ROMMELKRUID.
wist uit te breiden, welke nuttige arbeid door
eijn nakomelingen, een bijna onafgebroken
reeks van Dirken, mot enthousiasme en met
succes werd voortgezet. Zoo ontstond het graaf,
schap Holland; dat weldra grensde van de
Merwede tot West-Friesland, dat al gauw niet
alleen een onaangename afbreking, maar een
nog veel onaangenamer bedreiging van 't gra
felijk gebied vormde, terwijl anderzijds onze
West-Friesche voorvaderen het onrustbarend
groeiende Holland nog wel als 'n veel groo.tere
bedreiging gevoeld' zullen hebben.
Daar tevens de Hollanders veel eerder tot het
Christendom overgingen dan de West-Friezen,
en 't nog lang zou duren eer de christen-pre
dikers, volgens Cornelis Bok in Schagen 't
eerst bij de Witte Paal, het nieuwe geloof hier
Ingang trachtte te doen vinden, was al dadelijk
het geloofsverschil een reden tot haat en twee
dracht, waarschijnlijk nog vóór 't graafschap
Holland voor de West-Friezen direkt gevaar
lijk werd.
Toch leeren oude stukken, dat reeds in *t
jaar 989 graaf Dirk II aan de abdij van Egmond'
een stuk land ten geschenke geeft, gelegen bij
Behagen.
Terloops zij opgemerkt, dat dit de eerste keer
is, dat Schagen officieel genoemd wordt, toch
zeker een bewijs, hoe toen de vrije open ves
ting reeds een plaats van gewicht geweest moet
tijn.
Wel zal dat geen groot geschenk geweest
lijn, waarmee de Egmondsche Abdij maar ma
tig in z*n schik geweest zou zijn, als we be
denken, dat graaf Dirk II hier in t vrije
West-Friesland niets te zeggen, dus practisch
ook niets weg te geveö had. Ook toen waren
ce waarschijnlijk al wel bekend met het ge
legde: Blij maken met *n dooie nrasch. Want
graaf Dirk van Holland had de goede klooster
lingen haast net zoo goed een stuk land op de
maan kunnen geven Trouwens, hoe groot het
grafelijk gezag hier was, en hoe zeker de Hol-
landsche macht hier heeTSchte, blijkt wel daar
uit, dat» Keizer Hendrik TV heel Wlelst-Friesland
omstreeks 1100 nog Weer eens opnieuw weggaf
en wel aan den Bisschop van Utrecht, wat ook
Toen hij op den zolder den armen ridder en
den zuchtenden schildknaap zag, meende hij
dat het tijd was, om ze te vragen, wat ze daar
deden en hoe ze daar kwamen. Maar Don
Quichote zag in den veldwachter een roofrid
der. Hij ging zitten en sloeg den veldwachter
het lantarentje uit de hand:
„Aha, boeven", riep de veldwachter. Hij nam
tijn stok en sloeg als een dolleman in het
«ekL
„Au" klonk het uit de krib van Don Qui
chote, „au, aha.... brr
„Sakkerment", riep Sancho, „schel uit, brrr
au...."
De veldwachter wachtte tot hij niets meer
hoorde, stak toen zijn. lantarentje, dat op den
grond voor zijn voeten was gevallen, weer
san en zagDon Quichote en Sancho bui
ten kennis in hun kribben.
„Wee mij, ik heb ze vermoord**, zuchtte hij
angstig en sloop op zijn teenen de trap af
I
xm
Na een poosje kwam Dcm Quichote weer bij,
en oven klagend als den vorigen dag, vroeg
hij:
„Sancho* goei vriend, slaap Jef Vriend Sanw
cbo, wordt wakkert"
„Wat zal ik slapen, ik arme", antwoordde
Sancho, ,4k voel me, of duizend duivels over
mijn lijf hebben gedanst!"
JDat is ook zoo, zonder twijfel**, antwoordde
Don Quichote. „Ik heb er al over gedacht, dat
dit kasteel Wel betooverd moet zijn, want an-
ders zouden we niet zooveel vreemde avontu-
weer sterk deed denken aan de blijdschap met
de beruchte doode inusch.
Toch mogen wij blij zijn met die schenking
van Dirk H, want 't is voor 't eerst dat do naam
van Schagen in een handvest wordt genoemd,
en 't geeft ons de zekerheid omtrent <de hooge
ouderdom van ons dorp, al worden we omtrent
het ontstaan dan ook niet nader ingelicht.
De nakomelingen van den vrijgevigen graaf
Dirk II hebben eerst eens getracht West-Fries
land zelf in bun macht te krijgen, voor zij
er stukken van weggaven. Zij poogden eerat
den beer te schieten, voor ze de huid verkoch
ten, Maar hiermee werd dan ook meteen een
strijd op leven en dood met de West-Friezen
aangebonden, een strijd overigens, waarin de
partijen Wel zeer ongelijk waren, en waarvan
de uitslag niet twijfelachtig kon zijn. Immois,
onzorzijdsch slechts een handvol West-Frie
zen, voorgoed van hun stamgenooten afgesne
den, waardoor uit het eigenlijke Friesland geen
hulp te verwachten was, en andererzijds het
steeds machtiger wordende Holland, dat zelfs
den strijd' tegen den keizer met succes kan voe
ren, Maar die Friezen waren slim, dapper en
brutaal. En telkens vindt men, hoe de Schal
gers de dapperste en ook de brutaalste waren,
en in de voorste gelederen vochten. Hun naam
werd beroemd en berucht, en zou dit nog eeu
wen zoo blijven, toen er al lang geen sprake
meer was van, vrije West-Friezen. Blijkbaar
zat 't hun in 't bloed en dat hun brutale moed1
niet overal evenzeer gewaardeerd; werd blijkt
wel uit 't oude rijmpje:
Beverwijc, do Rijp en Scagen,
Zijn Noort-Hollants grootste plagen!
Verwonderlijk is 't, dat de meeste oude kro
nieken zoo weinig te vertellen hebben over de
onderwerping der West-Friezen. Ook Dirk Bur
ger van Schorel, de schrijver van: de oude
Schager Chronijk, roert dit voor Schagen toch
zoo bij uitstek belangrijke tijdperk niet eens
aan, hoewel er toch wel geen deel van de ge
westelijke geschiedenis is, dat zóo'n invloed ge
had heeft op de ontwikkeling en 't bestaan
van ons dorp. 't Is mogelijk, dat in later tijden,
verhalen van den verbitterden strijd zooveel
ren beleven. Tk voor mij hen daarnet slaags
geweest met een machtigen reus, die me sloeg
en mij mijn baard bijna uit mijn gezicht ruk
te, zoodat mijn kin begon te bloeden. Ik ge
loof stellis dat het een reuzen: groote neger
was!"
„Mij hebben moor dan vierhonderd negers
zóó geslagen, dat de klappen, die ik gisteren
kreeg, suikerbeestjes en chocola waren, daar.
bij vergeleken", zei Sancho. „Maar zeg mij
toch, goede Heer, hoe komt het toch, dat ik al
tijd de meeste slagen krijg?"
„Heb je dan slaag gehad?" vroeg Don Qui
chote.
„Dat zei ik U toch", zei Sancho.
„Treifr maar niet", zei Don Quichote, 4,k zal
gauw een zalfje voor je klaarmaken.
Op dit oogenblik kwam de veldwachter weer
boven. Hij trad binnen, om te kijken, of de
menschen, die daar waren, werkelijk echt
heusch dood waren.
Toen hij daar zoo stond, in zijn slaaphemd,
met een muts op zijn hoofd, vroeg Sancho:
„Ié dit misschien de betooverde neger, Heer?"
„De neger kan het niet zijn" zei Don Qui
chote, „want betooverde menschen kun je niet
zien."
„Maar 'wel voelen", zei Sancho, „en wie *t
niet gelooft, moet het maar eens aan mijn rug
vragen!"
„Ook mijn rug kan antwoord geven", zei
Don Quichote, „maar dot zegt niets".
Toen de veldwachter heide menschen hoor
de praten, bleef hij verbaasd staan. Daar lag
Don Quichote op zijn rug, bedekt mot pleisters.
De veldwachter zei:
mogelijk van hoogerh&nd in de doofpot gestopt
zijn, om der eenheid wille, en om bij de nog
lang mokkende West-Friezen de herinnering
aan de-onderwerping zoo gauw mogelijk te
vervagen. Hoe dit zij, slechts onvolledig, bij
stukjes en brokjes, onnauwkeurig en soms ho
peloos verward, komt deze geschiediens uit t
oud verleden tot Oiia
Echter, al kunnen we niet stap voor stap
het vorderen van de Hollanders meer naspeu
ren, toch weten we voldoende, h o e 't ongeveer
gegaan is en uit de zeer vele kleine stukjes
kunnen we toch nog een vrij duidelijke leg
kaart samenstellen, al is die dan ook op som
mige plaatsen nogal vaag.
Wordt vervlogd.
PLANTEN IN KAMER EN TUIN.
SI.
(Vragen, deze rubriek betreffende, in te zen
den aan eten heer K. van Keulen, Tuinbouw-
vakonderwijzer te Hoorn. Mededeelingen zijn
zeer welkom.
I
PRIJSRAADSEL Na L
Drie prijsraadsels zijn er verschenen, Hier
vo'gt no. 4. Oplossingen worden ingewacht als
no. 6 verschenen ia De prijzen bestaan in
mooie boekjes over planten.
Hier volgt het raadsel, waarin verborgen
plaatsnamen gezocht moeten worden:
1. Die bal krijg je nog eens tegen je hoofd!
2. Kom maar hier hoor, Nelliel
3. Loop maar door, Nelis!
4. Doe het maar niet, Jan.
5. Hoerah, Emma komt er aan.
6. Het is een nuttige vogel, de valk, maa»
mooi is hij niet
7. De Purmer en de Beemster zijn mooie
i-ólders.
8. Besteeg j® dien Alp, Hendrik?
9. Laat hem eens hier komen, Charl, o, la hij
al weg? Toe Arie, loop wat vlugger.
„Nou, hoe gaat het, ouwe Jongen?"
„Kun je niet beleefder zijn?" vroeg Don Qui
chote. „Of spreekt men in dit land zoo met do
lende ridders, jou lummel?"
De veldwachter kon niet verdragen, dat een
mensch, die er zoo jammerlijk uitzag, op zóó'u
toon tot hem sprak. Hij gooide Don Quichota
de brandende lamp in 1 gezicht
„Au", j-iep deze. In de duisternis liep de veld
wachter weg.
„Ikg eloof, dat t toch de betooverd® neger
was", zei Sancho.
„Zoo is 't", kreunde Don Quichote. „Maar
denk er niet te Veel over, want hij la een
spook en op spoken kun je je toch nooit wre
ken. Sta op, Sancho, als je 't tenminste kunt,
roep de burchtheer en vraag, of hij wat olie,
wijn, zout en rozemarijn voor me heeft. Dan
zal ik een zalfje maken, en ook een drankje.
Ik heb 't bitter noodig, want er komt veel bloed
uit de wond, die *t spook me geslagen heeft".
Sancho deed, wat zijn meester hem zei: In
de duisternis zocht hij naar de kamer van den
waard, en kwam bij den veldwachter, die in
den gang stond te luisteren,
„Goede Heer", zei Sancho, „wie U ook bent,
bewijs ons de genade en geef ons wat rozema
rijn, olies zout en wijn. Wij hebben het noodig
voor een van de dapperste dolende ridders van
deze wereld, die in zijn bed ligt, half dood ge
slagen door dien betooverden neger, die hier in
*t huis rondspookt^
Toen de veldwachter Sancho zoo hoorde spre.
Jcen, bracht hij hem bij den herbergier, die
alles bij elkaar zocht
Wordt vervolgd.
LIEFHEBBERS NUMMER VAN FLORALIA.
„Florialia", het geïllustreerd weekblad voor
liefhebber en vakman, geeft maandelijks een
speciaal nummer uit Zoo verschenen speciale
nummers over chrysanthen, rozen, bloembol
len enz. Thans heeft de Uitgeversmaatschappij
een extra-nummer voor den liefhebber uitge
geven. Op aanvraag zijn mij 25 exemplaren
toegezonden, die ik thans beschikbaar stel voor
de lezers en lezeressen dezer rubriek en dat
wel gratis. Men zende mij dus een briefkaartje
en daarvoor ontvangt men het liefhebberenum
mer gratis thuis.
De inhoud is de volgende: Ons speciaal lief
hebbersnummer: Yucca Fila Mentosa, met
prachtig gekleurde losse plaat, Huize Rochma
Oedjong, De „Wiersse", Een liefhebberetuin> in
het Gooi, Huize Gerlof, Een en ander over
bouw en de tuinbouWorganisatie& Mijn eigen
tuintje, Huis te Hinderdijk. De boochtuin van
de „Hoek", Huize Beukenhof, De blauwe Ca-
der, Villa Solhem, Laat mij uw tuin zien en
ik zal zeggen wie gij zijt. Ons liefhebberahoek-
je, Wat een tuintje van 25 M2. opleverde. Bol
len voor het boordbed, Bollen in het gras,
Tuinaanleg, Rhododendron planten, Pferken
voor voorjaarsbloemen gereed maken? Gazon-
bemesting, Jeugdrubriek: Prijsvraag, De an_
dijvie_kabouter, Keukenrecepten.
HYACINTEN IN POTTEN.
Van Hyacinten plant men gewoonlijk een! bol
in een pot, kleinere bollen plante men meer
dere bollen in een pot of schaal, al naar ge
lang de grootte der potten of schalen.
De potten zijn gewoonlijk van 12—15 c.m.
diep en van boven ongeveer 12 c.M. wijd. Op
den bodem legge men, om lucht en water door
te laten, eenige fijne scherven, het liefst van
bloempotten. De beste grond voor bloembollen
is. bladaarde, vermengd met fijn zand of turf
molm. Men plant de bol zoo diep, dat deze zich
1 c.M. boven den grond vertoont, rondom den
bol drukke men de aarde goed aan. Vervolgens
zette men de potten van 68 weken in den
tuin, pl.m. 10 c.M. onder d«en grond. Heeft men
geen tuin, dan in een koele kamer of kelder,
Ook dan is het van veel belang, dat men de
potten bedekke met een laag van 5—10 c.SC.,
terwijl men dan zorge dat de grond matig voch
tig blijft
In dien tijd hebben do bollen voldoende wor
tels gemaakt en nu brengt men de potten in
het licht en in de warmte, niet ineens, doch
langzaam aan om de hollen aan de warmte
te doen gewennen.
K. VAN KEULEN,
Tuinhouwvakonderwijzer.
DIPLOMA-PR ÖLETARIAAT.
In de mobilisatie jaren waren de baantjes
voor het oprapen. Veten kregen een gewoonlijk
goed bezoldigde en niet al U moeilijke betrek
king bïj de distributie. De gemobi liseer den
moesten vervangen worden; het aantal solli
citanten naar allerlei betrekkingen was klei
ner, de kans, om aangesteld te worden, grooter
dan gewoonlijk.
Toen kwamen de drie jaren van schijnbloel,
na den oorlog. Er werden beste zaken gemaakt
Na de oorlogswinst kwam de vredeewinst; al
leen met een „tikdiploma" kreeg menigeen
een go ode betrekking op een kantoor. Boven
dien maakte de verkorting van den arbeids
tijd, dat er meerdere aangesteld moesten wor
den. De Staat breidde het corps ambtenaren
zeer royaal uit Het aantal leerlingen van M.U.
L. O._schol en, h oogerburgerschol en, middelbaar
technische scholen enzoovoorts, nam sterk toe.
De weg, om door studie vooruit te komen, lag
voor velen open. Na volbrachte studie was men
vrij zeker, een betrekking te krijgen.
De tijden zijn anders geworden. De malaise
is gekomen en de noodzaak van bezuiniging.
Duizenden zijn ontslagen en tienduizenden
wachten te vergeefs op een betrekking. Er zijn
meesters in de rechten, die solliciteeren naar
het ambt van armmeesteer en oen ingenieur
doet dienst als wagenbestuurder bij de tram.
Lange rijen namen hebben er de laatste weken
in de krant gestaan, van jongelui die het M.U.
L.0.-diploma A of B ontvingen, Hun ouders
kunnen het diploma achter oen lijstje zetten
en ophangen met het droeve onderschrift: Be
drogen verwachtingen. Vele ouders denken
zich moe over de vraag: Wat moeten we nu
met ons kind beginnen? Eindeloos sollicitee
ren? Nog meer laten leeren zonder meer kans
op succes? Kalm maar een paar jaar wachten,
totdat de wereld knappe jongelui met een of
ander diploma- heter waardeert en kan gebrui
ken?
Als wij die vraag konden beantwoorden, dj^i
zouden we het hart van talloos vele ouders
voor ons winnen. Een droeve geschiedenis ver
haalt de afdeeling „Betrekkingen" in de ad
vertentiekolommen in de groote bladen. Er
bieden zich jongelui aan, die een berg van ge
leerdheid en actes kunnen toonen tot aanbeve
ling; sommigen loven een premie uit van
honderd gulden en meer aan dengene, die
hun een vaste betrekking bezorgt. Op de
meeste dezer advertenties zullen wel geen brie
ven komen. Men zoekt en schrijft en infor
meert en bedelt en vindt niets.
Eén waarschuwing en raadi willen wij geven.
Er zijn er, die moe van het solliciteeren, on
verschillig worden en aan het lummelen gaan.
Hun ouders geven hun den kost; het is hun
schuld immers niet, dat zij niets verdienen. Ze
loepen wrat rond, maken een praatje, gaan uit
verveling een toom kippen houden en verloe
ren het werken. Flinke jongelui, die hard stu-
deeren, loopen gevaar lanterfanters te worden,
als zij nergens plaatsing kunnen krijgen.
De raad ia om alles aan te pakken, wat men
krijgen kan en daarbij zijn studie te onder
houden. Een jonge man met einddiploma eener
middelbaar technische school heeft dezen zo
mer op het land gewerkt, gewied en geschof
feld. Een jonge ingenieur heeft het niet bene
den zich geacht, bankwerker te worden In een
machinefabriek. Een pas gepromoveerde mees
ter in de rechten werkt in de manufactuur-
zaak van zijn vader en gaat met „het pak" den
boer op.
Dat is volstrekt niet vernederend; arbeid
maakt den mensch niet minder, ledigheid en
lummelen wel. Ondértusschen kan men wach
ten, uitzien, iedere goede kans aangrijpen. De
aanhouder wint en onverwacht kan men op
eens een positie krijgen naar zijn bekwaam
heid en bevoegdheid.
DE HOEVEELHEID ARBEID, DIE VERRICHT
WORDT MJ HET PIANOSPEL,
Over het algemeen heerscht de meening,
dat de lichamelijk© inspanning bij het beoefe
nen van muziek niet zeer groot is en dat de
vermoeienis, die er van het gevolg kan zijn,
uitsluitend van geestelijken aard is.
Een Russisch arts, prof. Okienewskl, heeft
nu te Leningrad in het Hygiënisch laborato
rium onderzocht, hoeveel lichamelijke arbeid
er geëischt wordt bij het spelen van makke
lijke en van moeilijke pianostukken.
Men kan dit nagaan, door bij den proefper
soon, vóór, tijdens en na de proef de hoeveel
heid koolzuur te meten, die uitgeademd en de
hoeveelheid lucht, did ingeademd wordt. Door
berekening kan men dan den arbeid vinden,
dien de persoon verricht heeft
Okienewskl bepaalde bovendien de snelheid
van pols en ademhaling vóór, gedurende en
na de proef. Hij had als proefpersoon een vol*
leerde pianiste, die ook hijzonder moeilijke
stukken goed kon spelen. Do pianostukken
werden gerangschikt door bevoegde personen
naar hun moeilijkheid; verder bleek er een
groot onderscheid te bestaan in den arbeid bij
het instudeeren van het stuk en bij hot spelen
zóó alsof voor het publiek werd voorgedragen.
In zijn artikel geeft Okienewskl talrijke tabel
len aan; wij zullen bier volstaan met zijn coiv.
clusies:
1. Onder den invloed van hot pianospel
word* de langventilatie grooter in samenhang
met de moeilijkheid van het stuk: m«t het aan
tal van de door de handen en de vingers uit
gevoerde bewegingen en met de manier van
voordragen (oefenen concertvoordracht).
2. In dezelfde ma»e vermeerdert het zuur-
stofg.-bruik en do loolzuuruitschelding.
3. De hariactie neemt too, het aantal hart
slagen kan zeer groot worden; hij gezonde, ge
oefende personen wordt de hartslag zeer spoe
dig na het heë i.digen van het spel weer nor-
maai in aan:al.
4. De arbeid van den pianist moet vergele
ken worden met den moeilijken arbeid; vo« r
pianospel is een groote hoeveelheid lichame
lijke kracht en energie noodig.
Voor muziekpaedagogen is het van belang
van deze studie, die in het „Arch. f. Hygiene"
is verschenen, kennis te nemen, opdat zij bete*
kunnen waken tegen oververmoeienis van hun
leeringlen,
OUDE EN NIEUWE ALCHEMISTEN.
De vervaardiging van goud uit kwikzilver
door atoomsplitsing, welke prof. Miethe te Ber
lijn is gelukt, heeft in zekereen zin den droom
van de alchemisten verwezenlijkt en al is het
onjuist aan deze wetenschappelijk® prestatie
practisch e waarde toe te kennen, omdat de
kosten van vervaardiging van het goud da
waarde van het gefabriceerde goud verre oves.
treffen, is toch als het ware de geest van de
oude alchemisten er weer doos opgeklopt. Ten.
gevolge van de ontdekking der radio-actieve
verandering van een stof in een andere, is se
dert de laatste kwarteeuw weer menige ge-
dachtengang gecontrueerd, die in wezen he*w
innert aan. het streven van de oude alchemisten
Do meestere in deze geheime wetenschap wa
ren de adepten, de leerlingen de eigenlijke al
chemisten. Alleen de meesters hadden het recht
het zaad van het edele metaal in het onedel®
zoodanig te vermeerderen, dat onedel metaal
edel metaal werd Daartoe bediende men zich
van den vermaarden „steen der wijzen', waar
van bet eerst sprake is in de derde eeuW na
Christus. Behalve deze geheimzinnig® steen
schijnt ook het .groote elixer" of de „roode tinc
tuur" voo* het maken van goud gebruikt t®
zijn, stoffen, die de metalen zoodanig impreg
neerden, dat zij goud werden. De steen van d®
tweode orde, het kleine elixer, of de witte tinc
tuur, waren volgens de alchemisten hij macht®
minderwaardig metaal in zilver te veranderen.
De roode tinctuur moest ook op het xnensche-
lijk lichaam invloed ten goede uitoefenen en
alle ziekten genezen; zij werd beschouwd als
het geneesmiddel voor alle kwalen. Het geloof
aan dergelijke geheime middelen is 'n gevolg
van de voorstelling, die men zich in de oudste
tijden had gevormd, over de samenstelling van
de metalen en het is in verband met de ontdek,
king van prof. Miethe interessant, op te men.
ken, dat do Alexandrijnsche geleerden reeds in
kwikzilver het essencieele van alle metalen
hebben gezien. Het oennetaal, de zoogenaamde
quintessence, gelijk Aristotelcs het vijfde eleu
ment naast de vier toen reed9 bekende elemeiv.
ten kwikzilver en arsenicum zijn geweest. De
geleerde theoloog Synesius, die in do tweede
helft van de derde eeuw na Christus leefde is
de eersj®, die de mogelijkheid heeft uitgespro
ken, dat er verbond tusechen kwikzilver en