Debat Van Embden en Snijders. Raad Winkel. TWEEDE BLAD, Donderdag 2 Oclober 1924. 67sle Jaargang. No. 7513. (Vervolg.) Vervolgens trad generaal C. J. Snijders op, die ovenals prof., Van Embden met applaus word be, groet. Generaal C. J. Snijders herinnerde er aan. dat hij in de vergadering dor Kon. Ned. Ver. „Ons Leger" op 19 Juli jl. de ontwapening»- en weerbaarheidspropa- ganda van prof. dr. D. van Embden „onzinnig en ver derfelijk" noemde. Dat mag gematigd heeten, verge leken met de minachtende wijze, waarop de heer Van Embden en andere anti-militaristische leden der Sta- ien-Genoraal gewoon zijn. zich over de meeningen hunner tegenstanders uit te spreken. Inderdaad acht ik, zei spr., hun propaganda „ver derfelijk", omdat zij 1 uitgaande van onjuiste grond slagen en als zoodanig dus „onzinnig" in den lande een strooming dreigt te doen ontstaan, die noodlot tig zou kunnen worden. Niet alleen vinden zij steun bij hen, die om politieke of financieel© redenon ijve ren voor eenzijdige ontwapening; maar ook is onder hen, die onze weerbaarheid noodzakelijk achten, on rust en twijfel gewekt, terwijl de groote schare van zwakken en kleurloozen, die onnadenkend zich door ellfe klinkende leuze laten wegsleetfen." Spr. deed uitkomen, dat hij prof. v. E. niet op den voet zou volgen, maar zich allereerst bezighouden met den ©as. en luchtoorlo©w Prof. v. E. verklaarde, dat düfc het hoofdpunt, het li ion wo was. En werkelijk is hét de luidruchtige over drijving, waarmede dit onderwerp door den heer v. E. is behandeld, welke in vele kringen schrik en on zekerheid heeft gewekt. De invoering echter dor chemische strijdmiddelen, waarop prof. v. E. zich beroept, was waarlijk niet noodig om bij elk beschaafd en zedelijk mensch af schuw van den oorlog te wekken. Integendeel, allen, •die tot oordeelen bevoegd zijn, verklaren dat de gas- oorlog minder wreed is dan die met. andere moderne wapens, zooals die reeds vóór 1914 werden gebruikt. Alle bronnen, daaronder de oificieele rapporten en statistieken en| de verklaringen van deskundigen, die den gasoerlog hebben meegemaakt en daarin eene leidende rol hebben vervuld, zijn volmaakt eenstem mig in hunne uitspraak, dat: a. de soldaat te velde eene aanzienlijk kleinere kans loopt op gasvergiftiging dan op verwonding of dood door andere wapens; b. de sterfte door gasvergiftiging naar verhouding zeer belangrijk geringer is dan die door verwonding door andere wapens; c. de gomiddelde verplegingsduur der gaszieken korter is dan die van andere gewonden <1 de genezing der gaszieken over 't algemeen gun stig en tamelijk snel verloopt en dat blijvende nadee- lige gevolgen zeldzaam zijn; eri dat e. het aantal der door gasvergiftiging geheel of ge deeltelijk blijvend ongeschikten 9lechis een zeer ge ring percentage van het geheele aantal in den oorlog ongeschikt gewordenen bedraagt, terwijl de relatieve ongeschiktheid van hen, die dat zeer geringe percen tage uitmaken, slechts voor enkelen meer «(jan 50 pet. bedraagt. Gegrond op de ervaring van een driejarigen gas- oorlog. bewijzen deze uitkomsten, dat de chemische strijdmiddelen niet wreeder zijn dan anderé wapens. Zoo getuigen alle bevoegde schrijvers, ook die naar welke prof. Van Embden verwijst, doch wier verkla ringen hij verzuimt aan te halen. De overdrijving der gruwelen van den ga90orlcg verklaart spr. mede uit het feit, dat de eerste Duit sche gasaanvallen in April 1915 geschiedden in strijd met de ook voor de Duit.schers aanvaarde overeen komst, wat aan de Geallieerden een middel tot oor logspropaganda in handen gaf. Zoo verkreeg de gas oorlog bij ondeskundigen al dadelijk den roep van bijzondere onmenschelijkheid. Maar het voornaamste, wat daartoe leidde, was dat de eerste Duitsche gasaanvallen de Geallieerden trof- fen volkomen onvoorbereid, zonder eenige bescher- min, zonder eenig afweermiddel. De verliezen waren dan ook zeer groot. Er is echter inmiddels heel wat veranderd. De che mische oorlog heeft zich bij beide oorlogvoerende partijen stelselmatig ontwikkeld, zoowel ten opzichte van offensief gebruik als van bescherming tegen do ga.swcrking des vijands. Do middelen tot bescher ming tegen gas zijn naar het tegenwoordig standpunt volkomen bevredigend. Men kan ook niet zeggen, dat die strijdwijze een hoofdfactor in de beslissing van den wereldoorlog is geweest. Het chemische wapen is een normaal oor logswapen geworden., dat nimmer meer uit de oor logstechniek verdwijnen zal. Het is een geweldig wa pen. Maar niet geweldiger dan eenig ander modern oorlogsmiddel. Noodlottig on onweerstaanbaar is hot Slechts voor die partij, die verzuimt zich tijdig op gebruik van afweer voor te bereiden, Maar de heer Van Embden beschikt over vertrou welijke adviezen van geheimzinnige buitenlandsche geleerden, die hem hebben toevertrouwd, dat er ook gassen bestaan, die het gebruik van elk gasmasker verijdelen en voorts dat het ware gevaar bij de che mische krijgsvoering ligt in de mogelijkheid dat een nieuw gas ontdekt zou kunnen worden, hetwelk het gebezigde masker van een der partijen zou kunnen doordringen, en waartegen de partij, die dit gas ge bruikt, een speciaal beschermingsmiddel zou hebben. Ik kan niet zeggen, dat dit hypothetische gas en dito beschermingsmiddel op mij grooten indruk maakt. Ik heb uit de practijk dor wapenwerking en de studie van den oorlog geloerd: a. dat er een diepe en wijde klove ligt tusschen la boratorium- en oorlogsuitkomsten; b. dat er nog nimmer een aanvalswapen is bedacht geworden, waartegen ook niet weldra bescherming gevonden werd; en c. dat geen enkel oorlogsmiddel hetzij tot aanval, betzij tot afweer, geheim blijft. Allerminst in. den oorlog, als gewonden, gevangenen, spionnen en over. loopers de gewichtigste onthullingen doen. De we reldoorlog heeft dit op overtuigende wijze bewezen. En dan.... ik heb ook eenige geleerden achter de hand. ook professoren .ditmaal met bekende namen. In een onlangs verschenen rapport van de Commis- sion Temporaire Mixte van den Volkenbond wordt de meening kenbaar gemaakt van verschillende ge leerden. Dit rapport zegt oa: „Nul ne peut garantir que de nonvelles sub- stances ne seront décoitverte3, qui troubleront d'autres fonctions du corps. Ce n'est lè qu'une hypothèse, il est vrai. M. Ie Senateur Paterno estime que Ton ne doit pas 1'exclure. mais il fait également observer, que rien d'autorise croire qu'on puisse découvrir et préparer une quantitó consldérable .de substances nouvelles présentant une grande supériorité militaire sur celles quo 1'on connait déja. Faire ressortir qu'au début de la guerre le nombre des gas esphyxiants connus s'élevait h une trentaine. alors qu'aujourd'hui, on en peut compter plus de mille, constituë d'aprés luiun argument dépour- vu de valeur, si 1'on réfléchit que dans cette aug- mentation rapide de trente mille n'est compris aucun produit nouvellement découvert et que le phosgène, le chloruro de cyannogène et l'ypérite, qui occupaient la prémière place parmï les tren te. Tont conservé parmi les mille." „La conséquence la plus logique qu'on putsse tirer de cette constatation est simplement que les nouvelles recherches effectuées sur les mille sub stances n'ont abouti riem" De ooïflojj ijeqen noncomba tl anten. Hot is rlo bedreiging onzer burger-bevolking met gevaren, welker overdreven schildering er op bere kend is, op de onnadenkende en ondeskundige me nigte indruk te maken. Prof. v. E. heeft van dit middel tot schrikaanja ging een onbeschroomd gebruik gemaakt. Tot. staving van zijn meening wordt o.a. aangevoerd, dat Edison zou beweerd hebben, dat de bevolking van geheel Londen, met behulp van het nieuwe Levesite-gas in enkele uren, uit niet meer dan 20 a 50 vliegtuigen, uitgeroeid kan zijn. Dit is jammerlijke onzin. Berekend naar gegevens, gegrond op de practijk van den wereldoorlog, zouden voor bet geheel met gas uitroeien van Londen 38 millioon Kg. bom ge wicht noodig zijn, voor het afwerpen van welke 19.000 vliegtuigen, elk 2000 Kg. bomgewicht (welke vliegtuigen nog niet bestaan), vereischt zouden wor den. Onderstellende dat bij gunstige weersgesteldheid iederen nacht '200 vliegtuigen boven een geheel on verdedigd Londen zouden kunnen komen, dan zijn voor dat kunststukje van Edison 95 nachten en 200 vliegtuigen noodig. Wie iets van den luchtoorlog weet, zal erkennen, dat het des nachts brengen van 200 vliegtuigen, boven een bepaald doel, reeds een ongehoord moeilijk probleem zou zijn; dat 95 nach ten van vliegbaar weer zelfs in een beter klimaat dan het onze nimmer achtereen voorkomen; en. dat zulke reusachtige luchtraids een zoo buitengewoon om vangrijke en zorgvuldige voorbereiding zouden vor deren. dat zij slechts met belangrijke tusschenruim- ten denkbaar zouden zijn. Maar wat nood? De vijand kan immers alles en wij kunnen niets. Frankrijk bezit 3000 vliegtuigen, be weerde prof. Van Embden in zijn brochure. Inder daad1 beschikt, volgens betrouwbare gegevens. Frank- r:'v thans met inbegrip van daartoe geschikte vliegtuigen, der civiele luchtvloot ten hoogste over 250 a 300 zware bombardementsvliegtuigen, geschikt voor nachtelijke luchtraids op groote afstandon. Maar hiervan kunnen er ten hoogste 2/3 tegelijk voor den dienst beschikbaar zijn. Tegenover de gewaande luchtvloot van 3000 vlieg tuigen, bezitten wij er, volgens, prof. Van Embden. slechts 112. Maar deze tegenstelling berust op de vol strekte onaannemelijke onderstelling,, dat Nederland alleen oorlog zou moeten voeren met een groote mo gendheid. Dit is ongerijmd. Het gevaar voor Nederland: is te worden meege sleept in een oorlog tusschen andere Wesft-Europee- sche staten onderling en dit is ook de eenige reden van bestaén voor de weerbaarheid. In zoodanig ge val is het uitgesloten, dat een der oorlogvoerenden zijn geheele luchtvloot, zou kunnen zenden naar een nevenoperatietooneel. Luchtafweer. Over luchtafweer loopt prof. Van Embden losjes heen. Zij is volgens hetn om financieel© redenen uit gesloten. Volgens een vakman, een kapitein Maas. is voor de luchtverdediging ten behoeve onzer geheele landsdefensie naar recente prijsopgaven 15 millioen als uitgaaf ineens noodig. Natuurlijk zouden onze anti-militaristen groot misbaar maken over het „weggooien" van zulk een som voor een „verloren zaak". Maar zij/ die als ik de verzekering onzer nationale veiligheid in een West-Europeesch conflict dringende plicht achten zullen voor een volk als het Nederlandsche een uitgaaf voor éénmaal van 15 mil lioen op een jaarbudget, van bijna 700 millioon niet, overdreven achten, om daarvoor een degelijken waar borg te verkrijgen. De middelen tot luchtafweer zijn vele en velerlei. Dat zal zoo blijven als men in plaats van brisant bommen gasbommen zal gebruiken, wegens de bijna onoverkomelijke vliegtechnische moeilijkheden van grooto nachtelijke luchtraids. Het Duitsche terrori- 9atie-bombnrdement is in 1918 volkomen mislukt. Het schrikbeeld, waarmede de heer v. E. het Neder landsche volk tracht te terroriseeren is fantasie. I De bacteriënoorloQ. Maar de bacteriënoorlog dan? Ook hieromtrent be schikt mijn geachte tegenstander over: „volstrekt betrouwbare gegevens". Hot denkbeeld van het moed willig teweeg brengen, van besmettingsgevaar voor de troepen en de vijandelijke bevolking 19 een product van oorlogslasten Bacteriën zijn levende or ganismen, wier levensvoorwaarden en vermenigvul diging aan bepaalde levensvoorwaarden gebonden zijn. In geen geval zal het besmetten van individuen en levensbronnen der tegenpartij kunnen geschieden door middel van springgranaten en -bommen; want de hooge temperatuur der ontploffingsgassen vernie tigt elk organisch leven. Het zoo even aangehaalde rapport van de C.T.M. van den Volkenbond zegt don ook, dat alleen het afwerpen van glazen ballons, ge vuld' met ziektekiemen, eenig gevaar zou kunnen op leveren. Maar dan wil Ik vragen: is er dan bij de uiterst geringe nauwkeurigheid en trefkans bij het werpen uit vliegtuigen, eenige zekerheid, dat de al dus afgeworpen bacteriën den voedingsbodem berei ken. Dan is er nog de mogelijkheid van immuniseering. Maar gesteld, dat de toeleg slaagt, welke schromelij ke gevolgen kunnen daaruit voortvloeien, voor over brenging naar hot eigen kamp door gevangenen. Het meergenoemde rapport der C.T.M. van den Volken bond zegt terecht: „De uitwerking van het bactorio- logischo wapen, noch gemeten, noch begrensd, kun nende worden, zou de burgerbevolking aantasten, de grenzen overschrijden en zich voortzetten na de be ëindiging der vijandelijkheden. Men kan zeggen, dat dit wapen indirect tegen de geheele menschheid zou zijn gericht." Innerlijke tftjenspraak. Het is merkwaardig, dat in het .betoog van den heer v. E. met betrekking tot hot terroriseeren eener weerlooze bevolking hoegenaamd geen invloed wordt toegekend aan het volkenrecht, de openbare meening en de vrees voor represailles. Er zijn twee groote menschïievende beginselen, die zich in den loop der eeuwen langzamerhand m het zedelijk bewustzijn der beschaafde volken heb ben baan gebroken: 1. de onschendbaarheid van gewonden en gevan genen; en' 2/ de onschendbaarheid der weerlooze. niet daad werkelijk. aan het krijgsbedrijf deelnemende bevol king. Voorzeker werd ook hiertegen nog menigmaal ge zondigd. Maar nimmer als stelsel, nimmer als recht matig erkende oorlogspractijk. Daarom is het zoo te betreuren, dat de professor hot eenvoudig als van zelfsprekend en onvermijdelijk voorstelt. Wie der menschheid gaarne den blijvenden vrede wil brengen en wie wil dat niet? doch erkent, gelijk ook prof. v. Embden, dat voorshands het ge vaar voor oorlog nog blijft bestaan, moet allereerst in het menschdom den zin voor recht en mensche- lijkheid versterken, door te streven naar nieuw en verhoogd gezag van juiste volkenrechtelijke bepa lingen. Dat doel wordt al zeer slecht gediend door onmenschelijke oorlogspractijken als normaal en on- ontkomelijk voor te stellen. Slotsom. Mijne slotsom is. dat noch in den chemischen oor log. noch in den luchtoorlog eenige aanleiding kan worden gevonden, om aan onze weerbaarheid haar waarde en beteekenis als preventief wapen ter ver zekering onzer onzijdigheid in een West-Europeesch conflict te ontzeggen. Echter onder een tweeledig voorbehoud: lo. dat ook onze land- en zeemacht op den chemi schen oorlog deugdelijk voorbereid zij; en 2o. dat onze luchtverdediging deugdelijk, zl) het op bescheiden voet, worde georganiseerd. Een strijdmacht, welke niet op afweer van den gas. oorlog voorbereid i9. is verloren. Maar ook het eigen gebruik der chemische strijdmiddelen is voor ons een dringende eisch. Hoi chemische wapen is niet wree- ider dan eenig ander wapen, zoodat daartegen geen i argument van onmenschelijkheid kan gelden. Maar onmenschelijk zou het zijn. onze mannen in den oor log to zenden onder den druk van een zoodanigen achterstand aan moreel en materieel aanvalsvermo. gen. als zou voortvloeien uit het besef, dat zij een machtig wapen zouden missen, waarvan de vijand eou ongehinderd gebruik zal maken. Eenzijdige ontwapening. Maar prof. v. Embden heeft geen gas- en lucht oorlog noodig om voor eenzijdige ontwapening te pleiten. Hot onderworp is niet nieuw. Het preventieve doel onzer weermacht heb ik aangeduid, evenals de om standigheden, waaronder zij zal hebben op te treden. Haar waarde is in 1914 door do feiten bewezen. Het getuigenis van Moltke is onweerlegbaar, doch door prof. Van E. onjuist geïnterpreteerd. Ook gedurende de verdere oorlogsjaren was onze voortdurende ge reedheid tot afweer, volgens uitdrukkelijke verkla ring der toenmalige regeering en van anderen, die wisten, wat er achter de schermen voorviel, ons eeni ge redmiddel in de sfeer van wantrouwen tusschen de oorlogvoerenden onderling en. jegens onszelf. De professor kan dat nu wel tegenspreken, maar hij zal niemand wijsmaken, dat wij die vier lange jaren on gemoeid zouden zijn gebloven, indien wij weerloos geweest waren. Hij wijst echter op den onvoldoen den toestand onzer toenmalige weermacht, died oor mij volgens Van E. zou zijn erkend. Dat is een fla, grante verdraaiing mijner woorden, Tk hob in al mijn geschriften onveranderlijk het standpunt ingeno men: dat de preventieve werking onzer weermacht in 1914—1918 door de feiten bewezen en door de meest bevoegde en best ingewijde personen erkend is. Dat was het doel der weermacht ent de reden van haar bestaan. Op eene zelfstandige voortgezette verdedi ging van ons land tegen een doorgezetten aanval éener groote mogendheid is onze weermacht nim mer berekend geweest zal zij nimmer berekend kun nen zijn en belioeft zij ook niet berekend te wezen. Zulk eene verdediging zouden wij zonder de hulp van bondgenooten niet. langdurig kunnen volhou den, omdat sommige politici zich het tegendeel ver beeldden en blijkbaar voorwendden vergeten te zijn. hoe het leger door hun schuld gedurende jaren voor den oorlog was verwaarloosd. Wat de materieele uitrusting der weermacht be treft: aan het leger, speelbal der politiek, is vóór den oorlog het alleiyoodigste' onthouden of onder onnoemlijken weerstand' schraal toegemeten, vooral door toedoen van de anti-militaristische geestverwan ten van den heer v. E. Ja, toen men in 1914 in doodsangst zat, toen werden er „onbeperkte credie- ten" verleend. Maar toen was het te laat. Niemand zal beweren, dat onze bewapening ons absolute veiligheid onder alle omstandigheden waar borgt. Maar zij biedt ons de grootst mogelijke kans daarop. In eiken oorlog tusschen groote mogend heden onderling zal elke partij moeten streven naar de overmacht, zonder welke geenoverwinning mo gelijk is. In die balans der krachten zal altijd de goed georganiseerde weermacht van een eenzijdigen kleinen staat den doorslag kunnen geven. Daarom moeten heide partijen ons ontzien, mits wij beslist toonen, %buiten het geding te willen blijven en wij daarbij steunen op eene weermacht, welke iets be- teekent. En er is geen enkele reden, waarom een gezond volk met rijke hulpbronnen in moederland en koloniën, niet in staat zou frijn, zich de offers op te loggen, welke voor dat doel noodig zijn. Weerloos worden wij 't offer. Prof. Van Embden wil in de toekomst de veilig heid van een ontwapend Nederland zoeken in hot moreele belang, wellicht zelfs in de moreele gezind heid der groote mogendheden, pra de neutraliteit der kleinere te eerbiedigen. Zéér-goed! Maar houden dat moreele belang en die moreele gezindheid dan op te bestaan en te werken, wan neer wij door gewapende bescherming onzer onzij digheid onzen internationalen plicht vervullen? Bij de gegeven internationaal-politieke verhoudingen moet zelfs worden aangenomen, dat onze ontwape ning reeds in normalen tijd bij de ons omringende groote mogendheden en bij België bedenking, wel licht verzet zou ontmoeten, omdat zij een gevaar voor den internationalen status quo zou beteokenen. Heeft niet onze RegeeringMn 1919 te Parijs aan de Belgische de dekking van den linkervleugel van het Maasfront in Limburg gewaarborgd en heeft zij niet verklaard, dat schending onzer neutraliteit door Duitschland in Limburg voor ons een casu belli zou zijn? Nog kort geleden werd in een Belgisch blad be toogd, dat met het oog op onze nabij zijnde weerloos heid, België bij wijze van barrière-tractaat het recht moest hebben om NederlandsCh Limburg te bezitten en te versterken. En zonder ©enigen twijfel zou den de Belgen in geval van oorlog zichzelf door bezetting van ons weerloos land de noodigo veilig heid verschaffen. En zij zouden gelijk hebben! De heer v. E. verklaart, dat de vrijzinnig-demo craten niet bij voorbaat willen berusten, in een oc cupatie. Wij zullen ons eventueel beroepen op ons goed rocht en appelleeren op de openbare meening en op den Volkenbond. Zeer juist! Maar heeft niet dezelfde spreker oven te voren uitgeroepen: „Ver bodsbepalingen van het volkenrecht ten behoeve der niet-combattanten? IJdele hoop". Heeft niet de heer v. E. verklaard, dat het volkenrecht in tijd van 'oorlog (en-wij hebben het toch immers over oorlog?) een morcelo contradictie is en aanstonds bezwijkt onder de aanstormende hartstochten? En op een sfeer, waarin zoodanige geestesgesteldheid heerecht, wil de heer v. Embden appelleeren, nadat ons volk door verzaking zijner volkenrechterlijke verplich tingen niet alleen elke aanspraak op bescherming en steun, maar ook, elk recht op eerbied en sympa thie der machtigen zal hebben verbeurd. Belang en plicht. Want ziet: het gaat hier niet alleen om ons be lang, het gaat hier boven alles om onzen plicht tot handhaving van het recht. Een onzijdigens taat, die zelf nimmer oorlog zal zoeken, die in volle over tuiging meewerkt aan de versterking der internati onale rechtswaarborgen en rechtsgemeenschap, die geen ander begeeren heeft dan in do volkerenge meenschap zichzelf te blijven en zich niet te men gen Jn do geschillen van anderen, zulk o.en staat moedwillig aan te randen ten bate van eigen krijgs belang, to vernederen en onder den vloek van het oorlogsgeweld te brengen, dat is onrecht, gruwelijk onrecht. Er is geen moraal ter wereld, geen rechts- of ethisch beginsel, geen beschavingspeil, geen standpunt van eer en waardigheid, dat niet verzet tegen onrecht plicht heet. Een volk te doordringen van zijn roepir~ dien plicht to ven* 1111 en, ook ten koste van lijden cn offers, ook ten koste van het leven, dat is een zede- leer welke een natie opheft en sterkt, haar zedelijk gevoel bevredigt, haar rechtmatig zelfbewustzijn schraagt. Maar een propaganda, die onder bedrei ging met dood en verderf en voorspiegeling van overdreven of vermeende gevaren, angst en schrik tracht te wekken, die aldus verantwoordelijkheids gevoel, energie en zelfvertrouwen ondergraaft, een propaganda, welke speculeert op menschelijke laf heid en egoisme, en die van het materieel belan^ een afgod maakt, waaraan plicht en recht geofferd wor den, zulk een propaganda haalt een volki neer, ver zwakt en verlaagt het, knot zijn zedelijk weerstands vermogen en maakt onwaardig, zelfstandig deel genoot eener hoogere rechtsgemeenschap te zijn. Zulk een propaganda blijf ik verderfelijk noe men. Zooals wij gisteren reeds melden, hebben wij dit verslag overgenomen uit het Handelsblad. Wij lezen verder, dat er al spoedig lawaai, in de zaal ontstond met uitdrukkingen die niet door den beugel kon den. Doorloopend bleef het publiek onder de rode van generaal Snijders zeer onrustig. Het is stoeda hoongelach, Interrupties, gefluit, en geschreeuw. De scherpste interrupties flitsten door de zaal, felle kre ten zijn niet van de lucht. De voorzitter hamert tel kens om stilte. Aan het einde van de redevoering van deii gene- roal weerklinkt luid applaus en gefluit. Een pauze van vijf minuten wordt met het zingen van anti militaristische liederen gevuld. Om tien minuten over half elf vangt prof. v. Enib- ■3en zijn roplick aan. Hij wordt met oen, langdurig applaus, aanzwellend tut een ovatie, ontvangen. De heer Van Embden begint met hot verzoek bij de repliek van generaal Snijders niet door inter rupties te hinderen. Daarop gaat. hij do rode van gen. Snijders na. Hoe gemakkelijk zou het niet zijn tegenover gen. Snijders, den bewapenanrs te verwij ter. hun handelen uit materieele belangen, maar op (iit peil wil spr. het debat niet voeren. Spr. bepaalt zich tot argumenten. Hij noemt het geen compli ment voor minister Colijn, dat tegenover hem „een vakman", een meer deskundige gesteld is en betoogt daarna, dat het onmogelijk is, volgens door spr. mét name genoemde deskundigen, onder wie do heer Wester, loeraar aan de Hoogere Krijgsschool, gas maskers in voorraad te hebben tegen alle gassen. De voorbeelden, door gen. Snijdere uit den afgeloo- pen oorlog aangehaald ten bewijze van zj]n meening ten aanzien van den gasoorlog, gelden niet voos den gasoorlog der toekomst. Het gewezen hoofd van den gasmaskerdieust zelf heeft geschreven, dat zoowel de burgerbevolking ala de soldaton tegen gasaanvallen bevoiligd moeten worden. En hij weet. er toch iets van. In het recente Amerikaanscho ontwaponingsplan wordt gewaagd van de vernietiging van geheele be volkingen. In de commissie, die dit plan heeft uitge werkt, hadden militaire deskundigen zitting als ge*- neraal Bliss. Het heeft geen zin te zeggen, dat de wreedheid van den gasoorlog overdreven is door op de middelen tot beveiliging te wijzen. Want zelfs bijl beveiligings mogelijkheden is de wreedheid der gasaanvalion niet minder. Dat Nederland geen offensief zal beginnen, zooals spr's tegenstander zeide, Is niet te vereenigen met de woorden van minister Van Dijk, die verklaarde, dat, hoewel' het leger in de eerste plaats defensief moet zijn, het in zijn beweging geheel vrij moet zijn. Men mag wijzen op de invloeden van moraal en volksvertegenwoordiging bij dreigend oorlogsgevaar, maar dan is het voor die invloeden reeds te laat. Ook het wijzen op het volkenrecht heeft weinig be- teekenis. omdat het niet in staat is de voorberei ding tot den oorlog te verhinderen. Wanneer de vol ken elkaar in hartstocht naar de keel vliegen, dan helpen geen reglementen. Hetzelfde vindt men im mers in de burgermaatschappij. Wanneer men daar met revolvers en lantro messen rond liep, wat zou het dan helpen of men voorschriften gaf voor do wijze waarop men elkaar mag toetakelen: De kleine staten, die in den oorlog betrokken werden, zijn alle onder de voet geloopen, betoogde spr. vervolgens, om daarna te zeggen, dat de vrijz.- democraten strijden tegen de bewapening, omdat het z.g. minimum een bodemloos vat is, waarin do mil lioen en verdwijnen. De voorbereiding ten oorlog heeft altijd oorlog tot resultaat, gehad en toch hebben de bewapenaars den treurigen moed op de bewapening aan te dringen. Net zoo lang tot één volk den zedolijken moed heeft te zeggen: nu is het uit. De nationale ontwapening nadert. Denemarken en Zweden gaan voor. in ons land wordt de strooming voor de ontwapening steeds sterker, in de hcele wereld wordt de idee sterker. De militairlsten vech ten voor een verloren zaak! (Daverend applaus). Zooals gister reeds gemeld, brak generaal Snij ders ziin repliek af vanwege het lawaai. Onder het zingen van de Internationale en het anti-militaristisch lied, gaat de vergadering uiteen. Vervolg'. Bij den post opbrengst gras verpachting, brengt de heer Kamp ter sprake het afsteken der wegen en het werpen van den afgestoken grond op de grasber men. waarvan do pachters van het grasgewas hin der ondervinden. Voorzitter meent dat dit van weinig beteekenis hj, veelal wordt het op hoopjes gelegd, alleen dit jaar was het afgestoken© wat meer door den aanleg van de waterleiding. De heer Kamp meent dat dit werk is, dat in den winter gedaan kan wonden. Voorzitter, en de heer Spaans zeggen, dat dit mogelijk zou wezen indien er geen vorst is. De heer Dekker onderschrijft het bezwaar, door don. heer Kamp geopperd. De opbrengst van het grasge was is al gering, maar op doze wijze wordt het heele- maal mets. Spr. wijst bijv. op den Lutjewinkoldor- weg, alles werd platgetrapt en het was onmogelijk het gras af te maaien. Voorzitter zegt dat er gelegenheid was het gras daags te voren af te maaien. Het is maar de vraag wat is hoofdzaak, het belang van de pachters of het belang van de wegen. De heer Spaans meent dat men het belang van het in orde houden der wegen meer in het oog moet houden. Ook aan de wallen dient meer aandacht ge schonken te worden, heele rietschokken ziet men er, spr. zou bij de volgende verpachting daarop willen wijzen. Voorzitter erkent-dat de gemeente daarop toezicht kan houden. Ook de heer Brugman oordeelt, dat de pachters ge dupeerd worden door het afsteken van dé weren. De heer Van Wijk zegt dat de bermen aan den Lutjewinkelderweg ook vol steenen en puin lagen. Voorzitter meent dat de heenen meer partij trek ken voor de pachters dan dat zo het belang van <tö gemeente in het oog houden. De heer Kamp zegt dat wat er met den Nieuwe Niedorper weg is gebeurd, meer don schijn geeft dat deze weg voor harddravershaan. ini orde wordt ge maakt, De heer Kriek wil nu maar in, het midden laten of hij al of niet sympathiseert met het afsteken de* wegen,. Spr. wijst evenwel op de voorwaarden van de verpachting en meent dat de pachters zich niet kunnen beklagen. De heer Spaans vraagt of het onderhoud der wo gen iels te wenschen overlaat. Spr. dacht dat er geen gemeente was, waar de wegen mooier zijn dan in Winkel. De heer Kriek acht dat afsteken wel wat luxieus» dat zal heel wat geld kosten en daarvoor mag wel steeds een man disponibel wezen. Voorzitter zegt, dat ook de heer Kriek teveel aan dacht schenkt aan het werk, dat door den aanleg van de waterleiding is ontstaan. De kosten van het afsteken zullen niet te zwaar wezen tegenover het mooie van de wegen. De heer Kamp is het met den heer Kriek eens, hef is veel te duur om de groene kanten van den weg af

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 5