tweede blad» Geestelijk Leven. OLDENKOTT'S TABAK FEUILLETON. VROUWENLIST. (flHONIG'S W Puddingen Raad Schoorl. Zaterdag 26 Juli 1924. 67ste Jaargang. No. 7474. Allereerst een enkel woordje voor „Zonnebloem". Tir rond n aan om eens te lozen het zeer eenvoudig geeohrevon boekje van Fclix Ortt, getold Troost voor stervenden Het is uitgegeven bn J. Wet man te Maassluis. Ik heb zoo'n idee dat gu dit met heel veel belangstelling zult lezen en dat ge daar veel aan zult hebben. Het is met duur en zp c-eld dubbel en dwars waard. Koop t dus in aar. ,veet, hoe ik denk over geld dat aan boeken wordt besteed dat is geld, jietwtlk op rentfe w In'uw Z'bricf schrijft gij (ik ben maar zoo vrij om dit over te nemen en te pubüoeeren m de cou rant-V Ik ga dikwijls naar de kerk. De plaats waar'wo één heeten te zijn. Ik gevoel daar mets van ik geloof dat er dan eerst iets vreeslnks zou moeten gobeuren, b.v.. dat de bliksem insloeg of ^Deze woorden hebben mü getroffen en daaraan wil ik dit „Geestelijk leven'; wijden. Als ik me niet vergis, is de godaohtengang in de aangehaalde woorden de volgende: In de ker ken heeten de menschen één te zun, d.w.z. daar behoort niet meer te worden gerekend met nl die uiterlijke verschillen in de wereld, zooals naam en positie on geld en stand', maar dit is slechts schijn, want ook in de kerk worden deze verschil len nog gevoeld. (Zonnebloem heeft groot geluk. Er zijn kerken, waar aparte armennlaatsen zijnen die plaatsen zijn gewoonlijk de slechtste). Berst bij een of andere ramp, bij doodsgevaar b.v. wordt een eind gemaakt aan die erkenning van versohil- len dan voelen zich allen één. Ik weet niet of „Zonnebloem" over wat- zy schrijft verder heeft nagedacht en of zij getracht 1 Cl .1L lo trnnlrl Q non noi om de volgen de reaen: mee meer oi soherp bewustzijn voelt de mensch, wanneer hij staat voor t aange zicht van den dood, dat 't dwaas is nog te hechten aan wat in diepsten wezen niets is dan schijn. Zie, één van tweeën is waar: óf de dood is het onher roepelijk eind van ons bestaan, óf de dood. is het begin van een nieuwe fase in ons leven. Maar in beide gevallen moeten we' loslaten wat op aarde ons boeido en vreugde gaf, afstand doen van alles, omdat we vervallen tot het „niet-zyn" of komen tot een niet-meer-lichamelijk maar geestelijk zijn, m.a.w» tot een louter ziolsbestaan. Nemen we nu dit laatste eens aan. Er komt dus een oogenblik, waarop wij los worden van het aardsclie leven wat hebben we dan aan ons geld, aan onzen roem, aan onzn positie, aan al die dingen, waarnaar wtj misschien hebben gejaagd en gehunkerd? Dan as onze beteekenis alléén, enkel en alleen afhanke lijk van 'den toestand onzer ziel. Dan zijn alle aan; iTa versierselen weg en blijkt wie wij' Ook mij heeft het toekomsfcvraagatuk bezig ge houden en nog stel ik mij' zelf menigmaal de vraag waartoe zich de immer groeiende menschheid ^al ontwikkelen. Maar nooit verlies ik hierbij* één ding uit het oog, nl. dat ik de menschen niet mag idea- liseeren, maar moet nemen zoo als ze zijn. Want vast staat voor mij, dat wèl de gezindheden en in zichten bij de mensohen voor verandering vatbaar zijn. maar dat het wezen van den mensch gelijk blijft en gelijk zal blijven. En dit wezen, dit ken merkende van den mensch mag nooit weggedacht worden bij onze overdenking van der menschhcids toekomst, als we niet 'tot fantasterij willen verval len. Welnu, hebben wij recht 055 aan te nemen, dat er. zy' het dan na langen tijd, zal komen oen msfljt- schappy waarin de mensohheid zich inderdaad één zal voelen, d.w.z. één groote familie, één huisgezin, één harmonisch, vredig geheel of hoe ge 't noemen wiltP Wanneer men zich deze maatschappij denkt als een idyllischen toestand dan zeg ik onvoorwaar delijk: neen. Een paradijstoestand zal 't op aarde nooit worden en ik voeg er aan toe: gelukkig, want die toestand lijkt me zeer onbegeerlijk, ik i vind de menschenwereld heusch niet zoo mooi, i maar, waarachtig, ik zou toch niet met wijlen Adam en zijn echtvriendin Eva willen ruilen. En ik ben achteraf toch maar heel blij, dat Eva haar lust om in de vrucht te bijten, op aandrang van den slang, niet heeft kunnen weerstaan. Maar in allen ernst: m.i. is het een domheid en een dwaasheid te den ken, dat ooit op de aardo do menschverhoudingen zóó zouden worden, dat men zou kunnen spreken van algemeene brooderschap in^ dezen zin, dat alle menschen stuk voor stuk elkander zouden liefheb ben en zich een met elkaar zouden voelen. Want er is onder de menschen een ontzaglijk groot verschil... en dit verschil zal nooit kunnen worden overbrugd, omdat dit verschil 't gevolg is van wat ieder persoonlijk is, zoowel fysiek als in tellectueel1 en moreel. De menschen staan niet op dezelfde hoogte. De structuur van de hersenen is verschillend; daar zijn knappe koppen en oer-stom- melingen. Dat zijn al direct twee categorieën van menschen tusschen wie een ondempbare klove gaapt. Ik neem gaarne aan, dat de lezers van Gees telijk Leven behooren tot de verstandigendat mag wel, nietwaar? Welnu, weet gij dan met bü onder vinding, hoe vreeselyk het is met echte domme men schen Ije moeten omgaan, met die ezels welke zóó dom zijn, dat zy, (en dat zyn- de echte dommen) toch over allerlei vraagstukken, waarover denkers zitten te tobben, een oordeel hebbene n dit oordeel zelfs uitspreken ook. Met dit soort menschen js I de omgang op den duur eenvoudig onmogelijk. Zij i irriteeren ons en maken ons dol. i Nu wil dit niet zeggen, dat we die domme men schen minderwaardig zouden achten, als mensch of dat we hen op ©enigerlei wijze onaangenaam zou den bejegenen. Maar wel beduidt dit, dat we ons met hen niet één kunnen gevoelen, daar staat iets tusschen hen en ons. Zoo zijn er ook verschillen in het zedelijk gehalte der menschen evenals in uiterlijke beschaving. En ook deze verschillen zijn hinderpalen voor de waar achtige toenadering en het eenheidsbesef. Het is voor iemand, die ^necht aan eerlijkheid en trouw en waarheidszin niet uit te houden in een sfeer van menschen, voor welke deze woorden slechts ijdelo klanken zijn hy zou daarin voortdurend ge kweld worden door neftige ergernis. Of denk aan iemand, die streeft naar geslachtelijke reinheid. Zou hij zich thuis gevoelen in een kring, waar geregeld die gesprekkeen loopen over het sexueölé NOG STEEDS Ut BESTE Voelt gij wel hoe onwezenlijk dan alle verschil len, gelijk we die in het leven kennen, worden? Welnu: dit besef dringt zich op aan den mensch, wanneer hij meent in groot gevaar te zijn .en den dood denkt te zien naderen. Onze groote tooneelschryver Herman Heyermans neeft deze gedachte in een "tooneelstuk Verwerkt en niet zoo heel lang geleden las ik de beoordeling van een dergelijk stuk van een anderen schrijver. Daar zijn eenigo menschen, die meenen dat nun laatste uur spoedig zal slaan en dat plaatst hen oogenblikkelijk geheel anders tegenover 'het leven. En nu moeten wij het eens met elkaar over die eenheid hebben, want daarover valt toch eigenlijk heel wat meer te zeggen dan de meesten vermoed én. ^Ongetwijfeld heert die idee der eenheid steeds groote bekoring uitgeoefend. Het oer-christondom predikte als ideaal net bekende: één kudde onder lénen herder. En nog altijd kunt ge uit den mond van menschen van allerlei schakeering en kleur vernemen, hoe zij gelooven dat ééns den tijd zal komen, dat die idee der menscheliike eenheid zal borden beleefd en verwerkelijkt. En dan vormen zich vage voorstellingen van een toekomst van gelijkheid voor allen en er worden fantastischê boeken geschreven, zooals het beroem de boek van Thomas Mqrus, „Utopia'/ en „Nieuws uit Nergensoord" door William Morris en „In het jaar 20M" met het vervolg „Gelijkheid voor allen" door Eward Bellamy. (Eén dezer boeken móet. dunkt mij, een beschaafd en. ©enigszins ontwikkola mensch lezen. Ze zijn alle drie in net Nederlandsehi vertaald en uitgegeven bij S. L. van Looij te Am sterdam Naar het Engelsch van C. N. en A. M. WILLIAMSON Bewerkt door W. J. A. ROLDANUS Jr. 30. HOOFDSTUK XXXVIII. Terwijl Roger op Beverely neer stond te kijken, sloeg zij haar oogen op. „Stephen is dood!" prevelde zij. „Stephen is dood". „Wie is Stephen?" vroeg Roger kortaf. uO Roger!" smeekte zij hem, in snikken uit barstend. ^Mijn arme Stephen! Ik zal hem nooit meer zien. Al mijn opofferingen vergeefsch!" ..Wie is Stephen?" herhaalde Roger. Zij stak haar armen naar hem uit, zonder zijn vragen te beantwoorden. „Roger troost mij"!" smeekte zij. In zijn geheele leven, hoe lang dat ook mag du ren, zal Roger blij zijin, dat hij/ op dat oogenblik Beverley niet van zich stiet. Zonder verder een woord te zeggen, drukte hij1 haar in zijn armen, terwijl ziji tegen zijn wang huilde. Zij dachten er geen van beiden meer aan. dat zij gastheer en gastvrouw waren, dat dit de „groote avond" was, waarover de couranten schreven, dat het diner reods een half uur verzet was. dat !t bal om half elf beginnen moest, dat de vier beroemde Russi sche dansers, die het als de groote „verrassing" openen zouden, dadelijk moesten komen. Toen Beverley uitgesnikt was. begon zij met een zwakke stem, als die van een moe meisje: „Ik kan nu alles zeggen. Wil je luisteren tot het eind toe. Roger, onverschillig of' je me vergiffenis schenken kan of niet?" „Ja". antwoordde hij. „Maar weet dit voor je be gint! Ik heb- je zóó lief. dat, als er iets te vergeven valt, het reeds vergeven is". „Stephen is mijn broeder", zeide zij. „de eenige persoon, die mij toebehoorde na vader's dood. Mijn moeder herinner ik me niet. Zij1 behoorde tot een voorname Russische'familie, die allen als politieke gevangenen naar Siberië gestuurd werden. Zij was pas zestien en mijn vader redde haar door met haar te trouwen. Ik werd naar haar Olga genoemd. Maar EEN GOEDE TOESPIJS maakt den maaltijd compleet. Kiest daarom als nagerecht een HONIG'S PUDDING, gefabriceerd met de bekende Honig's Maizena. Deze bezit door zijn samenstelling alle goede eigenschappen. Gewild bijgrooten kiein,doorzijnkeerlijken smaak. Vraagt Uw winkelier LET OP MET MERK leren en waar die goeprekken een plat, triviaal, gemeen karakter dragon F Kunnen we ons ook niet stooten aan grove vor men en ruwe manieren? En hoe velen zijn er, die aan het euvel der grof heid en ongemanierdheid mank gaan. Een mensch van beschaving ontvlucht -het gezel schap, waar de taal onbehoorlijk is. En hoe kunnen bepaalde manieren ons hindearen. Stelt u voor, dat ge met 'iemand aan één tafel zit te eten en dat n«y mét den mond open eet of zün tanden of kiezen zit te bewerken, dat hij" smakt of aan andere ongerechtigheden zich schuldig maakt. Dat gaat heusoh niet! Gij vindt misschien dit alles niet belangrijk. Maar dan verzoek ik u toch to bedenken, dat al. deze klei ne dingen inderdaad van groote beteekenis zijn. Zij wijzen op de verschillen d'er mensohen, welke zeei* sterk als belemmeringen voor toenadering en ''een heid werken.. En met die vea-schillen hebben wij' tot in verre toekomst te rekenen. Zij zullen blijven, omdat zij 't onvermijdelijk gevolg zijn van tfrsohilleiide ge aardheid. Maar er staat iets anders tegenover. Ondanks de genoemde verschillen is 'toch de b e- leving der eenheid met de menschheid heel goed mogelijk en mij dunkt: wij moeten tot die beleving komen op de. volgende gronden. Ten eerste: in wezen zijn alle mensohen gelijk; de een moge meer ontwikkeld zijn dan de ander, intellectueel of moreel, dat doet niets af aan het feit, dat in a 11 e menschen dozelfde neigingen le ven (ofschoon zo niet bij alle, tengevolge van om standigheden b.v. op geljke wijze tot ontwikkeling komen). Wanneer wij ons zelf onderzoeken, komen wij tot het inzicht, aat woj in wezen gelijk zijn aan aKe andere menschen dn dat het niets dat on- femotiveerde hoogmoed is, wanneer wij ons verbeel- en scheiding te mogen maken tusschen „goeden" en „slechten", waarbij wij dan natuurlijk onszelf tot de „goeden/ rekenen. Ik wil tenminste gaarne erkennen, dat ik me in mijn diepste zélf verwant gevoel aan eiken misdadiger, aan iederen gedegene- I reerde zelfs. Daar is niets zóó gemeen ot de kiem van dat gemeene is ook in mij. Dat deze kiem bij mij niet tot ontwikkeling komt is een gelukkige omstandigheid, waarvoor ik slechts dankbaar heb te zijn, maar waarop ik me niet mag en kan beroe- meh. Daarom is er in het gemoed van dien ernstige denkenden mensch geen plaats voor farizeïsme. De koningin en de verslonsde woonwagenvrouw, de minister van justitie en de tuchthuisboef, rtoor en zijn zondigs te biechteling, dé dominé en minste zijner gemeenteleden zijn in diepsten. zin eikaars gelijken. Dit sluit tevensin, dat wij in allen ook het groote en verhevene terugvinden, zij 't dan ook bij velen slechte in kiem, zonder dat de gelegenheid voor ontwikkeling dier kiem ooit aanbrak. Ten tweede wijs ik op het altijd' maar weer vergeten feit, dat de menschen elkander absoluut noodig hébben om te. leven. Economisch is dit wel heel duidelijk voor ieder, die eenig begrip heeft van de Ievenseischen. Maar ook geestelijk is dit waar. Zelfs in ons gedaohtenleven zijn we van elkaar afhankelijk en ons geestelijk leven is het resultaat van den arbeid van duizenden anderen, die lgefden vóór on3 en nog leven met ons. Déze overweging moet, dunkt mij, wel zéér sterk in ons het eenheidsbesef doen opkomen. Is het nu zoo dwaas op grond van deze over weging te ooncludeereii dat noodwendig dit besef ook zal moeten komen? Ik ga zelfs verder. Het is reeds komonde. In één enkelen mensohenleefty'd kunnen we zeer stellig de verandering der meeningen in flit op zicht waarnemen. Welk een verschil tusschen thans en dertig, veer tig j'aar geleden. De standsverschillen verflauwen; i de eerbied voor den rijkdom, voor 1de hooge positie wordt steeds minder. Niet te verwonderen, dat i antieke menschen bedenkelijk het hoofd schudden over de teekenen des ty'ds. Ondanks dit schudden echter, gaat\het nivelleeringsproces door: de on wezenlijke, uiterlijke verschillen verdwijnen. Al leen de werkelijke verschillen, waarover wij in d'en beginne spraken, zullen blijven. En zoo zien wij de toekomst niet als een idyllische gelijkheid, maar als een eenheid met groote verscheidenheid. Eenheid door het levende besef dat wij men schen in wezen gelijk zijn en elkaar economisch en geestelijk niet kunnen missen, waaruit volgt, dat er geuocht zal worden een vorm van sa menleving, waarin economisch de mensohen onder gelijke voorwaarden leven. V ersoheidenheid omdat ieder mensch een eigen individualiteit bezit, een eigen ontwikkelingg- hoogfce heeft bereikt, een eigen» gemoedslevon hééro. Zoo stei ik mij dus in de toekomst voor oen men- sckenmaateohappij van gelijkberechtigde mensohen, die zich vóór alles weten deelen van hot geheeiy door dit élechts levend on daaraan zich nauw vér- bonden gevoelend', maar tevens van menschen, die bij .economische gelijkheid een groote ongelijkheid zullen openbaren op geestelijk gebied. En rt wil mri voorkomen/ dat in doze geestelijke ongelijkheid zal gevonden worden een machtigen prikkel voor den mensch om zich in te spannen pn te stijgen lot grootere.menscholykhcid. Want de waarachtige mcnscholykheid is alleen bereikbaar bij goeetolij- kon groei. ASTOR. Vergadering van den Raad op Donderdag' 21 Juli l92Ldes morgens 10 uur. Afwezig Mevrouw Heringa. Voorzitter de heer Van Lienen* looo-burgemeester secretaris de heer Smits. Na opening volgt lezing der ndbulon, die na een enkele opmerking onder dankzegging aan den secretaris, worden goedgekeurd. Medegedeeld worift, dat bü de op 11 Juni gehou den kasopname bij den gemeente-ontvanger in kas was f 472.43 on bü de kasopname bü don administra teur van het G.E.B. op 15 Juli f 56215%. Ged. Staten maken Dezwaar tegen artikel 8 van de invorderings-verordening óp de heffing van hon denbelasting, waarin strafbaar wordt gesteld de poging of medeplichtigheid tot ontduiking van fclie belasting. Goedgevonden wordt, dio bepaling te schrappen. Ten aanzien van aanlog Van waterleiding langs den Omloop, is van het P.W.B. een kostenbero- ning ingekomen en de kosten zouden bedragen f 810. B. en W. zün van oordeel, dat deze kosten niet voor rekening van de gemeente kunnen worden fenomen, maar wanneer de particulieren dit bé- ra# bijeenbrengen, de gemeente haar medewerking zou kunnen verleenen, door het plaatsen van een brandkraan. Mevr. Kokde Jager vindt het niet rechtvaardig, dat de menschen die zoo ver van de hoofd buis af.- wonen, verstoken blüven van de waterleiding en vraagt of er niet een middel gevonden kan worden de menschen aan water te nelpen. Ze schermen zoo over den gezondheidstoestand, maar dan moet er ook maar geholpen worden. Voorzitter zegt, dat het niet opgaat, dat de ge meente de kosten betaalt, te Camp is iiet ook zoo. De heer Schermer geeft toe, aat de gemeente die kosten niet voor naar rekening kan nemen; maar spr. wüst op bestaande regelingen, waarbij de ver aan te sluiten perceel en de meerdere kos- ten procentsgewiize betalen, óf door jaarlü'ks een zeker bedrag te storten óf door een verhoogden prijs voor 't watergebruik. Spr. wijst op oen voorbeeld, waarby door meerdere aansluiting, die verhooging voor watergebruik reeds ia gereduceerd tot 25 pot Wellicht is een dergelijke regeling ook mogtiük voor do bewoners van den Omloop. Mevrouw Kok meent dat de gemeente de koeten zou kunnen betalen en dan do menschen het pro- centsgcwü'zo terugbetalen. Spr. wüst op het wa tergebrek te Groet, waar het een wantoestand; is, omdat de Burenkuil en do put geen behoorlijk wa ter meer bevatten. Voorzitter zegt, "dat het P.W.B. niet aansluit, wanneer het niet rendabel is. Nottelman bü'v. moest vi j'aa£ betalen, maar dat was hem te duur. De heer Schemer erkent, dat het P.W.B. niet toeschietelük is. Als er aan den Omloop allemaal menschen woonden, die de aansluiting met konden betalen, en B. en W. konden een formule vinden waardoor de gemeente kon helpen, dan zou een Öer- gelü'ke regeling spr.'s steun hebben, evenals dat het geval zou zün voor Groet. Evenwel een algemeene voor de reis van Albuquerquo moest ik een naam hebben, die mij niet verraden zou, wanneer mijn kaartje gekocht werd. Stephen en ik werden Bevan genoemd, omdat vader dien naam altijd gebruikte voor de reis van Albuquerque mo.est ik een naam hebben en dat was Beverley. Om dien dag te kunnen reizen, was ik ,Miss B. White'. En toen ik je eenmaal gezegd had. dat ik Beverley was, moest ik altijd Beverley vcor je blijven". „Stephen of Stephan. -zijn Russische naam en ik werden geboren in Rusland, waar vader een reus achtig, petroleumveld voor Mr. Heron bestuurde. Toen mijn v^der bij een ontploffing gedood werd (ik was toen veertien en Stephen twaalf), achtte Mr. Heron het zijn plicht voor onze toekomst te zorgen. Hij was toen juist getrouwd. Je zult Mrs. Heron wel genoeg kennén om te begrijpen, dat zij niet opgescheept wilde worden met twee halfvolwas sen kinderen. Zij was zelfs jaloersch op de eerste vrouw van haar man, een Iersch meisje, dat jaren en jaren geleden in Ierland gestorven is. Natuurlijk had Mr. fleron haar niets van die oude liefdesgeschiede nis verteld. Zij kreeg echter toevallig een portret van hem en het meisje onder de oogen en ook een paar brieven van menschen, wien hij opgedragen had te zoeken naar zijn vrouw, met wie hij ruzie gekre gen en die hij verlaten had. Ik logeerde bij hen, toen Dclores het portret en de brieven ontdekte. Zij vloog de kamer binnen, waar ik met Mr. Heron zat. Hij moest haar handen grijpen om haar te beletten het pertret aan stukken te scheuren, en hij bleef ze vast houden, terwijl hij' haar zijn droeve geschiedend vertelde. Hij was jaren in Ierland geweest, had daar een heel arm en lief meisje ontmoet en was met haar getrouwd, toen zij elkaar enkele weken kenden. Het schijnt, dat zij met iemand anders geëngageerd was en die iemand wreekte zich wreed op Heron. Door een complot, dat hij later, toen het te laat was, bekende, wist hij het te doen voorkomen, dat het meisje zijn maitresse geweest was, De bewijzen wa ren zoo sterk, dat Heron het gelooven moest of hy' wilde of niet, waarom hij naar Amerika terugging en daar vergetelheid trachtte te vinden. Jaren la ter biechtte de andere mane toen hij aan tering stierf, aan een priester, dat hij gelogen en brieven vervalscht had. De priester schreef aan Heron. Maar 't arme, verlaten meisje was gestorven en alles wat Heron, die zich naar Ierland gespoed had om haar te zoeken, te weten komen .kon, was, dat enkele maanden na zijn vertrek een meisje geboren was. Jaren lang trachtte hij het kind te vinden, maar •het „lukte hein niet. En eerst nadat hij alle hoop opgegeven had, trouwde hij met Dolores Mereuo. „Ik vermoede dat Mr. Heron zoo op ons, kinde ren, gesteld was, omdat hü 't zy'ne verloren had. Nadat wü in Rusland, Frankrijk en Engeland onze opvoeding gehad hadden, kreeg hij blijkbaar een ver langen om ons te zien. Hy en Dolores, zijn vouw, kwamen naar Europa en namen ons, zeer tegen Do lores' zin. dat weet ik zeker, mee naar Amerika. Ik was toen bijna achttien en van af het eerste oogenblik. dat we elkaar ontmoetten, besefte ik. dat Dolores mij zou gaan haten. Wij gingen regelrecht naar een huis in de nabijheid varf Albuquerque, dat aan Mrs. Heron toebehoort. Haar broeder Louis woonde daar altijd. Hij was een invalidè, moet je we ten, een jaar jonger dan Dolores; hij had iets aan zijn hart en bijna een bochel maar o, wat een knap gezicht! Toen hij een groote genegenheid voor mij ging opvatten, was haar eenige gedachte mij van hem te verwijderen. Louis had geld van zichzelf. Hij was rijk en ik vermoed, dat Dolores bang was, dat ik probeeren zou met hem te trouwen, daar ik geen cent bezat. Het was al erg genoeg voor haar, dat Mr. Heron toegenegenheid voor mij opgevat had; maar dat Louis mij zou liefhebben, was meer dan zij verdragen kon. Ik werd naar een normaalschool ge stuurd en toen ik twintig was, begon ik les te ge ven. Van Stephen hield zij ook niet. Zij wrokte over iedere cent. die voor ons uitgegeven werd. „Mr. Heron wist door zijn invloed Stephen, toen hy nauwely'ks achttien was, als verslaggever bü een blad in Los Angeles geplaatst te'krijgen. Het was een flinke, knappe jongen en hij kon makkelijk voor twee jaar ouder doorgaan. Ik werd ongelukkig, want ik begon me ongerust te maken over Stephen. Ik wist zeker, dat hij het een of andere geheim voor mij verborgen hield. Maar ik kon niets oytdekken voor deuitbarsting kwam. O. Roger. het was ver schrikkelijk. Hij was onder den invloed gekomen van de anarchisten die bommenwerpers, die Ame rika jaren lang geterroriseerd hebbeji. Zij hadden hem overtuigd, dat zü edele hervormers waren. De arme Stephen was een nuttig werktuig. Dynamiet gooien heeft hij nooit gedaan, maar hij maakte bom men. die hij naar verschillende plaatsen bracht, en belastte zich met het overbrengen van brieven, die men liever niet aaTi de post toevertrouwde. Het in de lucht laten vliegen van de Times-gebouwen in Los wl «e iuouMjuea utJDeeKent een vornoog-aen pril" 8 voor watergebruik van misschien 10 a 15 pefc. en dat is welkte doen. De heer Duin meent, dat-B. en W. een dergelyke regeling vorder kunnen bepraten. Do 'heer Schermer wil het wel met do menschen van den Omloop bepraten en de heer Bül oordeelt het beter dat de menschen zich dan rechtstreeks tot het P.W.B. richten. De heer Kaag zegt, dat het dan onnoodig is, dat de gemeente er zich verder mee bemoeit, doch Mevr. Kok zegt, dat het gevraagd wordt aan de gemeente en de mensohen kunnen de kosten niet betalen. Voorzitter zegt, dat als d'e heer Schermer het met de menschen bepraat, dan kunnen zo zioh wenden tot het bedrijf. De gemeente betalen, dat kan niet, want er zyn meerdere plaatsen, waar geen waterleiding is. Mevr. Kok acht het billijk, dat dan de gemeente ook voor die gedeelten 'helpt, de poel' te Groet ia een schandaal. Angeles en de dood .daarbij van zoovele onschuldi- gen, openden echter zijn oogen, zooals hij later, toen hij eindelijk zijn hart voor mij uitstortte, bekende. Maar hij was te zeer in de zaak gemengd om zich te kunnen redden. Dat is twee jaar geleden en het was de ineenstorting van ons beider levensgeluk. „Sommigen van de bende, waarmede hij gewerkt had. bleven vrij mannen, die erin slaagden geen achterdocht op te wekken, toen William Burn9, de detective, do Macnamara's en hun bende ontmas kerde. Slechts een of twee, die ouder verdenking stonden, wisten aan Burn's klauwen te ontsnappen. Een zekere Carl Schmelzer was de handigste. II.ging naar het buitenland en men dacht, dat hy' in Duitschland gestorven was. Maar dat was niet het geval. Tegen dien tnd waren zy' gewikkeld in nieuwe ondernemingen, aaar <1© oudo te gevaarlyk waren- maar steeds beweerden zij, dat zy voor den Arbeid tegen het Kapitaal werkten. John Heron was twee jaar lang hun doelwit De strijdkreet was, dat hu de meester, een tyran, een jflutocraat die de zwakken meedoogtynloos vertrapte. Do Ka meraden kenden onze geschiedenis dio van Stephen en van mij' en zy trachten ons tégen Mr. Heron op te zetten, omdat hij zoogenaamd niet genoeg voor ons gedaan had. Maar zy vergallop- peerdon ziqh Lelijk, toon zy* mijn broer bevaLm een spoorbrug in delucht te laten vliegen oj> het oogen blik dat Mr. Heron's particuliere trein daaroven ging. Hy' weigerde en dreigde'Heron te waarschu wen, tenzy' zq' al hun plannen tegen hom opgaven. Dat bracht de bende in een toestand van vreesely- ken angst. Zy dachten, dat hun oenige kans op redding was, Stephen uit den weg te ruimen. Een vriend van hem waarschuwde hem, dat er* een com plot was om hem te vermoorden. Hij kwam regel recht naar my toe en vertelde my' de geheele ge schiedenis. Wy hadden geen van beiden veel hoop meer. Wij dachten, dat de Kameraden hem per slot van rekening te pakken zouden kry'gen. Toen gebeurde er iets heel wonderbaarlijks. De trein, dien Stephen na zy'n bezoek aap mü nam. derail leerde. Iedereen in den coupé van Stephen 'werd fedood behalve "hy* zelf. Stephen kwam op hot enkbeeld om een zilveren sigarettenkoker met zyn naam erin gegraveerd in den zak te stoppen van een man, die zóó verbrand was, dat hy onmo- lijk meer herkend kon worden oen nian van zyn eigen grootte. Dan sloop hy' weg en Weid zich verscheidene dagen schuil. Toen hy" vermoedde vei- ■i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 5