ROMMELKRÜID. Of men kan ze kuilen als de grondlaag koog genoeg ia Ze mogen dan echter niet met het grondwater in aanraking komen. Ook kan neen re bewaren in een kist met turfmolm. ARONSKELK. Vraag 48, van mej. J. R. te Waimenhuizen, J. li. te Barsingerhorn en P. <L G. te Sohogen. De behandeling van- Aronskelken is als volgt: De planten moeten staan in oen mengsel van gelijke deelen broei aarde en veengrond, plus een voldoende hoeveelheid zand. In het voor la wanneer zij nieuwe bladeren gaat maken, moet rfj verpot worden. De pas verpotte Ai onskelk geeft men een lichte standplaats in aen matig verwarmd vertrek. Zij maakt dan spoedig wortels in de nieuwe aarde en ver langt Atn zeer veel water. Des romer» eischt rij •ooveel water, dat het geraden is de potten in er hotels te zetten en deze steeds met water ge veld te houden. Zoodra eenigszins vast warm weer intreedt, ret me» ze buiten, Men moet re gelmatig gieten er» bemesten cn de jonge kwoek- kr,oilen ?rwijderen, welke de moederknol ver- r nkken. In den herfst begint de rusttijd der Ar-mokelk, rij wordt dan minder begoten en or rwintert in een koele, doch vorstvrije ka- raar. Het 1s niet geraden de plant erg droog ti houden, zoodat ze afsterft, Heeft men goed gekweekte en sterke planten, dan ontwikkelen èch vaak reeds in Januari cn Februari de eer- «\eb loemknoppen tueschen de bladeren. Deze planten zet men warmer, waardoor een ver. v-oegdfe bloei verkregen wordt. Gewoonlijk houdt men de Aronskelken te warm, waardoor a^jdt hun kracht groeien cn geen of weinig vormen, K. VAN KEULEN, Tuinbouwvakondcowijzer, ONZE HANDELSVLOOT. Wty *!jn altijd een zeevarend© natie geweest De Nederlanrtsche schipper», waren in den bloeitijd der 17e eeuw de vrachtvaarders van Buropa. Op alle zeeën wapperde de Neder- landsche vlag, in alle haven® kwamen onze ar hepen. Vefe oorlogen ini dien tijd, vooral de Bagelsche oorlogen, waren een. gevolg van' den naijver van andere landen op den grootcn bloei van onzen handel. Wel was de 18de eeuw een tijd van verslap ping en achteruitgang, maar ook toen mocht onze handelsvloot nog gezien worden. De groote 9Ïag werd onzen handel toeget- Je zorg komt an, 1 Wcnech je veel zegen met Je jonkman. Juffrouw Maria duiten, Van de kamer eluiten, Boe, boe, roept de bonte koe, Bij bromt, aan Allerheiligen toe, fe hij vet, of is hij mager, Evengoed moet hij naar den slager. bracht tijdens de Franschc ovetrheersching, toen Napoleon het conti»© «taalstelsel uitvaardigde, om Engeland1 te treffen. Kr bleef toen va» on_ j*e eens zoo machtige handelsvloot niet veel meer over. En na den val van Napoleon vlei er weinig opleving te bespeuren. Eerst in 1824 kwam er weer leven ia den scheepsbouw. Dit was •een gevolg van de op richting van de Ned. Handelsmaatschappij, die voor de verscheping der Ned. Indische pro ducten moest zorgen maar uitsluitend met Ne- derlandsahe schepen, zooals een der voorwaar den van dit monopolie luidde. Gaandeweg breidde onze vloot zich na meer uit en in 1858 nam zij roods de vierde plaats in de rij der wereldvloten weer in. Maar allengs begontnen de andere mogondheu den hun zeilschepen door stoombooten te ver vangen. De Nederlandsche reederijen bleven hierin ten achter en konden de concurrentie niet houden. De vaart op Indiè bleef als gevolg van het monopolistisch karakter behouden, maar de andere routes werden meer en meer door andere naties in beslag genomen. In 1871 waren wij van de vierde plaats teruggedron*. 1 gen tot de negende. Wij hadden toen nog maar 59 stoombooten onder de 1901 zeilschepen. De opheffing van de bevoorrechting der Ned. Handelsmaatschappij schudde den concurrentie strijd weer wakker en begon men met koorta- achtige haast aan: dien bouw van stoomschepen. In 1880 hadden wij nog 383 groot ara zeilsche pen, in 1910 waren er nog slechts 2 va» over. Maar in dezelfde periode nam het aantal stoomschepen toe van 70 tot 334. De oorlogstijd bracht een ontzette oden bloei in het scheepvaartbedrijf. De vrachttarieven werden buitensporig hoog, terwijl men in het buitenland zeer hooge prijzen bood voor onze schepen. De regeering zag rich zelfs genood zaakt in; hot begin van den oorlog den verkoop i tegen te gaan. De gevaren op zee werden de laatste Jaren van den oorlog steeds grooter door de vele mJjL. nen die de oorlogvoerenden gelegd of zelf® ge strooid hadden, maar menige ree dof waagde schip en bemanning er aan, om de hooge vrach ten in> de wacht te sleepen. Ten «lotte werd de toestand zoo precair, dat vale schapen opgelegd moesten worden. Maar nauwelijks was de wapenstilstand ge- loten, of met koortsachtige ijver begon men weer nieuwe schepen aan te bouwen, in de ver wachting, van een druk scheepvaartverkeer. Van 1918 tot *20 groeide het aantal stoombooten van 575 tot 596. Ook godurende den oorlog was er druk; gebouwd en oaidank» het verloren gaan van 200.000 bruto registerton aan scheepsruimte was toch het aantal schepen van 1913 tot "20 aangegroeid van 387 tot 508. UIT EEN BRIEF OVER SINT NICOLAAB. 1» Avonds om zes uur zat ik piano te spelen: Daar kwam in eens een- stok onder t raam (want het raam stond open) met een boel pakje eraan. De pakje» vielen op den grond «n de stok ging weer weg. Even later, toen we raten to eten, Werd. er in eens aan de deur ge rammeld. We deden de deur open enwat Mgen daar een pakjes! Toen we dl eallemaal open gemaakt hadden, zouden wc het raam dichtdoen, en toen lagen daar weer pakjes. Het was al laat, toen de deur weer opengegooid werd. en toen we kwamen kijken, hingen er weer pakjes aan een tafel. Ik zal eens opnoe men, wat ik gekregen- heb. Eerst de chocola en *t suikerwerk, twee letter», een fluitje, een poes, een Kerstmannetje, een plak chocola, een visch en een kikker. Een wiegje en een hart, Ook heb ik een' mooie surprise gekregen, een potlood van1 wel twee centimeter dik. Wat zat er binnen in? Allemaal flikjes! Verder heb ik gekregen een handweiktiooB roet zes spellen er in, oa een kralenspelletje, mandjes en matjes, vlechten, verven, teekenen en borduren. Het is toch zoo*n mooie doos! Ver der: een taschje, een teekenboek, een boek met versjes, een servetring, een boek, een plakal bum en een notitieboekje. Mijn broertje kreeg een stoommachine, twee boeken, een notities- boekje, een teekenboek, en postzegelalbum en een rekenboekje, Van chocola: een tigaar, een Ruitje, een1 horloge, een kerstmannetje, een visch, een tol, eeni hart, en een letter Op verzoek een versje om uit hoofd te loe ren. (Voor de kleintjes!) Groote zeilschepen hebben we niet meer, het laatste werd in 1911 naar het buitenland ver kocht. Kleinere zeilschepen zijn er nog wel, vooral in de vaart op de Oostzee* Op 1 Juli 1931 bestond onze vloot uit 669 stoomschepen en 38 kleinere zeilschepen met hu-lpmotor en 267 uitsluitend zeilschepen. De meeste dezer schapen zijn vrij jong. Er zijn slechts 5, die 30 en meer jaren in de vaart zijn, waaronder 1 van 46 jaar. 70 pet. van onze stoomschepen is nog geen 10 jaar oud. Van' onze 48 passagiersschepen zijn er 9 groo ter dan 10.000 ton er "rijn 43 vrachtbooten van 10.000 ton en gjnooter. Tweederde deel van' onze vloot is reeds voorzien van een draadlooze in stallatie, op 't oogenblik waarschijnlijk reeds een grooter deel. Bijzonder bekend over de heele wereld ds on ze zeesleepvaart. Ben kleine 40 groote zeesleep booten zijn in de va-yrt, die prachtige staaltjes van «eesloepdienst hebben verricht, zooals het overbrengen van groote droogdokken naar In- dië. Verder hebben de drie bestaande maat schappijen voor zeesleepvaart honderden klei ne sleephooten in* dienst gesteld bij het ha venbedrijf- M. HTJTRHilfYEITJTJK ÏÏ1J >I!N. Wij twintigste eeruwera kennen geen reis- moeil ijkihoden meer of zoo goed als niet meer. Het moderne snelverkeer met spoor en boot brengt ons in betrekkelijk korten tijd waar we wezen moeten. En) voor wie dit nog niet snel ge noeg gaat, zijn er de vaste luchtlijnen, die over groote afstanden het reizen in uren mogelijk maken, waar vroeger, dagen en weken mee gemoeid waren- Maar slaan we eens een blik terug naar den tijd die één twee eeuwen achter ons ligt. Toen was het geen kleinigheid een groote reis te moe ten ondernemen. Spoor, train en stoombooten waren nog onbekende dingen, om van vlieg machines nog maar niet te reppen. We willen eens een paar mededeelingen uit oen oud Franech reisboek navertellen, om to demonstreeren, welk een rompslomp het reizen meebracht in den tijd van Napoleon. Voor 'n reis van Straatsburg naar Parijs bijv. iiad men ruim vijf dagen noodig met den reis wagen, onderweg van tijdi tot itijd van paarden verwisselend en 's nachts overnachtend in do nog weinig confortabole hotels. Volgens dat Fransche reisboek, had men zich te voorzien van een zeer omslachtige uit rusting. In- de eerste plaats moest men een groote lederen koffer meenemen, die op het dak van den reiswagen of postwagen een plaatsje vond. De allernoodigste handbagage werd in een groote» zak meegenomen. Een paar dieren_ vachten en eenl handtaschjo completeerden do DREUMESJE. Dreumesje, dribbelt gewichtig op straat, W©et je wel, dat hij naar Oma toe gaat? Oma woont heel aan- het eind op den hoek, In dat klein eindje raakt Dreumee niet zoek. I „Dreumes", zei Maatje, nog voor hij zou gaan, „Dreumesje, zal je niet stil blijven staan?" Dreumes beloofde toen gauw, met een zoen: „Neen hoor Mamaatje, ik zal het niet doen!* Dreumesje voelt zich zoo groot en kordaat, Dat hij alleen1 nu naar Oma toe gaat, Eensklaps.wat ziet hij aan d'overkant gaan? i Dreumes, ol dreumes, nu blijf je toch staan! Het was een cwit poesje, om x*n hals een! Hnl, Neen maar, zoo moot toch ala Dreumes dat vindt! Zou z'jqi belofte vergeten al zijn? Dreumes, o! dreumes, wat ben je toch klein! uitrusting. De vachten dienden om in de ho tels de matrassen er mee te bedekken, want die matrassen in de hotelbedden muntten niet uit door groote zindelijkheid. Van de noodige handbagage in den zak noe men we «doopert en beddek ussene, bedde lakens en een apart kussen om in den wagen op te zit ten. Dit laatte was wel noodig om het zitten gedurende den ganschen. dag in een hotsenden en schuddende» reiswagen nog ©enigermate dragelijk te makte». Men bedenke hierbij, dat ock de wegen- in1 die» tijd mog veel te wen- pchen overlieten. Een fleschje kajepoetolie, insectenpoeder en een flinke hoeveelheid kamfer werden mede te» zeerste aanbevolen, ter bestrijding va» mug gen en ongedierte. Kwam men aari het einde van den; dag ia •en hotel aan, dan waren er heel wat voorzor gen te nemen om 's nachts veilig te kunnen slapen na den vermoeiden dag. Op de slaapkamer gekomen, begon men het bed te veraleepen, zoodat het tegen de deur kwam te staan. Dan moest het bed met de eigen spullen, als dierenvachten, lakens, kussens en en sloopcni opgemaakt worden, waarbij nwu tuaachen deze dingen rijkelijk inaeotenpoadar strooide. Erg betrouwbaar schijnen de hotel» toen nog niet te zijn geweest, dat men het bed voor de deur schoof om geen last te krijgen van onu gewcDBChte bezoeken. Het reisboek gaf ook nog den goeden raad zelf een hangslot mee ta nemen, om met een paar oogen aan deur en slijl bevestigd de kamer op slot te doen en zoodoende de veiligheid nog beter te verzeke ren. Bovendien werd' aangeraden den ganschen nacht het licht te branden. We denken zoo, dat ar heel wat alapelooze nachten door da reizende» zij» doorgebracht, waar de reisboeken zulke raadgevingen bevat ten. Ook op de eenaam© landwegen was het niet altijd even aangenaam. De veiligheid; liet veel te wenschan over. En meermalen' werd een volle reiswagen door gemaskerde bandieten aangehouden en leeggeplunderd. Daarom raad de het oude reisboek aan zich van een paar goede pistolen te voorzien voor dén aanvang van de reis. Eb er werden zelfs voorschriften gegeven, op welk© wijze men zich het best kon verdedigen tegen bandieten aan vallen. En wie nog meer nuttige wenken wenschte, kon z© te gen betaling bij dien postmeester te Parijs ver krijgen. Wij geven dan toch maar d© voorkeur aan de meer moderne en veiliger manier van romen van tegenwoordig. M, HET GENEESBDCMXE3* Op de terrassen van het Casino verdrong zich een bonte menigte in> afwachting dat het uur van tweeën haar den- toegang tot de speelza len zou openen: „Bah!" bromde Ortof voor zich heen, ter wijl hij tevergeefs naar een vrije zibpteet® zocht. Jk schijn te moeten wachten, tot die benldé naar binnen ia" Met minachting en een zeker medelijden bleef hij staan kijken naar het gewoel. Uit alle landen waren d© menschen hiér sa mengestroomd: men hoorde Russisch, Franech, En gelach, Itaiiaansch door elkaar. Het meeat in aantal waren de vrouwen, over goten met parfums De zon- bescheen de kunstbloemen op haar hoeden, het fluweel, het laken, de zijde, de echte en onechte juweélen, voorwerpen, die glinsterden als gepolijst staal op ronde boezems zwart gemaakte wenkbrauwen en gezichten, die bedekt waren met poeder, 't Meest geoefen de oog kon de vrouw met eert verleden niet on derscheiden van de mondain© vrouw. De heeren, met viooltjes of orchideeën in het knoopsgat, keken met brutale, vragende blikken naar die vrouwen, haar kleeren, schou der», gezichte» en vormen opnemend met even onbeschaamde en vrije Mikken, al® men de din gen bekijkt, dia in de.winkelkasten. liggen uit gestald. Maar zonder onderscheid, zagen allen, zoo wel mannen ai® vrouwen, er zenuwachtig vroo- lijk en opgewonden uit in t vooruitzicht van het genot van bet spel en eveneens waren zij allen van plan de bank ta laten springen, die echter iedere» dag daaraan ontkwam en de aanvallen van de menigte afweerde als een rota, te midden van de golven der zee* Eindelijk kwam er een plaatsje vrij ea Of- lof haastte zich dit in te nemen. Naast hem zat een heer, met een voornaam uiterlijk en nog in de kracht van zijn leven, •dien hij bijna dagelijks in de speelzaal aantrof, eb tot wien hij zich, hoewel hij hem slechts van aanzien kende, terstond op het eerste gezicht had aangetrokken gevoeld. Na eenige aarzeling, besloot hij hem aan to spreken. „Wat zegt u van de dreigende spoorwegrta- king? Als 't ministerie aanblijfe kan mips ia- ziens een cataotrophe niet uitblijven." „Zoo, dat kan wel zijn", beaamde de ander beleefd, maar zonder een zweem van belang stelling. „Ik ben niet zoo op de hoogte". Dan, tot een belangrijker onderwerp over gaande: „Was u er gisteravond bij? Aan rou lette drie? 34 maal „rouge" achter elkaar! Bui tengewoon! Aanvankelijk won» ik er aardig mee, daar ik een serieopeler ben, maar ten slotte werd het mij toch te kraa en liep ik naar „noir" over, waarbij ik de aanvankelijke winst en nog een flinken inoet erbij verspeelde* Hét schijnt,'dat in geen weken zoo*n serie is voor gekomen!" „Ja, ik heb het gezien", viel (Mof hem kort in de rede, „hoe de menschen als gekken bun inzet verdubbelden en bun geld weggooiden. Gelukkig speel ik persoonlijk nooit." Ten hoog ste verwonderd over deze laatste woorden, zag de ander hem aan, maar voor hij nog iets kon vragen, hoorde hij het twee uur slaan en met een haastigen groet afscheid nemend, spoedde hij zich onder de menigte, die' naar de speelza len opdrong.' „Jij zult spoedig mijn geneesmiddel moeten gebruiken, beste vriend", dacht Orlof, „andeara ben je reddeloos verloren." Een week later sprak de vreemdeling hem middags aan. „En, mijnheer, speelt u nog steeds niet? Ik heb u binnen nog niet aangetroffen." „Toch kom ik dagelijks in de speelzaal, poaar fk heb een middel gevonden om mij aan den hartstocht van het spel te onttrekken. Over een paar weken hoop ik geheel genezen te zijn". „En wat is dat den.?" kag de ander hem met een spotlach aan. „Neen, mijnheer, majn middel is niet voor nieuwsgierigen, maar slechts voor werkelijk zieken. Wanneer u werkelijk ziek wordt, en zoo heel lang zal dit niet meer duren, dan wil ik u gaarne helpen." Weer zaten Orlof en de vreemdeling op d© bande. „Om Godswil, mijnheer, help mij hier van daan! Het spel vermoordt mij! Zelfs in mijn dl oom en speel ik voort!" „Thans kan ik u mijn middel toedienen, waarvoor noodig is, dat u zelf fcr alles voor over hebt om beter te worden", sprak Orlof kalm. „Ikzelf ben even ver geweest als u op '1 oogenblik, maar over eenige dogen ga ik weg e» volkomen genezen. Er zijn aan de speel tafel twee hartstochten, die ons beheerachert: lo. de aantrekking van het gold en de lust dii te bezitten en rijk te worden; 2o. de hartstocht van het spel, waarhij we zelfs met een zeer geringe» inzet ons kunfcen opwinden, ja zelfs, ons heele "avonden kunnen bezighouden met enkel naar het spelen van an deren te kijken. Wat het eerst© betreft, bij ©enig nadenxea, kan men op iedere andere manier zekerde,- es eervoller rijk worden dan door bet spel. Ka wat bet tweede, den werkelijke» lust, be'.reft, men kan dezen si och ta uitroeien, door er vol komen aan te voldoen." „Maar wie ia hiervoor in dit geval rijk ge noeg? Het spel ia de duurst© hartstocht." „Wel, mijnheer, ik heb bet middel gevonden. Al gedurende een maand ben ik gewoon crou pier. Ik walg van bet spel. Mag ik u opgeven, nu' mijn plaats vacant komt?" Wereldkroniek. HET LOT VAN WONDERKINDEREN. De kleine Jackie Googan, die onlangs meer gevierd en toegejuicht dan welke heeracher ook, door Europa reisde ,is wal het merkwaar digste voorbeeld van wereldvermaardheid, dis door een kind is verworven. Nu is het welis waar filmroem en bij de film groeit alles ge makkelijk tot het mateiooze en overdrevens, maar zonder twijfel is Jackie een wonderkind, dat een verbazend vroeg rijp toon eel talent be idt. Toch vormen feitelijk de „onbegrensde mo gelijkheden" van de film de basis voor de al gemeen© belangstelling in den jongen, met wies bet publiek va» de geheel© wereld schreit en Jacht, belangstelling ook voor de enorme 1 dragen, die hij verdient en die hem mlllionn maakten op een leeftijd waarop andere kinde ren ternauwernood weten, wat geld ia Zoo li dus Jackies lot dkorst merkwaardig; hij is hst eerste film wonderkind in de geschiedenis «n men moet zich er voor wachten, over zijn toe komst een of andere uitspraak te doen, vooral, omdat juist in de tooneelkunst voortreffelijke praestalies van kinderen niet zeldzaam zijn en uit jeugdige talenten men denke aan EJeo- nora Duae dikwijls groote kunstenaar» zijn voortgekomen. In het algemeen echter zal ook de kleine Amerikaan bedreigd worden door de tragiek, die het lot van wonderkinderen in zich bergt en waaraan er zoovel en ten offer zijn ge vallen. Het woord van Rousseau „laat ds jeugd in de kinderen rijpen" kan bij het wonderkind met worden toegepast, want bij hom worden bekwaamheden gecultiveerd die zijn natuurlijks ontwikkeling ver vooruit snslleik Of Jackie in de atmosfeer va» luxe, nanbirt- ding, en reclame, waarin hij leeft, de oorspron kelijkheid van zijn talent en de gezondheid van zijn ziel zal kunnen handhaven, is twijfelachtig. Mozart, een ander beroemd wonderkind, had liet in dit opzicht beter, omdat.... hij het slech ter had. Hem vielen goen millioene» in den echoot en vader Lcopold -was blij, wanneer hij een doosje gevuld met ducaten kreeg, nartel zijn kinderen in hef salon van den een of and» nen rijken man waren-opgetreden. Aldus bleet den jongen Mozart, ondanks den bijval, dia zijp deel wend, toch de harde strijd van het leven met gespaard, welke strijd de jeugdige krach ten staalt en op zijn gebied, dat van de compou sitie, kon hij zich ongestoord ontplooien. Ba gaafdbeid op bet gebied van kunst komt Krff kinderen reeds vroeg tevoorschijn; daarvan te- veren niet alleen de tallooze muzikale wonder kinderen het bewijs, maar ook menige later be roemd geworden dichter of schilder, gelijk Tas- se en Goethe, gelijk Durer en RaphaeL Alleen is het voor do jeugdige genieën het beste, wan neer men van hun begaafdheid geen drukte maakt, zooals het in deze gevallen gebeurde. Het meeste gevaar loopen wonderkinderen, wier geestelijke ontwikkeling met verbazende snelheid rijpt Dergelijke kinderlijke ,,wonderon der wetenschap" zijn er verscheidene geweest Hun roem hield tijdens hun leven de geheels beschaafde wereld bezig en over hen zijn uit. voerig* biografieën geschreven. In de eerate plaats moet genoemd worden Chr. H. Heinekei\ de in 1721 geboren zoon van, een Duilsehea schilder, die reeds toen hij tien maanden oud

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1924 | | pagina 6