tweede blad»
Geestelijk Leven.
OLDENKOTT'S
TABAK
FEUILLETON.
VROUWENLIST.
(flHONIG'S
W Puddingen
Raad Schoorl.
Zaterdag 26 Juli 1924.
67ste Jaargang. No. 7474.
Allereerst een enkel woordje voor „Zonnebloem".
Tir rond n aan om eens te lozen het zeer eenvoudig
geeohrevon boekje van Fclix Ortt, getold Troost
voor stervenden Het is uitgegeven bn J. Wet
man te Maassluis. Ik heb zoo'n idee dat gu dit
met heel veel belangstelling zult lezen en dat ge
daar veel aan zult hebben. Het is met duur en zp
c-eld dubbel en dwars waard. Koop t dus in aar.
,veet, hoe ik denk over geld dat aan boeken
wordt besteed dat is geld, jietwtlk op rentfe
w In'uw Z'bricf schrijft gij (ik ben maar zoo vrij
om dit over te nemen en te pubüoeeren m de cou
rant-V Ik ga dikwijls naar de kerk. De plaats
waar'wo één heeten te zijn. Ik gevoel daar mets
van ik geloof dat er dan eerst iets vreeslnks zou
moeten gobeuren, b.v.. dat de bliksem insloeg of
^Deze woorden hebben mü getroffen en daaraan
wil ik dit „Geestelijk leven'; wijden.
Als ik me niet vergis, is de godaohtengang in
de aangehaalde woorden de volgende: In de ker
ken heeten de menschen één te zun, d.w.z. daar
behoort niet meer te worden gerekend met nl die
uiterlijke verschillen in de wereld, zooals naam
en positie on geld en stand', maar dit is slechts
schijn, want ook in de kerk worden deze verschil
len nog gevoeld. (Zonnebloem heeft groot geluk.
Er zijn kerken, waar aparte armennlaatsen zijnen
die plaatsen zijn gewoonlijk de slechtste). Berst
bij een of andere ramp, bij doodsgevaar b.v. wordt
een eind gemaakt aan die erkenning van versohil-
len dan voelen zich allen één.
Ik weet niet of „Zonnebloem" over wat- zy
schrijft verder heeft nagedacht en of zij getracht
1 Cl .1L lo trnnlrl Q non
noi om de volgen
de reaen: mee meer oi soherp bewustzijn
voelt de mensch, wanneer hij staat voor t aange
zicht van den dood, dat 't dwaas is nog te hechten
aan wat in diepsten wezen niets is dan schijn. Zie,
één van tweeën is waar: óf de dood is het onher
roepelijk eind van ons bestaan, óf de dood. is het
begin van een nieuwe fase in ons leven. Maar in
beide gevallen moeten we' loslaten wat op aarde
ons boeido en vreugde gaf, afstand doen van alles,
omdat we vervallen tot het „niet-zyn" of komen
tot een niet-meer-lichamelijk maar geestelijk zijn,
m.a.w» tot een louter ziolsbestaan. Nemen we nu
dit laatste eens aan. Er komt dus een oogenblik,
waarop wij los worden van het aardsclie leven
wat hebben we dan aan ons geld, aan onzen roem,
aan onzn positie, aan al die dingen, waarnaar wtj
misschien hebben gejaagd en gehunkerd? Dan as
onze beteekenis alléén, enkel en alleen afhanke
lijk van 'den toestand onzer ziel. Dan zijn alle aan;
iTa versierselen weg en blijkt wie wij'
Ook mij heeft het toekomsfcvraagatuk bezig ge
houden en nog stel ik mij' zelf menigmaal de vraag
waartoe zich de immer groeiende menschheid ^al
ontwikkelen. Maar nooit verlies ik hierbij* één ding
uit het oog, nl. dat ik de menschen niet mag idea-
liseeren, maar moet nemen zoo als ze zijn. Want
vast staat voor mij, dat wèl de gezindheden en in
zichten bij de mensohen voor verandering vatbaar
zijn. maar dat het wezen van den mensch gelijk
blijft en gelijk zal blijven. En dit wezen, dit ken
merkende van den mensch mag nooit weggedacht
worden bij onze overdenking van der menschhcids
toekomst, als we niet 'tot fantasterij willen verval
len.
Welnu, hebben wij recht 055 aan te nemen, dat
er. zy' het dan na langen tijd, zal komen oen msfljt-
schappy waarin de mensohheid zich inderdaad één
zal voelen, d.w.z. één groote familie, één huisgezin,
één harmonisch, vredig geheel of hoe ge 't noemen
wiltP
Wanneer men zich deze maatschappij denkt als
een idyllischen toestand dan zeg ik onvoorwaar
delijk: neen. Een paradijstoestand zal 't op aarde
nooit worden en ik voeg er aan toe: gelukkig,
want die toestand lijkt me zeer onbegeerlijk, ik
i vind de menschenwereld heusch niet zoo mooi,
i maar, waarachtig, ik zou toch niet met wijlen Adam
en zijn echtvriendin Eva willen ruilen. En ik ben
achteraf toch maar heel blij, dat Eva haar lust om
in de vrucht te bijten, op aandrang van den slang,
niet heeft kunnen weerstaan. Maar in allen ernst:
m.i. is het een domheid en een dwaasheid te den
ken, dat ooit op de aardo do menschverhoudingen
zóó zouden worden, dat men zou kunnen spreken
van algemeene brooderschap in^ dezen zin, dat alle
menschen stuk voor stuk elkander zouden liefheb
ben en zich een met elkaar zouden voelen.
Want er is onder de menschen een ontzaglijk
groot verschil... en dit verschil zal nooit kunnen
worden overbrugd, omdat dit verschil 't gevolg is
van wat ieder persoonlijk is, zoowel fysiek als in
tellectueel1 en moreel. De menschen staan niet op
dezelfde hoogte. De structuur van de hersenen is
verschillend; daar zijn knappe koppen en oer-stom-
melingen. Dat zijn al direct twee categorieën van
menschen tusschen wie een ondempbare klove
gaapt. Ik neem gaarne aan, dat de lezers van Gees
telijk Leven behooren tot de verstandigendat mag
wel, nietwaar? Welnu, weet gij dan met bü onder
vinding, hoe vreeselyk het is met echte domme men
schen Ije moeten omgaan, met die ezels welke zóó
dom zijn, dat zy, (en dat zyn- de echte dommen)
toch over allerlei vraagstukken, waarover denkers
zitten te tobben, een oordeel hebbene n dit oordeel
zelfs uitspreken ook. Met dit soort menschen js
I de omgang op den duur eenvoudig onmogelijk. Zij
i irriteeren ons en maken ons dol.
i Nu wil dit niet zeggen, dat we die domme men
schen minderwaardig zouden achten, als mensch
of dat we hen op ©enigerlei wijze onaangenaam zou
den bejegenen. Maar wel beduidt dit, dat we ons
met hen niet één kunnen gevoelen, daar staat iets
tusschen hen en ons.
Zoo zijn er ook verschillen in het zedelijk gehalte
der menschen evenals in uiterlijke beschaving. En
ook deze verschillen zijn hinderpalen voor de waar
achtige toenadering en het eenheidsbesef. Het is
voor iemand, die ^necht aan eerlijkheid en trouw
en waarheidszin niet uit te houden in een sfeer van
menschen, voor welke deze woorden slechts ijdelo
klanken zijn hy zou daarin voortdurend ge
kweld worden door neftige ergernis. Of denk aan
iemand, die streeft naar geslachtelijke reinheid.
Zou hij zich thuis gevoelen in een kring, waar
geregeld die gesprekkeen loopen over het sexueölé
NOG STEEDS
Ut BESTE
Voelt gij wel hoe onwezenlijk dan alle verschil
len, gelijk we die in het leven kennen, worden?
Welnu: dit besef dringt zich op aan den mensch,
wanneer hij meent in groot gevaar te zijn .en den
dood denkt te zien naderen.
Onze groote tooneelschryver Herman Heyermans
neeft deze gedachte in een "tooneelstuk Verwerkt
en niet zoo heel lang geleden las ik de beoordeling
van een dergelijk stuk van een anderen schrijver.
Daar zijn eenigo menschen, die meenen dat nun
laatste uur spoedig zal slaan en dat plaatst hen
oogenblikkelijk geheel anders tegenover 'het leven.
En nu moeten wij het eens met elkaar over die
eenheid hebben, want daarover valt toch eigenlijk
heel wat meer te zeggen dan de meesten vermoed én.
^Ongetwijfeld heert die idee der eenheid steeds
groote bekoring uitgeoefend. Het oer-christondom
predikte als ideaal net bekende: één kudde onder
lénen herder. En nog altijd kunt ge uit den mond
van menschen van allerlei schakeering en kleur
vernemen, hoe zij gelooven dat ééns den tijd zal
komen, dat die idee der menscheliike eenheid zal
borden beleefd en verwerkelijkt.
En dan vormen zich vage voorstellingen van een
toekomst van gelijkheid voor allen en er worden
fantastischê boeken geschreven, zooals het beroem
de boek van Thomas Mqrus, „Utopia'/ en „Nieuws
uit Nergensoord" door William Morris en „In het
jaar 20M" met het vervolg „Gelijkheid voor allen"
door Eward Bellamy. (Eén dezer boeken móet.
dunkt mij, een beschaafd en. ©enigszins ontwikkola
mensch lezen. Ze zijn alle drie in net Nederlandsehi
vertaald en uitgegeven bij S. L. van Looij te Am
sterdam
Naar het Engelsch van C. N. en A. M. WILLIAMSON
Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr.
30.
HOOFDSTUK XXXVIII.
Terwijl Roger op Beverely neer stond te kijken,
sloeg zij haar oogen op.
„Stephen is dood!" prevelde zij. „Stephen is
dood".
„Wie is Stephen?" vroeg Roger kortaf.
uO Roger!" smeekte zij hem, in snikken uit
barstend. ^Mijn arme Stephen! Ik zal hem nooit
meer zien. Al mijn opofferingen vergeefsch!"
..Wie is Stephen?" herhaalde Roger.
Zij stak haar armen naar hem uit, zonder zijn
vragen te beantwoorden. „Roger troost mij"!"
smeekte zij.
In zijn geheele leven, hoe lang dat ook mag du
ren, zal Roger blij zijin, dat hij/ op dat oogenblik
Beverley niet van zich stiet. Zonder verder een
woord te zeggen, drukte hij1 haar in zijn armen,
terwijl ziji tegen zijn wang huilde. Zij dachten er
geen van beiden meer aan. dat zij gastheer en
gastvrouw waren, dat dit de „groote avond" was,
waarover de couranten schreven, dat het diner
reods een half uur verzet was. dat !t bal om half
elf beginnen moest, dat de vier beroemde Russi
sche dansers, die het als de groote „verrassing"
openen zouden, dadelijk moesten komen.
Toen Beverley uitgesnikt was. begon zij met een
zwakke stem, als die van een moe meisje: „Ik kan
nu alles zeggen. Wil je luisteren tot het eind toe.
Roger, onverschillig of' je me vergiffenis schenken
kan of niet?"
„Ja". antwoordde hij. „Maar weet dit voor je be
gint! Ik heb- je zóó lief. dat, als er iets te vergeven
valt, het reeds vergeven is".
„Stephen is mijn broeder", zeide zij. „de eenige
persoon, die mij toebehoorde na vader's dood. Mijn
moeder herinner ik me niet. Zij1 behoorde tot een
voorname Russische'familie, die allen als politieke
gevangenen naar Siberië gestuurd werden. Zij was
pas zestien en mijn vader redde haar door met haar
te trouwen. Ik werd naar haar Olga genoemd. Maar
EEN
GOEDE TOESPIJS
maakt den maaltijd compleet.
Kiest daarom als nagerecht een
HONIG'S PUDDING, gefabriceerd
met de bekende Honig's Maizena.
Deze bezit door zijn samenstelling
alle goede eigenschappen. Gewild
bijgrooten kiein,doorzijnkeerlijken
smaak. Vraagt Uw winkelier
LET OP MET MERK
leren en waar die goeprekken een plat, triviaal,
gemeen karakter dragon F
Kunnen we ons ook niet stooten aan grove vor
men en ruwe manieren?
En hoe velen zijn er, die aan het euvel der grof
heid en ongemanierdheid mank gaan.
Een mensch van beschaving ontvlucht -het gezel
schap, waar de taal onbehoorlijk is.
En hoe kunnen bepaalde manieren ons hindearen.
Stelt u voor, dat ge met 'iemand aan één tafel
zit te eten en dat n«y mét den mond open eet of
zün tanden of kiezen zit te bewerken, dat hij" smakt
of aan andere ongerechtigheden zich schuldig
maakt. Dat gaat heusoh niet!
Gij vindt misschien dit alles niet belangrijk. Maar
dan verzoek ik u toch to bedenken, dat al. deze klei
ne dingen inderdaad van groote beteekenis zijn. Zij
wijzen op de verschillen d'er mensohen, welke zeei*
sterk als belemmeringen voor toenadering en ''een
heid werken..
En met die vea-schillen hebben wij' tot in verre
toekomst te rekenen. Zij zullen blijven, omdat zij 't
onvermijdelijk gevolg zijn van tfrsohilleiide ge
aardheid.
Maar er staat iets anders tegenover.
Ondanks de genoemde verschillen is 'toch de b e-
leving der eenheid met de menschheid heel goed
mogelijk en mij dunkt: wij moeten tot die beleving
komen op de. volgende gronden.
Ten eerste: in wezen zijn alle mensohen gelijk;
de een moge meer ontwikkeld zijn dan de ander,
intellectueel of moreel, dat doet niets af aan het
feit, dat in a 11 e menschen dozelfde neigingen le
ven (ofschoon zo niet bij alle, tengevolge van om
standigheden b.v. op geljke wijze tot ontwikkeling
komen). Wanneer wij ons zelf onderzoeken, komen
wij tot het inzicht, aat woj in wezen gelijk zijn
aan aKe andere menschen dn dat het niets dat on-
femotiveerde hoogmoed is, wanneer wij ons verbeel-
en scheiding te mogen maken tusschen „goeden"
en „slechten", waarbij wij dan natuurlijk onszelf
tot de „goeden/ rekenen. Ik wil tenminste gaarne
erkennen, dat ik me in mijn diepste zélf verwant
gevoel aan eiken misdadiger, aan iederen gedegene-
I reerde zelfs. Daar is niets zóó gemeen ot de kiem
van dat gemeene is ook in mij. Dat deze kiem bij
mij niet tot ontwikkeling komt is een gelukkige
omstandigheid, waarvoor ik slechts dankbaar heb
te zijn, maar waarop ik me niet mag en kan beroe-
meh. Daarom is er in het gemoed van dien ernstige
denkenden mensch geen plaats voor farizeïsme.
De koningin en de verslonsde woonwagenvrouw,
de minister van justitie en de tuchthuisboef,
rtoor en zijn zondigs te biechteling, dé dominé en
minste zijner gemeenteleden zijn in diepsten. zin
eikaars gelijken.
Dit sluit tevensin, dat wij in allen ook het groote
en verhevene terugvinden, zij 't dan ook bij velen
slechte in kiem, zonder dat de gelegenheid voor
ontwikkeling dier kiem ooit aanbrak.
Ten tweede wijs ik op het altijd' maar weer
vergeten feit, dat de menschen elkander absoluut
noodig hébben om te. leven. Economisch is dit
wel heel duidelijk voor ieder, die eenig begrip heeft
van de Ievenseischen. Maar ook geestelijk is dit
waar. Zelfs in ons gedaohtenleven zijn we van
elkaar afhankelijk en ons geestelijk leven is het
resultaat van den arbeid van duizenden anderen,
die lgefden vóór on3 en nog leven met ons. Déze
overweging moet, dunkt mij, wel zéér sterk in ons
het eenheidsbesef doen opkomen.
Is het nu zoo dwaas op grond van deze over
weging te ooncludeereii dat noodwendig dit besef
ook zal moeten komen?
Ik ga zelfs verder. Het is reeds komonde.
In één enkelen mensohenleefty'd kunnen we zeer
stellig de verandering der meeningen in flit op
zicht waarnemen.
Welk een verschil tusschen thans en dertig, veer
tig j'aar geleden. De standsverschillen verflauwen;
i de eerbied voor den rijkdom, voor 1de hooge positie
wordt steeds minder. Niet te verwonderen, dat
i antieke menschen bedenkelijk het hoofd schudden
over de teekenen des ty'ds. Ondanks dit schudden
echter, gaat\het nivelleeringsproces door: de on
wezenlijke, uiterlijke verschillen verdwijnen. Al
leen de werkelijke verschillen, waarover wij in d'en
beginne spraken, zullen blijven. En zoo zien wij
de toekomst niet als een idyllische gelijkheid, maar
als een eenheid met groote verscheidenheid.
Eenheid door het levende besef dat wij men
schen in wezen gelijk zijn en elkaar economisch
en geestelijk niet kunnen missen, waaruit volgt,
dat er geuocht zal worden een vorm van sa
menleving, waarin economisch de mensohen onder
gelijke voorwaarden leven.
V ersoheidenheid omdat ieder mensch een
eigen individualiteit bezit, een eigen ontwikkelingg-
hoogfce heeft bereikt, een eigen» gemoedslevon hééro.
Zoo stei ik mij dus in de toekomst voor oen men-
sckenmaateohappij van gelijkberechtigde mensohen,
die zich vóór alles weten deelen van hot geheeiy
door dit élechts levend on daaraan zich nauw vér-
bonden gevoelend', maar tevens van menschen, die
bij .economische gelijkheid een groote ongelijkheid
zullen openbaren op geestelijk gebied. En rt wil mri
voorkomen/ dat in doze geestelijke ongelijkheid zal
gevonden worden een machtigen prikkel voor den
mensch om zich in te spannen pn te stijgen lot
grootere.menscholykhcid. Want de waarachtige
mcnscholykheid is alleen bereikbaar bij goeetolij-
kon groei.
ASTOR.
Vergadering van den Raad op Donderdag' 21 Juli
l92Ldes morgens 10 uur.
Afwezig Mevrouw Heringa.
Voorzitter de heer Van Lienen* looo-burgemeester
secretaris de heer Smits.
Na opening volgt lezing der ndbulon, die na een
enkele opmerking onder dankzegging aan den
secretaris, worden goedgekeurd.
Medegedeeld worift, dat bü de op 11 Juni gehou
den kasopname bij den gemeente-ontvanger in kas
was f 472.43 on bü de kasopname bü don administra
teur van het G.E.B. op 15 Juli f 56215%.
Ged. Staten maken Dezwaar tegen artikel 8 van
de invorderings-verordening óp de heffing van hon
denbelasting, waarin strafbaar wordt gesteld de
poging of medeplichtigheid tot ontduiking van fclie
belasting. Goedgevonden wordt, dio bepaling te
schrappen.
Ten aanzien van aanlog Van waterleiding langs
den Omloop, is van het P.W.B. een kostenbero-
ning ingekomen en de kosten zouden bedragen f 810.
B. en W. zün van oordeel, dat deze kosten niet
voor rekening van de gemeente kunnen worden
fenomen, maar wanneer de particulieren dit bé-
ra# bijeenbrengen, de gemeente haar medewerking
zou kunnen verleenen, door het plaatsen van een
brandkraan.
Mevr. Kokde Jager vindt het niet rechtvaardig,
dat de menschen die zoo ver van de hoofd buis af.-
wonen, verstoken blüven van de waterleiding en
vraagt of er niet een middel gevonden kan worden
de menschen aan water te nelpen. Ze schermen
zoo over den gezondheidstoestand, maar dan moet
er ook maar geholpen worden.
Voorzitter zegt, dat het niet opgaat, dat de ge
meente de kosten betaalt, te Camp is iiet ook zoo.
De heer Schermer geeft toe, aat de gemeente
die kosten niet voor naar rekening kan nemen;
maar spr. wüst op bestaande regelingen, waarbij
de ver aan te sluiten perceel en de meerdere kos-
ten procentsgewiize betalen, óf door jaarlü'ks een
zeker bedrag te storten óf door een verhoogden prijs
voor 't watergebruik. Spr. wijst op oen voorbeeld,
waarby door meerdere aansluiting, die verhooging
voor watergebruik reeds ia gereduceerd tot 25 pot
Wellicht is een dergelijke regeling ook mogtiük
voor do bewoners van den Omloop.
Mevrouw Kok meent dat de gemeente de koeten
zou kunnen betalen en dan do menschen het pro-
centsgcwü'zo terugbetalen. Spr. wüst op het wa
tergebrek te Groet, waar het een wantoestand; is,
omdat de Burenkuil en do put geen behoorlijk wa
ter meer bevatten.
Voorzitter zegt, "dat het P.W.B. niet aansluit,
wanneer het niet rendabel is. Nottelman bü'v. moest
vi j'aa£ betalen, maar dat was hem te duur.
De heer Schemer erkent, dat het P.W.B. niet
toeschietelük is. Als er aan den Omloop allemaal
menschen woonden, die de aansluiting met konden
betalen, en B. en W. konden een formule vinden
waardoor de gemeente kon helpen, dan zou een Öer-
gelü'ke regeling spr.'s steun hebben, evenals dat het
geval zou zün voor Groet. Evenwel een algemeene
voor de reis van Albuquerquo moest ik een naam
hebben, die mij niet verraden zou, wanneer mijn
kaartje gekocht werd. Stephen en ik werden Bevan
genoemd, omdat vader dien naam altijd gebruikte
voor de reis van Albuquerque mo.est ik een naam
hebben en dat was Beverley.
Om dien dag te kunnen reizen, was
ik ,Miss B. White'. En toen ik je eenmaal gezegd
had. dat ik Beverley was, moest ik altijd Beverley
vcor je blijven".
„Stephen of Stephan. -zijn Russische naam en
ik werden geboren in Rusland, waar vader een reus
achtig, petroleumveld voor Mr. Heron bestuurde.
Toen mijn v^der bij een ontploffing gedood werd
(ik was toen veertien en Stephen twaalf), achtte
Mr. Heron het zijn plicht voor onze toekomst te
zorgen. Hij was toen juist getrouwd. Je zult Mrs.
Heron wel genoeg kennén om te begrijpen, dat zij
niet opgescheept wilde worden met twee halfvolwas
sen kinderen. Zij was zelfs jaloersch op de eerste
vrouw van haar man, een Iersch meisje, dat jaren en
jaren geleden in Ierland gestorven is. Natuurlijk had
Mr. fleron haar niets van die oude liefdesgeschiede
nis verteld. Zij kreeg echter toevallig een portret van
hem en het meisje onder de oogen en ook een paar
brieven van menschen, wien hij opgedragen had te
zoeken naar zijn vrouw, met wie hij ruzie gekre
gen en die hij verlaten had. Ik logeerde bij hen, toen
Dclores het portret en de brieven ontdekte. Zij vloog
de kamer binnen, waar ik met Mr. Heron zat. Hij
moest haar handen grijpen om haar te beletten het
pertret aan stukken te scheuren, en hij bleef ze vast
houden, terwijl hij' haar zijn droeve geschiedend
vertelde. Hij was jaren in Ierland geweest, had daar
een heel arm en lief meisje ontmoet en was met
haar getrouwd, toen zij elkaar enkele weken kenden.
Het schijnt, dat zij met iemand anders geëngageerd
was en die iemand wreekte zich wreed op Heron.
Door een complot, dat hij later, toen het te laat was,
bekende, wist hij het te doen voorkomen, dat het
meisje zijn maitresse geweest was, De bewijzen wa
ren zoo sterk, dat Heron het gelooven moest of hy'
wilde of niet, waarom hij naar Amerika terugging
en daar vergetelheid trachtte te vinden. Jaren la
ter biechtte de andere mane toen hij aan tering
stierf, aan een priester, dat hij gelogen en brieven
vervalscht had. De priester schreef aan Heron. Maar
't arme, verlaten meisje was gestorven en alles wat
Heron, die zich naar Ierland gespoed had om haar
te zoeken, te weten komen .kon, was, dat enkele
maanden na zijn vertrek een meisje geboren was.
Jaren lang trachtte hij het kind te vinden, maar
•het „lukte hein niet. En eerst nadat hij alle hoop
opgegeven had, trouwde hij met Dolores Mereuo.
„Ik vermoede dat Mr. Heron zoo op ons, kinde
ren, gesteld was, omdat hü 't zy'ne verloren had.
Nadat wü in Rusland, Frankrijk en Engeland onze
opvoeding gehad hadden, kreeg hij blijkbaar een ver
langen om ons te zien. Hy en Dolores, zijn vouw,
kwamen naar Europa en namen ons, zeer tegen Do
lores' zin. dat weet ik zeker, mee naar Amerika.
Ik was toen bijna achttien en van af het eerste
oogenblik. dat we elkaar ontmoetten, besefte ik. dat
Dolores mij zou gaan haten. Wij gingen regelrecht
naar een huis in de nabijheid varf Albuquerque, dat
aan Mrs. Heron toebehoort. Haar broeder Louis
woonde daar altijd. Hij was een invalidè, moet je we
ten, een jaar jonger dan Dolores; hij had iets aan
zijn hart en bijna een bochel maar o, wat een
knap gezicht! Toen hij een groote genegenheid voor
mij ging opvatten, was haar eenige gedachte mij van
hem te verwijderen. Louis had geld van zichzelf. Hij
was rijk en ik vermoed, dat Dolores bang was, dat
ik probeeren zou met hem te trouwen, daar ik geen
cent bezat. Het was al erg genoeg voor haar, dat
Mr. Heron toegenegenheid voor mij opgevat had;
maar dat Louis mij zou liefhebben, was meer dan zij
verdragen kon. Ik werd naar een normaalschool ge
stuurd en toen ik twintig was, begon ik les te ge
ven. Van Stephen hield zij ook niet. Zij wrokte over
iedere cent. die voor ons uitgegeven werd.
„Mr. Heron wist door zijn invloed Stephen, toen
hy nauwely'ks achttien was, als verslaggever bü
een blad in Los Angeles geplaatst te'krijgen. Het was
een flinke, knappe jongen en hij kon makkelijk voor
twee jaar ouder doorgaan. Ik werd ongelukkig, want
ik begon me ongerust te maken over Stephen. Ik
wist zeker, dat hij het een of andere geheim voor
mij verborgen hield. Maar ik kon niets oytdekken
voor deuitbarsting kwam. O. Roger. het was ver
schrikkelijk. Hij was onder den invloed gekomen
van de anarchisten die bommenwerpers, die Ame
rika jaren lang geterroriseerd hebbeji. Zij hadden
hem overtuigd, dat zü edele hervormers waren. De
arme Stephen was een nuttig werktuig. Dynamiet
gooien heeft hij nooit gedaan, maar hij maakte bom
men. die hij naar verschillende plaatsen bracht, en
belastte zich met het overbrengen van brieven, die
men liever niet aaTi de post toevertrouwde. Het in de
lucht laten vliegen van de Times-gebouwen in Los
wl «e iuouMjuea utJDeeKent een vornoog-aen
pril" 8 voor watergebruik van misschien 10 a 15 pefc.
en dat is welkte doen.
De heer Duin meent, dat-B. en W. een dergelyke
regeling vorder kunnen bepraten.
Do 'heer Schermer wil het wel met do menschen
van den Omloop bepraten en de heer Bül oordeelt
het beter dat de menschen zich dan rechtstreeks tot
het P.W.B. richten.
De heer Kaag zegt, dat het dan onnoodig is, dat
de gemeente er zich verder mee bemoeit, doch
Mevr. Kok zegt, dat het gevraagd wordt aan de
gemeente en de mensohen kunnen de kosten niet
betalen.
Voorzitter zegt, dat als d'e heer Schermer het
met de menschen bepraat, dan kunnen zo zioh
wenden tot het bedrijf. De gemeente betalen, dat
kan niet, want er zyn meerdere plaatsen, waar geen
waterleiding is.
Mevr. Kok acht het billijk, dat dan de gemeente
ook voor die gedeelten 'helpt, de poel' te Groet ia
een schandaal.
Angeles en de dood .daarbij van zoovele onschuldi-
gen, openden echter zijn oogen, zooals hij later, toen
hij eindelijk zijn hart voor mij uitstortte, bekende.
Maar hij was te zeer in de zaak gemengd om zich
te kunnen redden. Dat is twee jaar geleden en het
was de ineenstorting van ons beider levensgeluk.
„Sommigen van de bende, waarmede hij gewerkt
had. bleven vrij mannen, die erin slaagden geen
achterdocht op te wekken, toen William Burn9, de
detective, do Macnamara's en hun bende ontmas
kerde. Slechts een of twee, die ouder verdenking
stonden, wisten aan Burn's klauwen te ontsnappen.
Een zekere Carl Schmelzer was de handigste.
II.ging naar het buitenland en men dacht, dat hy'
in Duitschland gestorven was. Maar dat was niet
het geval. Tegen dien tnd waren zy' gewikkeld in
nieuwe ondernemingen, aaar <1© oudo te gevaarlyk
waren- maar steeds beweerden zij, dat zy voor den
Arbeid tegen het Kapitaal werkten. John Heron
was twee jaar lang hun doelwit De strijdkreet
was, dat hu de meester, een tyran, een jflutocraat
die de zwakken meedoogtynloos vertrapte. Do Ka
meraden kenden onze geschiedenis dio van
Stephen en van mij' en zy trachten ons tégen
Mr. Heron op te zetten, omdat hij zoogenaamd niet
genoeg voor ons gedaan had. Maar zy vergallop-
peerdon ziqh Lelijk, toon zy* mijn broer bevaLm een
spoorbrug in delucht te laten vliegen oj> het oogen
blik dat Mr. Heron's particuliere trein daaroven
ging. Hy' weigerde en dreigde'Heron te waarschu
wen, tenzy' zq' al hun plannen tegen hom opgaven.
Dat bracht de bende in een toestand van vreesely-
ken angst. Zy dachten, dat hun oenige kans op
redding was, Stephen uit den weg te ruimen. Een
vriend van hem waarschuwde hem, dat er* een com
plot was om hem te vermoorden. Hij kwam regel
recht naar my toe en vertelde my' de geheele ge
schiedenis. Wy hadden geen van beiden veel hoop
meer. Wij dachten, dat de Kameraden hem per
slot van rekening te pakken zouden kry'gen. Toen
gebeurde er iets heel wonderbaarlijks. De trein,
dien Stephen na zy'n bezoek aap mü nam. derail
leerde. Iedereen in den coupé van Stephen 'werd
fedood behalve "hy* zelf. Stephen kwam op hot
enkbeeld om een zilveren sigarettenkoker met
zyn naam erin gegraveerd in den zak te stoppen
van een man, die zóó verbrand was, dat hy onmo-
lijk meer herkend kon worden oen nian van zyn
eigen grootte. Dan sloop hy' weg en Weid zich
verscheidene dagen schuil. Toen hy" vermoedde vei-
■i