honger nog een poosje, en ze gingen verder. Daar kwamen ze Isegrim en Bruun tegen. Ook die twee waren van oordeel, dat de slang den man mocht op- ten: honger verbreekt de wetten, zeiden ze. „Dat ia tweemaal", zei de slang en sprong op den man toe, maar die wist nog net bijtijds te vluchten. „Laat ons naar den koning gaan", riep de man. „Wat de koning zegt, zal gebeu ren". Allen gingen naar uw hof, o koning! Onder wijl kwamen de twee kinderen van Isegrim ook bij den stoet, want ze hoopten op een klein hapje. Toen u de zaak had aangehoord, wist n niet la beslissen, vergaderde langen tijd, en besloot eindelijk mot uwe raadsheeren, Rei naert, de slimme Vos, te roepen. Reinaert kwam. „Reinaert", zei u tóen, „spreek uw helder oordeel uit* Reinaert zei: „De omstandigheden Zijn nu gansch veranderd, Sirel Mijn raad is deze: Eerst moeten de omstandigheden weer dezelf de zijn! De slang moet weer in. den strik gezet iriing heeft. Zoo gaat het naar de tweede loods, waar eveneens een. met gele zijde bekleede divan staat, waarop de zieneres plaats neemt. Het volk buiten de loods danst en zingt en speelt wederom zeer luidruchtig. In de loods vinden weer, verschillende ceremoniën plaats. De zie neres wordt weer bedwelmd met wierook, met reukolie ingewreven en bestrooid met rijstkor rels. Zij krijgt toevallen, zingt enf gilt als een bezetene, rolt zich over den grond. De Bidoe tracht haar te kalmoeren, spreekt zacht tot haar en waait haar frische luóht toe. Ook de bathins stellen zich aan als bezetenen, rollen over den grond en slaan met armen en bee- nen als gekken. De Bidoe slaagt er eindelijk in de bozweeiv ster tot kalmte te brengen en geleidt haar naar een schommel, waaraan gouden klokje9 klingelen. Hier worden de zestien geesten, die met de visscherij te maken hebben, één voor één opgeroepen. Zij worden door de Djidjang Radja zacht toegesproken, terwijl zij heen en weer schommelt. De geesten antwoorden, maar niemand verstaat iets, waarom de Bidoe, het geen gesproken heet te zijn in een onbekende taal, voor de aanwezigen vertaalt. Ondertusschen wordt het gebak onder de visschera uitgedeeld. Als de zieneres en de bathins 24 uuir ge werkt en gevast hebben, krijgt de zieneres weer een geestvervoering, de laatste. Vlak bij het vaartuig van den aanvoerder komt beweging in het water. Dit ia het bewijs, dat de godheid der troeboeks, Dj&ngi voldaan is en genoegen neemt met al de ceremoniën. Dan breekt een daverende Juichkreet los on der al de visschera en op een gegeven teeken van den aanvoerder begint een geweldig wa- torgevecht. De meegebrachte stukken gebak dienen hierbij) als projectielen. Men werpt el kaar armee, men pilast met de roeispanen, kortom het is een gevecht en lawaai van be lang en de gebakpnojectielen doorklieven de lucht. Vooral op de neuzen is het gemunt en men tracht elkaar een stuk gebak tegen dat vooruitstekende lichaamsdeel te kwakken. Zoodra al de koekprojectielen verschoten zijn, is het feest geëindigd. De vischvangst zal weer overvloedig zljh. De Djindjang Radja keert als gewone burgervrouw in haar gezin worden, en de man er naast. De man is Hnn vrij, om te doen, wat hij wü en de slang mag beloven wat hij wil. Zal de man de slang ver* trouwen, dan zal hij hem ook verlossen. Ver trouwt hij de slang niet, dan zal bij hem ook laten zitten!" Zoo gebeurde ook. Toen de slang in den strik zat, zette de man *t op een loopen. Gij bevrijd- det vervolgens d ealang, gaf hem te eten en al len waren blij en vroolijk over den goeden afloop. Zie, o koning, zoo «lim was Reinaert! Deden ooit Bruun of Isegrim zoo iets voor ut Neen, nietwaar? Als die maar veel kunnen eten, dan zijn ze al tevreden. Voor de rest trokken zij zich nergens iets van aan!** O, koning, zulke raadgevers als Bruun en Isegrim helpen u niet vooruit, maar achteruit Zij lachen, als iemands huis verbrandt, en warmen zich bij de vlammen. Zij denken al leen aan eigen voordeel! Zoo handelt Reinaert niet Reinaert denkt alleen aan u, o koning; hÜ helpt u, waar hij kan. En al krijgt hij nu ook slechts ondank en bespotting tot loccn, dat zal hem niet verhinderen, om uw dienaar te blij, ven. Éénmaal zult ge zien, hoe veel hij u waard is, o koning. Eenmaal zal die dag ko men 1" Zoo sprak Ruikenauw. Reinaert lachte In zlchzelve en dacht: „O lieve goeiè tante] Zoo gaat het goedt" Wordt vervolgd. 0J*O ©"Ü-O 6 o 5 i-vie terug en als herinneringsteeken aan de gehou den plechtigheidi hangt men een karbouwenikop op, vlak bij het strand. M. HET GEBRUIK VAN ZEEWIER. Zeewier is die algemeene naam voor talrijke soorten van algen, groeiend ini zeewater. Wor tels, stengels en bladeren zijn niet volkomen gedifferentieerd en de voortplanting gebeurt door -middel van sporen; hoewel ze in verschil lende kleuren voorkomen, bevatten zo alle chlorophyl en zijn ze dus in staat om synthe tisch uit koolzuur en water, onder opneming van energie uit het licht, suikers en andere samengestelde stoffen op te bouwen, terwijl uit het zeewater natrium en kalium en andere minerale bestanddeolen opgenomen worden. (Zeegras is niet afkomstig van een soort zee wier, maar van een zaaddragende plant: zos- tera maritima.) Reeds een paar honderd jaar goleden was het visschen van zeewier en het bereiden uit de asch van „kelp"- of „varec"_sodln een be langrijke industrie, terwijl die asch later de bron werd voor jodium, al werd in de latere jaren daarvoor belangrijker grondstoffen ge vonden. Span'je, Portugal, Frankrijk en Schot land leverden vroeger de belangrijkste hoe veelheden op. In ongeveer 1800 leverde Schot land jaarlijks meer dan- 20.000.000 Kg. wier- asch (kelp) op ter waarde van meer dan 400.000 p.st, hetgeen bij de toenmalige hooge waarde van het geld een zeer aanzienlijk be drag was. Joen later een betere en goedkoo- pere methode werd gevonden om soda -te ma ken, ging het belang der wierverzameling en -verbranding sterk achteruit, maar nog steeds wordt, vooral in Normandiö, Schotland; en Noorwegen, maar ook in Amerika aan cfe Stille Zuidzee en in Japan, veel zeewier verzameld voor verschillende doeleinden. In Europa re kent men jaarlijks op 400.000.000 Kg wieren, die in vrij primitieve ovens verbrand worden en waarvan de asch jaarlijks ongeveer 10 mil- lioen Kg. kalizouten, 7.000.000 Kg ruwe soda, 3.000.000 Kg. ruw zout en 175.000 Kg jodium opleveren. Tijdens dien grooten oorlog, toen de aanvoer van jodium uit Chili duurder en moei lijker werd, nami de kelp-industrie weer een grooter vlucht, om naderhand weer vrij sterk te verminderen. Om de producten te winnen wordt de asch geroerd in water, waarin de oplosbare bestanxi- deelen oplossen. De oplossing wordt meestal in open pannen ingedampt, waardoor allerlei kalizouten en ook andere na elkaar uitkristal- liseeren, terwijl daarna telkens weer gekookt wordt. Het jodium wordt wel verkregen door bij de oplossing zwavelzuur te doen, waardoor allerlei gassen vrijkomen. Door er dan koper- sulfaat bij te doen, slaat jodium neer als ko perjodide, dat uitgewasschen wordit om te die nen als grondstof voor jodium (door verhitten met bruinsteen) of voor joodkali Ook andere methoden worden gevolgd. Japan heeft die wier-industrie voor het win nen van' jodium nog niet zoo lang geleden in gevoerd, maar is, vooral als gevolg van den grooten oorlog, een belangrijker producent van jodium en jodiden geworden dan Europa, al staat het achter bij Chili (waar het jodium bereidi wordt uit afvallen van' de chilisalpetar- industrie). Het hoogtepunt werd er bereikt in 1916, toen ongeveer 300.000 Kg jodium werd ge wonnen ter waarde van f3.500.000 benevens 7.000.000 Kg kaliumchlorWe eni 130.000 Kg. Joodkali. De industrie voor het bereiden van agar-agar en verwante producten is In Japan en China reed* teer oud. Vooral tijdens den oorlog enj danrnh ls fa Amerika de aandacht gevestigd' op de reuzen- wieren aan de kust van de Stille Zuidzee. In het begin werdten de wiereu met de hand ge maaid, maar later deed men dit machinaal, terwijl de bovendrijvende afgesneden stukken machinaal op een schuit geladen werden. Men heeft do verwelking op allerlei wijzen gepro beerd», zelfs onder financieering (foor den staat Behalve op de primitieve methode, toegepast in Europa heeft men getracht het product commercieel te verwerken, door droge distilla tie, waardoor men brandbare gassen, een fijn soort kool met sterk ontkleurende eigen schappen, jodium en' kalizouten' maakte, uit de vooraf gedroogde massa. Men had hoop, dat op deze wijze de kalinood gelenigd zou worden, maar de installaties bleken absoluut ontoerei kend en te duur werkend, vooral toen na den oorlog de Duitsehe en Fransche kalizouten weer ruimschoots op <be markt kwamen. Een andere methode, die nog gevolgd wordt, is de fijngemalen wieren te doen gisten in groote kuipen, waardoor naadt azijnzuur an dere organische zuren ontstaan, zooals pro- pionzuur, boterzuur en valeriaanuur, die alle met kalk gebonden wordten. De oplossing ervan wordt ingedampt in samengestelde verdamp- apparaten om gedeeltelijk „esters" van de ge noemde zuren te leveren en verder verwerkt te worden tot aceton. Bovendien worden aller lei kalizouten gewonnen en soms ook algine, dat in apprêt en als lijm bruikbaar is. Ook deze methode kan alleen rendeeren, als al> mogelijke bijproducten gewonnen worden en wanneer dfe eigenlijke wieroogst goedkoop ge noeg kan plaats vinden. Ten slotte vermelden we nog het feit, dat enkele wiersoorten1 gegeten worden of tot eet bare producten om te zetten zijn. We noemen hiervan alleen het Iersche mos en het bekeiu de agar-agar, dat vooral in Japan en China, maar ook in N_Amerika bereid wordt Hbld. Ik was juist klaar met mijn ontbijt en ging naar buiten, de veranda op. De zee lag daar breeduit en diepblauw. De zon scheen. Ik con stateerde, dat de windrichting juist goed was en ik verheugde mij in het voorzuitzieht van den heerlijken dag. Het meisje bracht mij een telegram. Ik hield het in de hand, maar maakte mij niet onge rust. En toch wist ik niet wat er in stond. Mijn vrouw kwam buiten. ,JIier is een telegram", zeide ik. „Kun je raden, wat er in staat?" „Ik los geen raadsels op, op dit uur van den dag. Maak open en kijk". Ik maakte het open en las: „Heb je in de stad gezocht JLv» boot 430. Groeten aan je vrouw. Frederik". „Dat zou je pooit geraden hebben", zeide ik. „Nee» Wie is Frederik eigenlijk?" „Geen idee van. Ik ken maar één Frederik en die spekt mi) niet en komt ook niet naar mij toe." „Misschien is het" telegram voor iemand an dera bestemd?" „Nee, het adres is goed. Wat voor een Frede rik het ook is, hij komt om zeven uur. Je moet een betere japon aantrekken en de kin deren een kwartier van te voren wasachen, dan zijn ze helder".. Mijn vrouw ging. Ik bleef alleen en vergat Frederik in mijn motorboot tnsschen de eiland jes. Hot was een prachtige dag. Toen wij bet middagmaal hadden gebruikt, zeide ik tot mijn vrouw: „Het ia bi) zevenen. Zullen wij Frederik tege moet gaan WIJ gingen naar de aanlegplaats. Daar war rem de gebruikelijke waardigheidsbekleexfera. De jonge schilder met het roode haar en den voorzichtigen gang. Daar was ook de dame, die allee gelooft, wat men haar vertelt. Zij schonk mi) haar geheele ziel in haar groote hemelsblauwe oogen en ik zeide: „Vanmorgen vroeg is er een revolutie te Parijs uitgebroken. De geheele stad is in staat van beleg verklaard. Op straat wordt gescho ten, zoodat men met verstaan kan, wat er ge zegd wordt, maar, de zijstraatjes in moet gaan, als men mot elkaar wil spreken". „Mijn moeder.! Mijn moeder!" zeide de dame, want haar moeder woonde te Parijs. „AHe vrouwen en kinderen zijn op een wei land buiten de stad bij elkaar gebracht", zei de ik, geruststellend. Daar kwam de boot. Ik zei tot mijn vrouw: „Weos aardig togen Frederik I" De boot legde aan. De kapitein groette mij, den jongen schilder en de dame, die Juist uit riep: „Hebt u wat gehoord?" Een bejaard heer kwam aan land. Dat is Frederik niet, dacht ik. Want ik herkende den bejaarden heer. Hij was met een dame ge trouwd, die een heerenmode-artikelenzaak had, en zij was in de stad gebleven, want in den zomer wordon er zooveel boorden gebruikt. Een vrouw en haar dochter kwamen aan land. Ik herkende ze en groette. Daar stapte een vreemde heer op de loopplank. Het was een groote, sterk gebouwde man, elegant gel kleed, met iets flinks en zekers in zijn optra den, zooais ik het nooit te voren op dezen lan dingssteiger had gezien. Hij stapte aan land en keek om zich heen. Toen ging hij recht op mij af, klopte mij op den schouder en zeide met ongeveinsd plezier: „Hier ben ik, ouwe jongen.!" Het was Frederik. Ik bad dezen man nog nooit gezien. Hij ken de mij! Wij hadden op eikaars welzijn gedron ken. W(J waren kameraden! Hij ging voort met praten. „Zoo, goo, hoe gaat het je hier buiten? Maken de kinderen het goed; En Marta?" Hij wist hoe mijn vrouw heette! „Dank Je, dank je" zeide ik, „wij maken het allen goed. Het gaat ons allen heel goed. Dank jel Dank Je". Hij gaf mij een kleinen handkoffer en zeide: „Dien neem jij! Den grooten laten wij la ter wel halen. Het heeft je zeker verrast dat ik ben gekomen?" Op dat oogenbiik kwam mijn vrouw. Fre- derik's gezicht verhelderde. Hij boog diep en zeide: „lederen keer mooier, als ik je dol" Mijn vrouw wierp mi) een, w^nhopigen Mik toe, maar ik zeide: „Froderik's groote koffer wordt later gehaald. Frederik heeft namelijk een grooten koffer be halve deze kleine tasch, die ik zal dragen, Fre derik heeft een zeer. grooten koffer". Mijn vrouw was verstijfd. En wij gingen alle drie den heuvel naar. de villa op. „Je woont mooi", zeide Frederik. „Wat be taal je daarvoor? Nee maar, dat gaat me ook eigenlijk niets aan. Waar zal ik logeeren?" „Waar je wilt", zeide ik. „Waar je wilt, ouwe jongen". „Nu herken ik Je weer", zeide Frederik. „Jammer, dat ik niet hetzelfde van Jou kan zeggen", zeide ik, wat onzeker. „Hoe dat? Hoe dat? Ben ik ouder geworden? Nee, vadertje, ik houd mijn 160 pond en dat heb ik nu al zes jaar gedaan, zie Je. Marta, vind je, dat ik dikker ben geworden?" „Nee", zeide Marta, ,ten minste niet noe menswaard". Wij boegseerden Frederik de logeerkamer ln en ik was een oogenbiik alleen met mijn vrouw. „Wie Is die man?!!'1 zeide Marta. „Het la Frederik", zeide ik. „Die vanmorgen geseind heeft, dat hij komen zou. Die is het". Zal hl) hier. bi) ons logeeren?" „Hot schijnt zoo. Hij heeft, het zich ln ieder geval zoo voorgesteld". Wij stonden in den tuin. Frederik stak zijn hoofd uit het venster en riep: „Zeep moet je me nu maar even geven. De

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 6