XWEEDE BLAD,
Geestelijk Leven.
FEUILLETON.
GRAAF R1CARD0
De Conferenlie der afgevaardigden
van verschillend Geloof in het
Brilsche Wereldrijk.
Zaterdag 4 October 1924.
ü7ste Jaargang. No. 7514.
Over den samenhang van godsdienst en moraal
zullen wij het thans hebben.
Daar zijn er, die meenen dat zonder godsdienst
moraal onbestaanbaar is en zij noemen godsdienst
de bron der moraal. Hunne redeneering is de vol
gende: moraal veronderstelt „plicht" en plicht is
ondenkbaar, wanneer er niet een macht is, welke
de vervulling der plicht eischt. Waarom zop de
mensch het goede doen en het kwade nalaten? Wie
kan dit van hem verlangen? Anders wordt dit, wan
neer de mensch erkent het bestaan van een god
heid. Deze godheid wordt dan voor hem' de gebie
der. Vandaar dan ook. dat bij de oude Mozaïsche
wetgeving, bij e bekende tien geboden Jahwe, de
God van Israël zijn eischen stelt en komt met de
besliste voorschriften: „gij zult niet doodslaan", „gij
zult niet echtbreken", „gij zult niet stelen", „gij zult
geen valsch getuigenis spreken"; „gij zult niet begee-
ron". Het is duidelijk, dat de bedoeling van den oud-
tostamentischen wetgever is om bij het volk den In
druk te wekken en de overtuiging te doen leven dat
ongehoorzaamheid aan deze geboden beduidt onge
hoorzaamheid aan God.
Geheel in overeenstemming hiermede bespeuren we
bij alle godsdiensten hetzelfde verschijnsel. De
mensch het goede doen omdat God het wil.
Het ligt in de rede dat zi|, die op dit standpunt
staan een groot gevaar voor do zedelijkheid zien in
de verslapping van het Godsgeloof of nog erger, wan
neer het geloof aan God geheel wordt verworpen.
In zijn populaire beschouwing „Het. bestaan van
God", wijdt wijlen prof. Dr. A. Bruining aan deze
quaestie een zeer belangrijk hoofdstuk. En hij zegt
o.a. „de in onzen tijd zeer gewone meening toch,
dat het zedelijke onafhankelijk is van geloof aan
God is o.i. ten eenenmale onjuist. Het zedelijke hangt
integendeel met tal van draden samen met het gods
dienstig geloof. En daarom moet uit den aard der
zaak iedere eenigszins ingrijpende verandering in
het laatste, laat staan dan geheele verwerping daar
van, in sterke mate'terugwerken op het eerste."
Tegenover deze opvatting staat een andere, welke
zegt dat zedelijkhejd, moraal, met godsdienst niets
heeft te maken, ja zelfs door den godsdiepst.in hare
ontwikkeling, belemmerd wordt. Zij leert, dat het
goede moet worden gedaan, alleen uit innerlijken
drang, zonder eenige gedachte aan een gebieder, een
wetgever en bovenal zonder eenige gedachte aan be-
iooning of wat nog erger is: aan straf bij ongehoor
zaamheid.
Het goede doen mag niet worden verlaagd tot
loondienst en wie het kwade nalaat uit vrees voor
straf is .laf
Het gevolg van het bestaan dezer diametraal tegen
overgestelde opvattingen is dat. aan de ééne zijde
den godsdienst of juister gezegd het Godsgeloof hard
nekkig wordt verdedigd als de noodzakelijke voor
waarde voor de instandhouding en den bloei van het
zedelijk leven en dat aan de andere zijde juist het
zelfde geloof wordt bestreden, omdat het de ontplooi
ing en den gezonden groei van waarachtige morali
teit tegenhoudt^ Vóór wij trachten te komen tot het
bepalen van eigen standpunt ten opzichte van deze
beide opvattingen, moeten wij op één verschijnsel de
aandacht vestigen. Het is 't volgende: de ervaring
leert, ons dat ernstige .opvatting des levens, strenge
moraliteit, waarachtig plichtbesef gevonden wordt
zoowel bij geloovigen als bij ongeloovigen. Het is
m.i. een onvergeeflijke dwaling om te zeggen, dat.
zedelijkheid het monopolie zou wezen van een der
twee boven aangeduide groepen van menschen. En
het getuigt van ergerlijke bekrompenheid bij de ge
loovigen. wanneer zij hooghartig beweren dat het
ongeloof tot onzedelijkheid - moet voeren. Alsof in
naam van God, door hen niet de gruwelijkste mis
drijven zijn gepleegd! Hebben niet de Mohameda-
nen opgeroepen in Allah's naam tot den oorlog?
v Hebben niet Christenen de Christenheid gemobili
seerd voor den strijd tegen de Saracenen?
Ik noem. slechts een paar markante voorbeelden
en meen daarmede te mogen volstaan. Het moge
voldoende wezen om mijne lezers hiervan te over
tuigen. dat het niet aangaat om <zich te plaatsen op
het standpunt van hen, die zedelijkheid afhankelijk
stellen van al of niet gelooven in een Godheid.
Uit deze uitspraak zullen mijne lezers al terstond
de gevolgtrekking kunnen maken, dat mijne meenimr
een andere is dan de beide genoemde. Ik ben n.1.
van oordeel dat godsdienst en zedelijkheid twee ver
schijnselen zijn in het leven der menschheid, welke
ALIAS RICHARD POWER
door C. N. en A. M. WILLIAMS ON.
Vertaling van Mejuffrouw M HELLE MA.
HOOFDSTUK XIX.
Hoe had zij kunnen gelooven.
Esmeé's eerste opwelling was Giuseppe weg te zen
den, zooals zij Gibbs had weggezonden, want hoe
kon zij na het gebeurde nog een bode van Richard
Power te woord staan? Dat verdiende hij niet. Het
was heel zonderling, dat hij van gedachten was ver
anderd en de onbeschaamdheid had, naar haar te
vragen. Maar maar een stem in haar hart ver_
|ich te zijnen gunste. Bovendien, redeneerde zij,
had de arme Giuseppe niets, misdaan. Zij was doode-
^e'cwe^ door zijn zonderlingen meester, maaT
dat was geen reden om den vriendelijken, ouden
knecht nu te kwetsen.
„Vraag Giuseppe in mijn zitkamer te wachten",
zeide zij. „Ik ben haast klaar. Over twee minuten zal
ik-daar zijn."
Vreemd, zooals haar polsen klopten alleen bij het
denken aan de ontmoeting met een bediende van
Graaf Ricardo! Het duurde langer dan „twee minu-
!fn 'Peer 55 V. d® deur tusschen de beide kamers open-
r°en zij dit eindelijk deed, moest zij eerst diep
ademhalen' en haa-r moed verzamelen.
.."Wel, Giuseppe?" begroette zij ernstig den Italiaan
hlMr eerbjedig opstond om haar t.e ontvangen. Een
9P donkere, oude gezicht, waarop trouw en
oprechtheid te lezen waren, zeide hahr, dat Giuseppe
mets wist van zijn meesters gedrag den vorigen
avond. Hij zag het meisje aan en schrikte v#n haar
bleekheid.
"£e arme signorina! Zij is ziek!" riep hij uit.
„Noen. niet ziek", antwoordde zij flink. (Richard
Power mocht niet weten, hoezeer hij haar gegriefd
had.) .Alleen wat vermoeid."
i oen zij dit gezegd: had. zweeg zij en wachtte om
te hooren, wat voor een boodschap de tweede oproe
ping naar Cannon Wood zou zijn. Zij veronderstelde
?Un7at Gibbs bad dat het een oproeping zou
■Signorina", begon Giuseppe weer, „mijn meester
zou de signorina wel geschreven hebben, maar hij
naast elkaar bestaan en welke elkaar wederkee-
rig beïnvloeden.
De godsdienst werkt in op de zedelijkheid, maar
eveneens doet de zedelijkheid haar invloed gelden
op den godsdienst!
Ik ben er diep van doordrongen, dat dit nadere
toelichting behoeft. En ik wil me daaraan niet ont
trekken, maar een volledige toelichting zou
vele kolommen eischen. Want daarbij zou uitvoerig
moeten worden stil gestaan bij de geestelijke ont
wikkelingsgeschiedenis der menschheid. De lezers
houden mij derhalve ten goede, wanneer ik slechts
op enkele dingen wijs.
Ten eerste: de godsdienst werkt in op de zede
lijkheid.
Waar de mensch gelooft in oen opperste, heilige
macht, is het een vanzelfsprekendheid, dat hij zijn
gansche leven gaat beschouwen in het licht van dit
geloof. En wat hij i n zich ervaart als goed, wordt
voor hem tot het door die Macht gewilde. Naar
mate deze mensch streeft naar waarachtige
godsdienstigheid, naar die mate zal hij dan ook stre
ven naar eenswillendheid met deze macht en zijn
vroomheid zal zich in hoogsten vorm uiten in een
volkomen overgave. En daarbij zal hij niet denken
aan belooning, maar zijn vreugde zal zijn: God te
verheerlijken door zijn leven.
Ik heb bijzonderen eerbied'voor deze vroomheid,
welke vrij is van alle zelfzuchtige berekening en
ik denk met onverholen bewondering aan hem. die
zich wijdt aan werken van liefde en barmhartigheid,
aan beschavingsarbeid onder mlndorbedeelden. om
dat hij daartoe zich door zijn God geroepen acht.
Hier zien wij inderdaad dat godsdienst de zede
lijkheid bevordert, evenals daar, waar de vroomheid
voert tot heiliging van het persoonlijk leven, omdat
hierbij weer wordt ervaren de innerlijke vocatie en
deze vocatie wordt teruggebracht tot God. En niet
te loochenen is, dat deze vroomheid gesterkt wordt in
de uren van gebed, wanneer de Godgeloovige zich
opvoert tot de innigste gemeenschap met de macht,
waarin hij gelooft. Hier zien wij godsdienst in z'n
schoonste openbaring.
Maar zoo zien wij hem niet altoos.
De godsdienst kan ook optreden als de belemme
ring, de onderdrukking van zuiver zedelijke gevoe
lens. Dit geschiedt, wanneer hij de menschen niet
voert tot algemeene humaniteit, maar hen gaat lei
den tot onverdraagzaamheid, tot onderlinge schei
ding, tot verkettering. Dit geschiedt, wanneer hij
onder den invloed van enghartige voorgangers de
menschen brengt tot daden van ruw geweld, van
vijandschap, wanneer hij haat kweekt tegenover an
dersdenkenden. Dan richt de godsdienst scheidsmu
ren op in de wereld en daarmede is hij -oen rem
voor de waarachtig goede d.i. zedelijke verhoudingen.
In dit opzicht hebben kerken ontzaglijk veel kwaad
gedaan en doen het helaas nog steeds. De kerkelijke
scholen zijn daarom een ramp zij leggen de
kiem der onverdraagzaamheid, .van den geestelijken
hoogmoed reeds in de harten der kinderen!
Ten tweede: de zedelijkheid doet haar invloed gel
den op den godsdierist.
Het is m.i. ontegensprekelijk waar, dat de zede
lijke begrippen zich voortdurend wijzigen. De terug
slag zien wij daarvan bij de godsdienstige voorstel-
j lingen en denkbeelden.
Want dit zal voor velen een zeer kettersche
uitspraak zijn! in het beeld, dat de-mensch zich
van God vormt, weerspiegelt zich zijn eigen per
soonlijkheid.
"Of anders: de mensch vormt zich een Godsvoor
stelling en deze voorstelling is nooit anders dan de
verpersoonlijking van zfjn eigen gevoelens.
Daarom was voor 'het krijgshaftige oude Israël,
God de Heer der Heerscharen!
Daarom wordt voor den mensch, die in liefde het
hoogste ziet. God de Vader der ntenschen!
Hieruit volgt dat., waar de zedelijke begrippen zich
louteren, noodwendig ook de godsdienst daarvan den
invloed moet ondergaan.
Zoo is 't b.v. mogelijk, dat voorheen de geloovige
mensch zonder eenige wroeging slaven kon houden
en thans dit hem niet uieer mogelijk is. Toen ver
bood God het hem niet, thans zegt diezelfde God
hem dat het onzedelijk is!
Daar is een. tijd geweest,, dat priesters openlijk
de vervolging van andersdenkenden op godsdien
stige gronden verdedigden en den vuurdood op den
brandstapel voor hunne rekening namen. De zeden
zijn verzacht, de eerbted voor het leven is gegroeid
en. wie durft thans nog te zeggen dat God .zou zijn
gediend door het benemen van het leven aan an
dersdenkenden en andersgeloovenden?
De slotsom waartoe mijn overdenken van het pr>
bleem van godsdienst en zedelijkheid mij gebracht
heeft is deze: zij ontwikkelen zich naast elkaar.
De godsdienst kan de zedelijkheid wijden.
De groeiende zedelijkheid verreint de godsdienstige
denkbeelden.
Zedelijkheid zonder godsdienst is zéér goed be
staanbaar.
Met opzet ga ik hier niet verder op in. Want ik
zou het- bijzonder aangenaam vinden, wanneer er
on^er mijne lezers waren, die zich geroepen gevoe
len om naar aanleiding van wat ik schreef, naar de
pen te grijpen. Mij dunkt, dit artikeltje zal toch wel
enkelen daartoe drijven.
ASTOR.
zegt, dat zij nu de waarheid.' omtrent hem weet -
dat hij geen leesbaren brief meer kan schrijven. De
woorden zouden door en over elkaar loopen, de sig
norina zou het akelig vinden dat te zien. Hij zendt
mij in plaats van een brief om te zoggen, dat hij niet
begrijpt, waarom zij vandaag niet komt. Hij hoopt,
dat Gibbs een vergissing heeft begaan daar hij de
signorina niet zelf heeft gezien en gesprokén. Daar
om was de Eccellenza er op gesteld, dat ik haar zel
ve zou vragen te spreken. Gibbs kwam terug met de
boodschap, welke hij mij gaf en die ik overbracht
aan Zijne Eccellenza: dat mijn meester de signorina
uit zijn dienst had ontslagen en zij niet terugkwam."
„Er is geen vergissing", zeide Esmée, naar den
grond1 kijkend, uit vrees dat Giuseppe de tranen in
haar oogen zou zien. „Dat zijn precies de woorden,
die ik Gibbs liet zeggen door Mrs. Jennings."
„Maar. signorina, er moet een vergissing zijn, een
heel vreemde en akelige vergissing. De Eccellenza
heeft er nooit aan gedacht de signorina te „ontslaan"
Integendeel, hij stelt haar diensten zeer op prijs. Hij
zou haar uit eigen beweging niet laten gaan. Hij is
bedtfbefd, verbaasd. Hij kan niet begrijpen, hoe het
mogelijk is, dat de signorina dat denkt. Hij heeft
alles nog eens nagegaan, wat er gisternamiddag tus
schen hen is gezegd, en hij kan niets vinden, dat
daartoe aanleiding kon geven. Hij meende dat hij en
de signorina als goede vrienden 'gescheiden waren."
„Gisternamiddag!" herhaalde Esmée „Ik sprak
niet van gisternamiddag. Toen zijn wij gescheiden als
heel goede vrienden. En je weet. Giuseppe, waarmee
ik daarna bezig was tot den avond. Toen ging ik naar
do Neales in de portierswoning, in de hoop iets te
onderzoeken, dat ik dacht, dat Graaf Ricardo van
nut zou zijn. Het was laat in den. avond, toen hij mij
mijn ontslag gaf en op een vreeselijke, wreede
manier, die ik nooit, nooit zal vergoten."
Giuseppe staarde het meisje aan. alsof zij onzin
sprak in plaats van goed en duidelijk verstaanbaar
Italiaansch.
„De signora moet dat gedroomd hebben", riep hij
uit.
Maar Esmée ontkende dit Zij wou, dat het een
droom was.
Maar de signorina heeft mijn meester niet gezien,
nadat zij hem in den namiddag verliet."
„Ik heb hem niet te Cannon Wood gezien".
„Pio mio, waar dan, signf^ina?"
..Onderweg. Hij deed zeker zijn avondwandeling.
Hij volgde mij en sprak mij aan".
Giuseppe keek, alsof hij het in Keulen hoorde don
deren. „In den tuin, signorina?"
„Neen, een heel eind verder. Het was na den
P.S. Jacoba, uw schrijven is blijkbaar verloren
geraakt. Als het niet te veel moeite voor u is, och
schrijf dan nog eens uwe bedenkingen op papier. Ik
wil er graag kennis van nemen.
SLr E. Denison Ross is op hot donkboold1 geko
men, om aan de verschillende godsdienstige sekten,
die er in het Britscho Wereldrijk bestaan-, het ver
zoek te richten, afgevaardigden naar Londen te
zenden, opdat er gedurende een week ge
legenheid zal bestaan, met elkaar te confereeren.
Sir Ross is overtuigd, dat deze kennismaking van
vertegenwoordigers van allo geloofsbebjdenisson in
hot Rijk weer zal versterken.
De verschillende afgevaardigden zullen het ge
loof. hetwelk zij vertegenwoordigen, uiteenzette^
zoodat de aanwezige leden gelegenheid zullen heb
bon met het ontstaan van dat geloof, de funda-
menteele wetten ervan zoowel als met toepassing
in het dagelükscho leven kennis te maken.
De afgevaardigden zuilen geen propaganda voor
hun geloof maken.
Hef is absoluut niet de bedoeling om twistge
sprekken uit te lokken.
Geloofsstrijd zal absoluut vermeden worden.
De voordrachten zullen dan ook nimmer gericht
mogen zijn tegen andersdenkenden.
De afgevaardigde zal zich ook moeten onthouden
geschiedkundige zaken aan te roeren, die pijnlijk
zouden kunnen wezen.
Evenmin zullen lofreden op bepaalde personen
toelaatbaar zijn.
De redevoeringen zullen niet langer mogen zyn
dan 9000 woorden. Hierdoor wordt langdraderig-
heid vermeden en tevens gezorgd dat tusschen de
verschillende afgevaardigden geen animositeit zal
heersohen, omdat de een langer gesproken zou heb
ben dan de ander en daardoor als het ware toch
propaganda voor zijn geloof gemaakt zou hebben.
Sir Denison herinnert aan het International Par-
liainent of Keligions, hetwelk in 1896 te Chicago
gehouden werd en aan andere congressen op
Historisch en Religiëus gebied.
Hij herinnert nan de congressen van Brussel. Lei
den, ^Parijs en Oxford en noe bij die gelegenheden
de_ discussies steeds heftiger worden, doordat men
kritiek op elkanders geloof en propaganda voor
eigen geloof toeliet. Hi] herinnert er aan. hoe hei-
tig de afgevaardigden dan teen over elkaar kwa
men te staan en een bittere en verbitterde stem
ming ontstond, Waardoor aan Üe zaak 'der religie
meer kwaad dan goed gedaan werd.
In deze vergadering te Londen zou van dat alles
niets te bespeuren zijn, het zou een soort familie
samenkomst zijn, omdat allen tot het Britsohe
Wereldrijk behoorden en men samenkwam me»
het doel, door dat samenkomen en uiteenzetten,
van de verschillende geloofsrichtingen, dit Rijk te
versterken. Door elkaar aan te hooren, door'elkaar
op waarde te stellen, zou een band ontstaan van
veidraagzaamheid, onderlinge waardeering en saam-
hoorigheid die kracht en steun zou geven aan
het Britsche Wereldrijk.
Het eigenaardige van dezo conferentie is, dat
twee godsdiensten niet uitgonoodigd zijn. Men
heeft het Christendom en het Jodendom thuis ge
laten. Men neemtnl. aan, dat die gelooven alge
meen bekend zijn in Engeland en dat het 'dus iniet
noodig is, daarmee kennis te laten makon. Dat zou
wezen een open deur intrappen.
Neen, men wil d© minder bekende geloofsuitin
gen, die in het Britsche Wereldrijk beleden worden,
nier in Londen aan het woord laten, en in het
volle licht brengen. Er is echter nog een practi
sehe reden waarom men het Christendom heeft
weggelaten.
Die reden is, dat het Christendom zoodanig ver
deeld is in verschillende seeten, dat men niet zou
weten, hoe en door wie allemaal het Christendom
te doen toelichten. Men zou reeds alle»n aan hot
Christendom alleen zooveel tijd moeten besteden,
dat de tijd voor andere gelooven zou ontbreken
en men dus het doel der conferentie allerminst
zou bereiken.
Het is toch wel even heel pijnlijk, die roden
te moéten hooren. De sohoone# leer van Christus
en een niet te peilen verdeeldheid.
Wanneer men het zoo leest, dan is het als een
bankroet van hot Christendom, want tegenover dat
niet uitgenoodgde, hopeloos verdeelde Christen
dom staan andere godsdiensten, die volmaakt eens
gezind zijn.
Wij in ons Nederlandsche Wereldrijk weten daai
ook van mee te praten. Wij hopeloos verdoekt
Nederlandsche CTinsteid^erBchers, regeering in In-
sulinde 60 millioen Mohamedaneti.
Die Mohainedanen zijn niet in tallooze secten
verdeeld, maar houden zich aan hun koran.
eersten zijweg, dien ik moot inslaan om in deze
straat te kometi. Óp wat ik den .eenzamen weg' noem.
De oude man hief zijn donkere, magere handen
omhoog en riep weer zijn „Dio". „Onmogelijk, sig
norina", hijgde hij. „Mijn meester gaat nooit buiten
den tuin des avonds of op andere tijden, sedert
sedert die ramp hem trof". A
„Hij is gisteravond toch uitgegaan".
„Neen, signorina. Hoe laat meent'de signorina hem
te hebben ontmoet?"
„Tusschen half tien en tien. Het moet dicht bij tien
zijn geweest".
Jk zweer de signorina, dat ik op dat uur bij zijne
Eccellenza in de bibliotheek was, om orders van
hem te ontvangen".
Opnieuw kreeg Esmee het gevoel in een nachtmer
rie te verkeeren. Zij staarde Giuseppe met groote
oogen aan. Haar tranen waren opgedroogd.
„De signorina gelooft mij niet?"
Wel, Giuseppe, ik ik geloof wel, dat je meent
de waarheid te spreken. Maar men kan zich zoo
gemakkelijk in.den tijd vergissen, en
„Ik weet, dat ik mij niet in den tijd vergis. Boven
dien heeft de signorina zoo weinig zijn Eccellenza's
karakter leeren kennen, dat zij hem in staat zou
achten tot wreedheid nog wel tegen een dame, een
jonge dame, die hij bewondert en acht?"
De tranen kwamen terug. Ze vielen nu neer en
Esmée vergat zich er over te schamen.
„Ik zou het niet hebben geloofd, als ik het niet met
eigen oogen had gezien en met eigen ooren had ge
hoord".
„Dit is een zonderling raadsel, signorina. Maar wat
mij betreft, zelfs als mijn eigen oogen en ooren iets
slechts van mijn meester vertelden, dan zou ik ze
niet gelooven. Ik zou alleen gelooven, wat ik van hem
weet".
Esmée's tranen vloeiden sneller en de oude Ita
liaan, dat ziende, begon ook te weened. Hij schreide
als een kind. dat erg bedroefd is.
„Wil de signorina bij ons komen en met zijn Ec
cellenza hierover spreken?" smeekte hij. „Ik weet ze
ker ik beloof het bij de hoofden van hen, die mij
het dierbaarst zijn, dat het haar niet zal berouwen
dat zij vpldaan zal zijn".
Indien iemand Esmée had. gezegd, dat zij na de af
schuwelijke ondervinding van den vorigen avond er
in zou toestemmen terug te gaan naar Cannon Wood,
om de zaak te bespreken mot Richard Power den
woestaard, don bruut dan zou zij gezegd hebben:
„Ik wil liever sterven". En nu had zij niet alleen be
sloten te gaan, maar zij kon den tijd nauwelijks af
wachten. Zij trilde van ongeduldig verlangen. Een
In het Britscho Wereldrijk is nog" een veel groo-
ter aantal Mohamodanen. Buitendien echter telt hot
Britsohe Rn'k 210 millioen Hindoes, terwijl de ge
heele bevolking van het Britsche Wereldrijk 460
millioen bedraagt. Wat een geweldige getallen.
De verhouding tusschen het aantal Christenen,
en Hindoes en Mohamodanen in het Britsche Rijk
is aldus. Op eiken Christen telt men vier Hindoes
en Mohamedanen.
Bij ons zal do verhouding zoowat l Christen op
8 Mohainedanen en aiuderndenkondon zyn» Man goafti
zich in Nederland zoo weinig rekenschap van hot
feit, dat Nederland ook een Wereldrijk is en nog
wel oen wonderbaarlijk interessant Wereldrijk- In
dien .men in Nederland eens wat moer op onze
positie in de wereld wees, zou liet Noderlandscihi
belang zeer zeker gediend worden en niet hot
minst het cultuur-historisch belang van geheel de
wereld, dat niet alleen Nederland op cultuur-hi
storisch gebied een schoon verleden heeft, doch
tevens nog een fraaie toekomst.
Ik las het denkbeeld om dit jaar een Nederlandi-
dag te or^aniseeren ton einde aan te vullen de ja
ren, waarin het Algemeen Nederlandsch Verbond,
dat om het jaar een stamdag wil hebben, geen
samenkomst zal hebben. Ik vind Bot donk beeld,
hetwelk in het Handelsblad geopperd wordt, prach
tig, doch laat men dan op dien Noderlandsohen,
dag niet alleen het Hollancf aan de Noonizeo naar
voren brengen, doch het Nederland dat oeleven
lang gevestigd is aan wereldzeeën, Groot-Node?
land, het Wereldrijk .Nederland.
De Engelsche Koning regeert over 460 millioen
menschen, waaronder er zijn met een religie, waar
van ik ik beken het eerlijk —nog nooit ge
hoord had.
Doch laat ik daarop niet vooruit loopen.
Twee sprekers zullen het Hindoesche geloof be
handelen. Drie sprekers komen voor den Islam op.
Een dezer sprekers is oen zeer bekende prsoon-
Ujkheid in Mohamedaansche kringen. Het is de
Khalifat-al-Mlassiahj die aan het hoofd staat van
de Ahin aida-bewegi11g en met 12 discipelen van
Qadrian in the Pungeb (Britsch Indië) is gereisd
naar Londen, ten einde de conferentie te kunnen
bijwonen.^ Hij is de zoQn van Mirza GhuLam
Ahniad Kkan, den stichter van voormelde bewo
ging. Di^ze Ahmad Klian pretendeerde de Messias
en Mahdi te zjjn en wilde don Islam hervormen.
De volgelingen der beweging zijn harde werkers,
die alles or op zetten om proselieten te maken
en de reputatie genieten, uitmuntend zendings
werk voor hun geloof dan altijd te verrich
ten. Een der kenmerkende eigenschappen der aan
hangers is dat zij elk werbldljjk gezag erkennen,
mits het verdraagzaam is.
HotBoedisme wordt door drie sprekers geïn»
troduceerd en wel twee afkomstig van Ceylon ea
een van Japan. De Japanner zal speciaal de aan
dacht vestigen op 't Mahayana, 't Boedisme zóoals
dat in Noordelijk China, Tibet en Mandohoerije
wordt beleden en talrijke aanhangers telt.
Dan krijgen we nog de Parsees, met 'het Par-
siïsme. dan verder het Sikh i sme en Sufisme.. Van
deze drie minder groote religies is het Paraiilsmè
het grootste. Het wordt ook wél Zoroastrianisme
genoemd. Wij kennen den naam Parsoe wel alle
maal. Het Janisme is een ethische leer, die op
sociaal gebied een stérk georganiseenden invloed
heeft. Het Sikhismo is weinig bekend, ondanks
de aanhangers de bekende Sikhs, die aan de En-
gelschen soldaten en poBtedienaren leverden. Ieder
die China kont, hoeft, daar in do door Engelschon
georganiseerde politiekorpsen do kranige Sikhs ont
moet. Keurige lieden in houding en optreden, met
dikwijls mooie gelaatstrekken. Groote kerels, al
leen wat slappe boenen, naar onzen Europeoschen
smaak. In hun keurige uniform met goed verzorgde
baard om het gebronsde gelaat, stonden bij feesten
op de trappen der officieel e gebouwen dikwijls
zoo 8til, dat men oen moment aan bronzen stand
beelden idacht.
Suf isme is uit 'Porzioë herkomstig, waar het
ontstond nadat dit Rijk door de Arabieren ver
overd was. Het is een mystiek geloof, dat vele
secten tolt. De Perzische literatuur dankt haar
mooiste en diepzinnigste poëze aani het Bufisme,
dat als geloofsbelijdenis verkondigt dat mystiek
de basis is van elk geloof.
Er zullen in de conferentie ook haar voren ge*
bracht worden de moderne geloofsstroomingen in
het Oosten. Zooals het Brahmo Somaj, het Arya
Somaj en het Baha'i.
Dit laatste geloof rijpte in Perzië in 1866_ als
een vertakking van het Babism dat reeds twintig
jaar te voren was ontstaan en dat alleen in Arao-;
rika twee millioen volgelingen zou tellen. Shoghi
Effendi, leider der beweging zal liet geloof in do
Conferentie uiteenzetten, terwijl het nog nader
6elicht zal worden door Ruhi Afnan, de kleinzoon
van den stichter Abdul Baha, die van Ifaïfa, het
hoofdkwartier der beweging naar Londen geko
men is.
Deze Baha-leer is een bnzonder merkwaardige
leer. Het is fundamenteel Islamitisch, doch daarbij
is rekening gehouden met de beste en meest gees
telijke sfcroomingen in andere gelooven. Vandaar
verwonderlijke, haast ongelooflijke oplossing van wat
Giuseppe „een zonderling raadsel" noemde, was in
haar hoofd opgekomen. Haast ongelooflijk zeker!
maar niet heelemaal, daar Cannon Wood niet was als
andere huizen. En het meisje brandde van ongeduldig
verlangen het te weten.
„Giuseppe, ik zal komen", beloofde zij. „Ga ter
stond terug en zeg Graaf Ricardo dit dit alleen,
hoor je! Ik was vastbesloten Hampstead terstond te-
verlaten na wat er gebeurd is ik bedoel, wat ik
dacht, dat er gebeurd was tusschen ons. Maar nu
hij deze boodschap heeft gezonden, wil ik hem weer-
noeg zijn! En toch toch hoe meer zij er over
hem dit hebt overgebracht, zal ik er ook zijn".
De Italiaan keek nog ernstig, maar was toch ver
licht; hij maakte een beleefde buiging en ging heen.
Esmée vloog terug naar haar slaapkamer om hoed
en mantel te krijgen. Eerst op het laatste oogenblik
kwam de gedachte aan haar kodak met de nog on
ontwikkelde opnamen bij haar
Zij herinnerde zich nu weer de hardnekkigheid
van dien man van den vorigen avond om zich er
meester van te maken. Misschien was het wel een
gunstige beschikking van het noodlot, dat zij de
lange, militaire cape, welke de kodak geheel ver
borg, had gedragen, toen zij Cannon Wood verliet,
en dat zij het ding in haar schrik had laten vallen.
Nu overwoog zij, wat zij er mee zou beginnen.
Mrs. Jennings was te vertrouwen, zonder twijfel, en
trouw aan Rogers. .Maar toch durfde Esmée. den-
kénde aan de vorigen avond, niet uit huis gaan en
de camera achterlaten. Zij besloot ze mee te nemen
naar Cannon Wood en ze in de bibliotheek te bren
gen. Zeker zou do „eenzame weg" overdag veilig ge-
noegzijn! En toch toch hoe meer zij er over
dacht, hoe meer zij begreep, dat zij niet te veel voor
zorgen kon nemen. Zij durfde zich niet alleen op dien
weg wagen, eer de kodak zijn geheimen had ge
openbaard. Zij zou een vigelante nemen.
Maar dan, hier deed zich een nieuw bezwaar opl
Esmée had in de detectiveromans, welke Rogers haar
had laten verslinden, gelezen, hoe menschen hun huis
verlieten, juist passeerende taxi's of vigelantes aan
riepen en ondervonden, dat die rijtuigen door hun
vijanden werden bestuurd. Zij wilde het gevaar niet
loopen op die wijze misleid te worden, want het
was niet onmogelijk, dat Giusoppe's boodschap naar
Swan Street nog aan onderen dan zijn meester be
kend was. Een gloednieuwe telefoon was juist ge
plaatst in Mrs. Jenning's huis. waarschijnlijk op be
vel van Rogers. en het meisje zou de juffrouw ver
zoeken naar Mr. Roger's gewone garage te telefonee-
ren. Zelfs bij de tegenwoordige schaayschte aan taxi's,