Debat Van Embden en Snijders.
Raad Winkel.
TWEEDE BLAD,
Donderdag 2 Oclober 1924.
67sle Jaargang. No. 7513.
(Vervolg.)
Vervolgens trad generaal C. J. Snijders op, die
ovenals prof., Van Embden met applaus word be,
groet.
Generaal C. J. Snijders herinnerde er aan. dat hij
in de vergadering dor Kon. Ned. Ver. „Ons Leger" op
19 Juli jl. de ontwapening»- en weerbaarheidspropa-
ganda van prof. dr. D. van Embden „onzinnig en ver
derfelijk" noemde. Dat mag gematigd heeten, verge
leken met de minachtende wijze, waarop de heer Van
Embden en andere anti-militaristische leden der Sta-
ien-Genoraal gewoon zijn. zich over de meeningen
hunner tegenstanders uit te spreken.
Inderdaad acht ik, zei spr., hun propaganda „ver
derfelijk", omdat zij 1 uitgaande van onjuiste grond
slagen en als zoodanig dus „onzinnig" in den lande
een strooming dreigt te doen ontstaan, die noodlot
tig zou kunnen worden. Niet alleen vinden zij steun
bij hen, die om politieke of financieel© redenon ijve
ren voor eenzijdige ontwapening; maar ook is onder
hen, die onze weerbaarheid noodzakelijk achten, on
rust en twijfel gewekt, terwijl de groote schare van
zwakken en kleurloozen, die onnadenkend zich door
ellfe klinkende leuze laten wegsleetfen."
Spr. deed uitkomen, dat hij prof. v. E. niet op den
voet zou volgen, maar zich allereerst bezighouden
met den
©as. en luchtoorlo©w
Prof. v. E. verklaarde, dat düfc het hoofdpunt, het
li ion wo was. En werkelijk is hét de luidruchtige over
drijving, waarmede dit onderwerp door den heer v.
E. is behandeld, welke in vele kringen schrik en on
zekerheid heeft gewekt.
De invoering echter dor chemische strijdmiddelen,
waarop prof. v. E. zich beroept, was waarlijk niet
noodig om bij elk beschaafd en zedelijk mensch af
schuw van den oorlog te wekken. Integendeel, allen,
•die tot oordeelen bevoegd zijn, verklaren dat de gas-
oorlog minder wreed is dan die met. andere moderne
wapens, zooals die reeds vóór 1914 werden gebruikt.
Alle bronnen, daaronder de oificieele rapporten en
statistieken en| de verklaringen van deskundigen, die
den gasoerlog hebben meegemaakt en daarin eene
leidende rol hebben vervuld, zijn volmaakt eenstem
mig in hunne uitspraak, dat:
a. de soldaat te velde eene aanzienlijk kleinere
kans loopt op gasvergiftiging dan op verwonding of
dood door andere wapens;
b. de sterfte door gasvergiftiging naar verhouding
zeer belangrijk geringer is dan die door verwonding
door andere wapens;
c. de gomiddelde verplegingsduur der gaszieken
korter is dan die van andere gewonden
<1 de genezing der gaszieken over 't algemeen gun
stig en tamelijk snel verloopt en dat blijvende nadee-
lige gevolgen zeldzaam zijn; eri dat
e. het aantal der door gasvergiftiging geheel of ge
deeltelijk blijvend ongeschikten 9lechis een zeer ge
ring percentage van het geheele aantal in den oorlog
ongeschikt gewordenen bedraagt, terwijl de relatieve
ongeschiktheid van hen, die dat zeer geringe percen
tage uitmaken, slechts voor enkelen meer «(jan 50 pet.
bedraagt.
Gegrond op de ervaring van een driejarigen gas-
oorlog. bewijzen deze uitkomsten, dat de chemische
strijdmiddelen niet wreeder zijn dan anderé wapens.
Zoo getuigen alle bevoegde schrijvers, ook die naar
welke prof. Van Embden verwijst, doch wier verkla
ringen hij verzuimt aan te halen.
De overdrijving der gruwelen van den ga90orlcg
verklaart spr. mede uit het feit, dat de eerste Duit
sche gasaanvallen in April 1915 geschiedden in strijd
met de ook voor de Duit.schers aanvaarde overeen
komst, wat aan de Geallieerden een middel tot oor
logspropaganda in handen gaf. Zoo verkreeg de gas
oorlog bij ondeskundigen al dadelijk den roep van
bijzondere onmenschelijkheid.
Maar het voornaamste, wat daartoe leidde, was dat
de eerste Duitsche gasaanvallen de Geallieerden trof-
fen volkomen onvoorbereid, zonder eenige bescher-
min, zonder eenig afweermiddel. De verliezen waren
dan ook zeer groot.
Er is echter inmiddels heel wat veranderd. De che
mische oorlog heeft zich bij beide oorlogvoerende
partijen stelselmatig ontwikkeld, zoowel ten opzichte
van offensief gebruik als van bescherming tegen do
ga.swcrking des vijands. Do middelen tot bescher
ming tegen gas zijn naar het tegenwoordig standpunt
volkomen bevredigend.
Men kan ook niet zeggen, dat die strijdwijze een
hoofdfactor in de beslissing van den wereldoorlog is
geweest. Het chemische wapen is een normaal oor
logswapen geworden., dat nimmer meer uit de oor
logstechniek verdwijnen zal. Het is een geweldig wa
pen. Maar niet geweldiger dan eenig ander modern
oorlogsmiddel. Noodlottig on onweerstaanbaar is hot
Slechts voor die partij, die verzuimt zich tijdig op
gebruik van afweer voor te bereiden,
Maar de heer Van Embden beschikt over vertrou
welijke adviezen van geheimzinnige buitenlandsche
geleerden, die hem hebben toevertrouwd, dat er ook
gassen bestaan, die het gebruik van elk gasmasker
verijdelen en voorts dat het ware gevaar bij de che
mische krijgsvoering ligt in de mogelijkheid dat een
nieuw gas ontdekt zou kunnen worden, hetwelk het
gebezigde masker van een der partijen zou kunnen
doordringen, en waartegen de partij, die dit gas ge
bruikt, een speciaal beschermingsmiddel zou hebben.
Ik kan niet zeggen, dat dit hypothetische gas en
dito beschermingsmiddel op mij grooten indruk
maakt. Ik heb uit de practijk dor wapenwerking en
de studie van den oorlog geloerd:
a. dat er een diepe en wijde klove ligt tusschen la
boratorium- en oorlogsuitkomsten;
b. dat er nog nimmer een aanvalswapen is bedacht
geworden, waartegen ook niet weldra bescherming
gevonden werd; en
c. dat geen enkel oorlogsmiddel hetzij tot aanval,
betzij tot afweer, geheim blijft. Allerminst in. den
oorlog, als gewonden, gevangenen, spionnen en over.
loopers de gewichtigste onthullingen doen. De we
reldoorlog heeft dit op overtuigende wijze bewezen.
En dan.... ik heb ook eenige geleerden achter de
hand. ook professoren .ditmaal met bekende namen.
In een onlangs verschenen rapport van de Commis-
sion Temporaire Mixte van den Volkenbond wordt
de meening kenbaar gemaakt van verschillende ge
leerden. Dit rapport zegt oa:
„Nul ne peut garantir que de nonvelles sub-
stances ne seront décoitverte3, qui troubleront
d'autres fonctions du corps. Ce n'est lè qu'une
hypothèse, il est vrai. M. Ie Senateur Paterno
estime que Ton ne doit pas 1'exclure. mais il
fait également observer, que rien d'autorise
croire qu'on puisse découvrir et préparer une
quantitó consldérable .de substances nouvelles
présentant une grande supériorité militaire sur
celles quo 1'on connait déja. Faire ressortir
qu'au début de la guerre le nombre des gas
esphyxiants connus s'élevait h une trentaine.
alors qu'aujourd'hui, on en peut compter plus de
mille, constituë d'aprés luiun argument dépour-
vu de valeur, si 1'on réfléchit que dans cette aug-
mentation rapide de trente mille n'est compris
aucun produit nouvellement découvert et que le
phosgène, le chloruro de cyannogène et l'ypérite,
qui occupaient la prémière place parmï les tren
te. Tont conservé parmi les mille."
„La conséquence la plus logique qu'on putsse
tirer de cette constatation est simplement que les
nouvelles recherches effectuées sur les mille sub
stances n'ont abouti riem"
De ooïflojj ijeqen noncomba tl anten.
Hot is rlo bedreiging onzer burger-bevolking met
gevaren, welker overdreven schildering er op bere
kend is, op de onnadenkende en ondeskundige me
nigte indruk te maken.
Prof. v. E. heeft van dit middel tot schrikaanja
ging een onbeschroomd gebruik gemaakt. Tot. staving
van zijn meening wordt o.a. aangevoerd, dat Edison
zou beweerd hebben, dat de bevolking van geheel
Londen, met behulp van het nieuwe Levesite-gas in
enkele uren, uit niet meer dan 20 a 50 vliegtuigen,
uitgeroeid kan zijn. Dit is jammerlijke onzin.
Berekend naar gegevens, gegrond op de practijk
van den wereldoorlog, zouden voor bet geheel met
gas uitroeien van Londen 38 millioon Kg. bom ge
wicht noodig zijn, voor het afwerpen van welke
19.000 vliegtuigen, elk 2000 Kg. bomgewicht (welke
vliegtuigen nog niet bestaan), vereischt zouden wor
den. Onderstellende dat bij gunstige weersgesteldheid
iederen nacht '200 vliegtuigen boven een geheel on
verdedigd Londen zouden kunnen komen, dan zijn
voor dat kunststukje van Edison 95 nachten en 200
vliegtuigen noodig. Wie iets van den luchtoorlog
weet, zal erkennen, dat het des nachts brengen van
200 vliegtuigen, boven een bepaald doel, reeds een
ongehoord moeilijk probleem zou zijn; dat 95 nach
ten van vliegbaar weer zelfs in een beter klimaat dan
het onze nimmer achtereen voorkomen; en. dat zulke
reusachtige luchtraids een zoo buitengewoon om
vangrijke en zorgvuldige voorbereiding zouden vor
deren. dat zij slechts met belangrijke tusschenruim-
ten denkbaar zouden zijn.
Maar wat nood? De vijand kan immers alles en wij
kunnen niets. Frankrijk bezit 3000 vliegtuigen, be
weerde prof. Van Embden in zijn brochure. Inder
daad1 beschikt, volgens betrouwbare gegevens. Frank-
r:'v thans met inbegrip van daartoe geschikte
vliegtuigen, der civiele luchtvloot ten hoogste over
250 a 300 zware bombardementsvliegtuigen, geschikt
voor nachtelijke luchtraids op groote afstandon.
Maar hiervan kunnen er ten hoogste 2/3 tegelijk voor
den dienst beschikbaar zijn.
Tegenover de gewaande luchtvloot van 3000 vlieg
tuigen, bezitten wij er, volgens, prof. Van Embden.
slechts 112. Maar deze tegenstelling berust op de vol
strekte onaannemelijke onderstelling,, dat Nederland
alleen oorlog zou moeten voeren met een groote mo
gendheid. Dit is ongerijmd.
Het gevaar voor Nederland: is te worden meege
sleept in een oorlog tusschen andere Wesft-Europee-
sche staten onderling en dit is ook de eenige reden
van bestaén voor de weerbaarheid. In zoodanig ge
val is het uitgesloten, dat een der oorlogvoerenden
zijn geheele luchtvloot, zou kunnen zenden naar een
nevenoperatietooneel.
Luchtafweer.
Over luchtafweer loopt prof. Van Embden losjes
heen. Zij is volgens hetn om financieel© redenen uit
gesloten. Volgens een vakman, een kapitein Maas. is
voor de luchtverdediging ten behoeve onzer geheele
landsdefensie naar recente prijsopgaven 15 millioen
als uitgaaf ineens noodig. Natuurlijk zouden onze
anti-militaristen groot misbaar maken over het
„weggooien" van zulk een som voor een „verloren
zaak". Maar zij/ die als ik de verzekering onzer
nationale veiligheid in een West-Europeesch conflict
dringende plicht achten zullen voor een volk als het
Nederlandsche een uitgaaf voor éénmaal van 15 mil
lioen op een jaarbudget, van bijna 700 millioon niet,
overdreven achten, om daarvoor een degelijken waar
borg te verkrijgen.
De middelen tot luchtafweer zijn vele en velerlei.
Dat zal zoo blijven als men in plaats van brisant
bommen gasbommen zal gebruiken, wegens de bijna
onoverkomelijke vliegtechnische moeilijkheden van
grooto nachtelijke luchtraids. Het Duitsche terrori-
9atie-bombnrdement is in 1918 volkomen mislukt.
Het schrikbeeld, waarmede de heer v. E. het Neder
landsche volk tracht te terroriseeren is fantasie.
I
De bacteriënoorloQ.
Maar de bacteriënoorlog dan? Ook hieromtrent be
schikt mijn geachte tegenstander over: „volstrekt
betrouwbare gegevens". Hot denkbeeld van het moed
willig teweeg brengen, van besmettingsgevaar voor
de troepen en de vijandelijke bevolking 19 een
product van oorlogslasten Bacteriën zijn levende or
ganismen, wier levensvoorwaarden en vermenigvul
diging aan bepaalde levensvoorwaarden gebonden
zijn. In geen geval zal het besmetten van individuen
en levensbronnen der tegenpartij kunnen geschieden
door middel van springgranaten en -bommen; want
de hooge temperatuur der ontploffingsgassen vernie
tigt elk organisch leven. Het zoo even aangehaalde
rapport van de C.T.M. van den Volkenbond zegt don
ook, dat alleen het afwerpen van glazen ballons, ge
vuld' met ziektekiemen, eenig gevaar zou kunnen op
leveren. Maar dan wil Ik vragen: is er dan bij de
uiterst geringe nauwkeurigheid en trefkans bij het
werpen uit vliegtuigen, eenige zekerheid, dat de al
dus afgeworpen bacteriën den voedingsbodem berei
ken.
Dan is er nog de mogelijkheid van immuniseering.
Maar gesteld, dat de toeleg slaagt, welke schromelij
ke gevolgen kunnen daaruit voortvloeien, voor over
brenging naar hot eigen kamp door gevangenen. Het
meergenoemde rapport der C.T.M. van den Volken
bond zegt terecht: „De uitwerking van het bactorio-
logischo wapen, noch gemeten, noch begrensd, kun
nende worden, zou de burgerbevolking aantasten, de
grenzen overschrijden en zich voortzetten na de be
ëindiging der vijandelijkheden. Men kan zeggen, dat
dit wapen indirect tegen de geheele menschheid zou
zijn gericht."
Innerlijke tftjenspraak.
Het is merkwaardig, dat in het .betoog van den
heer v. E. met betrekking tot hot terroriseeren eener
weerlooze bevolking hoegenaamd geen invloed wordt
toegekend aan het volkenrecht, de openbare meening
en de vrees voor represailles.
Er zijn twee groote menschïievende beginselen,
die zich in den loop der eeuwen langzamerhand m
het zedelijk bewustzijn der beschaafde volken heb
ben baan gebroken:
1. de onschendbaarheid van gewonden en gevan
genen; en'
2/ de onschendbaarheid der weerlooze. niet daad
werkelijk. aan het krijgsbedrijf deelnemende bevol
king.
Voorzeker werd ook hiertegen nog menigmaal ge
zondigd. Maar nimmer als stelsel, nimmer als recht
matig erkende oorlogspractijk. Daarom is het zoo te
betreuren, dat de professor hot eenvoudig als van
zelfsprekend en onvermijdelijk voorstelt.
Wie der menschheid gaarne den blijvenden vrede
wil brengen en wie wil dat niet? doch erkent,
gelijk ook prof. v. Embden, dat voorshands het ge
vaar voor oorlog nog blijft bestaan, moet allereerst
in het menschdom den zin voor recht en mensche-
lijkheid versterken, door te streven naar nieuw en
verhoogd gezag van juiste volkenrechtelijke bepa
lingen. Dat doel wordt al zeer slecht gediend door
onmenschelijke oorlogspractijken als normaal en on-
ontkomelijk voor te stellen.
Slotsom.
Mijne slotsom is. dat noch in den chemischen oor
log. noch in den luchtoorlog eenige aanleiding kan
worden gevonden, om aan onze weerbaarheid haar
waarde en beteekenis als preventief wapen ter ver
zekering onzer onzijdigheid in een West-Europeesch
conflict te ontzeggen. Echter onder een tweeledig
voorbehoud:
lo. dat ook onze land- en zeemacht op den chemi
schen oorlog deugdelijk voorbereid zij; en
2o. dat onze luchtverdediging deugdelijk, zl) het op
bescheiden voet, worde georganiseerd.
Een strijdmacht, welke niet op afweer van den gas.
oorlog voorbereid i9. is verloren. Maar ook het eigen
gebruik der chemische strijdmiddelen is voor ons een
dringende eisch. Hoi chemische wapen is niet wree-
ider dan eenig ander wapen, zoodat daartegen geen
i argument van onmenschelijkheid kan gelden. Maar
onmenschelijk zou het zijn. onze mannen in den oor
log to zenden onder den druk van een zoodanigen
achterstand aan moreel en materieel aanvalsvermo.
gen. als zou voortvloeien uit het besef, dat zij een
machtig wapen zouden missen, waarvan de vijand
eou ongehinderd gebruik zal maken.
Eenzijdige ontwapening.
Maar prof. v. Embden heeft geen gas- en lucht
oorlog noodig om voor eenzijdige ontwapening te
pleiten.
Hot onderworp is niet nieuw. Het preventieve doel
onzer weermacht heb ik aangeduid, evenals de om
standigheden, waaronder zij zal hebben op te treden.
Haar waarde is in 1914 door do feiten bewezen. Het
getuigenis van Moltke is onweerlegbaar, doch door
prof. Van E. onjuist geïnterpreteerd. Ook gedurende
de verdere oorlogsjaren was onze voortdurende ge
reedheid tot afweer, volgens uitdrukkelijke verkla
ring der toenmalige regeering en van anderen, die
wisten, wat er achter de schermen voorviel, ons eeni
ge redmiddel in de sfeer van wantrouwen tusschen
de oorlogvoerenden onderling en. jegens onszelf. De
professor kan dat nu wel tegenspreken, maar hij zal
niemand wijsmaken, dat wij die vier lange jaren on
gemoeid zouden zijn gebloven, indien wij weerloos
geweest waren. Hij wijst echter op den onvoldoen
den toestand onzer toenmalige weermacht, died oor
mij volgens Van E. zou zijn erkend. Dat is een fla,
grante verdraaiing mijner woorden, Tk hob in al mijn
geschriften onveranderlijk het standpunt ingeno
men:
dat de preventieve werking onzer weermacht in
1914—1918 door de feiten bewezen en door de meest
bevoegde en best ingewijde personen erkend is. Dat
was het doel der weermacht ent de reden van haar
bestaan. Op eene zelfstandige voortgezette verdedi
ging van ons land tegen een doorgezetten aanval
éener groote mogendheid is onze weermacht nim
mer berekend geweest zal zij nimmer berekend kun
nen zijn en belioeft zij ook niet berekend te wezen.
Zulk eene verdediging zouden wij zonder de hulp
van bondgenooten niet. langdurig kunnen volhou
den, omdat sommige politici zich het tegendeel ver
beeldden en blijkbaar voorwendden vergeten te zijn.
hoe het leger door hun schuld gedurende jaren voor
den oorlog was verwaarloosd.
Wat de materieele uitrusting der weermacht be
treft: aan het leger, speelbal der politiek, is vóór
den oorlog het alleiyoodigste' onthouden of onder
onnoemlijken weerstand' schraal toegemeten, vooral
door toedoen van de anti-militaristische geestverwan
ten van den heer v. E. Ja, toen men in 1914 in
doodsangst zat, toen werden er „onbeperkte credie-
ten" verleend. Maar toen was het te laat.
Niemand zal beweren, dat onze bewapening ons
absolute veiligheid onder alle omstandigheden waar
borgt. Maar zij biedt ons de grootst mogelijke kans
daarop. In eiken oorlog tusschen groote mogend
heden onderling zal elke partij moeten streven naar
de overmacht, zonder welke geenoverwinning mo
gelijk is. In die balans der krachten zal altijd de
goed georganiseerde weermacht van een eenzijdigen
kleinen staat den doorslag kunnen geven. Daarom
moeten heide partijen ons ontzien, mits wij beslist
toonen, %buiten het geding te willen blijven en wij
daarbij steunen op eene weermacht, welke iets be-
teekent. En er is geen enkele reden, waarom een
gezond volk met rijke hulpbronnen in moederland en
koloniën, niet in staat zou frijn, zich de offers op te
loggen, welke voor dat doel noodig zijn.
Weerloos worden wij 't offer.
Prof. Van Embden wil in de toekomst de veilig
heid van een ontwapend Nederland zoeken in hot
moreele belang, wellicht zelfs in de moreele gezind
heid der groote mogendheden, pra de neutraliteit
der kleinere te eerbiedigen. Zéér-goed!
Maar houden dat moreele belang en die moreele
gezindheid dan op te bestaan en te werken, wan
neer wij door gewapende bescherming onzer onzij
digheid onzen internationalen plicht vervullen? Bij
de gegeven internationaal-politieke verhoudingen
moet zelfs worden aangenomen, dat onze ontwape
ning reeds in normalen tijd bij de ons omringende
groote mogendheden en bij België bedenking, wel
licht verzet zou ontmoeten, omdat zij een gevaar
voor den internationalen status quo zou beteokenen.
Heeft niet onze RegeeringMn 1919 te Parijs aan de
Belgische de dekking van den linkervleugel van het
Maasfront in Limburg gewaarborgd en heeft zij niet
verklaard, dat schending onzer neutraliteit door
Duitschland in Limburg voor ons een casu belli zou
zijn?
Nog kort geleden werd in een Belgisch blad be
toogd, dat met het oog op onze nabij zijnde weerloos
heid, België bij wijze van barrière-tractaat het
recht moest hebben om NederlandsCh Limburg te
bezitten en te versterken. En zonder ©enigen twijfel
zou den de Belgen in geval van oorlog zichzelf door
bezetting van ons weerloos land de noodigo veilig
heid verschaffen. En zij zouden gelijk hebben!
De heer v. E. verklaart, dat de vrijzinnig-demo
craten niet bij voorbaat willen berusten, in een oc
cupatie. Wij zullen ons eventueel beroepen op ons
goed rocht en appelleeren op de openbare meening
en op den Volkenbond. Zeer juist! Maar heeft niet
dezelfde spreker oven te voren uitgeroepen: „Ver
bodsbepalingen van het volkenrecht ten behoeve der
niet-combattanten? IJdele hoop". Heeft niet de heer
v. E. verklaard, dat het volkenrecht in tijd van
'oorlog (en-wij hebben het toch immers over oorlog?)
een morcelo contradictie is en aanstonds bezwijkt
onder de aanstormende hartstochten? En op een
sfeer, waarin zoodanige geestesgesteldheid heerecht,
wil de heer v. Embden appelleeren, nadat ons volk
door verzaking zijner volkenrechterlijke verplich
tingen niet alleen elke aanspraak op bescherming
en steun, maar ook, elk recht op eerbied en sympa
thie der machtigen zal hebben verbeurd.
Belang en plicht.
Want ziet: het gaat hier niet alleen om ons be
lang, het gaat hier boven alles om onzen plicht tot
handhaving van het recht. Een onzijdigens taat,
die zelf nimmer oorlog zal zoeken, die in volle over
tuiging meewerkt aan de versterking der internati
onale rechtswaarborgen en rechtsgemeenschap, die
geen ander begeeren heeft dan in do volkerenge
meenschap zichzelf te blijven en zich niet te men
gen Jn do geschillen van anderen, zulk o.en staat
moedwillig aan te randen ten bate van eigen krijgs
belang, to vernederen en onder den vloek van het
oorlogsgeweld te brengen, dat is onrecht, gruwelijk
onrecht. Er is geen moraal ter wereld, geen rechts-
of ethisch beginsel, geen beschavingspeil, geen
standpunt van eer en waardigheid, dat niet verzet
tegen onrecht plicht heet.
Een volk te doordringen van zijn roepir~ dien
plicht to ven* 1111 en, ook ten koste van lijden cn
offers, ook ten koste van het leven, dat is een zede-
leer welke een natie opheft en sterkt, haar zedelijk
gevoel bevredigt, haar rechtmatig zelfbewustzijn
schraagt. Maar een propaganda, die onder bedrei
ging met dood en verderf en voorspiegeling van
overdreven of vermeende gevaren, angst en schrik
tracht te wekken, die aldus verantwoordelijkheids
gevoel, energie en zelfvertrouwen ondergraaft, een
propaganda, welke speculeert op menschelijke laf
heid en egoisme, en die van het materieel belan^ een
afgod maakt, waaraan plicht en recht geofferd wor
den, zulk een propaganda haalt een volki neer, ver
zwakt en verlaagt het, knot zijn zedelijk weerstands
vermogen en maakt onwaardig, zelfstandig deel
genoot eener hoogere rechtsgemeenschap te zijn.
Zulk een propaganda blijf ik verderfelijk noe
men.
Zooals wij gisteren reeds melden, hebben wij dit
verslag overgenomen uit het Handelsblad. Wij lezen
verder, dat er al spoedig lawaai, in de zaal ontstond
met uitdrukkingen die niet door den beugel kon
den. Doorloopend bleef het publiek onder de rode
van generaal Snijders zeer onrustig. Het is stoeda
hoongelach, Interrupties, gefluit, en geschreeuw. De
scherpste interrupties flitsten door de zaal, felle kre
ten zijn niet van de lucht. De voorzitter hamert tel
kens om stilte.
Aan het einde van de redevoering van deii gene-
roal weerklinkt luid applaus en gefluit. Een pauze
van vijf minuten wordt met het zingen van anti
militaristische liederen gevuld.
Om tien minuten over half elf vangt prof. v. Enib-
■3en zijn roplick aan. Hij wordt met oen, langdurig
applaus, aanzwellend tut een ovatie, ontvangen.
De heer Van Embden begint met hot verzoek bij
de repliek van generaal Snijders niet door inter
rupties te hinderen. Daarop gaat. hij do rode van
gen. Snijders na. Hoe gemakkelijk zou het niet zijn
tegenover gen. Snijders, den bewapenanrs te verwij
ter. hun handelen uit materieele belangen, maar op
(iit peil wil spr. het debat niet voeren. Spr. bepaalt
zich tot argumenten. Hij noemt het geen compli
ment voor minister Colijn, dat tegenover hem „een
vakman", een meer deskundige gesteld is en betoogt
daarna, dat het onmogelijk is, volgens door spr. mét
name genoemde deskundigen, onder wie do heer
Wester, loeraar aan de Hoogere Krijgsschool, gas
maskers in voorraad te hebben tegen alle gassen.
De voorbeelden, door gen. Snijdere uit den afgeloo-
pen oorlog aangehaald ten bewijze van zj]n meening
ten aanzien van den gasoorlog, gelden niet voos
den gasoorlog der toekomst.
Het gewezen hoofd van den gasmaskerdieust zelf
heeft geschreven, dat zoowel de burgerbevolking ala
de soldaton tegen gasaanvallen bevoiligd moeten
worden. En hij weet. er toch iets van.
In het recente Amerikaanscho ontwaponingsplan
wordt gewaagd van de vernietiging van geheele be
volkingen. In de commissie, die dit plan heeft uitge
werkt, hadden militaire deskundigen zitting als ge*-
neraal Bliss.
Het heeft geen zin te zeggen, dat de wreedheid van
den gasoorlog overdreven is door op de middelen tot
beveiliging te wijzen. Want zelfs bijl beveiligings
mogelijkheden is de wreedheid der gasaanvalion niet
minder.
Dat Nederland geen offensief zal beginnen, zooals
spr's tegenstander zeide, Is niet te vereenigen met
de woorden van minister Van Dijk, die verklaarde,
dat, hoewel' het leger in de eerste plaats defensief
moet zijn, het in zijn beweging geheel vrij moet zijn.
Men mag wijzen op de invloeden van moraal en
volksvertegenwoordiging bij dreigend oorlogsgevaar,
maar dan is het voor die invloeden reeds te laat.
Ook het wijzen op het volkenrecht heeft weinig be-
teekenis. omdat het niet in staat is de voorberei
ding tot den oorlog te verhinderen. Wanneer de vol
ken elkaar in hartstocht naar de keel vliegen, dan
helpen geen reglementen. Hetzelfde vindt men im
mers in de burgermaatschappij. Wanneer men daar
met revolvers en lantro messen rond liep, wat zou
het dan helpen of men voorschriften gaf voor do
wijze waarop men elkaar mag toetakelen:
De kleine staten, die in den oorlog betrokken
werden, zijn alle onder de voet geloopen, betoogde
spr. vervolgens, om daarna te zeggen, dat de vrijz.-
democraten strijden tegen de bewapening, omdat het
z.g. minimum een bodemloos vat is, waarin do mil
lioen en verdwijnen.
De voorbereiding ten oorlog heeft altijd oorlog tot
resultaat, gehad en toch hebben de bewapenaars den
treurigen moed op de bewapening aan te dringen. Net
zoo lang tot één volk den zedolijken moed heeft te
zeggen: nu is het uit.
De nationale ontwapening nadert. Denemarken en
Zweden gaan voor. in ons land wordt de strooming
voor de ontwapening steeds sterker, in de hcele
wereld wordt de idee sterker. De militairlsten vech
ten voor een verloren zaak! (Daverend applaus).
Zooals gister reeds gemeld, brak generaal Snij
ders ziin repliek af vanwege het lawaai.
Onder het zingen van de Internationale en het
anti-militaristisch lied, gaat de vergadering uiteen.
Vervolg'.
Bij den post opbrengst gras verpachting, brengt de
heer Kamp ter sprake het afsteken der wegen en het
werpen van den afgestoken grond op de grasber
men. waarvan do pachters van het grasgewas hin
der ondervinden.
Voorzitter meent dat dit van weinig beteekenis hj,
veelal wordt het op hoopjes gelegd, alleen dit jaar
was het afgestoken© wat meer door den aanleg van
de waterleiding.
De heer Kamp meent dat dit werk is, dat in den
winter gedaan kan wonden.
Voorzitter, en de heer Spaans zeggen, dat dit
mogelijk zou wezen indien er geen vorst is.
De heer Dekker onderschrijft het bezwaar, door don.
heer Kamp geopperd. De opbrengst van het grasge
was is al gering, maar op doze wijze wordt het heele-
maal mets. Spr. wijst bijv. op den Lutjewinkoldor-
weg, alles werd platgetrapt en het was onmogelijk
het gras af te maaien.
Voorzitter zegt dat er gelegenheid was het gras
daags te voren af te maaien. Het is maar de vraag
wat is hoofdzaak, het belang van de pachters of het
belang van de wegen.
De heer Spaans meent dat men het belang van
het in orde houden der wegen meer in het oog moet
houden. Ook aan de wallen dient meer aandacht ge
schonken te worden, heele rietschokken ziet men er,
spr. zou bij de volgende verpachting daarop willen
wijzen.
Voorzitter erkent-dat de gemeente daarop toezicht
kan houden.
Ook de heer Brugman oordeelt, dat de pachters ge
dupeerd worden door het afsteken van dé weren.
De heer Van Wijk zegt dat de bermen aan den
Lutjewinkelderweg ook vol steenen en puin lagen.
Voorzitter meent dat de heenen meer partij trek
ken voor de pachters dan dat zo het belang van <tö
gemeente in het oog houden.
De heer Kamp zegt dat wat er met den Nieuwe
Niedorper weg is gebeurd, meer don schijn geeft dat
deze weg voor harddravershaan. ini orde wordt ge
maakt,
De heer Kriek wil nu maar in, het midden laten
of hij al of niet sympathiseert met het afsteken de*
wegen,. Spr. wijst evenwel op de voorwaarden van
de verpachting en meent dat de pachters zich niet
kunnen beklagen.
De heer Spaans vraagt of het onderhoud der wo
gen iels te wenschen overlaat. Spr. dacht dat er geen
gemeente was, waar de wegen mooier zijn dan in
Winkel.
De heer Kriek acht dat afsteken wel wat luxieus»
dat zal heel wat geld kosten en daarvoor mag wel
steeds een man disponibel wezen.
Voorzitter zegt, dat ook de heer Kriek teveel aan
dacht schenkt aan het werk, dat door den aanleg
van de waterleiding is ontstaan. De kosten van het
afsteken zullen niet te zwaar wezen tegenover het
mooie van de wegen.
De heer Kamp is het met den heer Kriek eens, hef
is veel te duur om de groene kanten van den weg af